Inloggen
JANNETJE - ID 14570


Kroniekberichten

Datum 30 mei 1853
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Kiellegging, bouw en stapelloop van schepen

Ridderkerk, 28 mei. Gisterenavond (opm: 27 mei) ten acht ure is van de werf van de heer Jan Smit Fz. aan het Slikkerveer onder deze gemeente van stapel gelopen het barkschip JANNETJE, groot 350 lasten, gebouwd voor rekening van de heer Fop Smit te Nieuw Lekkerland. Dit schip, welks sierlijke vorm door deskundigen geroemd wordt, draagt de naam naar de overleden echtgenote des ondernemenden mans, en haar zeer gelijkende buste prijkt dan ook in het oud vaderlandse kostuum op de voorsteven. Voorzeker konden haar nagelaten betrekkingen de waardige vrouw geen edeler en eenvoudiger blijk hunner hoogachting geven.

Afbeelding
Datum 07 november 1854
Krant PGC - Provinciale Groninger Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Kapt. Zeeman, die bij het verongelukken van het schip JAN DANIEL met veel moeite werd gered, is de 3e dezer met meer andere passagiers met het barkschip JANNETJE, kapt. Lupcke, van Batavia in welstand te Hellevoetsluis aangekomen.

Afbeelding
Datum 12 januari 1856
Krant JB - Javabode
Type bericht Berichten uit het buitenland incl havens

Batavia, 10 januari. Heden zijn hier aangekomen het Nederlandse schip DUIVELAND, kapt. J.C. Viersma, de 28e september vertrokken van Rotterdam, het dito schip PRINS MAURITS, kapt. Johan J. Bart, de 17e november vertrokken van Rio de Janeiro, en de dito bark JANNETJE, kapt. A. Lupcke, de 16e december vertrokken van Adelaide.

Afbeelding
Datum 03 april 1856
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Vrachten, bevrachtingen

Batavia, 8 februari. Scheepsvrachten. De arrivementen (opm: aankomsten) van vrachtzoekende schepen waren minder talrijk dan de vorige maand. Vrachten bleven, ofschoon producten zeer verminderden vrij wel gesouteneerd (opm: gehandhaafd), daar ieder zich haast, met het oog op de Europese prijzen, om het nog voorradige zo spoedig mogelijk af te schepen. Naar Nederland werden de volgende Nederlandse schepen bevracht, als: JANNETJE (door de Factorij) à NLG 105 voor suiker en koffij op de kust. PRINS MAURITS NLG 100 voor suiker alhier en NLG 105 voor suiker en koffij te Samarang te laden. PRINSES MARIANNE à NLG 105 voor suiker hier en te Indamayoe te laden. DERKINA TITIA NLG 105 voor suiker op de kust. TWEE JEANNES NLG 105 voor suiker op de kust en NLG 120 voor arak (opm: rijstbrandewijn) hier. ADMIRAAL JAN EVERTSEN NLG 92,50 voor rijst, NLG 97,50 voor suiker alhier. AMERIKA NLG 97,50 voor rijst, NLG 115 voor lichte goederen alhier. EENSGEZINDHEID NLG 105 voor suiker op de kust.
Onbevracht zijn nog TWEELINGZUSTERS, HERMAN, OUDERKERK AAN DEN AMSTEL en SARA LYDIA, die allen nog lossen moeten.

Afbeelding
Datum 03 april 1857
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Vrachten, bevrachtingen

Batavia, 11 februari. Vrachten. Het getal der bij het vertrek der vorige mail nog onbevrachte schepen werd door talrijke arrivementen weder vergroot, waardoor de vooruitzichten nog ongunstiger te noemen zijn, en ook weer iets lagere vrachten geaccepteerd werden. De volgende Nederlandse schepen werden gecharterd naar Amsterdam: WILHELMINA CATHARINA à NLG 67,50 voor suiker en NLG 65 voor rijst te Samarang te laden; ALBATROS NLG 70 voor suiker en NLG 65 voor rijst, te Soerabaja te laden; LEWE VAN NYESTEYN NLG 65 voor suiker en NLG 62,50 voor rijst, hier te laden; WATERGEUS NLG 70 voor suiker en NLG 65 voor rijst te Soerabaja in te nemen; ADRIANA PETRONELLA à NLG 65 voor suiker te Samarang te laden; VLAARDINGEN bedingt NLG 70 voor suiker te Soerabaja te laden; ZEENIMPH NLG 67,50 voor suiker te Pekalongan; TELEGRAPH laadt koffij te Padang à NLG 82,50; VAN BOSSE bedingt NLG 5000 per maand van Samarang naar Shanghai, RESIDENT VAN SON is voor twee reizen van Sumanap naar Tjilatjap met zout à NLG 1000 per reis ingehuurd. Voor eigen rekening laden HENDRINA, OUDERKERK AAN DE AMSTEL, JANNETJE, BEZOEKIE en NOORDSTER. MARY HILLEGONDA laadt rijst te Samarang naar Shanghai à USD 0,60 per picol. Door de agenten wordt beladen Nederlands MARIA AGNES.
De volgendeNederlandse schepen zijn nog zonder destinatie waarvan echter nog verscheidene hier en op de kust moeten lossen: COMMISSARIS DES KONINGS VAN DER HEIM, ZUID-BEVELAND, LAURENTIUS EN EMILIA, NEDERLAND, JASON, CORNELIA, IDA ELISABETH, ADMIRAAL VAN KINSBERGEN, MARGARETHA JOHANNA, MARIANNE, ZWARTE ZWAAN, FACTORY, SCHOUWEN, CHRISTIAAN HUIJGENS, KANDANGHAUER.
Het Nederlandse schip ZWARTE ZWAAN is gecharterd à NLG 82,50 naar Nederland om te Makasser en op Java te laden.

