Inloggen
SOLIDE - ID 15944


Kroniekberichten

Datum 14 augustus 1863
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Kiellegging, bouw en stapelloop van schepen

Rotterdam, 13 augustus. De 8e dezer is van de werf van de scheepsbouwmeester I.A. Hooites te Foxholsterbosch te water gelaten het schip SOLIDE, groot circa 225 tonnen, gebouwd voor rekening van de heren Van den Bey & Comp. te Amsterdam en gevoerd zullende worden door kapt. L.F. Nevels.

Afbeelding
Datum 10 oktober 1863
Krant PGC - Provinciale Groninger Courant
Type bericht Binnenlandse berichten gearriveerde, vertrokken schepen

Groningen, 9 oktober. Gister arriveerden alhier de navolgende schepen:
Het nieuw gebouwde brikschip SOLIDE, kapt. L.T. Nevels van Amsterdam, groot plm 220 ton, gebouwd op de werf van I.A. Hooites te Foxholsterbosch.
Het kofschip ANDREAS en MARIA, kapt. W.K. Slik, van Groningen, groot 50 last, gebouwd bij de Gebroeders Smit, te Foxhol.
Het brikschip CORNELIA ELIZABETH, kapt. M. van Gijzel, van Groningen, groot 115 last, gebouwd bij B. Drenth, te Muntendam.
Het schoonerschip VERTROUWEN, kapt. T.D. Ruiter, van Middelburg, 110 last, gebouwd bij M. Kroeze, te Hoogezand
En heden het galjootschip IDA ENGELSMAN, kapt. H.H. Duintjer, groot 90 last, gebouwd bij C. Oorburg, beide te Veendam.

Afbeelding
Datum 31 juli 1867
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Amsterdam, 30 juli. Het Nederlandse schip (opm: brik) SOLIDE, kapt. L. den Breems, van Nagasaki herwaarts, is, volgens brief uit Amoy, dd. 2 juni, op een rots, bezuiden Formosa (opm: Taiwan) gestrand, wrak geworden en door de Chinezen geplunderd. De equipage, uitgezonderd één man, die verdronken is, is gered en te Amoy aangebracht.

Afbeelding
Datum 30 september 1867
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Rotterdam, 29 september. Wij zien ons in staat gesteld onze lezers de volgende bijzonderheden aangaande het verongelukken van het Nederlands brikschip SOLIDE, kapt. Den Breems, mede te delen zoals die door een van de leden van de bemanning van dat schip zijn medegedeeld.
Nadat het schip, beladen met stukgoederen, de 13e mei van dit jaar van Nagasaki met bestemming naar Amsterdam en in volkomen goede staat was vertrokken, werd de reis met aanhoudend regenachtig weer, waardoor het niet mogelijk was enige verkenning te krijgen, tot de 24e voortgezet, toen men de noordkust van Formosa in het gezicht kreeg. Daar de wind noord noord oost liep, zette men koers naar het zuidwesten en kreeg men ten 2 ure de Pescadore eilanden in het noorden van hen in het gezicht, waarop men toen naar het westen stuurde, totdat men de noordpunt van gezegde eilanden in het oost noord oosten per kompas op acht mijlen van zich peilde. Vervolgens stuurde men opnieuw westwaarts met een stijve marszeilskoelte. Des namiddags ten 4 ure stootte het schip eensklaps op een gezonken rots. Onmiddellijk braste men de ra’s tegen, om het schip af te brengen, doch daar de eb was ingevallen en het water sterk vallende was, bleek zulks te vergeefs te zijn, terwijl de wind meer en meer in hevigheid toenam, zodat het schip zwaar begon te stoten. Bij de pomp peilde men drie voet water en spoedig daarna stond reeds zes voet water in het ruim. Daar men de onmogelijkheid inzag om het schip vlot te brengen, werden de zeilen opgegeid en de boten in gereedheid gebracht om, zo mogelijk het leven van de equipage te redden en de scheepspapieren en het journaal, de chronometer en kompassen werden het eerst in de boten gebracht. De wind nam echter zo in hevigheid toe, dat het onmogelijk was om langer een boot in de takels te houden, zodat men genoodzaakt was de boten neer te laten en langs de zijde van het schip te brengen. Men liet derhalve de boot met vijf man neer, doch nauwelijks was zij uit de takels of zij sloeg om. Onmiddellijk werden verscheidene lijnen uitgeworpen om de overboord geslagen vijf manschappen te redden, hetwelk met drie van hun gelukte, terwijl de twee anderen door een vissersvaartuig dat in de nabijheid was, in geheel uitgeputte staat werden binnengehaald. Een van die manschappen had zijn been gebroken; het was echter door de duisternis onmogelijk de ongelukkige lijder enige bijstand te verlenen of het schip te verlaten. Tegen middernacht, bij het opkomen van de vloed, werd het schip tot op kenteren toe over zijde geworpen; ten twee ure sloegen de masten over boord en werd het roer geheel uit de haakbouten gestoten, zodat men ieder ogenblik verwachtte dat het schip geheel verbrijzeld zou worden. Met het hoge water werd het wrak vlot en bleef de equipage, op de lading drijvende, met het wrak voortdrijven, aan wind en water ten prooi en met de dood voor ogen, tot des morgens ten vijf ure, toen het schip opnieuw op een rots stootte, bij welke gelegenheid een man van de equipage, met name Philip Brünstrup, overboord geraakte. Des morgens ongeveer ten zes ure kwamen verschillende jonken in de nabijheid van het wrak en daar het de reeds zo uitgeputte equipage onmogelijk was dezelve op een afstand te houden of te verwijderen, namen zij het wrak in bezit. Een van de gezegde jonken bracht de kapitein met de verdere equipage des namiddags ten twee ure op een eiland aan de wal, alwaar de bemanning van die jonk hun nog van de weinige kleren die zij aan hun lichaam hadden beroofden. Twee dagen lang vertoefde de equipage van het verongelukte schip op dat eiland in de open lucht en aan ellende ten prooi, na verloop van welke tijd zij door een oorlogschip genaamd VOLUNTEER werd opgenomen, dat haar te Amoy bracht, alwaar men de 29e mei behouden arriveerde, zonder iets van het schip te hebben vernomen, dat geheel verloren is gegaan.

