Waar en wanneer de MAGNAMINE (dat betekent De Edelmoedige) is gebouwd kon niet worden achterhaald. In 1808 en 1811 en ongetwijfeld tot 1814 maakte het schip deel uit van de Franse marine, vermoedelijk als (bewapend) transportschip. In 1814 – 1816 werden in Antwerpen veel Franse marineschepen van allerlei soorten geveild. Deze veilingen vonden plaats nadat in het kader van de ‘partage des vaisseaux’, een verdeling van de marineschepen, tussen Frankrijk en de Nederlanden had plaatsgevonden. Een aantal schepen vond na verbouwing haar weg naar de koopvaardij. Wellicht behoorde de MAGNANIME in 1815 tot een van die schepen. De rederij De Bas de Hert uit Gent bracht de MAGNANIME in het voorjaar van 1816 in de vaart.
1808
GVB 250408
Parijs, den 22 april. De contre-admiraal (opm: schout-bij-nacht) Allemand, commanderende een divisie geankerd in het Eiland van Aix, ging den 17 januari van daar onder zeil, om zig aan het eskader van Toulon te verenigen. Hij is er den 6 februari aangekomen na genomen of vernietigd te hebben zes Engelse vaartuigen en een Portugees (le PRINCE DE PORTUGAL) van 600 tonnes, geladen met volkplantings-waren (opm: koloniale waren), en waar de Engelsen sedert enige dagen het scheepsvolk afgehaald hadden.
Nauwelijks was de contre-admiraal geseind, dat de admiraal Ganteaume, die van zijn komst verwittigd was, met de schepen onder zijn bevelen staande, onder zeil ging. De divisie van het eiland Aix heeft aanhoudelijk onder een gedurige stormwind gevaren; nogtans had zij geen schade beproefd, en kon aanstonds haar bestemming voortzetten.
Het eskader alzo verenigd, bestond uit tien schepen, waaronder twee dry-dek schepen, een van 80 en zeven van 74 kanons, dry fregatten, twee corvetten en zeven transporten, ieder van 800 tonnen, geladen met troepen, levensmiddelen en voorraad van alle slag.
Den admiraal stierde zijn reis op Corfou, dat hij het bevel had van met leeftogt en krijgsmunitien te voorzien, en dat sedert enige tijd geblokkeerd was met een eskader van zes of zeven schepen.
Het zij dat dit eskader verwittigd geweest was van de bewegingen van dat van Zijne Majesteit, het zij dat het slegt weder dat op die tijdstip plaats had, hetzelve gedwongen had van weg te gaan, het was sedert enige dagen verdwenen, als wanneer de admiraal den 23 februari voor Corfou aankwam.
Zijn eerste zorg is geweest van schepen naar Otrante, Tarente, Brindisi en op de beide kusten van de Adriatieke te zenden, om de talrijke convooyen die in de havens verenigd waren, op Corfou te doen aankomen, het gene met de grootste werkzaamheid uitgewerkt wierd.
Het gebruikte niet min werkzaamheid om de troepen en alle slag van voorraad in het eiland aan land te stellen, waar mede het eskader en het convooi geladen waren.
Sedert hun vertrek hadden de schepen van Z.M. zeer slegt weder ondergaan; le COMMERCE DE PARIS had genoegzame schaden te herstellen in zijn masterij. De admiraal die het beklom, verplaatste zijn vlag op de MAGNANIME, en nadat hij het bericht ontvangen had dat een Engels eskader in de Middenlandsche-Zee was aangekomen, ging hij den 25 onder zeil, om ter zijner ontmoeting te gaan en haar vereniging te beletten met de andere vijandelijke eskaders. Hij liet alleenlijk op Corfou enige Franse en Italiaanse fregatten en corvetten om de gemeenschappen te verzekeren.
Het eskader begaf zich tot op de hoogtens van Sicilien, en ontmoette er niets, het doorvaarde alle de streken gelegen tussen dat eiland, de Zante en de Ionische eilanden. Na 19 dagen kruistogt keerde het naar Corfou terug, waar de admiraal zijn vlag weder plaatste op de COMMERCE DE PARIS.