Afbeelding
Datum 13 september 1857
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Rotterdam, 12 september. Provinciaal gerechtshof in Zuid-Holland. Zaak van de 22 Maleijers. Acte van beschuldiging. (opm: zie NRC 070956 en een groot aantal latere berichten in deze kroniek 1857)
De procureur-generaal bij het provinciaal gerechtshof in Zuid-Holland geeft te kennen:
dat, bij arrest van terechtstelling van hetzelve hof, in raadkamer vergaderd, van de 17e augustus 1857, naar de openbare terechtzitting van het hof verwezen zijn geworden: 1.
Sidin, wiens ouderdom is onbekend, geboren op Branjer; 2. Pa Seno, wiens ouderdom is onbekend, geboren te Soerabaija; 3. Kapidin, volgens zijn opgave oud 30 jaren, geboren te Samarang; 4. Kasidin, volgens zijn opgave oud 30 jaren, geboren te Rembang; 5. Batjook 1, wiens ouderdom is onbekend, geboren te Kijlie; 7. Soedin, wiens ouderdom is onbekend, geboren te Soerabaija; 8. Amat, wiens ouderdom is onbekend, geboren te Soerabaija; 9. Lingo, volgens zijn opgave oud 50 jaren, geboren te Soerabaija; 10. Doolah, wiens ouderdom is onbekend, geboren te Pontejana; 11. Klaas Ledesma, volgens zijn opgave oud 27 jaren, geboren te Manilla; 12 Setro, wiens ouderdom is onbekend, geboren te Soerabaija; 13. Ngangsi, wiens ouderdom is onbekend, geboren te Palembang; 14. Makidin, wiens ouderdom is onbekend, geboren te Soerabaija; 15. Sidin, volgens zijn opgave oud 18 jaren, geboren te Soerabaija; 16. Tjiplis, wiens ouderdom is onbekend, geboren te Soerabaija; 17. Osman, wiens ouderdom is onbekend, geboren te Soerabaija; 18. Ngaitin, wiens ouderdom is onbekend, geboren te Soerabaija; 19. Simin, volgens zijn opgave oud 20 jaren, geboren te Soerabaija; 20. Pa Warina, volgens zijn opgave oud 24 jaren, geboren te Soerabaija; 21. Kiman, wiens ouderdom is onbekend, geboren te Samarang, en 22. Medin, wiens ouderdom is onbekend, geboren te Soerabaija; allen als zeevarenden ter koopvaardij behoord hebbende tot de equipage van het barkschip TWENTHE, de eerste als bootsman, de tweede en derde als bootsmaten, die vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste, negende, tiende en elfde als roergangers, de overigen als matrozen, laatst gewoond hebbende te Soerabaija,
thans gedetineerd te Rotterdam; en verklaart de procureur-generaal, dat uit de instructie dezer procedure resulteert:
Dat de beschuldigden, van welke de beide eersten en de zevende tot de twintigste op de JANNETJE (opm: bark), kapt. A. Lupcke en de overigen op de VRIJE HANDEL (opm: bark), kapt. D. van Ketwich, als schepelingen van Java naar Nederland waren gekomen, in de maand juni 1856, ten overstaan van de waterschout Andreas Paul Nicolaas Rijk, te Rotterdam zijn aangemonsterd en aldaar in dienst getreden om met het Nederlandse barkschip TWENTHE, kapt. Ansco Coopmans een reis te doen van die plaats naar Java en aldaar te worden ontslagen;
alles op de voorwaarden, in de ten processe aanwezige copie-monsterrol beschreven;
dat de schepelingen van de JANNETJE afkomstig, door de kapitein zelve en die van de VRIJE HANDEL gekomen, door de eerste stuurman zijn aangenomen;
dat de eerste beschuldigde als serang of bootsman aan boord was het hoofd der beschuldigden;
dat buiten de beschuldigden en voormelde kapitein, de equipage bestond uit: Charles Guillaume Soff als eerste stuurman; Willem Hendrik Vermeulen als tweede stuurman; Ary Pieter Barends als derde stuurman; Adolphus Wilhelmus van Douwe, als dokter; Thomas de Moes als eerste timmerman; Jacobus Gerhardus Onel, als tweede timmerman; Johannes Bernardus Halder de la Laine als hofmeester; Jacobus Dunnewijk als kok; Johan Diederik Blanken, IJnse de Haan en Petrus Cammenga als jongens en de reis daarboven werd medegemaakt door de echtgenote des kapiteins, met name Tjitske van Dam en de naar haar vaderland terugkerende Javaanse dienstbode Sarina;
dat het schip al spoedig van Rotterdam naar Hellevoetsluis gezeild, de 15de juli 1856 in zee is gesleept; dat de beschuldigden tot de 11de augustus daaraanvolgende steeds hun plicht volbracht hebben, tot tevredenheid des kapiteins, behoudens een voorval ten dage, waarop het schip in zee zou worden gesleept, als wanneer, toen door de derde stuurman Barends vier man voor de giek (opm: roeiboot) waren gecommandeerd om de echtgenoot des dokters aan wal te brengen, de eerste beschuldigde, omdat dit geschiedde terwijl schaften bevolen en het volk daarmede bezig was, boos is geworden en zijn ontevredenheid daarover aan de kapitein en de eerste stuurman heeft betuigd en betoond, zijn etensbakje toornig op het dek nederwerpende en zeggende, toen laatstgemelde hem daarover onderhield en bij de borst vatte, in het Maleis, volgens de kapitein: “Ik zal je wel vinden als gij op zee komt”, of “pas op, pas op, als wij op zee zijn”, en volgens de eerste stuurman: “dat hij hem wel zou betrekken, als ze maar eens in zee waren” of “pas op stuurman, laten wij maar eerst in zee wezen”, – van welke woorden de dokter Van Douwe heeft verstaan: “wacht op zee” – hoedanig zeggen de eerste beschuldigde heeft ontkend te hebben geuit, het noemende zeer onbehoorlijke woorden, terwijl hij het voorval overigens heeft erkend en de kapitein nog verklaard heeft dat de eerste beschuldigde, de volgende dag door hem over zijn gedrag onderhouden, verschoning had verzocht en beloofd had zich beter te zullen gedragen;
dat de beschuldigden, welke tevreden waren over de hun tot aan hun komst in zee verstrekte voeding, geen genoegen hebben genomen in hetgeen hun, toen zij op zee waren, verschaft werd en voor de 11de augustus meermalen van die ontevredenheid hebben doen blijken en deze evenzeer als hun verlangen ander voedsel te ontvangen kenbaar hebben gemaakt of doen maken aan de kapitein, de stuurlieden en andere leden der Europese equipage, hetgeen ten gevolge heeft gehad dat hun de 4de augustus, toen zij gezamenlijk met hun rantsoen achteruit waren gekomen, ten einde klachten daarover in te brengen, een wijziging in de voeding is toegestaan, door twee dagen ’s weeks de zoutevis door stokvis te vervangen, vermits hunne klachten bepaaldelijk raakten de zoutevis, als zullende zijn te zout om op den duur te nuttigen, dagelijks, drie malen, zonder afwisseling met andere vis of met vlees;
dat de 7de augustus, der beschuldigden nieuwjaarsdag, hun door de kapitein een vrije dag is gegeven en zij onthaald zijn, onder meer op gedroogde aardappelen met zoutvlees en pannenkoeken met spek, waarvoor zij de kapitein zijn komen bedanken, met uitzondering van de eerste beschuldigde, die ziek in zijn kooi lag;
dat op de 11de augustus, na de schafting, des namiddags ten één ure, volgens de verklaring van de 3de stuurman Barends, niemand op het dek kwam;
dat alstoen de eerste stuurman Soff de kapitein heeft gewaarschuwd, dat de beschuldigden niet verkozen hun werk te hervatten, waarop deze beiden hen tot zich hebben doen komen om de oorzaak hiervan te vernemen, als wanneer door één der beschuldigden, zo de kapitein meent de elfde, Klaas Ledesma is geantwoord dat ontevredenheid over de voeding oorzaak was en dat zij verlangden voedsel, gelijk de vijf voor de mast zijnde Europese zeelieden, waarbij gevoegd werd dat zij tengevolge der voeding zwak waren;
dat hierop door de kapitein aan de beschuldigden is voorgehouden dat hij tot de verlangde voeding niet was uitgerust en zo dus niet kon geven, met herinnering tevens aan de monsterrol, waarbij, zoals de kapitein zeide, door hen Indisch voedsel was bedongen, doch welk beweren, dikwijls herhaald, door de monsterrol niet wordt bevestigd.
Dat, daar de beschuldigden volhielden niet te werken, de kapitein heeft te kennen gegeven dat wie niet werkte ook niet zoude eten en ten twee ure alle de beschuldigden (met uitzondering des eersten, welke ziek was) op het dek zijn geroepen en aan hen is voorgesteld de vraag: wie wilde werken, wie niet? Waarop een negental hunner tot voortzetting van de arbeid bereid werd bevonden, zijnde de 3de, 5de, 9de, 12de, 14de, 15de,16de, 19de en 21ste, hebbende van dezen de 5de spoedig daarop de arbeid mede gestaakt.
Dat de 2de, 4de, 5de, 6de, 7de, 8ste, 10de, 11de, 13de, 17de, 18de, 20ste en 22ste beschuldigden erkennen de arbeid op de 11e augustus niet te hebben voortgezet, als aanleiding daartoe hebben opgegeven het onvoldoende hunner voeding; dat de beschuldigden die hebben voortgewerkt hunne gewone voeding de 11e augustus hebben ontvangen, doch de overigen niet, en de kapitein, opdat de laatst bedoelden geen drinken zouden erlangen, aan de kok Dunnewijk order had gegeven dat de pomp uit het watervat moest worden genomen, waaraan deze heeft voldaan, over welke onthouding van alle spijs en drank de kapitein de eerste stuurman heeft geraadpleegd, die verklaart de maatregel te hebben goedgekeurd;
dat de kok Dunnewijk heeft verklaard dat de kapitein hem de 11e augustus, des namiddags ten vier ure in de kajuit bij zich heeft geroepen, waar zich ook de eerste stuurman bevond en hem gevraagd heeft of hij op hem rekenen kon, als er iets gebeurde met het volk, welke vraag hij toestemmend heeft beantwoord, tevens met de raad om toe te geven, daar de zachtste weg de beste was, en de eerste beschuldigde hem verzekerd had dat de beschuldigden allen zouden werken als zij maar tweemaal in de week vlees kregen, hetgeen de kapitein weigerend beantwoordde, zich ook thans op de aanmonstering beroepende en ontkennende, dat de beschuldigden op Europese kost waren aangemonsterd; –
dat de kapitein zeide uit voorzorg de vuurwapenen gereed te zullen maken, gelijk hij dan ook met de eerste stuurman in de kajuit zes geladen pistolen heeft nedergelegd, terwijl die beiden daarboven zich ieder van twee geladen zakpistolen hebben voorzien;
dat, nadat de nacht rustig was voorbij gegaan, in de morgen van de 12e augustus, naar luid der verklaring van de aan boord met het uitgeven der voedingsmiddelen belaste 3de stuurman Barends, die zegt zeker te weten, voor de werkende beschuldigden stokvis is uitgegeven, hetgeen evenwel hun kok, de 16de beschuldigde ontkent, welke volhoudt dat zij die ochtend zoutevis gegeten hebben; dat ten half tien ure, toen de wacht van de jongen De Haan was afgelopen, deze aan de beschuldigden op hunne vraag om brood, vermits zij geen eten hadden gehad, een stuk of tien beschuiten heeft gegeven;
dat in die morgen, volgens de verklaringen van de kapitein, de stuurlieden Soff en Barends, de timmerman De Moes, de kok Dunnewijk, de hofmeester Halder de la Laine en de jongens De Haan en Cammenga, ook diegenen der beschuldigden, welke het werk ten vorige dage niet hadden geweigerd, mede hetzelve hebben gestaakt;
dat de zestiende beschuldigde die dag, ten ongeveer 9 ure, bij de derde stuurman niet is gekomen om het rantsoen en op de vraag van deze of hij geen eten moest hebben voor het volk, heeft gezegd van nee en dat niemand meer te eten wilde hebben en zij niet meer wilden werken;
zijnde deze verklaring des derden stuurmans door de zestiende beschuldigde bevestigd, die daarbij heeft medegedeeld, dat de overige acht hem gezegd hadden dat zij niet meer eten en niet meer werken wilden en dat hij met hen had medegedaan;
dat de eerste beschuldigde, ten acht ure bij de kapitein op het dek gekomen, met deze een gesprek gevoerd heeft, houdende, volgens de kapitein, te kennen-geving, dat de beschuldigden niet langer aan boord verkozen te blijven, maar wensten in een Portugese bezitting aan land te worden gezet, waarop de kapitein verklaart te hebben geantwoord dat dit onmogelijk was en de eerste beschuldigde beweert dat dit gesprek gestrekt heeft om medelijden met zijne manschappen en vervanging van vis te verzoeken, welke door de kapitein werd geweigerd;
dat de tweede stuurman Vermeulen, die zich in de nabijheid aan het roer bevond, heeft verklaard van het tussen de kapitein en de eerste beschuldigde destijds gesprokene alleen te hebben verstaan, dat de kapitein gezegd heeft: “dat hij geen ander eten geven kon”, en de eerste beschuldigde: ”dat zij geen moeite maken zouden”;
dat men de 11e augustus aan boord van de TWENTHE, het eiland Madeira in het gezicht had, doch dit in de morgen van de 12e het geval niet meer was; dat de kapitein en de eerste stuurman hebben verklaard het eisen van ander voedsel te beschouwen als voorwendsel ter bereiking van een ander doel, door hen aan de beschuldigden toegeschreven, te weten om in een Portugese bezitting aan wal te komen, waaromtrent de eerstgenoemde heeft verklaard dat het hem vreemd is voorgekomen dat de beschuldigden, vóórdat men Madeira naderde, aan de stuurlieden hadden gevraagd of hetzelve geen Portugese bezitting was en op het bekomen van een ontkennend antwoord, één van hen had gezegd dat men hem te Rotterdam had gezegd dat het wèl een Portugese bezitting was, hebbende de kapitein hier echter later bijgevoegd, dat deze omstandigheid hem vreemd is voorgekomen, zonder er evenwel iets bepaalds uit te durven afleiden;
dat hieromtrent is verklaard: 1. door de eerste stuurman, dat een der beschuldigden, zonder te weten wie, hem gevraagd heeft of Madeira een Portugese bezitting is; 2. door de tweede stuurman: dat de beschuldigden wel gevraagd hebben, Madeira ziende, of zulks aan de Portugezen behoorde, doch niet te hebben bespeurd dat zij met geweld derwaarts wilden; 3. door de derde stuurman: dat meerdere der beschuldigden, waaronder de een-en-twintigste (Kiman), toen deze ’s nachts op de uitkijk stond of er land in het gezicht kwam, hem hebben gevraagd of het eiland in het gezicht Madeira en Portugees was; en 4. door de kok Dunnewijk: dat de eerste beschuldigde hem heeft gevraagd welk eiland men in het gezicht had, doch dat op zijn antwoord dat het Madeira was door die beschuldigde niet is gevraagd aan wie het behoorde, hebbende echter de eerste beschuldigde opgegeven niet gehoord te hebben welk land het was;
dat geen der andere leden van de Europese equipage der TWENTHE de beschouwing des kapiteins en eerste stuurmans, omtrent het verlangen der beschuldigden naar een Portugese bezitting, als hun doel en omtrent de klachten over de voeding als voorwendsel en middel tot bereiking van dat doel, heeft verklaard te delen;
dat de 12e augustus, ten tien ure, de eerste beschuldigde op het dek is verschenen en op zijn bootsmansfluitje heeft gefloten, op welk teken alle de beschuldigden op het dek tot hem gekomen zijn en zich bij hem verzameld hebben, dragende hunne scheepsmessen ter zijde;
dat daarop de eerste beschuldigde naar achteren is gegaan, gevolgd door de overigen, die, terwijl de eerste beschuldigde zich op de campagne begaf, op het dek bleven staan;
dat volgens de beschrijving des tweeden stuurmans, die destijds aan het roer stond, op de campagne de kapitein zich bevond stuurboordzijde, de eerste stuurman bakboordzijde, ook de dokter, terwijl de derde stuurman verklaard heeft dat hij op het benedendek voor de kajuit stond;
dat de derde stuurman Barends, iets kwaads vermoedende, in de wapenkamer is gegaan, een sabel voor zich heeft genomen en een andere aan de tweede stuurman op het halfdek heeft toegeworpen, welke sabels niet gescherpt waren;
dat de eerste beschuldigde alstoen tot de kapitein gericht heeft de vraag om ander voedsel voor de beschuldigden en op het herhaald weigerend antwoord des kapiteins, het verlangen heeft geuit om allen aan wal te worden gezet;
waarop de kapitein verklaart knorrig te hebben geantwoord: “als je naar de wal wilt, zwem er dan heen”, terwijl de eerste beschuldigde, volgens de verklaring van de kapitein en de stuurlieden Vermeulen en Barends, welke laatste op dit punt zeer stellig verklaart, tot de kapitein op diens weigerend antwoord heeft gezegd dat het schip dan noch in Holland, noch op Java zou terugkomen, welk zeggen de eerste beschuldigde echter heeft ontkend te hebben geuit, bewerende te hebben gezegd: ”als gij ons niet hebt, hoe kan het schip dan overzee komen?” Dat de aanvang van het tussen de kapitein en de eerste beschuldigde op de campagne gevoerd gesprek, bepaaldelijk met de vraag om ander voedsel, is bevestigd door de verklaringen der drie stuurlieden, terwijl de kapitein, die zich wel herinnert de vraag om allen aan wal gezet te worden, ten aanzien van de aanvang van het gesprek om ander voedsel, heeft verklaard “dat het mogelijk is, maar hij het zich niet herinnert”;
dat de timmerlieden van de kapitein order bekwamen om de kajuit te bewaren, waar zij geladen pistolen zouden vinden en ook werkelijk gevonden hebben, welke door hen gedurende het oproer zijn afgeschoten, zonder te weten of zij er iemand door getroffen hebben;
dat op het gesprek, tussen de kapitein en de eerste beschuldigde gevoerd (terwijl volgens de verklaring des kapiteins de tweede beschuldigde middelerwijl ook op de campagne was gekomen en terwijl de jongen De Haan verklaart dáár inmiddels ook te zijn gekomen), is gevolgd een bestorming der campagne, terwijl de elfde beschuldigde, Klaas Ledesma, die, volgens getuigenis van de tweede stuurman Vermeulen, hierbij het eerst de trappen van de campagne is opgekomen, riep: Djaga! Djaga!, hebbende die beschuldigde een en ander evenwel ontkend; terwijl, volgens de verklaring van de jongen De Haan de bestorming plaats had op een gegeven teken van een schreeuw van de liplap (zijnde de elfde beschuldigde aan boord de enige alzo genoemd wordende);
dat bij gelegenheid dier bestorming een gewelddadige aanval heeft plaats gehad op de personen van de kapitein Coopmans en de eerste stuurman Soff;
dat de jongen De Haan, die aanval ziende, door de kerkskap naar beneden is gevlucht (opm: kerk, ruimte voor de kajuit, die van de eigenlijke kajuit gescheiden was door een schot; men hield daar vroeger de kerkdiensten);
dat bepaaldelijk de eerste, tweede en vierde beschuldigden (wat betreft de eerste en tweede, volgens de verklaring des kapiteins, bevestigd door de tweede stuurman Vermeulen en wat betreft de vierde, volgens de verklaring des laatstgenoemde) de kapitein hebben aangegrepen en met deze hebben geworsteld, gedurende welke worsteling de kapitein is toegebracht een gestoken wonde onder de linkerschouder;
dat de kapitein verklaard heeft, dat bij deze worsteling zijn aanvallers dadelijk zijn beide handen hebben vastgehouden, doch dat hij zijn rechterhand vrij gekregen hebbende een geladen revolver vóór uit zijn broekzak heeft getrokken en toen getracht heeft zijn linkerhand vrij te krijgen, ten einde zijn wapen in staat te brengen om er gebruik van te kunnen maken;
dat echter de eerste beschuldigde hem die revolver heeft ontrukt, hem dezelven tegen de keel gezet en de haan afgetrokken;
dat echter de revolver, ofschoon geladen, niet had kunnen afgaan omdat de cilinder niet gericht was, welke poging om de kapitein te doorschieten ook door de eerste stuurman Soff is waargenomen;
dat de genoemde eerste, tweede en vierde beschuldigden de kapitein vasthielden en wel, volgens de verklaring van de 2de stuurman Vermeulen, een hunner aan de benen, terwijl zij hem, volgens de verklaring van de derde stuurman Barends, reeds ter halverwege over de ijzeren leuning hadden, tengevolge waarvan deze beide stuurlieden evenzeer als de kapitein meenden dat zij de laatstgenoemden over boord wilden werpen, het geen deze ook verklaart te hebben gekeerd door zijn voet om een ijzeren hek te slaan;
dat de tweede stuurman Vermeulen, toegeschoten zijnde om de kapitein te ontzetten, met een sabel op diens aanvallers heeft ingehouwen, de tweede beschuldigde op zijn hoofd en de vierde op zijn arm heeft geraakt, waarop zij de kapitein hebben losgelaten en met de eerste beschuldigde naar voren weggelopen zijn;
dat de kok Dunnewijk, die de eerste beschuldigde met de kapitein op de campagne bezig heeft gezien, deze tegen het want drukkende, een pistool dat hij vond liggen heeft opgenomen en gezet op de borst des vierden beschuldigde, die met de eerste bij de kapitein stond, doch welk pistool weigerde, hebben de vierde beschuldigde erkend dat gelijk hij het noemt, de kok op hem geschoten, doch hem niet geraakt heeft;
dat de kapitein, ontzet door de tweede stuurman, zich willende begeven van de campagne langs de trap naar het dek, om de overige schepelingen te hulp te roepen, alstoen door enige der beschuldigden opnieuw is aangevallen, welke hem met snijdende werktuigen een zeventiental wonden, meer of minder zwaar, aan de linkerhand hebben toegebracht;
dat de eerste beschuldigde de opgegeven toedracht van de aanval op de kapitein wedersprekende, ontkennende hem te hebben gestoken, een pistool op de keel gezet of over boord willen werpen, heeft opgegeven dat terwijl hij met de kapitein stond te spreken er een schot uit de kerklantaarn is gevallen, waardoor niemand gekwetst werd, dat de kapitein daarop zijn jas open deed, waaronder twee pistolen waren verborgen, waarvan hij er één trok, welks haan hij wilde spannen, waarom hij eerste beschuldigde hem dit pistool heeft uit de hand gerukt en het op het dek geworpen;
dat de kapitein toen een tweede pistool heeft getrokken, hem eerste beschuldigde van zich heeft afgeduwd, die daardoor achteruit struikelde en viel, wanneer de kapitein dat pistool op hem, toen hij juist wilde opstaan afschoot en hem met de kogel in de linkerborst getroffen heeft, zodat hij nederviel bij de trap der campagne en hij volstrekt niet weet wat er verder met hem is gebeurd;
dat met betrekking tot deze met de opgaven des kapiteins en tweede stuurmans Vermeulen niet te verenigen voorstelling des eersten beschuldigde, noch door de eerstbedoelde is verklaard, dat als hij de eerste beschuldigde getroffen heeft, dit stellig niet geschied is op de campagne na het gevoerde gesprek en het dan eerst zou kunnen gebeurd zijn, toen hij de campagne reeds was afgekomen en de kajuit zou binnengaan, als wanneer hij zijn tweede pistool heeft gelost zonder echter te weten of hij daardoor iemand getroffen heeft;
dat de tweede en de vierde beschuldigden beide almede hebben ontkend de kapitein te hebben gestoken of over boord te hebben willen werpen en bevestigt de opgave des eersten beschuldigde ten aanzien van diens verwonding door de kapitein;
dat de tweede beschuldigde beweert dat hij het eerste door de eerste beschuldigde van de kapitein afgenomen en op dek geworpen pistool heeft over boord geworpen;
dat de vierde beschuldigde daarop, toen de eerste gewond was, de kapitein heeft om het lijf vastgegrepen, om hem het nogmaals laden te beletten, tengevolge waarvan de kapitein zijn pistool liet vallen, hetwelk hij tweede beschuldigde toen mede heeft over boord geworpen;
dat hem op het ogenblik dat hij het pistool over boord wierp, door de tweede stuurman twee slagen met een sabel op de rug zijn toegebracht en dat de vierde beschuldigde van dezelfde een sabelhouw over de rechter schouder heeft gekregen toen hij de kapitein vasthield;
dat de vierde beschuldigde het evengemelde hem betreffende vasthouden des kapiteins om het andermaal laden te beletten, evenzeer als het bij die gelegenheid ontvangen van sabelhouwen van de 2de stuurman heeft bevestigd;
dat de tiende beschuldigde (Doolah) bevestigt van de derde stuurman Barends een hevige sabelhouw op het hoofd te hebben gekregen, zeggende dat dit geschiedde toen hij was toegesneld om de eerste beschuldigde, die gewond was, te helpen vervoeren, welke stuurman hieromtrent heeft verklaard op de massa te hebben ingehouwen, maar niet te weten wie hij geraakt heeft;
dat de eerste stuurman Soff, die verklaard heeft dat bij het begin van de aanval hij evenmin als de kapitein de tijd gehad heeft om zijn pistool te trekken en dat hij terstond door acht man is besprongen, gedurende de worsteling met zijn aanvallers heeft bekomen een gestokene wonde in de linkerzijde, onder de korte ribbe en twee gehouwen wonden op het hoofd, van welke verwondingen gezegde stuurman wel vermeent, maar niet met zekerheid kan verklaren dat de gestokene hem zou zijn toegebracht door de elfde beschuldigde Klaas Ledesma, die zulks echter heeft ontkend, ofschoon belijdende dat hij, vrezende dat de eerste stuurman schieten zou, hem wel bedreigd heeft met zijn scheepsmes om hem daarmee bang te maken toen hij beneden op het dek bij het trapje van de campagne stond;
dat de eerste stuurman nog heeft verklaard dat hem zijn pistolen zijn ontnomen en dat een derzelve op hem is gelost, zonder dat hij kan zeggen door wie;
dat het de kapitein en eerste stuurman gelukt is de kajuit te bereiken, waar met uitzondering der beide andere stuurlieden, alstoen alle de leden der Europese bevolking van het schip aanwezig waren;
dat de derde stuurman Barends verklaard heeft dat, nadat de kapitein en de eerste stuurman gewond in de kajuit waren gevlucht, hij ook tot hulp des kapiteins toegeschoten, de trap van de campagne zullende opgaan en zich zoveel mogelijk met een sabel werende, van de tweede beschuldigde een slag met een handspaak op de rechterarm heeft bekomen, welke een breuk van het ondergedeelte van die arm heeft teweeg gebracht, wordende het toebrengen van deze slag door de bedoelde beschuldigde ontkend;
dat de eerste stuurman Soff, tengevolge der hem toegebrachte verwondingen van welke de genezing van die in de zijde dertig dagen en van die aan het hoofd zes en twintig of zeven en twintig dagen gevorderd heeft, de 20e september nog zeer zwak was en zijn gewoon werk toen nog niet kon verrichten, terwijl de derde stuurman Barends na dertig dagen weder iets met zijn arm heeft kunnen verrichten en na zeven en dertig of acht en dertig dagen zijn gewoon werk heeft kunnen hervatten;
dat de tweede stuurman Vermeulen, nadat vorenstaande had plaats gehad, heeft gezien dat de tweede beschuldigde in de kombuis ging, daaruit met een tang vuur haalde en met een grote boor, die hij in zijn hand hield, zich in voorluik begaf, welke tweede beschuldigde heeft beleden, brandende steenkool uit de kombuis genomen en in het schip geworpen te hebben;
dat daarna dezelfde tweede stuurman, zich op het achterdek bevindende en aldaar blijvende, in de hoop dat alle de ongewonden der equipage zich bij hem zouden vervoegen, de derde stuurman Barends tot zich zag komen, die hem zeide met een handspaak een slag op de arm te hebben gekregen, waarna beschuldigden op deze beiden weder zijn afgekomen, met spaken als anderszins gewapend, ten gevolge waarvan deze stuurlieden, begrijpende het tegen zulk een overmacht niet te kunnen uithouden, door de kerkskap naar beneden zijn gesprongen in de kajuit, waar zij al de overige leden der Europese bevolking van het schip vonden, terwijl zij door de woeste hoop zo nauw op de hielen werden gevolgd dat de kap terstond door hen omsingeld was;
dat de hofmeester Halder de la Laine heeft verklaard dat de tweede timmerman Onel, de zestiende beschuldigde Tjilplis bij de kajuitslantaarn opmerkende, deze in het Maleis heeft aangesproken, doch dat hij zijn mes liet zien;
dat de tweede stuurman, in de kajuit toevallig een pistool op tafel vindende liggen, dit terstond naar boven heeft afgeschoten, zonder met zekerheid te kunnen zeggen of hij iemand geraakt heeft, ofschoon zulks vermenende, daar het scheen alsof beschuldigden iemand opraapten en wegdroegen, gelijk ook de derde stuurman heeft verklaard;
dat de eerste beschuldigde, erkennende de énige te zijn, die door een pistoolschot is getroffen, echter zijn boven omschrevene met de waarheid strijdig bevondene opgave ten aanzien van het schieten des kapiteins volhoudende, heeft ontkend dat het schot des tweeden stuurmans door de kerklantaarn hem zou hebben geraakt;
dat de Europese bevolking van het schip de kajuit niet kon verlaten, daar de beschuldigden alles vernielende, de deuren hadden dichtgespijkerd, voor de ramen op het dek uitkomende, planken hadden bevestigd en de kap bleven bewaken, door welke (terwijl de kapitein volgens de derde stuurman Barends de beschuldigden toeriep dat hij hun in alles genoegen zou geven en volgens dezen, de tweede stuurman Vermeulen, de kok Dunnewijk en de hofmeester Halder de la Laine, onder vertoning van een stuk ham, hun onder anderen toeriep: cassi zampi, dat hij hun vlees zou geven) allerhande brandbare en brandende stoffen naar beneden in de kajuit werden geworpen, waar de daardoor ontstane brand slechts met moeite werd tegengegaan door middel van wollen dekens, die door de openstaande lenspoorten ter bevochtiging in het water werden nedergelaten en door middel van door gezegde poorten geschepte potten water;
dat onder zoveel mogelijk blussen van de brand in de kajuit en nadat verscheidene uren daarin waren doorgebracht, de jongen Blanken door een patrijspoortje heeft gezien dat de beschuldigden in de barkas wegvoeren, hetgeen hij aan de kapitein heeft medegedeeld, die zich daarvan heeft vergewist, waarna na vruchteloze poging om de kajuitdeuren open te maken, met alle krachten de kerkskap is opengebroken, waardoor tweede stuurman Vermeulen het eerst en vervolgens de overigen op het dek gekomen en de gewonden geholpen zijn;
dat op het dek gekomen, men zag de beschuldigden zich in de verte verwijderden en de TWENTHE een verschrikkelijk toneel van verwoesting vertonende, aan verschillende kanten in brand, terwijl de tweede stuurman Vermeulen zich desniettegenstaande terstond naar voren begaf om te zien of er daar ook nog van de beschuldigden verstoken waren en hoe het daar met de brand gesteld was, doch niet naar beneden kon komen, daarin verhinderd door de hem tegemoet komende rook en vlammen;
dat vergeefse pogingen zijn gedaan tot blussing van de brand, welke pogingen niet in uitgebreide of afdoende mate konden worden aangewend, daar de brandspuit was vernield, de putsen niet werden gevonden en de verwoesting in welke de beschuldigden het schip hadden gebracht en met de door hen weerloos gemaakte, van vlammen omringde Europese bevolking, aan haar lot overgelaten, zo groot was, dat slechts een enkele koperen ketel en casserol aanwezig werd bevonden, welke geschikt waren om enigermate bij de blussing te worden gebruikt;
dat, vermits de weinige handen en onvoldoende blusmiddelen het meer en meer de overhand krijgende vuur niet konden meester worden, het schip noodwendig moest worden verlaten, terwijl ook gevreesd werd dat het vuur het kruit mocht bereiken;
dat inmiddels ontdekt werd een schip, op de TWENTHE aanhoudende, waarna is gebruik gemaakt van de enige nog nevens het schip aanwezig bevonden sloep, welke vol water zijnde, zo goed mogelijk is uitgehoosd, waarin de Europese leden der bevolking van het schip zich hebben begeven, met achterlating van al wat zij bezaten en waaruit zij zijn opgenomen op evenbedoeld schip, zijnde het Franse fregatschip TALISMAN, gevoerd door kapitein Victor Foubert, welke gezagvoerder hen de 13e september te Rio de Janeiro heeft aan wal gebracht, alwaar voor de Nederlandse consul-generaal beëdigde verklaringen omtrent het voorgevallene zijn afgelegd, waarvan de processen-verbaal bij de gedingstukken zijn overgelegd;
dat nadat de TWENTHE was verlaten, de vlammen aan alle zijden zijn uitgebroken en kort daarna de grote en bezaanmast over boord zijn gevallen;
dat de beschuldigden de veertiende augustus in de nabijheid der haven van Fuchal zijn aangehouden, allen gewapend met messen, welke hun aldaar zijn afgenomen;
dat de beschuldigden hebben ontkend dat zij afspraak zouden hebben gemaakt, om bij weigering van de kapitein om aan de eisen van hunnentwege te voldoen, het schip in de brand te steken of moord te plegen;
dat de eerste beschuldigde, ontkennende de anderen te hebben aangezet om het werk te staken, heeft opgegeven dat zij die de 11e augustus nog doorgewerkt hadden, hun werk de 12e ook hadden gestaakt en dat zij allen hem hadden gelast de kapitein nogmaals over de voeding te gaan spreken, en wel zo dat zij het allen konden horen opdat hij hen niets wijsmaakte; dat hij zich toen op het dek begeven hebbende allen heeft gefloten, waarop allen zijn gekomen met hunne messen op zijde en hem zijn gevolgd tot aan de campagne, hij alleen de trap is opgegaan tot de kapitein, die met de eerste en tweede stuurlieden zich aldaar bevond;
dat de kapitein daarop de eerste en tweede timmerman heeft geroepen, die nadat zij bij hem waren geweest, zich dadelijk naar de kajuit begaven;
dat hij toen tot de kapitein gezegd heeft: “zij moeten allen horen wat ik tegen u spreek en wat u antwoord”;
dat daarop het gesprek is gevoerd, waarbij door hem is gevraagd om andere vis of vlees, doch geweigerd door de kapitein, door hem is gevraagd om die dan te kopen, hetgeen ook is geweigerd; door hem gevraagd om aan de wal te worden gezet als er land in het gezicht kwam, doch door de kapitein geweigerd; door hem eindelijk gezegd: “kapitein, gij hebt te Rotterdam gezegd dat wij goed te eten zouden hebben, deze schafting komt niet overeen met het boek van de waterschout;“
dat daarop de kapitein naar beneden heeft gesproken en onmiddellijk daarop is gevallen het schot uit de kerklantaarn en verder is gevolgd, wat hierboven reeds als door de eerste beschuldigde opgegeven, is vermeld; dat de overige beschuldigden hoofdzakelijk hebben opgegeven, door het onvoldoende der voeding, die niet overeenkwam met hetgeen zij op de vroeger door hen bevaren schepen hadden genoten en met hetgeen hun bij de aanmonstering voor de TWENTHE was toegezegd en die hen tot werken te zwak maakte, gedreven, de eerste hunner te hebben verzocht de kapitein hierover te onderhouden en te trachten daarin verandering te verwerven;
dat deze de kapitein daarover heeft onderhouden, terwijl zij zich met hem op het dek hadden begeven, voor zoverre zij aldaar zich nog niet bevonden;
dat alstoen een gesprek tussen de kapitein en de eerste beschuldigde is gevoerd, hetgeen zij die zeggen het te hebben kunnen verstaan, hoofdzakelijk opgegeven te hebben bestaan in de vraag om ander voedsel en op de weigering daarvan, in de vraag om dan aan wal gezet te worden, hetgeen ook werd geweigerd;
dat er vervolgens is geschoten;
dat behalve het door de vierde beschuldigde erkend vasthouden des kapiteins, gelijk hij zegt, ten einde deze het weder laden te beletten, geen der beschuldigden het door hen plegen van enige aanval of gewelddadigheid tegen personen heeft erkend;
dat met uitzondering van de eerste, zeventiende, achttiende en twee en twintigste beschuldigden, allen erkennen de kajuit gesloten te hebben gezien, doch opgegeven niet te weten wie dezelve heeft dichtgemaakt, behoudens de opgave des vijfde beschuldigde, die heeft beleden planken voor de ramen der kajuit te hebben gezet, doch niet erkent die te hebben vastgespijkerd;
dat, met uitzondering van de eerste, derde, tiende en een en twintigste beschuldigden, allen erkennen het schip in rook of brand te hebben gezien, doch opgeven niet te weten wie de brand gesticht heeft, met uitzondering des tweeden beschuldigde, wiens bekentenis te dezen opzichte boven is vermeld;
dat overigens allen ontkennen brandende stoffen in de kajuit of elders in het schip te hebben geworpen of verspreid en de blusmiddelen te hebben vernield of verwijderd;
dat allen erkennen het schip met de barkas te hebben verlaten en gelijk voormeld te zijn aangehouden.
En worden mitsdien de beschuldigden: 1. Sidin (Serang), 2. Pa Seno, 3. Kapidin, 4. Kasidin, 5. Batjook 1, 6. Batjook 2, 7.Soedin, 8. Amat, 9. Lingo, 10. Doolah, 11. Klaas Ledesma, 12. Setro, 13. Ngangsi, 14. Makidin, 15. Sidin (matroos), 16. Tjilplis, 17. Osman, 18. Ngaitin, 19. Simin, 20. Pa Warina, 21 Kiman en 22. Medin, door de procureur-generaal beschuldigd van: “wederspannigheid door aantasting en wederstand, feitelijk en gewelddadig gepleegd aan boord van een koopvaardijschip, door mindere schepelingen, ten getale van meer dan twintig gewapende personen, jegens hunne meerderen in rang, zijnde de schipper en stuurlieden van dat schip, en alzo jegens ambtenaren, werkzaam ter uitvoering der wet”;
daarboven: de eerste, tweede en vierde beschuldigden: “poging tot moedwillige doodslag, vergezeld van een andere misdaad en voor zoveel de tweede beschuldigde betreft, gevolgd daarenboven van een derde misdaad en van een wanbedrijf, doch niet gestrekt hebbende om het plegen van die misdaden of dat wanbedrijf voor te bereiden, gemakkelijk te maken, of de ontdekking daarvan voor te komen; welk poging, door uiterlijk bedrijf gebleken en tevens tot een begin van uitvoering overgeslagen, niet dan door toevallige en van der daders wil onafhankelijke omstandigheden is weerhouden en hare uitwerking gemist heeft”;
en nog de tweede beschuldigde: “moedwillige verwonding, uit welke ziekte of beletsel om te werken van meer dan twintig dagen is ontstaan”; en “moedwillige brandstichting in een schip, van dien aard, dat te voorzien was, dat daardoor mensenlevens in gevaar konden worden gebracht.”
Gedaan in het parket van het provinciaal gerechtshof in Zuid-Holland, te ’s Gravenhage, de 29e augustus 1857.
(was getekend) François, advocaat-generaal

