|
Amsterdam, 4 april. Het brikschip JOHANNA CATHARINA, kapt. A. Fortman (opm: kapt. Antoon Voortman), met passagiers van Amsterdam den 13 januari te New Orleans gearriveerd, is op deszelfs reis derwaarts, den 21 december, des namiddags te vijf uren, op 21º40’ N.B. 84º50’ W.L, bij Kaap St. Antoine, 3 mijlen onder land zeilende, ontmoet door een schooner, naar gissing groot 25 lasten, bemand met 25 à 30 negers en voerende witte vlag met rode rand en een doodshoofd; na de brik gepraaid te hebben, loste de schooner een schot met scherp; kapitein Fortman hierop de zeilen opbrassende en het voor de wind latende lopen, werd spoedig door de schooner achterhaald en gelast over te komen; hij weigerde zulks en ontving dadelijk wel 25 schoten, hetgeen door zijn volk en passagiers, die hij alle gewapend had, met enige schoten uit de kajuit en van het dek beantwoord werd, waarop de schooner dreigde te enteren en niemand het leven te sparen, bij aldien de brik zich niet overgaf; kapitein Fortman, dit weder weigerende, werd te 7 uren andermaal door de rover met draaibassen (opm: klein stuk scheepsgeschut, op een spil gemonteerd, zodat het in alle richtingen draaien kan) en donderbussen (opm: ouderwets en primitief klein bronzen kanon) aangevallen en ontving 40 à 50 schoten, zo in de masten en zeilen als door de verschansingen op het dek, waardoor een matroos en een passagier ligt gekwetst werden; de moedige tegenstand van de kapitein, volk en passagiers deden de rover van zijn voornemen afzien, die, na het schip tot des nachts te drie uren gevolgd te hebben, uit het gezigt geraakte.
|