Den 16 maart waren alle de convooien die voor Corfou bestemd waren daar ingevoerd. Het eiland zig geapprovisioneerd (opm: van proviand voorzien) bevindende voor twee jaren, en zijn magazijnen met poeder (opm: kruit) en munitie voorzien, de admiraal stelde zig weder onder zeil, en na enige dagen voor Sicilien, Barbarien en Sardinien gekruist te hebben, ging hij voor Toulon op weg, waar het eskader den 10 april terug gekomen is, alzo geheellijk zijn zending vervuld hebbende.
De admiraal Ganteaumelooft zig zeer van de contre-admiraal Allemand, en van de commandanten, officieren en equipagien. Zij hebben alle durende deze overtogt van twee maanden. in welke tijd de sterke winden op elkander gevolgd hebben, zo veel werkzaamheid als ondervinding bewezen.
1811
JDL 310711
Brief van den contre-admiraal Emeriau aan de minister van de marine.
Schip AUSTERLITZ, rede van Toulon, den 19 juli 1811
Monsieur,
Ik heb d’éer van uwe Exc. kennis te geven van het aankomen van de fregatten l’AMÉLIE en l’ADRIENNE in de rede.
Zo haast ik onderrigt was door de sémaphorique signalen dat deze twee fregatten op de hoogte van de Kaap Bennat waren, heb ik dertien schepen van het leger en de fregat l’INCORRUPTIBLE doen onder zeil gaan. De winden van het gedeelte van de oosten waren zeer zoel; ik heb diesvolgens geboden an in vrijen weg te varen, om zig onder de wind te stellen, ten einde de doortogt te kunnen begunstigen van deze twee fregatten, die door het vijandelijk eskader konden afgesneden worden. De schepen van Z.M. hebben met zo veel snelheid gemanoeuvreerd, dat mijn voorhoede zig in het zigt van de gevoorderde schepen van het Engels leger bevond, en op zodanige wijze geplaatst om de twee fregatten te beschermen, die, als ook de schepen l’ULM, la DANUBE, le MAGNANIME en de BRESLAW, enige lagen (opm: salvo’s) uitgewisseld hebben met de vijandelijke voorhoede. Een der schepen van deze voorhoede is zijn baume (opm: waarschijnlijk de kluiverboom) afgeschoten, en een fregat de mast van het klein bramzeil verbrijzeld. De fregat l’ULM is twee perdaans (opm: perdoen, touw dat ter versteviging aan de stag vast zit en naast de puttings is bevestigd door middel van een perdoenblok) afgeschoten, als ook het kardeel (opm: touwwerk waarmee de zeilen worden opgehesen; heeft verschillende benamingen, hier: fokkenkardeel) van het groot fokzeil en zijn valse ankerbalken of knieën. De twee fregatten en de andere schepen hebben gene schade geleden.
Het eskader van Z.M. heeft in de tegenwoordigheid van het vijandelijk leger, sterk zestien schepen, twee fregatten, een corvet en een brik, gemanoeuvreerd. De twee voorhoeden hebben zig op twee-derden afstands van het kanon bevonden, en de andere schepen waren twee kanon scheuten van elkander verwijderd. De vijand de laag van het breedte genomen hebbende, ik heb de schepen naar de ankerplaats doen terugkeren. Getekend Emeriau
JDL 300911
Toulon, 22 augustus. De schepen van Z.M. le MAJESTUEUX, le BORÉE, l’ULM en le MAGNANIME hebben de dag van den 20 overgebragt om de vijandelijke schepen te jagen die de haven naderden.
Den 21, l’AUSTERLITZ, le WAGRAM, le SCEPTRE, le SUFFREN, le DONAWERTH, le BRESLAW en verscheide fregatten hebben zig aan deze divisie vervoegd, en hebben zig geheel den dag in het zigt van het Engels eskader in de wapen-handel geoefend.
1816
Op 4 maart 1816 vroeg De Bast de Hert, Gent, voor de MAGNANIME onder kapt. Julius Houssart de eerste zeebrief aan, en waarschijnlijk ook de benodigde Turkse Pas.
