|
Aan een particuliere correspondentie gedagtekend van de 7e februari uit Atjeh, ontlenen wij de volgende bijzonderheden omtrent een brand, die woedde aan boord het stoomschip MAETSUYKER, op reis van Batavia naar Atjeh: De dag na ons vertrek van Padang, ’s avonds om een uur of tien, terwijl wij rustig zaten te spelen, kwamen plotseling enige onderofficieren van het detachement (er waren 260 militairen aan boord) de officier, met het bevel over de troepen belast, melden, dat het schip in brand stond, terwijl er ongeveer gelijktijdig een rookwolk naar achteruit woei. Een aangename tijding was dat bepaald niet. De nodige maatregelen werden onmiddellijk genomen, de brandspuiten werden opgetuigd, waarna zoveel mogelijk water in het ruim werd geworpen. Bij nader onderzoek bleek, dat het voorruim, waar hooi en olie was geborgen, en door een waterdicht schot was afgesloten, in brand stond, vermoedelijk tengevolge van het broeien van het hooi. De verstikkende rook, die uit het voorruim opsteeg, maakte het onmogelijk met enige juistheid te bepalen, waar gespoten moest worden. Natuurlijk moest getracht worden land te bereiken. Het dichtst in de buurt was Aralaboo dat ons echter vijandig gezind is, zodat besloten werd daar niet heen te gaan. Volle kracht stomende werd daarom koers gezet naar Poelau Babi (varkenseiland), dat wij ongeveer half twee ’s nachts bereikten. Intussen waren de sloepen in orde gemaakt en van levensmiddelen voorzien, terwijl de verschillende zich aan boord bevindende personen werden ingedeeld. Dit laatste was lang geen gemakkelijk werk, daar er 400 passagiers meer aan boord waren dan de sloepen konden bergen. Toch bekwam ieder een plaats. Daar er veel inlandse vrouwen en kinderen aan boord waren, een 150 man te samen, kostte het in het begin heel wat moeite om de orde te handhaven. De kalme houding der officieren en overige militairen deed echter alles in goede orde verlopen. Alle ingedeelden, voor zover ze niet bij het blussen werkzaam waren, namen op het dek van hun respectieve sloepen plaats, waarbij door de officieren een oogje in het zeil werd gehouden. Door de warmte van het brandende hooi waren inmiddels de bussen machine olie gesprongen, zodat de rook nu minder werd, en men, naar beneden kijkende, niets dan één grote vuurgloed zag, waardoor men beter kon waarnemen waar gespoten moest worden. Men bepaalde zich nu voornamelijk tot het nat houden van het dek boven het brandende ruim, daar het water, in het ruim gespoten, de brandende olie slechts deed stijgen. Zo werd de gehele nacht doorgewerkt, in afwachting dat de dag zou aanbreken. Toen eindelijk om half zes het zonnetje tevoorschijn was gekomen, kon alles beter overzien en met meer succes gespoten worden. Er werd doorgestoomd tot Poelau Azoe, waar wij zo dicht mogelijk, als de koraalkust het toeliet, het anker lieten vallen. Nadat de 1ste stuurman naar de wal op verkenning was gezonden en geen mensen had gezien, werd besloten om de vrouwen en kinderen, onder bedekking van enige inlandse militairen, aan de wal te brengen, ten einde, wanneer het verlaten van het schip nog nodig mocht worden, geen overvolle sloepen te hebben. Gelukkig bleef de brand echter tot het voorschip beperkt, voornamelijk doordat het waterdichte schot zich niet had begeven; toen het ruim dan ook was leeg gebrand, kon de brand als geëindigd beschouwd worden. Het was toen tien uur in de morgen, dus juist twaalf uur nadat de brand was uitgebroken. Één ogenblik, namelijk ’s nachts om half vier, spande het er terdege. De vlam sloeg toen plotseling tot boven het dek uit, wat echter spoedig bedwongen werd. Zodra de brand geheel geblust was, werden de vrouwen en kinderen, die gedebarkeerd waren, weder aan boord genomen, en om vier uur stoomden wij door naar Oleh-Leh, waar wij 24 uur te laat aankwamen. De huid van het schip had niets geleden, alleen was de bedekking eraf gebrand, zodat wij op eigen gelegenheid konden doorstomen. Persoonlijke ongelukken zijn er gelukkig niet bij voorgevallen. Het goed van de soldaten, dat in kisten in het voorruim was opgeborgen, was of verbrand of door waterschade onbruikbaar geworden. Vooral aan de flinke houding en de krachtige hulp der militairen is het te danken, dat de brand geen verdere uitbreiding heeft gekregen.
|