|
Advertentie. Op dinsdag 29 april 1856, des voormiddags ten 10 ure, zal ter terechtzitting van de Arrondissementsregtbank te Leeuwarden, aan de meestbiedende of hoogst afmijnende worden verkocht, het na te melden schip, te weten: een kofschip genaamd TOEVAL, liggende thans in de haven van Harlingen, bevaren wordende door Feitze Ottes Heida, als kapitein, en hem in eigendom toebehorende; volgens opgave groot 65 zeetonnen, met mast, roer, zwaarden, boegspriet, giek, gaffel, stag, wanten, zwaardlopers, luiken, twee ankers, twee ankerkettingen, twee halfsleten grootzeils met een val, schoot en blokken, twee fokken met vallen en schoten met blokken, twee kluiffokken met vallen, schoten en blokken, twee landvasten, drie watervaten, twee haken en twee bomen en boot met twee riemen. Deze verkoop geschiedt: ten verzoeke van de firma M. en R. van der Zee, scheepstimmerbazen onder Harlingen. (opm: volgt een lang relaas over de grondslag van de vordering [fl. 858,07, vermeerderd met rente en proceskosten] en de lange juridische procedure die aan de voorgenomen vordering vooraf is gegaan; kortheidshalve wordt naar de betreffende LC’s verwezen; de TOEVAL, afmetingen 11,67 x 4,30 x 2,04 meter [binnenvaart gemeten, d.w.z. tussen voor- en achterschot, de lengte over alles zal 16 á 17 meter zijn geweest], was op 20 maart 1855 als VROUW SJOERDJE, het voormalige veerschip van Harlingen op Amsterdam, door Heida aangekocht en daarna voor de buitenvaart ingericht; de kof werd tijdens een veiling op 28 juni 1856 voor NLG 1.040 gekocht door de crediteur Meindert van der Zee, scheepstimmerman te Harlingen; op 12 juli werd 2/3e van het eigendom voor NLG 779,67 aan vier partners verkocht; op 21 juli kreeg de TOEVAL een zeebrief voor kapt. O. de Vries; zie verder NRC 260856, 280956, 021256 en 051256)
|