Afbeelding
Datum 03 oktober 1857
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

’s Gravenhage, 2 oktober. Het provinciaal gerechtshof in Zuid-Holland heeft heden de geschorste terechtzitting op gisteren, in de zaak der Maleijers voortgezet (opm: zie NRC 021057) en wel allereerst met uitspraak te doen op de gisteren door de verdediging voorgestelde exceptie van onbevoegdheid van het hof, op grond: 1. dat hier zou zijn schending van het traktaat tot uitlevering met het koninkrijk Portugal en 2. dat de feiten waarvoor de beschuldigden terecht staan niet zouden hebben plaatsgehad op Nederlands grondgebied en dat voorts de beschuldigden niet zijn Nederlanders.
Het hof heeft te dien aanzien overwogen: 1. dat rechtens de bevoegdheid van het hof tot kennisneming en berechting van misdrijven niet afhankelijk is gemaakt van de al of niet regelmatige uitlevering, maar van de aard en de plaats der misdrijven zelve en van de personen der daders; dat bovendien geen enkel blijk aanwezig is van de onwettigheid der uitlevering in kwestie en dat eindelijk het hof door het bevel van verwijzing naar de openbare terechtzitting, behoorlijk van deze zaak is gesaisisseerd; – dat wat de tweede exceptie betreft, de feiten waarvoor deze beschuldigden terecht staan zouden zijn gepleegd op de TWENTHE, een Nederlands koopvaardijschip en dat de beschuldigden zich blijkens de monsterrol te Rotterdam als schepelingen hebben verhuurd; dat niet alleen uit algemene rechtsbeginselen volgt, dat schepen een deel uitmaken van het grondgebied van de staat onder welks vlag zij varen, maar dat dit ook uitdrukkelijk is aangenomen bij de wet van 7 mei 1856 (Stbl. No.32), nopens de huishouding en tucht op de koopvaardijschepen, waaruit blijkt dat in het algemeen volgens die wet, personen wegens misdaden buitengaats gepleegd, aan de bevoegde rechter in het moederland worden uitgeleverd; dat het er dan ook onder deze omstandigheden niets toe doet of de beschuldigden zijn Nederlanders, want dat de Nederlandse wet ten deze verbindend is en de Nederlandse rechter de strafrechter is, door de wet toegekend. Op deze gronden heeft het hof zich bevoegd verklaard en met verwerping der exceptie van incompetentie gelast dat met de behandeling der zaak onmiddellijk zal worden voortgegaan.
Daartoe overgegaan zijnde heeft de advocaat-generaal gerequireerd dat niettegenstaande vele der door het O.M. gedagvaarde getuigen wettig afwezig zijn, met de berechting der zaak zo worden voortgegaan, ook omdat het niet te vermoeden was dat bij uitstel de thans aanwezige getuigen wel allen later tegenwoordig zouden kunnen zijn.
Het hof heeft zich met dit requisitoir verenigd en de voortzetting der zaak gelast.
Daarop is aangevangen het getuigenverhoor en is in verhoor genomen de eerste getuige, de heer P.N. Rijk, waterschout en havenmeester te Rotterdam.
Na de eerste getuige werd als tweede getuige gehoord Marinus Jonkheer, klerk bij de waterschout, terwijl als derde getuige voor het hof is verschenen de heer Anses Coopmans, kapitein van het verbrande schip TWENTHE. Het horen van deze getuige heeft ongeveer vier uren geduurd en heeft over vele punten gelopen; hij heeft bij herhaling te kennen gegeven dat hij meende in alle opzichten zijn plicht te hebben vervuld en geen aanleiding tot het voorval te hebben gegeven.
Na de gewone pauze heeft de advocaat-generaal, mr. François, gerequireerd dat het hof zou overgaan tot de benoeming van een derde tolk, waarmee de verdediging zich heeft verenigd en waartoe het hof heeft besloten. Dienvolgens werd als zodanig beëdigd de heer J.A. Veenhuyzen, gepensioneerd kolonel van het Indisch leger, hier ter stede woonachtig, die met enige der beschuldigden de reis van Java naar Nederland had medegemaakt met het schip JANNETJE, kapt. Lupcke, en die al dadelijk in functie trad. Morgen ten 10 ure zal met de behandeling der zaak worden voortgegaan.
Ook heden was de belangstelling in de loop dezer zaak zeer groot. De minister van justitie was gedurende een groot deel der zitting tegenwoordig, zomede een aantal leden van de rechterlijke macht, der balie en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Afbeelding
Datum 04 oktober 1857
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

