Inloggen
AAFFIENA - ID 4


Kroniekberichten

Datum 11 november 1898
Krant PGC - Provinciale Groninger Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Delfzijl, 10 november. De te Groningen thuisbehorende ijzeren gaffelschoener AAFFIENA, kapt. J. Brouwer, met een lading hout van Lauervig naar Leer bestemd, waarover men zich ongerust maakte, is gister hier behouden aangekomen.

Afbeelding
Datum 10 april 1912
Krant NNO - Nieuwsblad van het Noorden
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Zierikzee, 7 april. Na aan de grond gezeten te hebben is hier binnengesleept (opm: door het stoomschip SPHINX) het schoenerschip AAFFIENA, kapt. Gorter, met bouwmaterialen van Andernach naar Frankrijk. Het schip is lek en moet de lading lossen.

Afbeelding
Datum 23 april 1912
Krant TEL - De Telegraaf
Type bericht Uitspraak Raad voor de Scheepvaart (bijvoegsel Staatscourant)

Stranding Schoenerschip AAFFIENA. De Raad voor de Scheepvaart onderzocht het stranden nabij Zierikzee op 8 april jl. van het schoenerschip AAFFIENA, schipper J.M. de Jonge te Veendam, reder G.W. Gorter te Groningen. De schoeneraak AAFFIENA meet bruto 99 register tonnen en voert aan zeilen een bezaan, een groot zeil, een stagfok, een kluiver en een buitenkluiver. De reder was aan boord, zo'n beetje als kapitein hoewel bij geen diploma's had, doch de eigenlijke kapitein acht hem wel bekwaam. Dan waren er verder aan boord, behalve de reder en de kapitein, twee jongens van 15 en 16 Jaar. Men kwam van Andernach langs de Rijn en ging naar Dordrecht om vandaar naar de Normandische kust te gaan, doch toen men reeds eenmaal uitgevaren was, keerde men terug vanwege het slechte weer. Men had Engelse kaarten aan boord en een kompas waarover gepeild kan worden. In Dordrecht had men het schip zeeklaar gemaakt. Toen men voor goed uitvoer, was het weer nog al ruw. Men had dan ook twee reven in 't grootzeil. Toch ging men uit, doch voor Schouwen weigerde het schip over stag te gaan toen het stuurboord over lag. De reder stond aan het roer, de kapitein vóór aan de zeilen met de jongens. De kapitein liet nog een anker vallen, doch dat hield niet en men strandde.

Afbeelding
Datum 24 april 1912
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Uitspraak Raad voor de Scheepvaart (bijvoegsel Staatscourant)

Raad voor de Scheepvaart. De Raad heeft gisteren een onderzoek ingesteld naar de stranding bij Zierikzee op 8 april van het schoenerschip AAFFIENA, schipper J.M. de Jonge te Veendam, reder G.W. Gorter te Groningen.
De gezagvoerder deelde mede, dat de eigenaar Gorter die zich aan boord bevond, gemonsterd was. Hij speelde eigenlijk baas, hoewel hij geen radicaal had, maar volgens getuige, die inderdaad eigenlijk stuurman was, verstond de man zijn vak goed. Er waren verder nog twee matrozen aan boord, jongens van 15 en 16 jaar. De reis ging van Andernach naar Normandië. Over de rivier was de AAFFIENA naar Dordt gevaren, en daar opgetuigd voor de zeereis. Ook was daar gemonsterd.
Bij tamelijk ruw weer voer men uit. Voor Schouwen weigerde het schip over stag te gaan door de hoge zeeën. Gorter stond aan het roer, getuige was met de jongens aan de zeilen bezig. Men liet het anker vallen, doch dit hield niet; het schip geraakte toen aan de grond. Door het tij geraakte het los, maar werd daarna weer op de zeewering geworpen, waar het afgesleept is om naar Zierikzee te worden gebracht.
Op desbetreffende vragen van de voorzitter deelde getuige nog mede, dat het schip spoedig weer van Zierikzee zal uitvaren. Een van de jongens gaat niet mee of hij vervangen zal worden door een bevaren man weet getuige niet.
Vervolgens werd Gorter gehoord, die mededeelde als opvarend reder te zijn gemonsterd door de waterschout te Dordrecht. Volgens hem was De Jong schipper en voerde deze ook inderdaad het bevel over het schip. Getuige heeft altijd gevaren, maar is niet op de zeevaartschool geweest, omdat hij afgekeurd is voor zijn ogen. Zijn werk aan boord bestond o.a. in het wachtlopen. De genomen maatregelen neemt getuige voor zijn verantwoording.
De Raad zal later uitspraak doen.