GVG 220416
Oostende, 21 april. Den 18 uitgevaren MAGNANIME, kapt. Homssaert (opm: pink, kapt. Julius Houssart), naar de Oost Indiën, met ijzer, wijn en speciën.
NGB 070516
Oostende, 5 mei. Den 18 april is met krank-tij (opm: hoogwater) uitgevaren het schip le MAGNANIME, diepgaande 15 voeten, naar Oost-Indië bestemd, en heden zijn twee schepen la CAROLINE (opm: driemaster) en la BONNE MÈRE (opm: buitenlandse bijlegger), diep gaande 14 voeten, ook met krank-tij binnengekomen; dus dat het blijkt dat de Oostendse haven aanmerkelijk verdiept is.
1817
BC 050417
Madras, 1 oktober (1816). Het Nederlands schip MAGNANINE (opm: pink, thuishaven Gent, kapt. Julius Houssart), van Oostende, is op den 10 september (1816) te Calcutta gearriveerd. Dit is het eerste Nederlandse schip dat sedert de vrede in Indië (opm: Brits-Indië) is aangekomen.
NGB 280817
Haven van Oostende. Ingekomen den 25 augustus 1817
1. de Belgische kof UNIE, kapt. Nieschwager, van Archangel, met rogge, aan J. en J. de Vette. – 215 vat.
2. De Belgische pink PHOENIX kapt. Lobeek, van Archangel, met rogge en ijzer, aan J. en J. de Vette. – 219 vat.
3. De Belgische pink l’ESPOIR, kapt. Duitsch, van Archangel, met rogge, ijzer, enz; aan J. en J. de Vette. – 273 vat.
4. De Belgische (opm: Zuid-Nederlandse) pink MAGNANIME, kapt. Zitjes (opm: hier zal Jean Sietzes bedoeld zijn, mogelijk de opperstuurman en om onbekende reden tijdens de reis van bijna twee jaren opvolger geworden van kapt. Julius Houssart), van Havre (opm: vermoedelijk als bijlegger), met rijst, koffie enz; aan B. van der Heyde Zoon. – 252 vat.
5. De Hollandse bom ALBERTUS ADRIANUS, kapt. Albert Plug, van Rotterdam met haver, in relache (opm: als bijlegger); aan A.L. Malfeson. – 24 vat.
6. De Belgische smal NEPTUNE, kapt. Van Geyt, van Schiedam, met haver, in relache; aan Ch. Delmotte en Comp. 72 vat.
Een vissloep, stuurman P. de Rijcke, van de Noordzee, met 80 tonnen gezouten vis; aan B. van der Heyde Zoon.Een paketboot ingekomen.
Op 9 september 1817 vroeg De Bast de Hert, Gent, als vervanging van kapt. Julius Houssart voor de MAGNANIME onder kapt. Jean Sietzes een nieuwe zeebrief + Turkse Pas aan.
1818
Van de MAGNANIME zijn in dit jaar geen zeetijdingen gevonden. Het schip maakte een rondreis naar Bengalen welke circa 15 maanden in beslag zal hebben genomen.
1819
RC 230119
Londen, 19 januari. Den 15 dezer is te Cowes binnengelopen het schip MAGNANIME, Sutes (opm: pink, thuishaven Gent, kapitein Jean Sietzes), van Bengalen naar Antwerpen; hetzelve had een anker en kabel verloren, en is den 18 weder vertrokken.
André Delporte:
De Directeur der Inkomende en Uitgaande Regten te Brugge had De Bast de Hert, handelaar en reder te Gent, een boete opgelegd van 1000 gulden wegens het niet inleveren van de op 11 september 1817 voor de MAGNANIME verstrekte Turkse Pas. Het schip was in november 1817 vanuit Oostende naar Bengalen vertrokken en reeds op 23 januari 1819 te Antwerpen teruggekeerd.
Op 13 maart 1819 verzocht De Bast de Hert aan de Staatsraad in Den Haag van deze boete ontslagen te worden. De Staatsraad zond daarop brieven naar de Directeuren te Antwerpen en Brugge met verzoek om rapportage, en de instructie om de vervolging op te schorten.