’s Gravenhage, 3 oktober. Nadat in de terechtzitting van het hof in Zuid-Holland van gisteren in de zaak der Maleijers de reeds gemelde incidentele uitspraak was gedaan, begon het getuigen verhoor, waaromtrent wij nog het volgende kunnen mededelen. Het eerst kwam in verhoor de heer P.N. Rijk, waterschout en havenmeester te Rotterdam, door wie de 22 beschuldigden in der tijd voor het koopvaardijschip de TWENTHE zijn aangemonsterd. Uit de verklaringen van die getuige is o.a. gebleken dat de 22 man zijn aangenomen onder beding dat zij ten aanzien van de voeding dezelfde behandeling zouden ondervinden die de meeste hunner bij hunnen overtocht met het schip JANNETJE van Indië naar het moederland hebben genoten. Zij waren aangemonsterd volgens de oude monsterrol, zodat de nieuwe niet op hen werd toegepast. Getuige leidde daaruit af dat de kapitein ten aanzien van de voeding en de behandeling meer vrijheid wenste te genieten dan volgens de nieuwe monsterrol gegeven wordt. Volgens de getuige is de kapitein in november 1856 met de stuurman Soff bij hem te Rotterdam gekomen, om hem te verzoeken, in de monsterrol te voegen dat de schepelingen waren aangemonsterd alleen op Javaanse voeding, hetgeen getuige echter gemeend heeft te moeten weigeren, omdat er niets anders was afgesproken dan dat zij op gelijke wijze als op het schip JANNETJE zouden worden behandeld.
De tweede getuige was de heer M. Jonkheer, klerk bij de waterschout te Rotterdam, die even als de eerste getuige, vele bijzonderheden mededeelde omtrent de aanmonstering en die ook te kennen gaf dat op verlangen van de kapitein, de oude monsterrol was gevolgd. Over de voeding was niet in het bijzonder gesproken; de schepelingen stelden zich tevreden als zij op gelijke wijs als vroeger op de JANNETJE werden behandeld. Ook hij verklaarde dat de kapitein in november j.l. een verandering van de monsterrol ten opzichte van de voeding had verlangd, hetgeen de heer Rijk bepaald had geweigerd.
De derde getuige was de heer A. Coopmans, kapitein, gevaren hebbende op de TWENTHE. Het door hem afgelegde getuigenis heeft omstreeks 4 uren geduurd. De voorzitter heeft het gesplitst in zes delen: 1. over zijn vorige loopbaan, voor zover die betrekking heeft tot deze zaak; 2. wat er gebeurd is bij de aanmonstering te Rotterdam; 3. wat er aan boord is voorgevallen tot 12 augustus 1856; 4. de gebeurtenissen op 12 augustus; 5. het voorgevallene na 12 augustus tot zijn komst te Rotterdam; en 6. het gebeurde na zijn terugkomst te Rotterdam. Uit een en ander is o.a. gebleken dat getuige voor het eerst als koopvaardij-kapitein op de TWENTHE had gevaren. Hij verklaarde dat hij steeds met het grootste genoegen met de Javanen in Indië had gewerkt en hij hun boven velen van ons scheepsvolk de voorkeur gaf. De gewone voeding van de Javanen bestaat volgens hem uit rijst, vis, Spaanse peper, thee en suiker en nu hield hij onafgebroken vol dat de Maleijers op die voeding waren aangemonsterd. Dat stond wel niet op de monsterrol, maar de waterschout had verklaard dat dit niet nodig was. Zolang het schip hier te lande was, is er geen klacht over die voeding ontstaan. (De schepelingen, deswege ondervraagd, hebben van hunne kant beweerd dat zij verwacht hadden en dat zij waanden gelijksoortig voedsel te zullen verkrijgen als hun vroeger ten deel was gevallen). Voor dat men in zee stak is er met de serang (opm: bootsman) enig verschil ontstaan, waarbij deze laatste, zoals de kapitein begrepen heeft, de woorden zou gebezigd hebben “Pas op, pas op als wij in zee zijn.” Dat verschil is echter spoedig weder bijgelegd en het werk was hervat. Enige dagen voor de 12de augustus ontstonden er klachten over het voedsel. De vis was te zout. De kapitein heeft toen bij herhaling stokvis gegeven, hetgeen de schepelingen echter verklaren niet gehad te hebben. De 11de augustus ontstond de beweging op het schip, verschillende Maleijers wilden niet werken, waarop de kapitein had te kennen gegeven dat die niet arbeidde ook geen eten of drinken kreeg. Verschillende Maleijers verklaarden dat zij wegens de slechte schafting niet konden uithouden; dat zij enkel zoute vis erlangden, die niet alleen zout maar bitter was; dat zij slechts een klein weinigje rijst bekwamen en dat de zoute vis zo slecht was dat men ze overboord wierp. Driemaal daags bekwamen zij zoute vis, des morgens met wat rijst en des avonds met wat peper; een enkele maal kregen zij, bij wijze van traktement beschuit en een stukje brood. De kapitein beweert dat de Javanen op die wijs gevoed worden. Hij verkeerde ten minste in het denkbeeld dat zij niets anders nodig hadden. De 12de augustus gaven de schepelingen hun verlangen te kennen om aan land te worden gezet. De kapitein weigerde dit. Nu ontstond er verschil over hetgeen toen door de Maleijers gezegd is. Volgens de kapitein zouden zij toen hebben verklaard dat het schip dan niet naar Java of Holland zou komen, terwijl volgens de beschuldigden de kapitein zou gezegd hebben dat zo zij het schip wilden verlaten en naar de wal gaan, zij dan maar daarheen moesten zwemmen, waarop zij zouden geantwoord hebben dat, zo zij er niet waren, het schip niet naar Java of Holland komen kon. Het bleek al verder dat de kapitein wel enig onraad vreesde en daarom voorzorgmaatregelen had genomen. Hij hoopte echter dat de Maleijers nog tot hun plicht zouden wederkeren. Hij was door de serang en drie anderen aangevallen; het pistool dat hij bij zich had om zich te verweren werd hem ontnomen; dat pistool werd op hem gericht maar het schot wilde niet afgaan. Bij de aanval had hij een steek onder de linkerschouder en een aantal wonden aan de hand bekomen. Hij begaf zich naar de kajuit, waar zich ook de andere Europeanen verenigden, waarvan sommigen mede wonden hadden bekomen. Er was tussen hem en de schepelingen geen ander verschil ontstaan; hij verkeerde in het denkbeeld dat hij als een rechtschapen Nederlands koopvaardijkapitein handelde. De macht van een koopvaardijkapitein bestaat in zijn zedelijk overwicht. Als hij dat niet handhaaft, dan kan hij geen kracht uitoefenen; hij meende dat hij niet anders kon handelen dan door hem geschied is en dat hij niet mocht toegeven aan een vordering tot het bekomen van ander dan Javaans voedsel, waarop de schepelingen naar zijn overtuiging waren aangemonsterd. Hij houdt zich zelfs overtuigd dat iedere gezagvoerder in dezelfde omstandigheden verkerende hetzelfde zou gedaan hebben. Toen nu de kapitein en de Nederlanders in de kajuit waren, ontwaarde men een brandlucht. Over de lantaarn was een zeil gelegd, teneinde het zien te beletten; de deuren van de kajuit werden dichtgeslagen en dicht gespijkerd. Er werden zelfs brandbare stoffen in de kajuit geworpen. De brand was al meer en meer toegenomen toen men eindelijk in de kajuit ontwaarde dat de Maleijers vertrokken waren. Sommige boten waren medegenomen, een andere was vernield en een vierde werd in drijvende staat gevonden. Toen nu de kapitein en de Nederlanders op het dek kwamen, ontwaarden zij dat het schip reddeloos verloren en dat niets meer bruikbaar was om de brand te blussen. Gelukkig dat een Frans vaartuig niet ver van het schip ontdekt werd, dat de in nood verkerende schepelingen heeft gered. Toen men zich op dat Franse vaartuig bevond, zag men de TWENTHE in volle vlam. Het bracht de Nederlanders naar Rio-Janeiro over, alwaar de kapitein aan de Nederlandse autoriteiten mededeling van het gebeurde deed. Van daar is hij naar Rotterdam teruggekeerd, waar hij aan de officier van justitie van het voorgevallene kennis gaf.
Al die mededelingen, waarvan sommigen door aanwijzing van beschuldigden werden gestaafd, werden aan deze door vertolking kenbaar gemaakt. Het was bepaaldelijk Pa Seno, die het vuur uit de kombuis had genomen en het in de bezaan had geworpen. Deze deswege ondervraagd, zeide dat hij zijn leven niet meer gevoelde, hij had een wonde aan de rug bekomen en had toen het vuur genomen, maar toen hij schoten hoorde is hij weggegaan.
Kapidin verklaarde dat hij duizend excuses deed en de plechtigste eden aflegde, dat hij een Europeaan, een blanke, in de strijd had vastgehouden, maar dat hij dit gedaan had omdat de serang gewond was. Toen de kapitein namelijk het schot wilde lossen, had hij zijn handen vastgehouden omdat hij vreesde dat anders al de Javanen zouden worden doodgeschoten. Toen aan Pa Seno gevraagd werd waarom hij dat stuk vuur in de bezaan gelegd had, antwoordde deze dat hij niet meer aan zijn leven dacht; hij gevoelde honger; hij had geen boosaardig doel en dat hij het vuur niet in het schip had geworpen.
De kapitein ontkende dat hij bij de waterschout zou hebben aangedrongen op een verandering van de monsterrol ten opzichte van de voeding; hij had hem alleen gevraagd of die schout zich niet herinnerde dat de aanmonstering op Javaanse voeding had plaats gehad, hetgeen de heer Rijk zich niet meer herinnerde. Op de vraag waarom de kapitein de oude monsterrol verkozen had, antwoordde deze: dat hij sedert jaren daarmede bekend was en dat hij van geen nieuwe monsterrol behoefde te weten.
Heden is voor het provinciaal gerechtshof in Zuid-Holland voortgezet de behandeling der zaak van de 22 Maleijers en zijn alleen gehoord de getuigen dr. Van Douwe en de eerste stuurman Soff; terwijl de verklaringen, afgelegd te Rio-Janeiro en te Rotterdam door de tweede stuurman Barends, wegens de afwezigheid dier beide getuigen, zijn voorgelezen. Een en andermaal is ook de kapitein Coopmans nader ondervraagd en zijn insgelijks de beschuldigden herhaaldelijk onderhouden over de verschillende getuigenissen, vergeleken met hunne opgaven. Wat het hoofdpunt betreft, blijkt nader, dat alle aanleiding tot het gebeurde gelegen is in de slechte voeding der Maleijse schepelingen; dat de kapitein daarop meermalen, behalve door de beschuldigden, ook door het Europese scheepsvolk is opmerkzaam gemaakt; dat er overigens vlees en spek in overvloed aan boord was, doch dat de gezagvoerder tot het uiterste toe geweigerd heeft ander voedsel te geven, op grond dat hij (altoos in de mening dat rijst, zoutevis en thee overeenkomstig de monstering was) van oordeel was dat door toegeven zijn gezag en zedelijk overwicht verloren zou gaan. Maandag ten 10 ure voortzetting van het getuigenverhoor.

Afbeelding
Datum 09 oktober 1857
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