Afbeelding
Datum 14 mei 1912
Krant NNO - Nieuwsblad van het Noorden
Type bericht Uitspraak Raad voor de Scheepvaart (bijvoegsel Staatscourant)

Raad voor de Scheepvaart. De Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam deed heden uitspraak in zake de stranding van het schip AAFFIENA, kapt, J.M. de Jonge van Veendam, reder G.W. Gorter te Groningen. De Raad, oordeelde dat de reder het bevel niet had mogen voeren en berispte hem wegens verschillende feiten die niet van zeemanschap getuigen.

Afbeelding
Datum 15 mei 1912
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Uitspraak Raad voor de Scheepvaart (bijvoegsel Staatscourant)

Raad voor de Scheepvaart. De Raad heeft uitspraak gedaan in de zaak van de stranding van de schoeneraak AAFFIENA, reder G.W. Gorter te Groningen, schipper J.M. de Jonge te Veendam. De AAFFIENA is op 8 april bij Zierikzee gestrand.
De Raad meent de oorzaak daarvan te moeten zoeken in het feit, dat de reder, die toen het commando over het schip voerde, besloot anker op te gaan, hoewel er een harde bries uit het W ten N stond, het buiig was en de zee hoog ging. Toen de zeilen revende, gelijk hij deed, kon hij niet met zekerheid weten, dat zijn schip voldoende gang zou krijgen om veilig, met zekerheid van slagen, te kunnen wenden. In plaats van ankerop te gaan, had hij moeten blijven liggen waar hij lag. De Raad neemt niet aan, dat in enkele minuten, die tussen het ankerop gaan en de poging tot wenden zijn verlopen, de wind zodanig is toegenomen, dat daaraan de mislukking van de poging moet worden toegeschreven. Maar al ware dit anders, dan nog zou het anker opgaan in de gegeven omstandigheden verkeerd zijn geweest en men zou dit aan boord hebben begrepen, als men zijn plicht had gedaan en de barometerstand van de vorige avond en die morgen had opgenomen en vergeleken. De vage angst voor het verlopen van de douane-volgbrief had geen reden mogen zijn om schip en lading in de waagschaal te stellen.
Nog geeft de Raad als zijn mening te kennen, dat voor al deze feiten de verantwoordelijkheid rust op de gezagvoerder. Immers met zijn toestemming was het, dat de reder bevel voerde.

Afbeelding
Datum 11 januari 1913
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Rotterdam, 11 januari. Men seint ons uit Londen: De Nederlandse schoener AAFFIENA, kapt. De Jonge, van Bremen naar Berwick bestemd, is te Carnoustie nabij Dundee gestrand en wrak geworden. Alle opvarenden behalve de kapitein zijn verongelukt.

Afbeelding
Datum 12 januari 1913
Krant AH - Algemeen Handelsblad
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

De Nederlandse schoener AAFFIENA, kapt. De Jonge, van Bremerhaven naar Berwick, is bij Carnoustie (Schotland) gestrand en wrak geworden. Behalve de kapitein is de gehele bemanning verdronken.

Afbeelding
Datum 14 januari 1913
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Londen, 13 januari. Over het vergaan van het Nederlandse schip AAFFIENA wordt nog gemeld dat de bemanning van het vuurpijl toestel te Carnoustie (opm: Schotland) verschillende pijlen heeft afgeschoten, doch de bemanning van de AAFFIENA heeft er door de duisternis geen enkele kunnen grijpen, om 1 uur in de morgen toen de laatste pijl was afgeschoten zag men dat de bemanning zich in het tuig had vastgeklampt. Niets kon meer worden gedaan ze te redden. Bij het aanbreken van de dag zag men dat de schoener ongeveer 50 yards van het laagwatermerk zat en dat er zich nog een man in het tuig bevond. Hij sprong in zee en zwom naar de kust. Verschillende ooggetuigen sprongen te water om hem assistentie te verlenen. Het bleek de gezagvoerder te zijn, hij was uitgeput, maar door geneeskundige hulp kwam hij bij. Nadat al zijn metgezellen overboord waren gespoeld heeft hij nog 12 uur in het tuig gezeten.

