|
Rotterdam, 31 mei. Betreffende de zeeramp, waardoor het Nederlandse fregatschip LOTOS, kapt. L. Klinkhamer, door de op 27 maart l.l. in de Indische Oceaan gewoed hebbende orkaan gedeeltelijk mastloos werd, ontvingen wij door de welwillendheid der directie van de Scheepvaart Maatschappij Zuid-Holland een extract uit het journaal van gemeld schip, waaraan wij het volgende ontlenen. Het schip bevond zich op de reis van New-York met lading naar Batavia en was donderdag 27 maart in goede staat zeilende op 18º 11` ZB, en 103º 58`O.L.: Achtermiddagwacht, behoudens koers NtO, wind ZO, barometer 29/50. Aanvankelijk bramzeilskoelte met volle verstopte lucht, aannemende wind tot stijve marszeilskoelte en hoge door elkaar lopende zee van ’t NO en ZO, zwaar stampend schip, namen successievelijk alle lichte zeilen, bramzeilen, bovenkruiszeil en voorbovenmarszeil in, zomede het grootzeil, wind en zee hand over hand toenemende, af en toe lichte regen, aanhoudend veel water op en over dek. Platvoetwacht, behouden koers NtO, wind ZO, barometer 29/52. Toestanden als voren vermeld, wind overgaande tot stormvlagen, liepen voor de fok onder en grootbovenmarszeil met zonsondergang paars en geel uitziende lucht, zware door elkaar lopende zee van ’t NO en ZO geweldig werkend schip. Eerste wacht, behouden koers NNW, wind ZO, middernacht, barometer 29/30. Stormvlagen met opwerkende hevige regenvlagen, namen ten 10 uur het onderkruiszeil en grootbovenmarszeil in, hielden een paar streken uit de koers ten einde de zware zee en het vele water opnemen enigszins te vermijden, dreigend uitziende lucht. Hondenwacht, behouden koers NWtN, wind ZO. Wind en zee aan hevigheid en hoogte zo mogelijk nog toenemende, maakten ten 2 uur met moeite de fok vast, bleven alzo doorlenzen (opm: voor wind en zee weglopen) voor de enkele ondertopzeilen en voorstengestagzeil. Dagwacht. Op de dagwacht aanvankelijk voor de wind gelensd als voren vermeld, totdat met het aanbreken van de dag (tijd niet goed te constateren) het schip door een zware zee, welke het stuurrad en stuurhuis verbrijzelde, onder de wind over bakboord werd opgedreven en door de geweldige persing van de orkaan plat op zijde bleef liggen, beide ondertopzeilen en voorstengestagzeil werden in minder als geen tijd van de ra’s weggevaagd. Desniettemin bleef het schip tot halverwege de voorhut en grote luiken onder water bedolven, waarop de bakboordboot en barrangs (opm: barangs=bagage) van de voorhut door de zee werden meegevoerd en het volkslogies door het begeven der lijdeur met water werd gevuld, zodat mede al de zich daarin bevindende goederen door de zee werden verzwolgen. Waren intussen met alle man in de weer het roer te lassen (opm: sjorren) en de grote luiken zoveel doenlijk voor openwerken te vrijwaren, welke laatste bezigheid door ons werd bevonden tot de onmogelijkheden te behoren. Besloten derhalve na kort beraad tot algemeen behoud van schip en lading, daar de orkaan met alle kracht woedde en doortastte en het schip meer en meer over zijde begon te hellen, de stengen te kappen, wat te loefwaarts- of aan stuurboordzijde moest worden bewerkstelligd door de pardoens af te hakken, dewijl aan bakboordzijde het schip tot aan de wegwijzers (opm: lange smalle lat waarin gaten waardoor vallen van het lopend tuig zijn geschoren) onder water lag. Waarop circa 7 uur 30 minuten de gehele voor- en grote top aan lij of naar bakboordzijde over boord viel, brekende de top van de fokkenmast even boven de mars af, de gehele kluiverboom met het daaraan verbondene medenemende. Groot marssteng brak boven het ezelshoofd, waardoor ondertopzeilra bleef hangen, desniettemin werd de bovengrietjesteng en ra medegenomen, waarop het schip enigszins begon te rijzen. Barometer tekende p. m. 8 uur 28/50. Voormiddagwacht. Waren met alle man bezig om de grote luiken, waarvan de persennings begonnen los te slaan, te sjorren met touwwerk, wat met levensgevaar gepaard ging, en het roer beter te bevestigen, dat andermaal begon los te werken. Daar de gekapte rondhouten nog aan lij met het schip waren verbonden, werd door de zee het ondereind van de grote marssteng aan dek teruggeslagen, welke op grote luiken en dek met geweld begon te beuken, lasten (opm: sjorden) deze met veel moeite aan de grote mast. Daarmede bezig zijnde kwam er een zware breker over het achterschip rollen, welke de op de hut gesjorde sloep, kompassen en al het daar aanwezige medenam, de kajuitskappen verbrijzelde en de kajuit met water vulde. De gezagvoerder werd mede van de hut aan dek geworpen met het ongelukkige gevolg dat wij hem zwaar gewond moesten opnemen en in veiligheid brengen. Bevonden rechterbeen even boven de knie zwaar gekneusd of gebroken, rechterarm ontzet en diepe wond in ’t achterhoofd, bovendien klaagde de gezagvoerder over inwendige pijn, raakte kort daarna bewusteloos. Tegenover het woeden der