’s Gravenhage, 8 oktober. Nadat het op gisteren genomen requisitoir van de advocaat-generaal door de tolk aan de beschuldigden was overgebracht, was het woord aan de verdediging.
Mr. van Stipriaan Luiscius voerde het eerst het woord en hield een rede die vier uren geduurd heeft en die nog niet is geëindigd. In een inleiding herinnerde hij hoe zich in september 1856 in het vaderland de mare verspreidde over het voorval dat op de TWENTHE had plaats gehad. Een ongelukkige kapitein was slachtoffer geworden van een bende Maleijers, die zonder enige aanleiding brand gesticht hadden en moord hadden willen plegen. Langzamerhand heeft zich de waarheid doen kennen en nu mochten de Nederlanders wel wensen dat het gebeurde met de TWENTHE met de sluier des geheims ware bedekt gebleven. Immers, nu is van algemene bekendheid geworden dat die kapitein aan de Javanen willekeurig voedsel heeft onthouden, hen heeft uitgehongerd en uitgedorst. Die ongelukkige lieden hebben met buitengewone lijdzaamheid veel geduld en hebben de uitvoering van tegen hen gerichte plannen gestuit. Hij vraagt het, wie geen medelijden gevoelt voor hen die nu als beschuldigden terecht staan? Hij wijst erop dat zij missen wat de grootste boosdoeners hebben, dat is de mogelijkheid om zich zelf te kunnen verdedigen. Hij schetst dan ook hunne ongelukkige positie, daar zij ver van hun land verwijderd voor een rechter staan die hen niet verstaat, terwijl zij geen besef koesteren van de instellingen en vormen hier van kracht. Zij worden bovendien omringd door Europeanen, door blanken, in wie zij hogere wezens zien voor wie zij eerbied maar ook vrees koesteren en waardoor een vrij onderzoek in een strafgeding wordt uitgesloten. Welke invloed dit uitoefent toont hij aan door te wijzen hoe schroomvallig zij in hun verklaringen, in hunne mededelingen geweest zijn, zodat, terwijl men wist dat zij zich over meer dan over de voeding te beklagen hadden, sommigen eerst in de laatste dagen toe gekomen zijn om enige openbaring te geven van mishandelingen of slechte bejegeningen die zij hebben moeten verduren. Aan de ene zijde achten de verdedigers zich gelukkig dat hun die taak is opgedragen, dat zij hunne hulp aan deze ongelukkigen kunnen verlenen maar aan de andere kant kennen zij de buitengewone verantwoording die op hen rust, gevoelen zij de grote plicht die zij te vervullen hebben. Daar er in dit geval tussen de beschuldigden en de verdedigers niet dat volkomen vertrouwen als anders kan bestaan, daar taal en gewoonten hier vreemd waren, zo heeft men deskundigen die in Indië geweest zijn en de schrijvers moeten raadplegen. Elk onderhoud heeft in bijzijn en door middel van een tolk moeten geschieden. Het gewichtig uur van de openbare verantwoording heeft geslagen; men weet dat niet alleen onze landgenoten met belangstelling dit geding nagaan maar ook dat men op Java met niet mindere belangstelling de uitkomst verbeidt. De verdediging moet zich niet alleen bepalen te trachten ene vrijspraak te verkrijgen, maar zij moet pogen het hof de overtuiging te verschaffen dat het goed recht aan hun zijde was. Waar het zulke grote belangen geldt, moet men niemand beledigen maar ook niets verzwijgen wat tot verdediging strekken kan.
Na een zo langdurige preventieve gevangenis, nadat maanden lang alle punten van beschuldiging zijn opgezocht, nu is het de beurt om verantwoording van de kapitein te vragen; deze moge hen honden genoemd hebben, de Nederlandse rechter zal leren dat het hier mensen geldt, die dezelfde rechten als de kapitein hebben. Hij doet zien hoe algemeen de kreet van verontwaardiging in Nederland is over de behandeling die deze beschuldigden hebben ondervonden. Alleen uit sympathie heeft men van vele zijden bouwstoffen aan de verdediging verstrekt omdat men de innige overtuiging heeft dat het hier wel ongelukkige wezens maar geen snode misdadigers geldt. De verdediging heeft hare taak in 4 delen gesplitst als: 1. de beschuldiging van rebellie; 2. de poging tot moedwillige doodslag, 3. de moedwillige mishandeling en 4. de moedwillige brandstichting. Elk van de verdedigers zal een dezer punten behandelen maar ter zijde stellen waarvoor de beschuldigden niet zijn terechtgesteld. Zijn taak bracht nu mede de wederlegging van de beschuldiging van feitelijke wederstand, voorzover die tegen sommigen nog is volgehouden. Op de voorgrond gaat hij na van waar de beschuldigden afkomstig zijn en dan blijkt het hem dat zij over het algemeen op Java te huis behoren. Ten andere onderzoekt hij welke de moedertaal van deze beschuldigden is en dan vermeent hij dat het laag-Maleis niet is de taal van het land van waar zij afkomstig zijn. Hoezeer hij nu alle hulde doet aan de ijver van de tolken, toonde hij echter aan hoe moeilijk het was alles over te brengen in een taal waarin niet alle Nederlandse woorden konden worden vertolkt. En wat de gevolgen daarvan zijn bewijst hij door de bekende redevoering van de heer Baud, die reeds in 1855 heeft bewezen hoe licht door die verwarring onschuldigen kunnen worden getroffen. Ten andere vestigt hij een blik op het karakter van de Javanen en blijkt het uit aanhalingen dat zij zich door oprechtheid en waarheidsliefde onderscheiden. Bij de zeldzame gevallen dat zij ter zee varende tegen hunne superieuren opstaan, was het aan ruwe of tirannieke bejegening te wijten. Ook beroept hij zich op de onbegrensde eerbied die de Javanen voor de blanken hebben. Dat ook deze beschuldigden zich door gehoorzaamheid hebben onderscheiden bewijst hij uit de verklaringen van kapiteins, met wie zij de reis herwaarts gemaakt hebben. Ter goeder trouw hebben zij gehoopt op de TWENTHE dezelfde behandeling, dezelfde voeding te zullen genieten als op de VRIJE HANDEL en de JANNETJE. Ook uit al het gebeurde leidt hij af dat de Javanen op de TWENTHE onderworpen en lijdzaam waren tot dat zij tot het uiterste gebracht waren. Pleiter is in het brede in een onderzoek van al de feiten getreden. Hij beriep zich o.a. op de monsterrol waaruit blijkt welk voedsel aan de schepelingen zou worden gegeven zonder dat daarin enig onderscheid tussen Europeanen of Javanen gemaakt werd. De kapitein had het voornemen opgevat de beschuldigden niets anders dan vis te geven en toen hem opgemerkt werd dat zij daarop niet konden werken heeft hij gezegd dat hij hun dit wel zou leren. Zij kregen dan ook niets anders dan zoutevis en rijst, niettegenstaande zij recht op beter voedsel hadden. Reeds van het begin van de reis af klaagden zij over de slechte voeding, maar zij onderwierpen zich. De klachten werden tot de kapitein overgebracht maar vonden geen ingang. Slechts zeldzaam was er ene uitzondering op de dagelijkse voeding. Eerst na 4 augustus werd er een paar malen stokvis afgeleverd, die de beschuldigden ontkennen te hebben gehad. Op die wijze werden zij gedurende bijna een maand uitgehongerd. Alle gebeden en smekingen baatten niet. De kapitein herinnert zich zelfs de klachten niet meer; die klachten waren billijk en rechtvaardig. Alle schepelingen, behalve de kapitein en de 1e stuurman hebben reeds te Rio Janeiro verklaard dat de klachten over de voeding waarheid behelsden en dat de mensen het op dat voedsel niet konden uithouden. Op de 11e augustus kon men de zoutevis niet meer door de keel krijgen; men klaagde opnieuw, men weigerde te werken; men verklaarde zich bereid de arbeid weder op te vatten als men beter voedsel erlangde, maar het wederwoord was: die niet werkt krijgt geen eten en die werkt krijgt zoutevis. Hierop hebben 8 à 9 door angst gedreven zich onderworpen. De kapitein zette zijn maatregelen door en liet zelfs de pomp uit het watervat nemen teneinde de beschuldigden zelfs geen droppel water zouden kunnen verkrijgen. Het was die dag niet rustig in het gemoed van de kapitein die de Javanen op deze wijze naar zijn pijpen wilde doen dansen. De pistolen werden geladen; ze werden uitgedeeld of beschikbaar gesteld; Nederlandse schepelingen trachten de kapitein te bewegen toe te geven en slechts twee malen ’s weeks vlees te doen schaften, maar hij zou hun de brokken wel doen eten die ze nu versmaadden. De Javanen vroegen des avonds: waar moet dit heen; als we geen eten krijgen gaan we dood en daarop gingen zij slapen. Nu wijst pleiter erop, dat de Javanen volgens de monsterrol recht op betere voeding hadden en dat de waterschout hen niet zou hebben aangemonsterd zo zij alleen zoutevis en rijst zouden verkrijgen. Al ware de bewering van de kapitein juist dat zij op Javaanse voeding waren aangemonsterd, dan nog blijkt het dat zoutevis niet tot die voeding behoort. Een poging, in november 1856 beproefd, om de monsterrol te veranderen, mislukte de kapitein. Deze had steeds voorgegeven dat hij zich niet liet afdwingen van de monsterrol af te wijken maar dat hij bovendien ook niet voor andere voeding was geapproviandeerd (opm: van voedsel voorzien) en nu is het in tegendeel uit verschillende verklaringen gebleken en ook uit de provisie blijkt, dat er overvloedig vlees aan boord van de TWENTHE was. Het deed er niet toe, het besluit stond vast. Vernieuwde pogingen van de serang op 12 augustus leden weder schipbreuk. Bij het onderzoek van de vraag wat de kapitein toch kan bewogen hebben om zo te handelen en of aan zijne verklaringen in dit opzicht wel onvoorwaardelijk geloof moet worden gehecht, deed de pleiter zien dat van de uitslag van het tegenwoordig strafgeding veel voor de kapitein afhangt. Immers daaruit kan een procedure tussen de assurantie en de rederij ontstaan, want worden de Maleijers vrijgesproken, dan weigeren de assuradeurs alle vergoeding (opm: zie NRC 211057); dan moet de kapitein als de enige oorzaak van het gebeurde worden aangemerkt. Daarbij komt dat de kapitein nog geen andere rederij heeft verkregen; het is dus voor hem hoogst moeilijk als ’t ware in zijne eigene zaak te getuigen. Bij de voortzetting van het verhaal der feiten herinnert pleiter dat de Javanen begonnen te twijfelen of de serang wel alles goed overbracht; vandaar dat hij de klachten nogmaals herhaalde maar nu de Javanen het deed horen. Nu begonnen die klachten de kapitein te vervelen en na enige woordenwisseling viel een schot in de kajuit; de kapitein bracht een zijner pistolen te voorschijn, het werd hem ontweldigd maar spoedig daarna trof hij met een tweede pistool de serang in de borst. Pleiter schetst alles wat er gebeurd is en dat dit het werk van een ogenblik was. Het was aan boord van de TWENTHE een toneel van verwarring; met zekerheid weet niemand te zeggen wat er toen gebeurd is. Men sloeg en trof elkander zonder dat men wist wie het deed. Wie zelfs de daders van de brand waren bleef onbekend. Opmerking verdient het dat vele Europeanen in dat moeilijke ogenblik de kapitein niet hielpen, omdat zij hem als de oorzaak van alles beschouwden, zodat men hem dit zelfs in de kajuit verweet. De Javanen waren tot het uiterste gedreven; zij waren razend gemaakt en in die omstandigheden kent hunne razernij gene grenzen; wat zij dan doen is hun niet meer toerekenbaar. Pleiter is daarop nagegaan wat als strafbare rebellie ten deze kan gekwalificeerd worden. Hij betwist al dadelijk dat de wet van 1856 op deze beschuldigden kan worden toegepast omdat die wet, naar zijne overtuiging, alleen slaat op nieuwe en niet vroegere aanmonstering. Tot staving van die mening beroept hij zich op het voorschrift dat verschillende bepalingen bij de aanmonstering aan het scheepsvolk moeten worden voorgelezen, hetgeen hier ten opzichte van deze beschuldigden niet heeft kunnen plaats vinden; hij beroept zich al verder op de gehouden discussies over de bedoelde wet zelve om aan te tonen dat aan deze wet, evenmin als aan enige andere ene terugwerkende kracht kan worden gegeven. Verder wijst pleiter er op dat de leeftijd van 15 der beschuldigden geheel onbekend is en dat hij zeker van twee niet zou durven uitmaken dat ze ouder zijn dan 16 jaren. Wijders bestrijdt hij de verzwarende omstandigheden die het verzet of de wederspanningheid zouden vergezeld hebben; en dat meest alle aanwijzing van beschuldigden die aan de rebellie zouden hebben deelgenomen gissingen zijn, immers geen voldoend bewijs daarstellen. Ook bestrijdt hij het aanwezen van wapenen in de zin der strafwet en al ware zulks al bewezen van een der beschuldigden, dan stelt dit nog gene gewapende rebellie daar, daar de wet alsdan ene vereniging van meer dan twee personen eist.
Bij het vergevorderde uur is de voortzetting van de verdediging door de heer Van Stipriaan Luiscius uitgesteld tot heden.
Bij de voortzetting eer zaak op heden hebben de heren verdedigers, Mrs. Van Stipriaan Luiscius, Van Bell, Pols en Rasch, achtervolgens het woord gevoerd tot wederlegging van de verschillende punten van beschuldiging. Daarna heeft de advocaat-generaal mr. François geantwoord en de beschuldiging volgehouden. Ten slotte heeft de heer mr. Van Bell de advocaat-generaal beantwoord. Het hof heeft daarop de uitspraak in deze zaak bepaald op vrijdag dezer, des namiddags ten 1 ure.

Afbeelding
Datum 11 juni 1859
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Vrachten, bevrachtingen

Batavia, 22 april. Vrachten steeds flauw, en de markt vrij van alle producten. De gedane transacties hebben geen invloed op prijzen gehad.
DELFSHAVEN (Ned.), bevracht naar Melbourne, vertrekt na ontlossing naar Newcastle, om een lading steenkolen voor Java bestemd; prijs geheim.
In stede van de ZEELANDIA gaat de HOLLANDIA naar Newcastle (Australië) steenkolen laden à 80 cents per picol voor Java bestemd.
ALMELO (Ned.) bedong NLG 7,50 per ton voor steenkolen van Banjermassing naar Batavia.
De BIESBOSCH en JANNETJE (Ned.) zijn onder reparatie.
De navolgende schepen zijn nog ter bevrachting: Ned. WILLEM DE EERSTE, PRINS VAN ORANJE, GEBROEDERS HOUTMAN, ARY SCHEFFER, BROEDERTROUW, JAN DANIEL, BIESBOSCH, AEGIDIA EN PAULINE, MARIA VERONICA, JOHANNES HENDRIKUS FERDINAND, WHAMPOA, WILHELMINA, COMMISSARIS DES KONINGS VAN DER HEIM, AMALIA AUGUSTA, GELDERLAND, BULGERSTEYN, JACQUELINE EN ELIZE, ZEELANDIA, DRIE VRIENDEN, LAMINA ELISABETH, ADMIRAAL TROMP, ZEEPLOEG, JULIE CLAIRE, BARON VAN HARDENBROEK, FOP SMIT, JAN VAN BRAKEL, E.W. VAN DAM VAN ISSELT, PHOEBUS, BOMMELERWAARD.
De WELVAART, JOHANNA EN LOUISA, PHILIPS VAN MARNIX, VALPARAISO, KAREL AUGUST, CHRISTIAAN LOUIS, ZEENIMPH, JAN SCHOUTEN, FERDINAND EN LOUIS, DERKINA TITIA, ZAANSTROOM, JACOBA CORNELIA CLASINA, JEANNETTE EN AGATHA, CORNÉLIA EN GEERTRUIDA, CAROLINA, CANTON, GOUV.-GEN. DUYMAER VAN TWIST, VIJF GEBROEDERS, ELISABETH EN ANTOINETTE en IJSSEL doen kustreizen.

Afbeelding
Datum 12 juni 1859
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Berichten uit het buitenland incl havens

Batavia, 23 april. De schepen JANNETJE, kapt. Lupcke, en BIESBOSCH, kapt. Mugge, hebben schade bekomen en worden gerepareerd.

Afbeelding
Datum 06 juli 1859
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Vrachten, bevrachtingen

Batavia, 7 mei. Vrachten. Scheepsruimte is steeds overvloedig en de markt geheel zonder producten. De volgende bevrachtingen tonen aan, dat daarin nog geen verbetering heeft plaats gevonden.
De DELFSHAVEN is te Melbourne gecharterd voor een lading kolen naar Java, vracht onbekend. PRINS VAN ORANJE gecharterd tot NLG 35 per last voor tabak, en NLG 32 voor suiker naar Rotterdam. BROEDERTROUW NLG 32 voor suiker en tabak naar Amsterdam. ZEELANDIA NLG 35 voor suiker en NLG 32 voor tabak naar Amsterdam, op de kust te laden. HOLLANDIA bevracht voor NLG 0,80 per pikol voor kolen van Newcastle (Australië) naar Java. ALMELO NLG 7,50 per ton voor kolen van Banjermassing naar Batavia. AMICITIA 30 cents dollar voor rijst naar Amoy.
STRAAT BALI, JAN DANIEL en WHAMPOA laden voor reders rekening. EVERDINA ELISABETH 29½ dollar cents naar China via Singapore, JEDO NLG 35 naar Rotterdam. GOUV. GEN. DUIJMAER VAN TWIST NLG 42,50 voor koffij van Padang naar Amsterdam. Per schip SOPHIA (500 ton) 370 dollar cents naar Hamburg in eens.
Nederlands schip HERMAN gecharterd tot $ 3.400 naar Amoy.
De Nederlandse PRINSES SOPHIA, Amerikaanse SMALLWOOD en de Engelse stoomboot LEICHARDT worden verkocht.
De JANNETJE wordt gerepareerd.
De volgende schepen zijn nog onbevracht: Holl. WILLEM DE EERSTE, GEBROEDERS HOUTMAN, ARY SCHEFFER, BIESBOSCH, AEGIDIA EN PAULINA, MARIA VERONICA, JOHANNES HENDRIKUS FERDINAND, WILHELMINA, COMMISSARIS DES KONINGS VAN DER HEIM, AMALIA AUGUSTA, GELDERLAND, BULGERSTEYN, JACQUELINE EN ELISE, DRIE VRIENDEN, LAMINA ELISABETH, ADMIRAAL TROMP, JULIE CLAIRE, BARON VAN HARDENBROEK, FOP SMIT, JAN VAN BRAKEL, E.W. VAN DAM VAN ISSELT, PHOEBUS, BOMMELERWAARD, PHILIPS VAN MARNIX, ALIDA MARIA, KAREL AUGUST, NICOT, MARIA ADOLPHINE, DRIE GEBROEDERS, ELECTRA, STAD MIDDELBURG, SUSANNA EN ELISABETH, LOUIS MEIJER, NOORDBRABANT, ALDEBARAN, VAN GALEN, JOHANNA CATHARINA, ST. MICHAEL, ACADIA, LOUISA, RULOFFINA, PRINS MAURITS, ELISABETH EN ANTOINETTA.
De WELVAART, JOHANNA EN LOUISA, VALPARAISO, ZEENIMPH, JAN SCHOUTEN, FERDINAND EN LOUIS, DERKINA TITIA, ZAANSTROOM, JACOBA CORNELIA CLASINA, JEANNETTE EN AGATHA, CORNELIA EN GEERTRUIDA, CAROLINA, CANTON, VIJF GEBROEDERS, IJSSEL en ZEEPLOEG doen kustreizen.