1820
Op 19 april 1820 vroeg De Bast de Hert, Gent, voor de MAGNANIME onder kapt. Jean Sietzes een nieuwe zeebrief + Turkse Pas aan.
Doordat er noch in Oost-Indië noch in Zuid-Amerika voldoende lading beschikbaar was had het geen zin daarheen te zeilen, zodat waarschijnlijk een of meer reizen binnen Europa werden gemaakt. Zout vanuit Liverpool of Marennes naar Antwerpen vormde dan een logisch maar mager emplooi.
1821
RC 060321
Rotterdam, 5 maart. Uittreksel uit de Lloyd’s Lists van den 27 februari en den 2 maart 1821:
Het schip de MAGNANIME, J. Sietses (opm: pink, thuishaven Gent, kapt. Jean Sietzes) van Marennes naar Antwerpen, is den 16 februari met schade te Rochelle binnengelopen; had op strand gezeten.
Op 17 november 1821 werd het schip onderhands door Joseph De Bast de Hert voor 9.500 gulden verkocht aan Norbert Louis Joseph DeWael, handelaar te Antwerpen. De scheepsnaam bleef gehandhaafd evenals kapitein Jean Sietzes.
Op 27 december werden een nieuwe zeebrief en een Turkse Pas met bestemming West-Indië uitgereikt aan Louis de Wael voor de MAGNANIME, kapt. J. Sietzes.
1822
Omdat niet gelijktijdig twee zeebrieven in omloop kunnen zijn werd de in 1820 afgegeven zeebrief na een aanmaning vanuit Den Haag d.d. 3 januari 1822 alsnog op 14 januari via de Directeur der Invoerrechten en Accijnzen te Gent geretourneerd.
RC 090322
Amsterdam, 7 maart. Kapt. J.J. Bart, voerende het schip MARIA JACOBA, in 36 dagen van Curaçao in Texel binnen, heeft den 2 februari laatstleden in de Monapassa (opm: Mona Passage, 18º5’ N.B. 67º57’ W.L.) in goede staat gepraaid het schip ALBERTA JACOBA, kapt. D.J. de Groot, van Curaçao naar Amsterdam; den 4 dezer, in het Kanaal bij Wight, kapt. P. Muntendam en een brik en een driemastschip, voerende Antwerpse nummervlag 77 (opm: pink MAGNANIME, kapt. Jean Sietzes);
RC 090322
Rotterdam, 8 maart. Van Vlissingen wordt van den 5 gemeld:
Sedert onze laatste zijn van Antwerpen de Schelde afgekomen en naar zee gezeild de schepen de VROUW MARIA, A. Schipman (opm: galjoot VROUW MARIA, thuishaven Antwerpen, kapt. A. Schepman), naar Gibraltar; la VIERGE MARIE (opm: brik, thuishaven Kortrijk), J. de Meire, naar Messina; de MORGENSTAR, H.F. Veen, naar Liverpool; de JONGE JUFVROUW ELISABETH (opm: kof, thuishaven Antwerpen), J.F. Witteveen, naar Rio-Janeiro; l’ÉCLAIR, J.H. Schoneveld (opm: schoener, thuishaven Antwerpen, kapt. Joannes Albertus Schönefeld), naar Lissabon; NATALIA, J.C. Maglietz, naar Maidhead; MAGNANIME, J. Zietzes (opm: pink, sinds 1820 thuishaven Antwerpen, kapt. Jean Sietzes), naar Rio-Janeiro.
RC 160322
Rotterdam, 15 maart. Uittreksel uit de Lloyd’s Lijst van den 12 maart:
Het schip MAGNANIME, J. Sietzes, van Antwerpen naar Braziliën, was den 4 dezer op de hoogte van het eiland Wight.
1823
DC 080223
Vlissingen, 2 februari. Gisteren en heden zijn in de haven alhier binnengebracht: de schepen MARGARETHA HENDRIKA, kapt. C.J. van der Veen (opm: Cornelis J. van der Veer), van Napels, en
MAGNANIME (opm: pink, thuishaven Antwerpen), kapt. J. Sietzes, van Rio Janeiro, beide naar Antwerpen gedestineerd, met stukgoederen.
