|
Groningen, 5 november. Volgens een hier ontvangen brief van kapt. Zomerdijk, gevoerd hebbende het alhier thuisbehorende galjootschip NOORD-NEDERLAND (opm: kapt. K.J. Zomerdijk), had hij met zijn equipage genoemd schip in zinkende staat moeten verlaten op 24 oktober l.l op 39ºNB en 17º12’OL (opm: onjuist, waarschijnlijk 19º12’OL), op 30 mijlen afstand van Corfu, waarheen het schip met een lading suiker was gedestineerd. Het schip was op 22 oktober onder hevig stormweder plotseling lek geworden en hadden zij daarna zonder ophouden moeten pompen, het water in weerwil daarvan rijzende, totdat het dek te water lag. Zij hadden hetzelve met de boot moeten verlaten, niets kunnende medenemen als enige levensmiddelen en papieren. De equipage was (opm: na een zeereis van plm. 100’) met de boot op een onbewoond strand aangekomen en hadden de nacht onder de blote hemel doorgebracht en de volgende morgen 2 uur meer binnenwaarts een dorp ontdekt, genaamd Isola di Capo Rizatto (opm: Isola di Capo Rizzuto; positie 38 58 N 17 06 O) (Zuidoostkust van Italië), waar ze liefderijk verpleegd werden. (opm: zie ook NRC 101163)
|