Afbeelding
Datum 12 juli 1859
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Vrachten, bevrachtingen

Batavia, 24 mei. Vrachten. Het getal disponibele schepen is steeds aanzienlijk, en met weinig vooruitzicht van verbetering in vrachtprijzen. In de laatste dagen zijn de volgende transacties gesloten.
De NICOT, MARIA VERONICA en ARGO laden voor eigen rekening.
STAD MIDDELBURG, NLG 40 per last voor suiker, en NLG 50 voor licht goed alhier; en NLG 42,50 voor koffij en andere goederen te Padang, naar Rotterdam. ACADIA NLG 32 voor suiker en tabak, en NLG 30 voor koffij, te Soerabaija te laden voor Amsterdam.
De SMALLWOOD (Amerikaans) van 400 ton, en PRINSES SOPHIA (Nederlands) 607 ton, werden op vendutie verkocht; de eerste voor NLG 7.100, en de laatste voor NLG 5.010 buiten inventarissen.
De ESPERANZA (Hamburg) en de Engelse stomer LEICHARDT zijn te koop.
De volgende schepen zijn steeds disponibel: Ned. WILLEM DE EERSTE, GEBROEDERS HOUTMAN, ARY SCHEFFER, BIESBOSCH, AEGIDIA EN PAULINA, JOHANNES HENDRIKUS FERDINAND, WILHELMINA, COMM. DES KONINGS V.D. HEIM, AMALIA AUGUSTA, JACQUELINE EN ELISE, DRIE VRIENDEN, LAMINA ELISABETH, ADMIRAAL TROMP, JULIE CLAIRE, BARON VAN HARDENBROEK, FOP SMIT, JAN VAN BRAKEL, E.W. VAN DAM VAN ISSELT, PHOEBUS, BOMMELERWAARD, PHILIPS VAN MARNIX, ALIDA MARIA, KAREL AUGUST, MARIA ADOLPHINE, JANNETJE, ELECTRA, SUZANNE EN ELISABETH, LOUIS MEIJER, NOORDBRABANT, VAN GALEN, JOHANNA CATHARINA, ST.MICHAEL, LOUISA RULOFFINA, PRINS MAURITS, ELISABETH EN ANTOINETTA, WILHELMINA LUCIA, CHRISTINA HELENA, FERDINANDINA EMMA, DOROTHEA HENRIETTE, MINISTER VAN HALL, CHERIBON, WILLEM III, CORNELIA EN HENRIETTE, GRAAF VAN HEIDEN REINESTEIN, REINHARDT, TAGAL, SAMUEL HENDRICUS, OSIRIS, MINISTER PAHUD.
De WELVAART, JOHANNA EN LOUISA, VALPARAISO, ZEENIMPH, JAN SCHOUTEN, FERDINAND EN LOUIS, DERKINA TITIA, ZAANSTROOM, JACOBA CORNELIA CLASINA, JEANNETTE EN AGATHA, CORNELIA EN GEERTRUIDA, CAROLINA, CANTON, VIJF GEBROEDERS, ZEEPLOEG, BULGERSTEYN, DRIE GEBROEDERS en IJSSEL zijn nog kustreizende.

Afbeelding
Datum 14 juli 1859
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Berichten uit het buitenland incl havens

Batavia, 24 mei. Het schip JANNETJE, kapt. Lupcke, alhier met schade binnengelopen, moet koperen.

Afbeelding
Datum 01 augustus 1859
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Vrachten, bevrachtingen

Batavia, 7 juni. In vrachten is sedert onze laatste berichten geen verbetering gekomen. MARIA VERONICA, NICOL en ARGO laden voor eigen rekening; STAD MIDDELBURG bekwam NLG 40 voor een klein partijtje suiker en NLG 50 voor lichte goederen hier en NLG 42½ voor koffij en andere goederen te Padang te laden naar Rotterdam; ACADIA NLG 32 voor suiker en tabak en NLG 30 voor koffij, te Soerabaja te laden naar Amsterdam; LAMINA ELIZABETH NLG 35 voor suiker en thee naar Amsterdam; SUSANNA laadt gedeeltelijk voor eigen rekening en arak tot NLG 45 naar Rotterdam; ook de FERDINANDINA EMMA, MINISTER PAHUD en FOP SMIT laden voor Nederland.
De DRIE VRIENDEN werd door het gouvernement gecharterd voor transport van troepen naar Bandjermassin tot 30 c. per last per dag.
De volgende schepen doen kustreizen: WELVAART, JACOBA EN LOUISA, VALPARAISO, ZEENIMPH, JAN SCHOUTEN, FERDINAND EN LOUIS, DERKINA TITIA, ZAANSTROOM, CANTON, JACOBA CORNELIA CLASINA, JEANNETTE EN AGATHA, CORNELIA EN GEERTRUIDA, CAROLINA, VIJF GEBROEDERS, ZEEPLOEG, BULGERSTEIJN, DRIE GEBROEDERS, LOUIZA ROELOFFINE (opm: LOUISE ROELOFFIENA), MARIA ADOLPHINE, BOMMELERWAARD, REINHARDT, KAREL AUGUST, CHRISTIANA HELENA en JAN VAN BRAKEL.
De PRINCES SOPHIA (607 ton), werd zonder inventaris verkocht voor NLG 5.010; SMALLWOOD (Amerikaans) (400 ton), bracht NLG 7.100 op; de Engelse stoomboot LEICHARDT werd door het gouvernement gekocht voor GBP 7.000.
ESPERANZA (Hamburg), ARGO (Zweeds) en het Engelse stoomschip BURRA BURRA zijn te koop aangeboden.
De nu nog disponibele schepen zijn: WILLEM DE EERSTE, GEBROEDERS HOUTMAN, BIESBOSCH, AEGIDIA EN PAULINA, JOHANNES HENDRIKUS FERDINAND, COMMISSARIS DES KONINGS VAN DER HEIM, JACQUELINE EN ELISE, ADMIRAAL TROMP, JULIE CLAIRE, E.W. VAN DAM VAN ISSELT, PHOEBUS, PHILIPS VAN MARNIX, ALIDA MARIA, JANNETJE, ELECTRA, SUSANNA EN ELISABETH, LOUIS MEIJER, NOORDBRABANT, ST. MICHAEL, JOHANNA CATHARINA, PRINS MAURITS, ELISABETH EN ANTOINETTA, DOROTHEA HENRIETTE, CHERIBON, WILLEM III, CORNELIA HENRIETTE, GRAAF VAN HEIDEN REINESTEIN, SAMUEL HENRICUS, OSIRIS en VRIENDENTROUW.

Afbeelding
Datum 12 augustus 1859
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Vrachten, bevrachtingen

Batavia, 23 juni. Vrachten. Scheepsruimte nog steeds overvloedig met zeer weinig levendigheid. In de laatste dagen zijn de volgende transacties gesloten:
ALIDA MARIA laadt voor reders rekening; ELECTRA in lading naar Amsterdam; CHERIBON bedong NLG 6,25 per ton voor 800 ton kolen van Soerabaja naar Macasser; CORNELIA EN HENRIETTE neemt 800 picols rijst à NLG 22,50 per last en vult op met licht goed naar Amsterdam.
De ESPERANZA (Hamburg), ARGO (Zweeds) en BURRA BURRA (Engelse stoomboot) zijn te koop. De BIESBOSCH en JANNETJE zijn in reparatie.
De volgende Nederlandse schepen doen kustreizen: DE WELVAART, JOHANNA EN LOUISA, JAN SCHOUTEN, FERDINAND EN LOUIS, DERKINA TITIA, ZAANSTROOM, JACOBA CORNELIA CLASINA, JEANNETTE EN AGATHA, CORNELIA EN GEERTRUIDA, CAROLINA, CANTON, VIJF GEBROEDERS, ZEEPLOEG, BULGERSTEIJN, DRIE GEBROEDERS, LOUISE ROELOFFIENA, MARIA ADOLPHINE, CHRISTINA HELENA en JAN VAN BRAKEL.
De nu nog disponibele schepen zijn: WILLEM DE EERSTE, GEBROEDERS HOUTMAN, AEGIDIA EN PAULINA, JOHANNES HENDRIKUS FERDINAND, COMMISSARIS DES KONINGS VAN DER HEIM, JACQUELINE EN ELISE, ADMIRAAL TROMP, JULIE CLAIRE, E.W. VAN DAM VAN ISSELT, PHOEBUS, PHILIPS VAN MARNIX, SUSANNA EN ELISABETH, LOUIS MEIJER, NOORD-BRABANT, JOHANNA CATHARINA, ST. MICHAEL, PRINS MAURITS, ELISABETH EN ANTOINETTA, DOROTHEA HENRIETTE, WILLEM III, GRAAF VAN HEIDEN REINESTEIN, SAMUEL HENRICUS, VRIENDENTROUW, VALPARAISO, HENRIETTE, WILHELMINA, HELMERS, ST. JAN en CONSTANCE.

Afbeelding
Datum 28 augustus 1859
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Vrachten, bevrachtingen

Batavia, 7 julij. Vrachten. De betreurenswaardige toestand der vrachten onderging sedert ons vorig bericht, zoals te voorzien was, niet de minste verbetering. Het aantal particuliere bodems, die hier op onze rede en op de kust ter bekoming van enige vracht vertoeven, is inderdaad groot, terwijl er bijna geen producten te verschepen vallen. Tot bewijs daarvan mag strekken, dat het Hamburger schip NECKAR in ballast de retourreis aanvaard heeft.
Het is waar, dat binnen kort de oogst ruim ter markt komen zal, doch een vraag blijft het, of bij de bestaande verwikkelingen in Europa er wel spoedig aanleiding wezen zal, alle de diverse producten te verschepen. In gewone rustige tijden zou men daarvan verzekerd kunnen zijn, thans echter niet.
De navolgende charters werden sedert ons vorig bericht afgesloten, als:
naar Nederland: (Ned.) CORNELIA HENRIETTE, wordt beladen met 8000 pikols rijst à NLG 22,50 per last en verder met lichte goederen opgevuld voor Amsterdam. (Ned.) CAROLINE is naar Amsterdam gecharterd à NLG 35 per last voor suiker en NLG 40 per last voor licht goed.
Naar Macassar: (Ned.) CHERIBON krijgt van Soerabaija daarheen 800 ton steenkolen à NLG 6,25 per ton.
Voor rederijrekening laadt (Ned.) ALIDA MARIA.
In reparatie zijn: (Ned.) BIESBOSCH en JANNETJE.
Verkocht werd (Hamb.) ESPERANZA tot geheime prijs.
Te koop zijn: (Zweed) ARGO en de Eng. stoomboot BURRA BURRA.
Kustreizen doen: de WELVAART, JOHANNA EN LOUISA, JAN SCHOUTEN, FERDINAND EN LOUIS, DERKINA TITIA, JACOBA CORNELIA CLASINA, CAROLINE, CANTON, VIJF GEBROEDERS, ZEEPLOEG, BULGERSTEIJN, DRIE GEBROEDERS, LOUISE ROELOFFIENA, MARIA ADOLPHINE, JAN VAN BRAKEL, MINISTER PAHUD en CHRISTINA HELENA.
Disponibel zijn: WILLEM DE EERSTE, GEBROEDERS HOUTMAN, AEGIDIA EN PAULINA, JOHANNES HENDRIKUS FERDINAND, COMM. DES KONINGS V.D. HEIM, JACQUELINE EN ELISE, ADM. TROMP, JULIE CLAIRE, E.W. VAN DAM VAN ISSELT, PHOEBUS, PHILIPS VAN MARNIX, SUSANNA EN ELISABETH, LOUIS MEIJER, NOORDBRABANT, ST. MICHAEL, PRINS MAURITS, ELISABETH EN ANTOINETTA, DOROTHEA HENRIETTE, WILLEM III, GRAAF V. HEIDEN REINESTEIN, SAMUEL HENRICUS, VRIENDENTROUW, VALPARAISO, HENRIETTE WILHELMINA, HELMERS, ST.JAN, CONSTANCE, JOHANNA, GOEDE VERWACHTING, MALEIJER, ZAANSTROOM, JEANNETTE EN AGATHA en CORNELIA EN GEERTRUIDA.

Afbeelding
Datum 15 september 1859
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Vrachten, bevrachtingen

Batavia, 25 juli. Vrachten. Steeds even laag met grote voorraad van schepen. Sedert de vorige mail vond daarin het volgende plaats. ADMIRAAL TROMP werd bevracht à NLG 24 per last voor rijst en NLG 30 voor suiker en arak, hier op de kust te laden naar Amsterdam; ELISABETH EN ANTOINETTE werd ook opgenomen à NLG 25 voor rijst en NLG 30 voor suiker, op de kust te laden naar Amsterdam; CONSTANCE NLG 25 voor rijst te Indramaijoe, NLG 35 voor suiker te Samarang en NLG 35 voor koffij te Padang, naar Rotterdam; JACOBUS verkreeg NLG 6 per ton voor kolen van Onrust naar Banjermassing; GRAAF VAN HEIDEN REINESTEIN en METALEN KRUIS zijn beiden opgenomen om kolen van Newcastle (Australie) naar Java à 80 c. de pikol te laden; ARGONAUT (Ned.) is bestemd naar Japan.
De BURRA BURRA (Eng. stoomboot) is te koop; de JANNETJE en de BIESBOSCH zijn nog in reparatie.
Disponibel zijn: (Nederl.) AEGIDIA EN PAULINA, PHILIPS VAN MARNIX, VRIENDENTROUW, PRINS MAURITS, JULIE CLAIRE, VALPARAISO, JOHANNA, DOROTHEA HENRIETTE, WILLEM DE EERSTE, JOHANNES HENDRIKUS FERDINAND. HELMERS, ST. JAN, HENRIETTE WILHELMINA, JACQUELINE EN ELISE, MALEIJER, COMM. DES KONINGS V.D. HEIM, E.W. VAN DAM VAN ISSELT, LOUIS MEIJER, NOORD BRABANT, WILLEM III, ST. MICHAEL, ZAANSTROOM, en CORNELIA EN GEERTRUIDA.
De WELVAART, JOHANNA EN LOUISA, FERDINAND EN LOUIS, DERKINA TITIA, JACOBA CORNELIA CLASINA, CANTON, ZEEPLOEG, BULGERSTEIN, DRIE GEBROEDERS, LOUISE ROELOFFIENA, CHRISTINA HELENA, JAN VAN BRAKEL maken kustreizen.
De VIJF GEBROEDERS zal in veiling gebracht worden.

Afbeelding
Datum 29 maart 1861
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Vrachten, bevrachtingen

Batavia, 16 februari. Vrachten zijn in de laatste dagen beduidend gedaald ten gevolge van de gelijktijdige aankomst van verschillende bodems, een disponibele laadruimte van plm. 9.000 ton representerende, waarvan ca. 1.200 onder vreemde vlag. Ook worden de zware producten thans schaars, zodat men vrezen moet dat de vrachten nog meer zullen dalen, tenzij de vraag voor scheepsruimte naar China, die nu wat levendiger kan worden, daarin een gunstige wending brengt.
Sedert de laatste opgave werden de volgende charters van Nederlandse schepen bekend, als: MAARTEN VAN ROSSEM werd door de Factorij opgenomen à NLG 87,50 per last voor suiker op de kust te laden naar Rotterdam; NIEUW HOLLAND NLG 80 voor suiker op de kust te laden, NLG 75 van hier naar Amsterdam; CALYPSO NLG 82½ voor suiker te Probolingo te laden naar Amsterdam; SOPHIA KONINGIN DER NEDERLANDEN NLG 82½ voor suiker en NLG 65 voor tabak om te Soerabaija te laden naar Rotterdam.
De WILHELMINA sloot af naar de Golf van Perzië en terug voor NLG 23.500 in full.
Thans blijven nog disponibel de Nederlandse schepen ADRIANA PETRONELLA, WILLEM HENDRIK, HENRIETTE MARIA, JANNETJE, ZWALUW, ADMIRAAL PIET HEIN, JOHANNES LODEWIJK, BURGEMEESTER HOFFMAN, PRINSES CHARLOTTE, ALBRECHT BEIJLING, CITO, en DOGGERSBANK.

