|
Raad voor de Scheepvaart. De Raad heeft gisteren een onderzoek ingesteld naar de stranding van het zielschip HOOGEZAND I op 8 december, nabij Kaap San Antonio (Cuba). Reder was D. Botje te Groningen; gezagvoerder R. Wyrdeman. Deze deelde mee, dat het schip een schoenerbrik was, bemand met 6 koppen. De lading bestond uit mineralen. Het vaartuig vertrok van La Guyara naar Key West (Florida) langs Kaap San Antonio. De gezagvoerder, aan wie was meegedeeld, dat de zaak ook zou gaan over de vraag, of hij schuld aan de ramp heeft, was onbekend met de stromingen in de Straat Yacatan. Hij had geen zeilaanwijzingen aan boord, wel een kaart van Cuba. Op 8 december 12 uur kwam Kaap San Antonio in zicht. De wind wat NO. Hij stuurde tot half drie zo dicht mogelijk onder de kust, vrezende, anders te veel uit de koers van Key-West te komen. Om 3 uur liep het schip vast op een mijl afstand van de wal. De toren van San Antonio was te zien. Even later liep het schip vast. Na enige dagen daar gezeten te hebben, verliet de bemanning het vaartuig, dat vol water liep en stuk sloeg. Een matroos schreef de stranding toe aan de stroom, die naar de wal liep. De Inspecteur voor de Scheepvaart, de heer Mellema, zei dat de gezagvoerder een eervolle zeemansloopbaan achter de rug had. Hij had echter thans letterlijk alles verzuimd, wat bij een goede navigatie behoorde. Hij had blijkbaar niet op het kompas gestuurd. Al was het een verzachtende omstandigheid, dat de schipper door het verlies van het schip, waarin hij deelhebber was, ook reeds zwaar gestraft was, toch meende de inspecteur, dat een maatregel van tucht tegen de gezagvoerder nodig was.
|