|
Raad voor de Scheepvaart. Vervolgens (opm: eerste deel zie NRC 140110) zette de Raad het onderzoek voort naar de scheepsramp, overkomen aan het schoenerschip ZUIDERZEE, kapt. Steenstra, op 28 oktober jl. gestrand op de Franse kust. De voorzitter, mr. Van der Zweep, wees er de kapitein op, dat de vorige keer het onderzoek liep over de vraag of het ongeval te wijten was aan ongeschiktheid. Nu echter zal dat lopen over de vraag of het ongeval was te wijten aan een daad of nalatigheid. Bij bevinding daarvan zou de kapitein een disciplinaire straf kunnen belopen van ten hoogste twee jaar. De kapitein heeft intussen met couranten-uitknipsels aangetoond dat het die 28e oktober boos weer was en voegt aan die gegevens nu nog een afzonderlijk artikeltje over het weer van die datum toe. De in de vorige zitting (19 dezer) ontbrekende getuige wordt nu gehoord, het is de 17-jarige M.L. Rakelboom. Hij was nog maar kort op zee geweest. Jong aan boord, had hij niets te doen dan op order van de schipper. Van het ongeval weet hij weinig te zeggen, dan dat hij naar de kaarten heeft zien kijken. Naar de barometer had hij niet gekeken. Het schip was voor anker gegaan, wijl zwaar weer in aantocht was. Van het kompas heeft hij geen kennis, dus ook niet van het richten van het schip. Wel weet hij dat van de twee kompassen een is weggeslagen. Ook weet hij dat de kok overboord sloeg en verdronk; maar hoe dat zo kwam, weet hij niet. De voorzitter wijst er de schipper op, dat hij theoretisch niet voor deze reis was onderlegd, allerminst met zulk een bemanning. De kapitein antwoordt, dat hij op informatie was gegaan, omtrent de jongens. Door een van de leden gevraagd of hij reddingvesten aan boord had, antwoordt hij: 3 vooruit en 2 boeien. De jongen, door een van de leden instantelijk gevraagd of de kapitein op het ogenblik van stranding hem zei: „Trek je reddingvest aan", antwoordt van ja. De kapitein op zijn beurt nadrukkelijk gevraagd of hij de jongen dat gezegd had, verklaart van neen. „Dus, jongen, jij liegt !" Als een van de raadsleden de kapitein doet opmerken, dat „Veritas" het schip niet zeewaardig vond, wijl aan de samenstellende delen nogal iets ontbrak, antwoordt de kapitein, dat vakmensen herhaaldelijk het schip stabiel hebben verklaard. Aangaande het ongeval van de kok verklaart getuige nog dat hij bij de eerste stoot overboord sloeg. Tegen het ogenblik van de stranding kon de stuurman het wiel niet houden. Hij was een betrouwbaar zeeman; maar bij het getuigenverhoor was hij wat zenuwachtig. Tegenover de vorige getuige houdt de schipper vol, dat de schoot stuk was en hij het schip niet kon vóór krijgen. Een van de leden houdt de kapitein, toen hij zich beriep op de huurder die hem seinde binnendoor te gaan, voor dat hij zonder certificaat een reis aanging die hij nooit gemaakt heeft, dus de Nederlandse Wet ontdook en mensenlevens in de waagschaal stelde. U bent kapitein en verantwoordelijk voor uw schip. Een huurder heeft daar niets mee te maken. U bent uitgegaan van Vlissingen, wetende dat men u zou kunnen belasten naar Cherbourg te gaan." De kapitein verantwoordt zich met te zeggen, dat de kleine schippers niet allen kennis hebben of krijgen van de wet. Hij voer, doch onder Hollandse vlag, voor een bouwondernemer te Hamburg, die het schip gecharterd had. Op advies was hij van Vlissingen naar Oostende gegaan, om dus van een buitenlandse haven uit zee te kiezen naar Cherbourg. Het charter luidde echter van Vlissingen naar Cherbourg. Een van de andere leden van de Raad trekt zich in het bijzonder het treurige lot van de kok aan en werpt de kapitein harde woorden toe, doelende op slecht zeemanschap. Spreker, zinspelende op zijn ervaring, zegt: „Ik heb het 35 jaar gedaan; maar dat is geen zuivere koffie!" De Raad zal later uitspraak doen.
|