Afbeelding
Datum 14 april 1861
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Vrachten, bevrachtingen

Batavia, 2 maart. Vrachten. Ten gevolge van het arrivement van vele vrachtzoekende schepen ondergingen de vrachten een aanzienlijke verlaging. De volgende schepen vonden emplooi: Nederlands PRINSES CHARLOTTE, 266 ton, door de Nederlandsche Handel- Maatschappij opgenomen à NLG 85 voor suiker en indigo, te Pekalongan en Samarang te laden naar Rotterdam; Nederlands ALBRECHT BEYLING, 507 ton, NLG 75 voor suiker te Samarang naar Amsterdam; Nederlands HENRIETTE MARIA, 801 ton, NLG 70 voor suiker en NLG 60 voor tabak, te Soerabaja en Probolingo naar Amsterdam.
Onbevrachte Nederlandse schepen: JANNETJE, ADMIRAAL PIET HEIN, JOHANNES LODEWIJK, DOGGERSBANK, BURGEMEESTER HOFFMAN, ADRIANA PETRONELLA, POSTILJON, SOUBURG, PROTEUS, GOUVERNEUR-GENERAAL DUYMAER VAN TWIST, NIJVERHEID, CHRISTINA EN JEANETTE, en CITO.
De ULYSSES, PRINS HENDRIK en WILLEM HENDRIK maken kustreizen. De GENERAAL MICHIELS en TWEELING ZUSTERS werden door het gouvernement ingehuurd voor de overvoer van rijst en zout naar Tjilatjap.

Afbeelding
Datum 28 april 1861
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Vrachten, bevrachtingen

Batavia, 15 maart. Vrachten. De PRINSES CHARLOTTE werd door de Factorij opgenomen à NLG 85 voor suiker en indigo, te Pecalongan en Samarang te laden voor Rotterdam. ALBRECHT BEIJLING verkreeg NLG 75 voor suiker te Samarang te laden voor Amsterdam. HENRIETTE MARIA laadt te Soerabaija en Probolingo à NLG 70 voor suiker en NLG 60 voor tabak naar Amsterdam. JANNETJE NLG 100 voor arak hier en NLG 75 voor suiker te Soerabaija te laden naar Amsterdam. ALETTA AUGUSTA laadt hier à NLG 70 voor suiker, NLG 65 voor koffij en NLG 80 voor gom elastiek en lichte goederen naar Amsterdam. CHRISTIANA en JANNETTE bekwam NLG 75 en NLG 7 voor suiker, NLG 65 en NLG 62½ voor rijst, NLG 100 voor arak, NLG 85 en NLG 80 voor licht goed hier te laden naar Amsterdam. BURGEMEESTER HOFFMAN NLG 70 voor suiker en NLG 90 voor arak van Cheribon en hier naar Rotterdam. PASSAROEANG bekwam NLG 65 voor suiker van Soerabaja naar Amsterdam. CITO $ 3.300 voor een reis van Soerabaja naar Amoy.
Onbevrachte Nederlandse schepen: ADMIRAAL PIET HEIN, DOGGERSBANK, ADRIANA PETRONELLA, POSTILJON, SOUBURG, PROTEUS, GOUVERNEUR GENERAAL DUYMAER VAN TWIST, NIJVERHEID, BILDERDIJK en JASON.
De TWEELING ZUSTERS, ULYSSES, PRINS HENDRIK, GENERAAL MICHIELS en WILLEM HENDRIK maken kustreizen. De MARIE ELISE laadt voor eigen rekening.

Afbeelding
Datum 12 oktober 1861
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Rotterdam, 11 oktober. Door de Nederlandsche Handel-Maatschappij zijn heden bevracht de navolgende 9 schepen als:
Voor Rotterdam: CORNELIS ANTHONIE, kapt. R.J. Reynders; JANNETJE, kapt. D. Blokziel; JOHANNES LODEWIJK, kapt. A.H. de Waal.
Voor Amsterdam: CORNELIA, kapt. J.H. Witt; MATHILDA, kapt. J.H. Fekkes; ORTELIUS, kapt. F.H. Groote; INDIA PACKET, kapt. G. Diepering.
Voor Middelburg: MARINUS WILLEM, kapt. P. van Duyn; ZEEPAARD, kapt. T. Tjebbes.

Afbeelding
Datum 09 oktober 1863
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Vrachten, bevrachtingen

Batavia, 27 augustus. Vrachten. Door het late binnenkomen van de suikeroogst blijft de behoefte aan scheepsruimte nog beperkt. Bij de nog onbevrachte schepen kwamen enige arrivementen, waardoor de stemming wat verflauwde. Enkele bodems namen iets lagere charters aan, terwijl anderen offertes beneden NLG 100 voor suiker afsloegen. Sedert ons bericht van 14 dezer werden opgenomen naar Nederland: MARY HILLEGONDA en NICOLAAS WITSEN à NLG 95 voor een lading suiker, benevens een kleine hoeveelheid koffij en thee, hier en op de kust te laden. BATAVIA (kapt. van Dolder) à NLG 95 voor koffij en suiker te Samarang te laden. MERCATOR NLG 95 voor suiker en NLG 87,50 voor rijst, hoofdzakelijk hier te laden. CORNELIS ANTHONIE NLG 90 voor suiker te Soerabaja in te nemen.
Onbevracht blijven nog: MAARTEN VAN ROSSUM, JANNETJE PAULINE CONSTANCE ELIONORE, CHRISTINA EN JEANNETTE, BATAVIA (kapt. Prange) en PRESIDENT PLATE.

Afbeelding
Datum 30 januari 1864
Krant DC - Dordtsche Courant

Zeetijdingen.
Voor Dordrecht ingeklaard: FRIEDRICH WILHELM IV, kapt. H.W. Rasch, van Dantzig, met 414 tonnen hout; WILLEM, kapt. A. Hinrichs, van Pilau, met 1025 schep. rogge en 3975 schep. lijnzaad; MAGRIETHA, kapt. H. de Groot, van Riga, met 182 tonnen hout en 50 tonnetjes zaai-lijnzaad; ZEEMEEUW, kapt. W.J. van der Meer, van Licata, met 2800 cant. ruwe zwavel; BUREAU VERITAS, kapt. S.C. Rozenbeek, van Livorno, met marmer en stukgoederen; GROOT ZEEWIJK, kapt. H. Stuiveling, van Nerva, met 164 tonnen hout; ALBATROSS, kapt. S.H. Lockwood, van Londen, met 110 tons gebroken glas; ROYAL ADELAIDE, kapt. E.M. Krömke, van Sandefjord, met 219 tonnen hout.
Helvoet, 28 januari. Aangekomen: JACOB, kapt. Brune, van Nantes; ZEEPLOEG, kapt. De Jonge, van Triest; DIANA, van Londen; KATE, kapt. Hall, van Sunderland.
Vertrokken: MINERVA, naar Hull. De stomer ADM. VERHEUL ligt bij Goereehaven.
Brouwershaven, 28 januariAangekomen: HELENA, kapt. Raschen, van Callao.
Te Texel aangekomen, 28 Januari, JOHANNA ELIZABETH, N. kapt. Burhoven Junius, van Batavia.
Van Passaroeang vertrokken, 8 december, CORNELIS GIPS, kapt. Seyfert, naar Nederland.
Van St. Helena vertrokken, 9 december, GRAAF VAN HEIDEN REINESTEYN, kapt. De Boer; 12 dito, GOUV. GEN. DUYMAER VAN TWIST, kapt. Hoeksma, en 18 dito, ALMA, kapt. Gonn, allen van Java naar Amsterdam; 23 dito, JANNETJE, kapt. Lupcke, van Java naar Rotterdam; 24 dito, AMPHITRITE, kapt. Bergland; 26 dito, ANNA, kapt. Bok; AZIA,  kapt. Molenaar, en 28 dito, ETHA, kapt. Buschman, allen van Java naar Amsterdam;
27 dito, IDA ELISABETH, kapt. Doorn; EMILIE, kapt. Bruynzeels, en 28 dito, ALBLASSERWAARD, kapt. van Lindern, allen van Java naar Rotterdam; 26 dito, ALIDA MARIA, kapt. De Vries, van Java naar Amsterdam.
Gepass., 20 december, PRESIDENT PLATE, kapt. Harten, van Java naar Rotterdam.
Te Tafelbaai aangekomen, 11 december, MACASSAR, kapt. Rip, van Amsterdam naar Batavia; 17 dito, CONCORDIA, kapt. Van Zanten, van Rotterdam.
Vertrokken, 18 december, JOH. CHRISTIAAN, kapt. Obelt, van Batavia naar Nederland.

Afbeelding
Datum 18 februari 1864
Krant DC - Dordtsche Courant

Zeetijdingen.
Voor Dordrecht ingeklaard: SIR ROBERT PEEL, kapt. L.C. Larsen, van Friedrichstadt, met 340 tonnen hout; REBECEA, kapt. J. Fritzen, van Londen, met 105 tons gebroken glas;  GEZIENA, kapt. J.B. Brouwer, van Liverpool, met 197 tons ruw zout.
Helvoet, 16 februariAangekomen: URANIA, kapt. Christophersen, van Haiti; EENDRAGT, kapt. De Boer, van Triest; FALCON, kapt. Bugg, van Londen; ALBATROSS, van Liverpool. Vertrokken: STAD DORDRECHT, naar Londen.
Brouwershaven, 16 februariGisteren aangekomen: CONSTANCE, kapt. Kimmerer, en EMILIE, kapt. Bruynseels, beiden van Batavia; TWEE BROEDERSkapt. Prins, van  Whitehaven. Heden aangekomen: ANNA, kapt. Fruhling, van Londen.
Inzeilende: JANNETJE, kapt. Lupcke, van Batavia naar Rotterdam.
Te Texel aangekomen, 14 februari, GERARD PIETER SERVATIUS, kapt. Wamsteker,
en 15 dito, AMPHITRITE, kapt. Berglund, beiden van Batavia.
Te Decima aangekomen, 8 december, MEPPEL, kapt. Stikkel v. Dam, van Amsterdam.
Van Tafelbaai (Kaap de Goede Hoop) vertrokken, 4 januari, MACASSAR, kapt. Rip, naar  Batavia.

Afbeelding
Datum 13 maart 1864
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Rotterdam, 12 maart. Door de Nederlandsche Handel-Maatschappij zijn bevracht de navolgende schepen:
Voor Rotterdam: BASTIAAN POT, kapt. P. van der Hoog, LICHTSTRAAL, kapt. P. Wierikx, GENERAAL DE STUERS, kapt. J.C. Viersma, JANNETJE, kapt. H.G. Meijerhoff, JULIA kapt. A. van der Tas, PETRONELLA, kapt. W.T. Leicher, FREDERIK HENDRIK, kapt. l.N. Glazener, ZES GEZUSTERS, kapt. R. Rutgers, OTTOLINA, kapt. A. Eeleman.
Voor Amsterdam: PROVINCIE DRENTHE, kapt. B.H. Boer, MATHILDE, kapt. J.H. Fekkens, BATAVIA, kapt. J.D. van Dolder, INDIA PACKET, kapt. G. Diepering, JOHANNA MARIA CHRISTINA, kapt. C.N. Gorter, NEDERLAND EN ORANJE, kapt. P.C. Rosier, PETRONELLA, kapt. J.C.Strootman, KOOPHANDEL, kapt. J.N. Mooi, AMSTERDAM, kapt. C.J. Doekzen, MARIA VERONICA, kapt. J.S. Schol, WILHELMINA MARIA, kapt. W. Postma, VERTROUWEN,kapt. F. de Vos, KANDANGHAUER, kapt. W. Zeelt.
Voor Dordrecht: GEERTRUIDA MARIA, kapt. M. de Ligny, JHR. MR. VAN DE WALL VAN PUTTERSHOEK, kapt. K.F. Lammerts.
Voor Schiedam: JACOBUS MARTINUS, kapt. F. Meppelder, BARON VAN PALLANDT VAN ROOSENDAAL, kapt. A. Hoogenstraaten.
Voor Middelburg: LOUIS MEIJER, kapt. G.H. Holtgreve, SALATIGA, kapt. J. Kettler.

Afbeelding
Datum 14 april 1864
Krant DC - Dordtsche Courant

Ter hoogte der Sally eilanden (opm: Scilly eilanden), 8 maart, JEANNETTE EN CORNELIA, kapt. A. Romijn, van Java naar Dordrecht.
Te Batavia aangekomen, 1 maart, DORDRECHT, kapt. T.H.A. Loos. Alles wel.
Helvoet, 12 april. Aangekomen: BRODERNE, kapt. Koen, van Aquin; MINERVA, kapt. van Ommeren, van Havre; MARGRIETHA, kapt. Panman, van Cuxhaven; NIDAROS, kapt. Fayan, van Frederikstad; PETRONELLA JOSEPHINE, kapt. Corfitson, van Landscrona.
Vertrokken: COMMISSARIS DES KONINGS VAN DER HEIM, kapt. W.S. Kramers, naar Batavia, ligt voor Pampus geankerd; LODEWIJK, kapt. Bax, naar Quisembo; SNOWDROP, kapt. Lelean, en HOPE, kapt. Pill, beiden naar Middlesbro'; LEVERET, kapt. Clarck; DIEWERDINA, kapt. De Jonge, (is op de rede terug) en INTEGRITY, kapt. Biggs, allen naar Newcastle; INDUSTRIE, kapt. Mulder, en MARGRIETHA, kapt. de Groot, beiden naar Arendsburg.
Brouwershaven, 12 april. Vertrokken: GEERTRUIDA MARIA, kapt. De Ligny, en JANNETJE, kapt. Meijerhoff, beiden naar Batavia.
Brouwershaven, 13 april. Vertrokken: NEERLAND EN ORANJE, kapt. Bouwmeester, naar Batavia.

Afbeelding
Datum 04 september 1865
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Schepen in lading

Schepen in Lading te Rotterdam naar:
- Batavia en Samarang. De Nederlandse fregat D’ELMINA, kapt. L.H. Demmers.
- Batavia en Samarang. De Nederlandse fregat EVA JOHANNA, kapt. A.J.B. Hordijk.
Adres: C. Vlierboom & Zonen, Vlierboom & Suermondt en Kuyper,Van Dam & Smeer.
- Batavia. Het campagne fregat OUDERKERK AAN DEN AMSTEL, kapt. W.A. Dingemans.
Adres: Wm. Ruys & Zonen en Ruys & Kellar.
- Batavia en Samarang. De Nederl. bark WILHELMINA JOHANNA, kapt. W. Alberts.
Adres: Van Zeylen & Decker en Wambersie & Zoon alhier en Heyman & Schuurman te Amsterdam.
- Batavia. Het Nederlandse clipper-fregat DORDRECHT, kapt. F.H.A. Loos.
- Soerabaija (direct). De Nederl. bark JEANNETTE EN CORNELIA, kapt. A. Romijn.
Adres: Ch. Cornelder & Zonen alhier en D. Schotman Dz. te Dordrecht.
- Batavia. De Nederlandse bark MAARTEN VAN ROSSEM, kapt. J.P.O. Gerrebrands.
Adres: Van Overzee & Co. en P.A. van Es & Co te Rotterdam of de Coningh & Co te Amsterdam.
- Batavia en Soerabaija. Het Nederl. fregat MEDEA, kapt. A.W.F. van Teutem.
- Batavia. De Nederl. viermast schoener ARGO, kapt. J. Ankringa.
- Kanagawa en Decima. Het Nederlandse barkschip PANTALON, kapt. H.J. van Geijt.
Adres: Kuyper, Van Dam & Smeer en Hudig & Blokhuijzen.
- Batavia en Samarang. De clipper-fregat JUPITER, kapt. P.H. Kiewit.
Adres: Ruys & Kellar alhier, en Oolgaardt & Bruinier te Amsterdam.
- Buenos Aires (direct), eventueel via Montevideo. De Nederlandse brik ELIZABETH EN JOHANNA, kapt. J.J.Lackrooy.
Adres: Hudig & Blokhuyzen of bij Gerbaulet & Co.
- Danzig. De Nederlandse kof SOPHIA, kapt. L.P. Vonk.
- Malta, via Gibraltar. De Nederlandse schoener POMONA, kapt. D. Haddeman.
Adres: Seeuwen & Co.
- Harburg en Hamburg. Het schip THEA, kapt. P. Thomsen.
Adres: Fauchey & De Vletter.
- Kaapstad (Kaap de Goede Hoop), na arrivement. De Nederlandse brik CONCORDIA, kapt. A. van Zanten.
Adres: Ch. Cornelder & Zonen alhier en Gerard Mauritz te Dordrecht.
- Naar Kanagawa en Nagasaki (Decima) direct. De Nederlandse bark MARIA, kapt. N.E.F. van Wulven.
Adres: Meijer & Ortmann, Hudig & Blokhuijzen, Vlierboom & Suermondt, en te Amsterdam, B.D. Bosscher & Zoon.
- Lissabon. Het Nederl. schip VEREENIGING, kapt. G. van Duffelen.
Adres; Kuyper, Van Dam. & Smeer en Vlierboom en Suermondt.
- Manilla (via Londen). De Spaanse Bark LOYOLA, kapt. Inton.
- Soerabaija (met vrijheid passagiers te Batavia te landen). De Nederl. bark JANNETJE, kapt. H.G. Meijerhoff.
Adres: Ruys & Kellar.
- Montevideo en Buenos Aires. De Nederlandse schoener CLARINA, kapt. H. Sannes.
Adres: Ch. Cornelder & Zonen.
- Napels. De Nederlandse schoener MAGDALENA JOHANNA, kapt. K.B. Gust.
- St. Petersburg. De Nederl. kof ARGO, kapt. D.J. Douwes.
- Triest. De Nederlandse Schoener ZEEMEEUW, kapt. J.G. Sikkema.
Adres: Kuijper, Van Dam & Smeer.
- New York. Het Pruiss. Fregat ARNOLD BÖNINGER, kapt. D. Steenken.
- Naar New York. Het Bremer fregat ASIA, kapt. F. Nutzhorn.
- New York. Het Pruissisch fregat GERMANIA, kapt. Wilh. Franke.
- Philadelphia. De Nederlandse schoener SIRENE, kapt. H. Hermanns.
Adres: Wambersie & Zoon.
- Singapore en Hongkong. De Nederlandse driemast schoener MARY GODDARD, kapt. H.J. van Nouhuys.
Adres: P.A. van Es & Co alhier, De Groot Roelants & Co te Schiedam en De Coningh & Co te Amsterdam.