Afbeelding
Datum 16 januari 1913
Krant NNO - Nieuwsblad van het Noorden
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Een zeeramp. Wij meldden reeds, dat de Nederlandse schoener AAFIENA, van de rederij E. Gorter, komende van Bremen, vrijdagnacht nabij Dundee is vergaan. De bemanning, bestaande uit Duitsers, verdronk. De kapitein J.M. de Jonge werd gered. De “Tel." ontleent het volgende aan het verhaal van de 28-jarige gezagvoerder: Vrijdag, de 3e januari, zijn we weer onder zeil gegaan en liepen ‘s nachts vlot weg met ZZO wind tot het Borkum vuurschip. Daar kregen wij ZW wind met harde bries en gingen wij zoeken naar een loods. We hadden ongeveer 4 uur gekruist en vonden geen kotter. De wind flauwde af, kromp naar het Z en toen zijn we verder gegaan. Reeds zondagmiddag, de 5e, hadden we de ZW punt van de Dogger aan het lood. Toen kregen we 's namiddags storm uit het ZW en moesten bijdraaien. Maandagochtend flauwde het wat af en staken we het 3e rif uit. Het grootzeil lieten we er in en zetten kluiver en buiten-kluiver bij. En het was een lust, zoals het schip liep: 22 mijl bij de wind met dubbel gereefd groot- en daar alle voorzeilen bij. We kregen er soms wel eens een zeetje op, maar hij hield zich best als zeeschip. Des namiddags kwam er een koeltje bij. Om 2 uur barstte ons de buitenkluiver weg en 's nachts donker vloog ons de kluiver weg en 's nachts om 12 uur, toen ik uit de kooi kwam, hoorde ik weer wat klapperen en toen was ons het nagelnieuwe stagzeil ook in flarden gescheurd. We hebben 's maandags, toen het dag was, weer het zomerstagzeil en de kluiver aangeslagen. 's Maandagsnachts kwam er opnieuw storm en wel uit het NW. Ik dacht niet anders, of we zouden voor de derde keer terugdrijven, maar 's dinsdagsmorgens werd het weer beter. De wind kromp weer op tot Z ten O en 's woensdagsmiddags om 1 uur liepen we bij Whitby onder de kust. De wind was op ZZW gegaan en zo zeilden we plezierig met de breefok onder de kust langs, niet anders denkende, dan dat we donderdagmorgen in Berwlck zouden zijn. Maar het zou geheel anders uitpakken, 's Avonds om 10 uur kromp de wind op OZO, daarbij niet stormen, maar een gierende orkaan, zodat wij het derde gereefd groot zeil er niet meer bij konden voeren en wij dikke zeeën van achteren er op kregen. We moesten toen wel bijdraaien, daar er toch niet aan te denken viel, om Berwick binnen te komen, met die droge baar er voor. En zo dreven we er dan voorbij, trachtend de Firth of Fort binnen te lopen. Maar we konden het derde gereefd grootzeil er niet bij hebben en dreven toen verder tot voor de Foy Mont. (opm: bedoeld wordt de monding van de Tay). Toen konden we niet langer drijven, daar we in de kust dreven. Nu komt het slimste (opm: = ergste)! We zetten ons kleine grootzeil er op; de Sasboei werd gepasseerd en zo kwamen we de rivier op tot aan het vuurschip. We konden de lichten van Foy Port (opm: bedoeld wordt Tayport) al zien, toen opeens een breker op het schip liep. Er liggen daar blinde klippen en daar kregen we een grondzee van. We zeilden toen vóór met het grote zeil en twee reven in de stagfok, benevens de nieuwe fok. De zeilen scheurden als papier, de lading schoot over en daar dreven we op één zijde, de luiken er onder. Die zee heeft ons de dood aangedaan. Die nam een helft van de boot mee, het kompas met standaard en al, het stuurhuis en een watertank sloegen over boord. En daar dreven we als wrak, plat op zijde. Het was eb en dus dreven we weer weg, staken onze beide ankers weg en lieten de ketting aflopen tot op het einde toe. Doch zodra de ankers gevat hadden, braken de kettingen en onvermijdelijk dreven we voor Carnoustie op het strand. Bij de tweede stoot hoorde ik het schip van onder al uit elkaar kraken. En daar zaten we in de branding, waar de volle Noordzee op stond te beuken, zolang als het ebbe was. In de roef was het nog uit te houden. We deden niets anders dan flambouwen en dra schoten ze ons zes raketten over het schip, waarvan er maar twee op ons schip kwamen. En door de duisternis kenden wij de lijnen niet vinden, die ze ons toegeschoten hadden. De vloed kwam op en weldra zag ik, dat de roef onder zou vloeien en afslaan, wat alras gebeurde. We besloten toen, om in de voormast te gaan. Doch dat ging ook met gevaar om weg te slaan gepaard. Toen zei de stuurman, ik zou voorop gaan. En dat deed ik in de mening, dat zij achter mij aan kwamen. Ik ging in het groot want, maar zij bleven daar achter in de roef. Met de toenemende vloed begon het nog harder te orkanen. Ik was nog niet lang in de mast, of de luiken sloegen in. Daarna brak de bezaansmast af. Toen sloeg het stuurboord gangboord er uit. Ik had nog verscheidene keren geroepen, ze zouden bij mij komen. Maar ze riepen terug: „We kunnen niet, kapitein; we spoelen weg!" Weldra brak het schip aan bakboord geheel door. Ik zag nog eenmaal het achtereind met de roef wat lichten, daar de koeken er uit dreven (De lijnkoeken, die de lading vormden). De jongens riepen nog enige malen pijnlijk om hulp, toen een hevige breker kwam. Ik hoorde de stuurman nog roepen: „O, kaptein!" Toen was de stem van alle drie jongens voor eeuwig verstomd. Twee van hen zag ik bij het maanlicht, het was ongeveer één uur 's nachts, op 't water drijven. En ik dacht ook niet anders, of ik zou weldra hun lot delen. Want ook de grote mast was al erg doorgezakt en ik zwiepte met het want tegen de mast aan. Zo zat ik daar, door en door nat in de gierende, snijden OZO wind. ’t Het mag zo ongeveer 3 uur geweest zijn, toen ik dacht, mij niet langer te kunnen houden. Mijn vingers waren van de koude zo dik opgelopen, dat ik ze niet meer kon bewegen. Toen kreeg ik een eind touw te pakken en ik was nog in staat met mijn bevroren vingers mij daarmee vast te binden. En niet lang daarna had de koude mij bevangen. Toen het zaterdagmorgen dag werd, kreeg ik mijn bewustzijn terug en toen zag ik dan, dat het schip zich geheel in tweeën gebroken had. Het voorste gedeelte was een heel eind verder met mij naar de wal gedreven. Toen liepen er enige mannen tot aan de hals toe tegen de zeeën in, zodat ze er soms helemaal onder waren, om mij te laten zien, dat het heel vlak strand was, en ik niet geheel naar de wal behoefde te zwemmen. Ik trok mijn overjas uit, en ontdeed mij met de grootste moeite in het want van mijn zware, wollen ondergoed. Ik sprong vervolgens zo in zee, maar toen ik wou proberen te zwemmen, kon ik geen arm of been van stijfte verroeren. Een zee schoof mij een eind naar de wal; nog kwam er een, die mij er ook nogal tamelijk diep onder drukte, en weldra voelde ik mij door verscheidene handen beetgepakt. Zes man waren mij tegemoet gezwommen ik was gered. Aan land verloor ik andermaal mijn bewustzijn. En toen ik wakker werd, lag ik op een warm bed met van koude dikke en stijve ledematen. AI mijn vingertoppen zijn bevroren en er is geen mens die zich begrijpen kan, hoe ik het de ganse nacht daar uitgehouden heb, boven in het want. Zo lig ik dan hier, van alles beroofd, in een vreemd land aan de wal.