Afbeelding
Datum 10 oktober 1867
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Batavia, 27 augustus. Het Nieuw Bataviasch Handelsblad deelt het volgende verhaal mede aangaande de schipbreuk van DE SOLIDE :
De Nederlandse brik DE SOLIDE, kapt. L. den Breems, te huis behorende te Amsterdam, bestemd naar Rotterdam en geladen met Japanse goederen, zeilde met gunstige gelegenheid, ofschoon bij mistig weder, op de 13e mei jl. de haven van Nagasaki uit. Spoedig trok de mist op, en de kapitein dacht in drie dagen op de hoogte van Shanghai te zijn. Maar opeens veranderde het weder. De lucht betrok, en er viel een dichte regen.
Gedurende acht dagen waren alle waarnemingen onmogelijk. De kapitein liet het schip bijleggen, en eindelijk brak op de 24e mei de zon door. Naar gissing bevond men zich toen op 23º 54`NB. en 19º 18`OL. De gelegenheid werd nu gunstiger; het schip liep 7 à 8 mijlen, toen het bij de Pescatorie- eilanden (opm: Pescadores Eilanden) kwam. Des namiddags van diezelfde dag werd de laatste rots van die eilandengroep gezien, toen op eenmaal het schip een hevige schok onderging, die door een tweede nog heviger gevolgd werd. Er stond een vreselijke branding, en de zee sloeg telkens over het schip heen.
De kapitein liet de zeilen opgijen en de boten uitzetten. Het water drong tot in de kajuit. Het was toen een heldere lucht en klaar dag
Van de rotsen zag men een boot het schip naderen, men meende om hulp te verlenen; op een halve scheepslengte genaderd, zag men de vijf opvarenden zich te water begeven, die het schip zwemmende bereikten. Nauwelijks waren zij aan boord, of zij drongen de kajuit binnen, waar zij alles openbraken. Er bevonden zich slechts 2 passagiers aan boord, de heer S. en een Engelse jonge dame. De grote boot werd uitgezet; daarin werden de scheepspapieren geborgen, en de heer S. werd door de kapitein gelast zich daarin te begeven met enige van de equipage. De kapitein wilde het schip niet verlaten, en de dame vond het no fashion, om zich met die mannen in een bootje te wagen.
De zee stond hol, en de branding was vreselijk. Het schip viel geheel op zijde; de masten lagen op het water, zodat alles wat zich op het dek bevond te water ging. De kapitein, de Engelse dame en de overigen van de equipage klommen op de kiel van het schip. Enige minuten zag men de boot, waarin de heer S. zich bevond, tegen de golven worstelen en toen omslaan. Enigen, waaronder ook de heer S., wisten zich te redden op stukken hout, als de kajuitskap, de kippenhokken, en bereikten alzo de rots.
De heer S. was geheel bewusteloos, in welke toestand hij 2 uren bleef. Toen hij tot zich zelve kwam, zag hij de hofmeester bij zich staan, die hem alles behalve vertroostende berichten mededeelde betreffende de bevolking, die men de rots naderen zag.
Zij werden nu naar een ander eiland overgebracht, waar zij de kapitein met enige der scheepslieden terugvonden. Dertien waren nu gered; de overige elf personen, waaronder ook de lady, waren in de golven omgekomen. Het portret der dame was aan land gespoeld, en de heer S. heeft het bewaard.
De geredden werden van alles wat zij bij zich hadden beroofd : horologien, kleinodien, geld, alles werd hen ontnomen ; zij moesten hard werken, roeien en de grond spitten, en kregen slechts weinig te eten.
Gelukkig duurde die toestand slechts vier dagen. Een Chinees oorlogsschip, met een Engelse kapitein als supercarga en een Engelse machinist aan boord, merkten de tekenen, die zij gaven.
Een gewapende sloep haalde hen van het eiland af: voorkomend werden zij aan boord van het reddende vaartuig behandeld en behouden te Amoy aan wal gezet.
De kapitein moest zich naar Shanghai begeven met het overgebleven scheepsvolk, ten einde zich aangaande het gebeurde te verantwoorden.
De heer S. ondervond alle ondersteuning van de Nederlandse consul te Hongkong en werd van geld en klederen voorzien. Van daar vertrok hij met het Nederlandse schip JACOBA HELENA, kapt. J.J. Swart, naar Batavia, waar hij enige dagen geleden behouden aankwam.

Afbeelding