Volgens rapport is op gisteren een driemastschip in de Spleet omhoog geraakt, en heden, wegens de mist, niet gezien; doch het blijkt te zijn geweest het bovengemelde schip MAGNANIME.
DC 130223
Vlissingen, 4 februari. Gisteren avond was alhier ter rede gekomen het schip (opm: kof) MINERVA, kapt. C.C. Bos, van Nantes naar Brussel gedestineerd, met wijn-azijn. Hetzelve is door het opkomende ijs, van de noordelijke wind gedreven, genoodzaakt geweest het haventje van Breskens binnen te lopen, alwaar het thans ligt.
Heden zijn, voor Antwerpen bestemd, in onze haven binnen gekomen: l’AUGUST (opm: fregat AUGUSTA, thuishaven Gent), kapt. A. Bezemer, van Batavia, met koffie; MAGNANIME, kapt. Jan Sietses (opm: pink, thuishaven Antwerpen, kapt. Jean Sietzes), van Buenos Ayres, met huiden;
Na thuiskomst werd de Turkse Pas ingeleverd, waarna op 28 maart een nieuwe werd afgegeven.
DC 170423
Vlissingen, 12 april. Van den 9 dezer tot heden zijn van onze rede naar zee gezeild de LIEFDE (opm: kaagschip), kapt. S. Koorn, van Amsterdam naar Duinkerken gedestineerd met wol, biezen en hoepels. Van Antwerpen zijn naar zee gezeild de OOSTERSTAR, kapt. J. Muller (opm: smak, kapt. Johan Möller), naar Londen met boomschors; SUCCES, kapt. W.W. Lange naar Bayonne met haver; de JONGE JUFFROUW ELISABETH (opm: kof, thuishaven Antwerpen, bouwjaar 1779!), kapt. W. Schipman, naar Rio de Janeiro met stukgoederen; MERKURIUS, kapt. A. Suderman naar St. Ubes (opm: Setubal) met ballast, de VROUW METTA, kapt. F. Addiks op avontuur met ballast: MEGNANIME, kapt. J. Sietzes (opm: pink MANGANIME), naar Buenos Aires met stukgoederen.
1824
RC 030124
Rotterdam, 2 januari. Te Antwerpen zijn gearriveerd de schepen HIERONIMUS, kapt. Smit, van Villanova, MAGNANIME, kapt. Sietzes, van Buenos Ayres (opm: met huiden en horens), en JUFVROUW ENA, kapt. Haverbult, van Liverpool.
Op 20 januari 1824 vroeg Louis J. de Wael voor de MAGNANIME onder kapt. J. Sietzes een nieuwe zeebrief aan, plus een Turkse Pas met bestemming West-Indië. De in 1821 afgegeven zeebrief werd op 26 januari via de Gouverneur van de provincie Antwerpen teruggezonden.
RC 240224
Rotterdam, 23 februari. Vlissingen, 17 februari. Van den 14 tot den 16 dezer zijn van Antwerpen de Schelde afgekomen en naar zee gezeild de schepen PETRONELLA CATHARINA, kapt. W.N. Jacobs met boekweit, en HERO (opm: brik HÉROS, Antwerpen), kapt. H. Poppen, met boomschors, beide naar Londen; CHARLES (opm: brik, thuishaven Antwerpen), kapt. J.P. Visser, en CONCORDIA, kapt. J.H. Nagel, beide naar Liverpool met boomschors; JUFVROUW ENA, kapt. R.J. Haverbult, naar Colchester met boomschors; l’UNION, kapt. J. van den Broecke, met stukgoed en BELLE ALLIANCE, kapt. Wilman, met boomschors, beide naar Londen; de MAGNANIME, kapt. J. Sietzes, naar Buenos Ayres met jenever, enz.
DC 120824
Vlissingen, 7 augustus.