Afbeelding
Datum 21 januari 1913
Krant RN - Rotterdamsch Nieuwsblad
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Nieuws op Scheepvaartgebied. Taferelen van de zee. Dag op dag brengen onze Scheepstijdingen nieuwe berichten, die bewijzen, dat het weer op zee ontzettend slecht is in de laatste tijd. Menig drama is daar af gespeeld. Tragisch is ook de schipbreuk van de Nederlandse schoener AAFFIENA uit Groningen, die op de reis van Bremen naar Berwick te Carnoustie, op de Noordoost kust van Engeland, verging. Toen het in nood verkerende schip in de vallende duisternis werd opgemerkt, schoot de bemanning van het vuurpijltoestel te Carnoustie een aantal reddingslijnen af, doch blijkbaar kon de bemanning van de AAFFIENA er door de duisternis geen een grijpen. Toen omstreeks 1 uur in de morgen de laatste pijl was afgeschoten, zag men bij het schijnsel daarvan, dat de opvarenden van de AAFFIENA zich in het want hadden vastgeklampt, maar het was onmogelijk iets voor hen te doen. Bij het aanbreken van de dag zag men, dat de schoener op ongeveer 50 yards afstand van het laagwatermerk zat en er zich nog één man in het want bevond. Hij sprong, in zee en zwom naar de kust, geholpen door velen, die zich te water hadden begeven om hem te grijpen. Hij werd aan land gebracht en bleek de kapitein van het vergane schip te zijn, De Jonge genaamd. Hij verkeerde in een staat van versuffing doch door geneeskundige hulp kwam hij bij. Hij verklaarde, dat zijn schip in de storm was ontredderd en gestrand. Zijn drie mede-opvarenden waren al spoedig uit het want geslagen en vonden hun dood in de woedende zee. Hij alleen wist zich twaalf uur lang in het want vast te houden. Het schip is totaal verloren.