orkaan waren wij thans machteloos, kunnende niet verhinderen dat grote- en fokkenra door het afbreken der top van de fokkenmast op zijn eind waaiden, met stuurboordnokken omhoog door het breken der toppeneinden lopers en dat de daaraan vastgemaakte zeilen losraakten, aan flarden sloegen en van de ra’s verdwenen, zomede al de zeilen welke aan bezaansmast en ra’s waren verbonden werden door de orkaan medegevoerd. De kruis- zowel als grote- en fokkenra sloegen op een verschrikkelijke manier heen en weer door het breken der brassen, om deze te genaken (opm: in bedwang te krijgen) ging met levensgevaar gepaard. Veronderstelden dat des middags van vrijdag 28 maart het centrum van de orkaan in onze nabijheid passeerde, hetwelk wij afleidden uit een kleine verpozing en het zich vertonen van vogels. Barometer tekende als toen 27/98, konden de tijd aan boord niet goed bepalen bij gebrek aan gegevens daar de klok stil stond; evenmin de windrichting, daar beide kompassen, zowel stuur- als peilkompas, waren verdwenen. Zee verbazend hoog, wild, kokende door elkaar lopend, gezichtskring zeer eng, vermoedelijk een scheepslengte. De 2e stuurman door kneuzingen mede buiten dienst. Achtermiddagwacht, barometer ten 4 uur 28/25. Vrijdag 28 maart het 108e etmaal in zee. Veronderstelden dat de wind na de voorgemelde verpozing, wat ongeveer 10 of 15 m (opm: minuten) aanhield, zuidelijker was gelopen dat wij opmaakten uit het rollen der zee welke meer op de lij of bakboord boeg werkte. Daar de ra’s , wel te verstaan fokken-, grote- en kruisraas door het breken der brassen en toppeneinden aan zichzelf en aan het andermaal invallen te ongeveer 12 uur 30 minuten der verschrikkelijke orkaan waren overgelaten veroorzaakten deze veel averij alvorens te zijn gesjord zodat allereerst de ra-band van fokkenra en de fokkenstagen braken, waarop het bezaanstag en kruispardoens volgden, lasten (opm: sjorden) die eindelijk met levensgevaar aan bakboordzijde aan de onderwanten, waarvan mede zowel voor als achter een paar hoofdtouwen waren gebroken. Platvoetwacht, ten 8 uur, barometer 28/40. Met invallende duisternis braken de gaffelgaarden, waarop kort daarna de gaffel aan het dek viel met de nok buiten boord, blijvende in de binnenhanger hangen. Groot ondertopzeilra raakte mede los, welke na een paar slingeringen zonder andere schade te veroorzaken over boord viel aan. Onder al die bedrijven bleef het schip steeds zwaar over zijde liggen, komende de reling aan lij niet boven water en de grote luiken slechts zelden, door de verschrikkelijke persing van wind veronderstelden, vrij dat er veel water naar beneden drong. Eerste wacht, barometer 29/10. De nacht vond ons mede met alle gezonden wakende aan dek, nemende de wind aanmerkelijk af op de eerste wacht. Hondenwacht, barometer 29/10. Wind overgaande te middernacht tot geweldige regen, dreven nu vermoedelijk om de west of NW. Dagwacht, barometer 29/15. Brachten met het aanbreken van de dag een presenning in het bezaanswant, waarop het schip enigszins begon bij te leggen, waren daarna de gehele voormiddag van zaterdag 29 maart in de weer met ons van het nog langs de zijde drijvende tuig en rondhout te bevrijden door alles te kappen wat niet kon worden vermeden. Voormiddagwacht bevonden de voorpiek tot aan koebrugsbalken met water gevuld, niettegenstaande de boegluiken steeds gesloten ofschoon aan bakboord zijde aldoor onder water waren geweest, zomede de achterkap waar veel water was ingedrongen, zodat voorlopig kon worden geconstateerd dat alle zeilen nat waren, zomede enige provisies. Peilden 9 dm. water bij de pomp. Bedekte dreigend uitziende lucht in ’t West, geen waarneming, bevonden de wind noordelijk met hoge door elkaar lopende zee. Vreselijk zwaar slingerend schip, matige koelte. Barometer des middags 29/15 Na het bedaren der orkaan werd onder noodtuig, dat met veel krachtinspanning der equipage werd vervaardigd, waarbij voornamelijk de scheepstimmerman Gardiniets belangrijke diensten bewees, de reis meest met flauwe koelte en hoge verwarde zee voortgezet. Bij het onderzoeken van de voorpiek bleek, dat ontzaglijk veel proviand, voornamelijk vlees en spek, door het stuk slaan en bersten der vaten, bedorven was. De 1e april overleed kapt. Klinkhamer aan de gevolgen zijner door de noodlottige val bekomen dijbreuk en andere verwondingen. Het lijk werd gekist en de volgende dag op de gebruikelijke wijze over boord gezet. De 16e april werd het anker geworpen door stilte en stroom daartoe genoodzaakt bij Anjer en kwam men na veel sukkelen de 23e april bij de Groote Kombuis. Aldaar ten anker liggende werd het schip door een sleepbootje op sleeptouw genomen, die het op de rede van Batavia sleepte, waar het ten anker kwam. De opperstuurman D. Greven had het bevel over het schip, tijdens de bedlegerigheid en na het overlijden van de gezagvoerder, op zich genomen.
|