|
Rotterdam, 6 januari. Van het Nieuwe Diep wordt de 1e dezer gemeld, dat de vorige namiddag en die nacht aldaar een hevig orkaan uit het Westen had gewoed, waarbij de volgende in het Nieuwe Diep liggende schepen door het losraken en breken der meerpalen schade hebben bekomen, als: Het schip DE ZEEMEEUW, kapt. J.A. Lang, van Amsterdam naar Suriname, is driftig geworden en, na de masten verloren te hebben, over de dijk geslagen, alwaar het geheel als wrak ligt. Het schip DE VRIENDSCHAP, kapt. D.G. Doeksen, mede van Amsterdam naar Suriname, is, met twee en twintig andere schepen te gelijk los geraakt en naar de Stenen Dam overgewaaid, waardoor de boegspriet, de kluiverpen, de blindera, waterstag, voorstengenstag, Spaanse ruiter (opm: stampstok), een zwaar anker, bakspieren, halsklamp, rusten, roerpen, een bolder, reelings, hoekman of pilaar enz. gebroken zijn en het schip op enige plaatsen ingedrukt en gekneusd is. Het schip (opm: pink) DE DAGERAAD, kapt. R.C Stada, insgelijks van Amsterdam naar Suriname, is mede driftig geworden, waarbij de breegang (opm: hout dat als bekleding van de scheepsromp boven de berghouten wordt bevestigd) ingeweken, zware schade aan de tuigage, de verschansingen, hoekbanden (opm: waarschijnlijk worden hier de hoekmannen bedoeld, beelden ter versiering op de spiegel), potdeksels enz. veroorzaakt en een anker en de hekjol verloren gegaan zijn; het schip was weer vlot geworden, doch men wist nog niet of de lading gelost zou moeten worden om te repareren. (opm: de zeebrief werd op 15 februari 1834 geretourneerd met de mededeling ‘schip zullende worden gesloopt’; zie ook AH 050436) Het schip ATTALANTE, kapt. C. Meyer, van Amsterdam naar Suriname, heeft de boegspriet verloren. Van het schip SARA ANNA CORNELIA, kapt. H.K. Dijkhuis, van Amsterdam naar Suriname, zijn twee kabels en twee trossen gebroken; overigens was alles wel aan boord. Het schip (opm: kof) GOED BESLUIT, kapt. H.W Drent, van Amsterdam naar Marseille, heeft door het dringen van andere driftige schepen enige schade bekomen en zou nagezien worden, of het in die staat naar zee zou kunnen gaan. Het schip DE ZWAAN, kapt. C.J. van Driesten, van Amsterdam naar Cette, heeft de beide masten en de gehele tuigage verloren. Het schip GUYANA, kapt. Daniel Gerrits Visser, mede van Amsterdam naar Cette, heeft de boegspriet en twee ankers en touwen, enz. verloren. Het schip MERCURIUS, kapt. J.C.R. Fonck, van Amsterdam naar Port à Port, is driftig geworden, uit het Nieuwediep gedreven en achter het nieuwe werk gestrand, doch met behulp van een boot, op goede mannen zeggen aangenomen, zwaar geramponeerd weer afgebracht en werd naar de werf gehaald om te repareren. Van de schepen DE HOOP, kapt. Pieter Haasnoot, van Amsterdam naar Lissabon en DE VRIENDSCHAP, kapt. M.R. Klein, van Amsterdam naar Bordeaux, zijn de kettingen en van het schip JACOBINA EN BARBARA, kapt. Keimpe Zacharias Schut, mede van Amsterdam naar Bordeaux, de touwen gebroken. Het schip DE TWEE GEBROEDERS, kapt. Jan Roelfs Bossinga, van Amsterdam naar La Rochelle, is, na de boegspriet verloren en de kraanbalk, reelings, grote rust, enz. gebroken te hebben, tegen de stenen dijk vastgeraakt, doch zou waarschijnlijk zonder lichten, weer vlot worden. Het schip DE VRIENDSCHAP, kapt. Jan Jacobs Valom, van Amsterdam naar Lynn, is, na de boegspriet verloren te hebben, tegen de stenen dam gestrand; zou moeten lossen, om weer vlot te worden.
|