Delfzijl 14 augustus. Volgens gisteren hier ontvangen telegrammen is het schoenerschip JOHANNA, kapt. Rottinghuis, van hier te Ornskoldsvik gearriveerd, en het kofschip ALBERTINA, kapt. Bos, van Harlingen te Riga gearriveerd. Beide schepen hadden negen dagen reis.

Delfzijl, 10 december. Reeds vroeger is medegedeeld de vrees die er bestond dat het te Farnsum thuisbehorende driemast schoenerschip ALBERDINA, kapt. Wolkammer, met de gehele bemanning zou zijn verongelukt. Daar naderhand niets over deze bodem en zijn bemanning - waar ook aan boord waren de vrouw van de kapitein en 2 kinderen - werd gehoord, is dit vermoeden zo goed als zekerheid geworden. Op de 17e september laatstleden van Delfzijl naar Sundsvall vertrokken, werd genoemd schoenerschip in het Skagerrak aangetroffen door kapt. P. Rottinghuis, voerende het schoenerschip JOHANNA. De ALBERDINA was toen in ontredderde staat en lag nagenoeg op zijde. Van de bemanning kon men niets ontdekken, zodat deze het schip reeds scheen verlaten te hebben, en aangezien men sedert omtrent hen niets vernam, moet men tot de treurige gevolgtrekking komen dat alle opvarenden van de ALBERDINA de dood in de golven hebben gevonden.

Delfzijl, 7 oktober. Volgens brief van kapt. J.C. Stenger, voerende het Nederlandse kofschip VOORWAARTS, van Harlingen naar Windau, lag hij de 3e dezer wegens tegenwind met nog vele andere schepen, waaronder ook de schoenerbrik JOHANNA, kapt. C.G.P. Rottinghuis, bij Hirtshals geankerd.

Delfzijl, 13 mei. Volgens een door ons gisteren ontvangen telegram is het schoenerschip JOHANNA, kapt. Rottinghuis, van Malmö te Nyland gearriveerd; alles wel aan boord.

Delfzijl, 21 oktober. Volgens een ontvangen telegram is het alhier te huis behorende schoenerschip JOHANNA, kapt. Rottinghuis, op reis van Riga naar Delfzijl verongelukt, bij welke ramp de kapitein en de stuurman zijn omgekomen.

Amsterdam, 22 oktober. Volgens telegram uit Lemvig bij de Vereeniging van Assaradeuren ontvangen, is het Nederlandse schip JOHANNA, kapt. Rottinghuis, van Riga met hout naar Delfzijl, gestrand en totaal weg. De kapitein en stuurman zijn verdronken; de overige vijf man gered.

Lemvig, 22 oktober. Het hier de 20e oktober door een Noordwester storm verongelukte schip JOHANNA, kapt. Rottinghuis, sloeg bij de stranding onmiddellijk aan stukken. Het grootste gedeelte van de lading kan geborgen worden.

Delfzijl, 29 oktober. Een der geredde schepelingen van het verongelukte schip JOHANNA, meldt aangaande deze ramp de volgende bijzonderheden:
Nadat wij van Riga in zee waren gegaan met bestemming herwaarts, bevonden wij ons op 18 dezer, des avonds plm. 8 uur, 4 mijlen van de Rifhorens, om welke tijd het schip geweldig stootte. Alle manschappen togen onmiddellijk aan de pompen en werd er zonder ophouden gepompt tot vrijdagmorgen 4 uur. Het baatte niets, het schip was inmiddels vol water, drijvende op de lading. Toen zette men koers voor de wind; wij kregen te 9 uur die morgen land in het gezicht, dat de Jutse kust was, in de onmiddellijke nabijheid van Ringkjöbing, met het voornemen daar het schip op het strand te zetten. Hier sloeg alles echter stuk. De ankerketting werd overboord gedaan, waar het schip voor bleef liggen tot zaterdagmorgen 9 uur. Een half uur hierna werd de ketting gekapt, ten einde te beproeven het schip als nu voor de wind op het strand te krijgen, bij welke gelegenheid de kapitein door een stortzee over boord werd geslagen en jammerlijk in de woedende golven zijn jeugdig leven eindigde. Redding was niet mogelijk. Om 10 uur gelukte het de overige schepelingen, met de stuurman Lutter van Appingedam aan het hoofd, het schip op het strand te zetten, bij welke gelegenheid het achterdeel van het schip wegsloeg, met zich nemende al de schepelingen, zes in getal, die allen met zwemmen de wal moesten bereiken. Vijf van de schepelingen gelukte zulks, doch de stuurman, waarschijnlijk door kramp bevangen, zonk in de diepte weg. De schepelingen zijn toen door de strandvoogd in zijn woning opgenomen en daar liefderijk verzorgd, voor welke menslievendheid genoemde strandvoogd een woord van dank wordt gebracht. Een van de geredde schepelingen is nog te Ringkjöbing moeten blijven, ten einde te zorgen voor hetgeen van het schip en de lading nog te bergen zal zijn.

Ringkjöbing, 29 oktober. Het lijk van kapt. C.G.P. Rottinghuis, in leven gezagvoerder van het bij deze plaats gestrande schip JOHANNA, die daarbij overboord sloeg, is aan het strand aangespoeld; men vond daarop een bedrag aan russisch papiergeld en een gouden horloge.

Een der geredde schepelingen van het verongelukte schip JOHANNA, kapt. Rottinghuis, van Riga naar Delfzijl, meldt aangaande deze ramp de volgende bijzonderheden:
Nadat wij van Riga in zee waren gegaan, bevonden wij ons op 18 dezer maand, des avonds pl. m. 8 uur, 4 mijlen van de Rithorens, om welke tijd het schip geweldig stootte. Alle manschappen togen onmiddellijk aan de pompen, en er werd zonder ophouden gepompt tot vrijdag ochtend 4 uur. Het baatte niets, het schip was inmiddels vol water, drijvende op de lading. Toen zette men koers voor de wind; wij kregen om 9 uur die morgen land in het gezicht, dat de Jutsche kust was, in de onmiddellijke nabijheid van Ringkjöbing, met het voornemen daar het schip op het strand te zetten. Hier sloeg alles echter stuk. De ankerketting werd overboord gedaan, waar het schip voor bleef liggen tot zaterdag ochtend 9 uur. Een half uur hierna werd de ketting gekapt, teneinde te beproeven het schip alsnu voor de wind op strand te krijgen, bij welke gelegenheid de kapitein door een stortzee overboord werd geslagen en jammerlijk in de woedende golven zijn jeugdig leven eindigde. Redding was niet mogelijk. Om 10 uur gelukte het de overige schepelingen, met de stuurman Lutter van Appingedam aan het hoofd, het schip op strand te zetten, bij welke gelegenheid het achterdeel van het schip wegsloeg, met zich nemende al de schepelingen, zes in getal, die allen met zwemmen de wal moesten bereiken. Vijf van de schepelingen gelukte dit, doch de stuurman, waarschijnlijk door kramp bevangen, zonk in de diepte weg. De schepelingen zijn toen door de strandvoogd in zijn woning opgenomen en daar liefderijk verzorgd, voor welke menslievendheid genoemde strandvoogd een woord van dank wordt toegebracht. Een van de geredde schepelingen is nog te Ringkjöbing moeten blijven, teneinde te zorgen voor hetgeen van het schip en de lading nog te bergen zal zijn.