Afbeelding
Datum 06 februari 1913
Krant AH - Algemeen Handelsblad
Type bericht Uitspraak Raad voor de Scheepvaart (bijvoegsel Staatscourant)

Raad voor de Scheepvaart. De Raad behandelde gistermiddag de scheepsramp, overkomen aan het schoenerschip AAFFIENA, op 9 januari jl. in de Tay-monding, waarbij drie opvarenden verdronken. In deze zaak werd allereerst gehoord de schipper van het op de Schotse kust verloren gegane schip, J.M. de Jonge. Hij verklaart, dat het schip op zijn laatste reis van Bremen kwam. Aan boord waren zwem- en reddinggordels aanwezig. De scheepslading bestond uit lijnkoeken, waarvan 140 ton aan boord waren. Toen het schip onder de Schotse kust was, kwam zware storm opzetten, later werd het weer wat beter, totdat echter op een gegeven ogenblik, ongeveer 10 mijlen van de Engelse kust, zwaar stormweer kwam opzetten uit het ZZO. De wind stond juist op de kust en het schip kreeg van achteren veel water over. In de nacht van 8 op 9 januari kreeg men zware brekers over en moest worden bijgedraaid. Omstreeks acht uur ‘s avonds werd het noodweer zó hevig, dat het gehele dek werd schoon geslagen. De schipper was in de mast geklommen en riep de drie opvarenden toe, toch bij hem te komen, maar hij heeft van het drietal niets gehoord. Het laatst heeft hij ze op het achterschip gezien. Hij zelf heeft dertien uren lang in de mast gezeten, waar hij zich had vastgebonden; later werd hij bewusteloos gevonden door lieden, die van de wal hulp kwamen bieden, en gedurende tien dagen werd hij daarna verpleegd in een hospitaal. Van de drie opvarenden werd nooit meer iets vernomen, ook hun lijken werden niet gevonden. De equipage, bestaande uit kok, stuurman en jongmaatje, was in Bremen en Bremerhaven aangemonsterd. Uitspraak in deze zaak volgt later.
(opm: zie ook NRC 110113, NRC 140113 en RN 210113)

Afbeelding
Datum 16 februari 1913
Krant AH - Algemeen Handelsblad
Type bericht Uitspraak Raad voor de Scheepvaart (bijvoegsel Staatscourant)

Raad voor de Scheepvaart. Gistermiddag deed de Raad voor de Scheepvaart uitspraak betreffende het stranden en vergaan op 9 januari in de Tay-monding van de schoener-aak AAFFIENA. Naar het oordeel van de Raad is de ramp, die drie mensenlevens kostte, veroorzaakt door de hevige storm. De schipper heeft alle mogelijke pogingen aangewend om zijn schip te redden. Het is te betreuren, dat de zwemvesten waren opgeborgen in en de reddinggordels waren tegen een slecht bevestigd huisje, dat tot bergplaats diende. Thans zijn ze met dat huisje overboord gegaan. Het verdient aanbeveling, niet te lang te wachten met het geven van het bevel om de zwemvesten aan te doen. Hier, waar het schip niet ver van de wal zat, hadden ze wellicht van groot nut kunnen zijn. Naar het oordeel van de Raad behoort een schip voor de kleine kustvaart meer dan 90 vadem ketting aan boord te hebben. Het is niet onwaarschijnlijk, dat de ankers, indien er in plaats van 45 vadem 75 vadem op gestoken had kunnen worden, zouden hebben gehouden.
(opm: zie ook NRC 110113, NRC 140113, RN 210113 en AH 060213)

Afbeelding