|
Rechtbank te Rotterdam. Hulp loon? Voor de derde kamer werd gisteren in de volgende zaak gepleit. Het stoomschip RHENANIA, op weg van Bilbao naar Rotterdam, trof in het begin van Het Kanaal het stoomschip HOLLANDER aan, op weg van Bordeaux naar Rotterdam, dat stil lag met defecte machine. Daar voor de herstelling geruime tijd nodig zou zijn en de nacht begon te naderen, werd overeengekomen, dat de RHENANIA de HOLLANDER zou slepen. Dit geschiedde over een afstand van plm. 125 mijlen, tot in de nabijheid van Dover. In die tijd was de machine gerepareerd, zodat de HOLLANDER van daar met eigen kracht zijn reis voortzette, terwijl de RHENANIA te Dover moest binnenlopen, om haar sterk verminderde kolenvoorraad aan te vullen. Voor de RHENANIA werd nu als hulp loon geëist NLG 6.000, terwijl door de HOLLANDER als beloning voor verleende diensten, werd aangeboden NLG 2.500. Mr. K.A. Rombach, voor eiser optredende, behandelt eerst de vraag, of hier al dan niet van hulp loon sprake kon zijn. Door gedaagde is beweerd, dat dit geen onderscheid maakt, daar het te betalen bedrag moet worden bepaald naar wat er gepresteerd is. Pleiter echter is van oordeel, dat er wel degelijk verschil bestaat, daar bij de bepaling van hulp loon een andere, een ruimere maatstaf wordt aangelegd. Deze regel is niet te vinden in een uitdrukkelijke wetsbepaling, doch spruit voort uit de gegevens, door de wet voor de berekening van het hulp loon opgesomd (spoed, tijd, gevaar, enz.). Dit is dan ook de algemene opvatting in onze jurisprudentie. In gevallen van hulp loon wordt de hulp verleend onder abnormale omstandigheden, dat wil zeggen omstandigheden, waarbij hulp groter waarde heeft. De wetsbepalingen omtrent hulp loon dienen juist, om het verlenen van hulp meer wenselijk te maken. Anders zou ook een vrachtboot, als de RHENANIA, die hulp niet hebben verleend. Pleiter komt thans tot de vereisten voor hulp loon: Dat het schip verkeerde in gevaar en dat het gebracht is naar een veilige plaats in zee. Dat de HOLLANDER inderdaad in gevaar verkeerde, tracht pleiter uit verschillende feiten aan te tonen. En wat betreft de veilige plaats: Het schip werd aangetroffen in hoge ruwe zee, en gesleept naar een beschut gedeelte, dicht bij veilige havens. Doch naar pleiters mening is dit de hoofdzaak: Het schip, dat werd gevonden met defecte machine, is gebracht in een toestand dat het weer met eigen kracht kon verder stomen. Pleiter is van oordeel, dat het brengen van een schip op een "veilige plaats in zee", (art. 581 Wetboek van Koophandel) hierin kan bestaan, dat men, het latende op dezelfde plek, het van onmanoeuvrabel maakt manoeuvrabel. De Rotterdamse rechtbank (2e kamer) gaf 3 januari jl. in beginsel deze beslissing. Doordat de HOLLANDER, gesleept wordende, zijn machine weer aan de gang kon krijgen, kwam zij op een veilige plaats. Bovendien was de RHENANIA bereid, de HOLLANDER naar Dover te slepen, doch deze gaf er de voorkeur aan, met eigen kracht naar Rotterdam te varen; terwijl men zich vroeger achtte in gevaar, beschouwde men zich nu als veilig. Pleiter meent dus, dat al de elementen voor hulp loon vaststaan en dat eiser dus het volste recht heeft dit te vorderen. Hij geeft tenslotte nog een opsomming van de gemaakte kosten, tijdverlies, enz. Mr. H.J. Knottenbelt, voor gedaagde optreden, is van mening dat hier een hulp loon, zoals onze wet dat toestaat, geen sprake kan zijn, doch dat men in alle geval zich moet stellen op het standpunt, dat een dienst op zee verleend, ruim betaald moet worden: Een soort hulp loon dus in ruime zin, gebaseerd zelfs op de maatstaf, door onze wet voor hulp loon gesteld. Over de feiten is men het eens, slechts over de juridische kwalificatie verschilt men. Pleiter acht deze van weinig belang, maar wil toch antwoorden op het zo juist omtrent "gevaar" en "veilige plaats" aangevoerde. Uit de feiten tracht hij aan te wijzen, dat een toestand van nood, zoals de wet die voor hulp loon eist, hier niet aanwezig was. Hiervoor toch is nodig een zich in de onmiddellijke nabijheid bevindende gevaar. Men kan hulp van anderen nodig hebben, zonder dat men in gevaar verkeert. (Rechtbank Rotterdam 22 februari 1911). Ook had de HOLLANDER geen noodsignalen gegeven, slechts: "Ik kan niet manoeuvreren" Wat betreft de "veilige plaats in zee": Dit geval kan in het enge kader van de wet niet gewrongen worden. De plaats waar de HOLLANDER gebracht werd, was niets veiliger dan die waar zij werd aangetroffen. Nu is gezegd: Een schip kan, op dezelfde plek blijvende, op een veilige plaats in zee gebracht worden: Slechts de toestand van het schip beslist. Doch dit is zeker niet de bedoeling van onze wet. Het aan boord brengen van een benodigd stuk materiaal zou dan al voldoende kunnen zijn! De enige verandering, die hier plaats vond, was, dat eerst de machine van de HOLLANDER niet werkte, later wel. Pleiter is dus van oordeel, dat hier juridisch geen hulp loon verschuldigd is. Toch heeft gedaagde, billijkheidshalve, zijn aanbod naar de maatstaf van hulp loon berekend. Dat het inderdaad hoog genoeg is, tracht pleiter tenslotte door een opsomming van de door eiser gemaakte kosten aan te tonen. Na re- en dupliek bepaalde de rechtbank de uitspraak op donderdag 30 mei a.s. (opm: zie ook NRC 300512)
|