Van den 4 dezer tot heden zijn, voor Antwerpen bestemd, op onze rede aangekomen de AREND, kapt. H. Elbring, van Londen met stukgoederen; de EENDRAGT, kapt. J.G. Hancke, van St. Jago met suiker en koffie; les TROIS AMIS (opm: smak, Antwerpen), kapt. Z.R. Schut, van Bordeaux, met wijn en koffie; JOHANNA ELISABETH (opm: fregat, Antwerpen), kapt. J. Langhetée, van Batavia, met suiker en koffie; de JUFVROUW HENDRIKA, kapt. H.H. Scholtens, met klipzout, en de VROUW MARGARETHA, kapt. H.J. Veen, met klipzout en katoen, beide van Liverpool; CONCORDIA, kapt. J.J. Willems, van Batavia, met koffie en suiker; de VREDE, kapt. J.J. Greeven, van Liverpool met klipzout; ARIUS, kapt. R.C. Hazewinkel, van Hull met stukgoederen; JULIA, kapt. J.P. Visser, van Bordeaux met wijn; de TRITON, kapt. D.J. Cupido, van Lissabon met zout en katoen; AMELIA, kapt. F.W. van Reijnegom, van Philadelphia met koffie, tabak en huiden; WEMELINA KRANENBURG, kapt. J.J. Prange, van Liverpool met klipzout; COLLETTE CHARLOTTE, kapt. A.F. Claeijs, van Vila Nova met riet, zout en kurk; MAGNANIME, kapt. J. Sietzes, van Bahia met suiker en koffie.
Nadat via de Gouverneur van de provincie Antwerpen de Turkse Pas op 11 augustus was ingeleverd werd op 31 augustus een nieuwe Pas verstrekt.
RC 160924
Rotterdam, 15 september. Van Antwerpen zijn de Schelde afgekomen en naar zee gezeild de schepen MAGNANIME, kapt. J. sietzes, naar Bahia; de MARIA, kapt. W.J. Brown, naar Arbroath; BELLE ALLIANCE, kapt. O.A. Wilman, en de LIEFDE, kapt. S. Koorn, naar Londen, en FREDRIKA WILHELMINA, kapt. J.F. Neumann, naar de Oostzee.
1825
DC 070525
Vlissingen, 3 mei. Van den 1 dezer tot heden zijn, voor Antwerpen bestemd op onze rede aangekomen: de WINDLUST, kapt. G.R. Engelsman, van Londen met stukgoederen; de VROUW ANNEGINA, kapt. J.K. Potjewijd, van Liverpool met klipzout; MAGNANIME (opm: pink), kapt. J. Sietzes, van Bahia met koopmansgoederen;
Op 9 mei 1825 werd via de Gouverneur van Antwerpen de Turkse Pas van 31 augustus 1824 ingeleverd, waarna op 15 augustus 1825 een nieuwe Turkse Pas werd afgegeven voor de MAGNANIME, kapt. Sietzes. De zeebrief was nog geldig.
DC 170925
Vlissingen, 10 september. Van Antwerpen zijn de Schelde afgekomen en van den 8 dezer tot heden naar zee gezeild: JACOBA, kapt. A.K. de Groot naar Dantzig; de VROUW JACOBA, kapt. J.J. Rink naar Riga en FORTUNA, kapt. J.C. Scholberg naar de Oostzee, alle drie met ballast; de VROUW CATHARINA, kapt. H.K. Wijkmeijer naar Kinkardin en de VIER GEBROEDERS, kapt. C.R. de Vries naar Milton, beide met boomschors; PEGASUS, kapt. J. Mazens, naar Alexandrië met steenkolen; REBECCA, kapt. John Andersen, naar Hull met raapzaad; LE CESAR, kapt. M. Schalk, naar Leith met boomschors; THE EIJDER, kapt. B. Marrill, naar Amerika met ballast; MARGINA, kapt. W.R. Huisman, naar Aberdeen met boomschors; MAGNANIME, kapt. J. Sietzes, naar Alvarado met ijzer, staal, kwikzilver en passagiers. (opm: Alvaro ligt nabij Veracruz, oostkust Mexico; de MAGNANIME is daar echter nooit geweest, maar via Kaap Hoorn naar Callao gezeild, zie DC 130626)
1826
DC 130626
Antwerpen, 11 juni. De heer Augustus Serruys, consul van Z.M. en agent der Handelmaatschappij (opm: Nederlandsche Handel-Maatschappij) te Lima, is op het einde van januari aldaar aangekomen (opm: Callao, de haven van Lima, aankomst 31 januari 1826). Hij was half september met de MAGNANIME, kapt. Sikkes (opm: pink, kapt. Jean Sietzes), van Antwerpen vertrokken. Gezegd Antwerps schip is het eerste dat een Europese vlag in de haven van Callao heeft doen wapperen nadat die plaats zich aan de wapenen van de independenten (opm: opstandelingen) had overgegeven. De heer Serruys heeft zich, zodra hij te Lima aankwam, tot de generalissimus en president Bolivar begeven, door welken hij met de meeste onderscheiding ontvangen en dadelijk ter maaltijd genodigd is. Onze consul prijst zeer de minzaamheid van gezegde president en zijn gunstige gezindheden voor de Nederlandse handel.
H.H.R.
De heer Serruys rapporteerde na aankomst aan de N.H.M. dat het oude schip veel water had gemaakt, maar dat hij geen schade aan de lading verwachtte. Hij had aan kapitein Sietzes 25 piasters uitbetaald om de lading met zijn eigen mensen naar de wal te brengen. De MAGNANIME vertrok op 26 maart wegens gebrek aan lading in ballast van Callao naar Buenos Aires. Bij aankomst op de Rio de la Plata bleek B.A. geblokkeerd door een Braziliaans eskader, waarop naar de rede van Montevideo werd uitgeweken. Vandaar werd de ballastreis voortgezet naar Rio de Janeiro.
DC 211026
Vlissingen, 7 oktober. Den 2 en 3 dezer zijn, voor Antwerpen bestemd, alhier ter rede gekomen: DE VRIENDSCHAP, kapt. S. Hubroek, van Lissabon met zout en huiden; RUBENS, kapt. H.F. Versluys, van Batavia met stukgoederen; MAGNANIME, kapt. J. Sietzes, van Rio de Janeiro met koffie en huiden.
De zeebrief welke voor de reis naar Zuid-Amerika was gebruikt werd via het gebruikelijke kanaal vanuit Antwerpen op 11 oktober 1826 in Den Haag ingeleverd en aldaar de volgende dag geroyeerd.
Met ongebruikelijke haast werden door N.L.J. de Wael reeds op 25 oktober voor de MAGNANIME, kapt. J. Sietzes, een nieuwe zeebrief + Turkse Pas aangevraagd.
DC 181126
Vlissingen, 11 november. Van Antwerpen zijn de Schelde afgekomen, en den 9 dezer van onze rede naar zee gezeild: KAREL EN WILLEM, kapt. J.T. Schulte en MEDUSA, kapt. F. Bunnemeijer, beide naar Londen met haver; MERKURIUS, kapt. R. Folkerts, naar Gibraltar met ballast; MAGNANIME, kapt. J. Sietzes, op avontuur met steenkolen.
Waar de reis van de MAGNANIME naar toe ging is niet teruggevonden. Gelet op het feit dat een Pas was aangevraagd zal de pink naar het zuiden zijn afgereisd, mogelijk Brazilië. André Delporte stelt dat het schip in juli 1827 vanuit Hamburg in Antwerpen terugkeerde.
1827 - 1828
Op 11 juli 1827 werd de zeebrief (waarschijnlijk is hier de Turkse Pas bedoeld) via de Gouverneur van de provincie Antwerpen naar Den Haag teruggezonden, waarna deze op 12 juli werd geroyeerd. De zeebrief bleef nog geldig.
Vermoedelijk is de MAGNANIME hierna opgelegd in afwachting van marktontwikkelingen en eventuele herstelwerkzaamheden aan het schip. Kapitein Sietzes werd bedankt en vertrok begin oktober 1827 met de brik HÉROS D’ANVERS naar Batavia. Toen diens zeebrief op 29 juli 1828 via de Gouverneur van Antwerpen in Den Haag terug kwam werd de zeebrief van de MAGNANIME eveneens geretourneerd, met daarbij de opmerking ‘zullende het schip worden gesloopt’, waarna op 1 augustus 1828 de registratie werd doorgehaald.