Afbeelding
Datum 30 november 1866
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant

Advertentie. Heden ontvingen wij het treurig bericht, dat onze geliefde schoonzoon en broeder H.G. Meijerhoff, gezagvoerder van het schip JANNETJE, de 30e september l.l.,
in de ouderdom van 31 jaren, te Soerabaija aan een plotselinge ziekte overleden is.
M. Bock, Wed. S. Oldenburg,
M.S. Meijerhoff.
Rotterdam, 28 november 1866. Enige kennisgeving.

Afbeelding
Datum 09 januari 1867
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Berichten uit het buitenland incl havens

Mauritius, 23 november. Heden is alhier lek binnengelopen het Nederlandse schip JANNETJE, kapt. Van Striemen q.q., van Batavia naar Nederland bestemd.

Afbeelding
Datum 14 januari 1867
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Berichten uit het buitenland incl havens

Mauritius, 1 december. Het Ned. schip JANNETJE, kapt. Van Striemen q.q., van Batavia naar Nederland bestemd, het welk alhier de 23e november lek is binnengelopen, had van 14 tot 18 november, op 17º ZB. en 77º OL. hevige stormen belopen, waarin het boten, verschansingen en zeilen verloren had. Het maakte zo veel water, dat de pompen gaande gehouden moesten worden.

Afbeelding
Datum 22 januari 1867
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Amsterdam, 21 januari. De lading van het Nederlandse schip JANNETJE, kapt. Van Striemen, qq., van Batavia naar Nederland, lek aldaar binnengelopen, was gelost, en gedeeltelijk beschadigd bevonden. Het zou op de helling gehaald worden om opnieuw gekoperd te worden.

Afbeelding
Datum 19 februari 1867
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Amsterdam, 18 februari. De reparaties van het Nederlandse schip JANNETJE, kapt. Van Striemen qq., van Batavia naar Nederland, mede aldaar (opm: te Mauritius) lek binnengelopen, waren voltooid en men was thans bezig de lading weder in te schepen.

Afbeelding
Datum 11 juni 1868
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Rotterdam, 10 juni. Bij de heden plaats gehad hebbende inschrijving van schepen ter bevrachting retour van Java, hebben zich aan de Nederlandsche Handel-Maatschappij de volgende 50 schepen aangeboden: JACOB ROGGEVEEN (377 last), naar Amsterdam NLG 89,38; DOESBORGH (176 last), naar Amsterdam NLG 95; SUSANNA EN ELISABETH (390 last), naar Amsterdam NLG 92, Rotterdam NLG 90, Dordrecht NLG 90, Middelburg NLG 89, Schiedam NLG 90; STAD MIDDELBURG (397 last), naar Amsterdam NLG 94, Rotterdam NLG 92,50, Dordrecht NLG 92,50, Middelburg NLG 92, Schiedam NLG 92,50; LUCTOR ET EMERGO (398 last), naar Amsterdam NLG 91, Rotterdam NLG 89, Dordrecht NLG 89, Middelburg NLG 88,50, Schiedam NLG 89; SINBAD (254 last), naar Amsterdam NLG 89,88; GRONDWET (396 last), naar Middelburg NLG 97,48; KOSMOPOLIET I (398 last), naar Amsterdam NLG 97, Rotterdam NLG 90,94, Dordrecht NLG 90,94, Schiedam NLG 90,94; J.C. SCHOTEL (334 last), naar Amsterdam NLG 95, Rotterdam NLG 89,98, Dordrecht NLG 89,98, Schiedam NLG 89,98; WATERLOO (394 last), naar Amsterdam NLG 90,44; GELDERLAND (243 last), naar Amsterdam NLG 90,44; KINDERDIJK (353 last), naar Amsterdam NLG 92,98, Rotterdam NLG 89,98, Dordrecht NLG 90,98, Middelburg NLG 91,98, Schiedam NLG 89,98; JASON (438 last), naar Rotterdam NLG 94, Schiedam NLG 94; EUROPA ( 669 last), naar Amsterdam NLG 93,45, Rotterdam NLG 88,75, Dordrecht NLG 89,75, Middelburg NLG 93,50, Schiedam NLG 89,75; JOHANNA MARIA (471 last), naar Amsterdam NLG 94,45, Rotterdam NLG 90,35, Dordrecht NLG 91,85, Middelburg NLG 93,50, Schiedam NLG 91,45; CHERIBON (398 last), naar Rotterdam NLG 88,34, Dordrecht NLG 89,43, Middelburg NLG 93,43, Schiedam NLG 89,43; SUSANNA (476 last), naar Amsterdam NLG 94,45, Rotterdam NLG 90,35, Dordrecht NLG 91,85, Middelburg NLG 93,50, Schiedam NLG 91,45; NICOLAAS WITSEN (351 last), naar Amsterdam NLG 89,38; HEBE (328 last), naar Amsterdam NLG 95,50, Rotterdam NLG 90,50, Dordrecht NLG 91,50, Middelburg NLG 93, Schiedam NLG 90,50; ZEELANDIA (391 last), naar Rotterdam NLG 88,98, Dordrecht NLG 87,98, Middelburg NLG 85,49; KRIMPEN AAN DE LEK (371 last), naar Amsterdam NLG 92,98, Rotterdam NLG 89,98, Dordrecht NLG 90,98, Middelburg NLG 91,98, Schiedam NLG 89,98; HELENA EN ANNA (456 last), naar Amsterdam NLG 94,45, Rotterdam NLG 90,35, Dordrecht NLG 91,85, Middelburg NLG 93,50, Schiedam NLG 91,45; ANTJE (452 last), naar Amsterdam NLG 86,97, Rotterdam NLG 84,97, Dordrecht NLG 85,50, Middelburg NLG 86,97, Schiedam NLG 85; ALBLASSERDAM (371 last), naar Amsterdam NLG 91,98, Rotterdam NLG 87,98, Dordrecht NLG 89,98, Middelburg NLG 90,98, Schiedam NLG 88,98; LICHTSTRAAL (794 last), naar Rotterdam NLG 89, Dordrecht NLG 89,50, Schiedam NLG 89; JANNETJE (346 last,) naar Amsterdam NLG 93, Rotterdam NLG 91, Dordrecht NLG 91, Middelburg NLG 92, Schiedam NLG 91; DAGERAAD (382 last), naar Amsterdam NLG 93, Rotterdam NLG 91, Dordrecht NLG 91, Middelburg NLG 92, Schiedam NLG 91; TWEE GEZUSTERS (293 last), naar Amsterdam NLG 96, Rotterdam NLG 90,25, Dordrecht NLG 91,25, Middelburg NLG 94, Schiedam NLG 91,25; DOELWIJK (435 last), naar Rotterdam NLG 88,95, naar Schiedam NLG 90; VIER GEZUSTERS (389 last), naar Amsterdam NLG 91,47, naar Rotterdam NLG 89,87, naar Dordrecht NLG 90,98, naar Middelburg NLG 98,87, naar Schiedam NLG 89,87; JOHANNA (377 last), naar Amsterdam NLG 91,47, naar Rotterdam NLG 89,87, naar Dordrecht NLG 90,98, naar Middelburg NLG 89,87, naar Schiedam NLG 89,87; JEDO (399 last), naar Amsterdam NLG 96, naar Rotterdam NLG 90, naar Dordrecht NLG 92, naar Middelburg NLG 93, naar Schiedam NLG 91; INDIA (685 last), naar Amsterdam NLG 93, naar Rotterdam NLG 87, naar Dordrecht NLG 89, naar Middelburg NLG 90, naar Schiedam NLG 88; HENRIETTE GERARDINA SUSANNA ( 303 last), naar Amsterdam NLG 93, naar Rotterdam NLG 89,94, naar Dordrecht NLG 90,94, naar Schiedam NLG 90.94; ’S GRAVENHAGE (1058 last), naar Amsterdam NLG 89,99, naar Rotterdam NLG 87,87, naar Dordrecht NLG 87,87, naar Middelburg NLG 87,87, naar Schiedam NLG 87,87; HUIDECOPER (398 last), naar Rotterdam NLG 87,87, naar Dordrecht NLG 87,87, naar Middelburg NLG 87,87, naar Schiedam NLG 87,87; TWEELINGEN ( 314 last), naar Amsterdam NLG 88,99; QUATRE-BRAS (161 last), naar Amsterdam NLG 90,90; BATAVIA (243 last), naar Amsterdam NLG 89,88; INDIA PACKET (400 last), naar Amsterdam NLG 90,98, naar Rotterdam NLG 95,98; PETRONELLA (295 last), naar Amsterdam NLG 89,50; ZEENIMPH (329 last), naar Amsterdam NLG 91,85; HENRIETTE MARIA ( 423 last), naar Amsterdam NLG 94,50, naar Rotterdam NLG 99,50, naar Dordrecht NLG 99,50, naar Schiedam NLG 99,50; ELMINA (153 last), naar Amsterdam NLG 95; CHERIBON (398 last) naar Amsterdam NLG 89,87; ANNA MARIA WILHELMINA (319 last), naar Amsterdam NLG 89,88; DRIE GEZUSTERS (273 last), naar Amsterdam NLG 89,98; LOUISE (396 last), naar Amsterdam NLG 89; CONSTANCE (381 last), naar Amsterdam NLG 89,48, naar Rotterdam NLG 93,48, naar Dordrecht NLG 93,48, naar Middelburg NLG 93,48, naar Schiedam NLG 93,48; DEN ELSHOUT (332 last), naar Amsterdam NLG 89,48, naar Rotterdam NLG 93,48, naar Dordrecht NLG 93,48, naar Middelburg NLG 93,48, naar Schiedam NLG 93,48.

Afbeelding
Datum 14 november 1868
Krant DC - Dordtsche Courant
Type bericht Berichten uit het buitenland incl havens

Batavia, 21 oktober. Aangekomen schepen: ALDEBARAN, kapt. Meyboom; BESTEVAER, kapt. Rosier; DAGERAAD, kapt. Duinkerken; DOESBORGH, kapt. Spaanderman; GRAAFSTROOM, kapt. Rösingh; HENRIËTTE MARIA, kapt. Tjebbes; INDIA PACKET, kapt. Diepering; JANNETJE, kapt. Van Striemen; JAVA PACKET, kapt. Crap Hellingman; JOHANNA CHRISTINA, kapt. Rosingh; JOHANNES LODEWIJK, kapt. Van Delft; MARIA EN ELISABETH, kapt. Bonjer; RIDDERKERK, kapt. Buuk; S. VAN HEEL, kapt. von Munchen; YMUIDEN, kapt. De Jongh; ZEENIMPH, kapt. Grandt van Roggen.
Vertrokken schepen: ANNA MARIA WILHELMINA, kapt. De Haan; ANTJE, kapt. Van der Hoog; CORNELIA EN GEERTRUIDA, kapt. Wielema; CORTGENE, kapt. Wemmerus; FRIESLAND, kapt. Sipkes; HELENA EN ANNA, kapt. Van Aalborg; HOEK VAN HOLLAND, kapt. Bakker.

Afbeelding
Datum 01 december 1868
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Rotterdam, 30 november. In het Nieuw Bataviaasch Handelsblad heeft de kapt. H.F. Striemen, gezagvoerder van het schip JANNETJE, omtrent het vergaan van het Spaans schip MARGARITA de volgende verklaring afgelegd:
De ondergetekende, gezagvoerder van het Nederlandse barkschip JANNETJE, verklaart bij dezen, met genoemde bodem op de 12e juli 1868 van Brouwershaven met een oostelijke wind te zijn uitgezeild, bestemd naar Batavia, en zeilden alzo met variabele winden tot op zaterdag 19 september van voornoemd jaar, zijnde toen op 42º37’ ZB en 64º50’ OL, alwaar wij in de morgen een schip vooruit ontwaarden dat zo het scheen opliep; doch naderbij komende, zagen wij dat het schip wachtende was, maakten toen meer zeil om des te spoediger er bij te kunnen komen, lensden met een gereefde marszeilskoelte van het west en stuurden met de koers van oost ten noord op voornoemd schip aan, met hoge zeeën; des namiddags ten 4 ure waren wij in de gelegenheid om zijn vlag te kunnen onderscheiden en bespeurden dat zij de Spaanse was, waarin een knoop zich bevond en als noodsein diende, terwijl onder de vlag een sein waaide, dat aanduidde dat gemeld schip lek was. Door de hoge zee en tevens hevige buien konden wij niet dicht bij elkander komen. Met het sein werd om assistentie gevraagd; ik vroeg daarop welke hulp zij begeerden, waarop een sein gehesen werd, waarin verzocht werd, om gedurende de nacht in konvooi te blijven zeilen totdat het dag werd; ik antwoordde het te zullen doen en seinde tevens om gedurende de nacht een licht te tonen en zo doende bij elkander te blijven. We hielden toen zoveel mogelijk nabij het schip dat genoemd was MARGARITA, komende van Cardiff, bestemd naar Manilla en 71 dagen reis had. In de morgen van 20 september ten 5 ure 30 minuten hees genoemd schip weer een sein, dat aanduidde: “Draai bij, ik zend een boot aan boord”, waarvan wij onmiddellijk gevolg gaven, we kregen ten 6 ure 30 minuten een boot langs zijde waarin zich bevonden de tweede stuurman, een priester en 4 matrozen, waarvan de tweede stuurman uit naam van de kapitein verzocht, zo het enigszins mogelijk was, om de gehele equipage en passagiers te redden, daar zij allen in nood verkeerden, aangezien het schip in een zinkende staat was. Ik riep de gehele equipage achteruit en bracht hun de nood waarin de mensen verkeerden onder het oog, waarop zij antwoordden, dat zij mede hun best zouden doen, om die mensen te redden, zo veel in hun vermogen was; we maakten dadelijk alles in orde om de middelboot uit te zetten. Door hevige hoge zeeën en een fel opkomende bui konden wij onze boot niet uitzetten, terwijl de zeeën aan beide zijden over het schip heen liepen en besloten toen om te wachten totdat de bui over was. Zagen na de bui dat er een tweede boot naar ons toe kwam; de eerste boot ging ook weer weg met de vier matrozen en de tweede stuurman; de priester bleef bij ons aan boord; kregen toen gelukkig onze boot uit, maar waren genoodzaakt dezelve achteraan te vieren om haar niet in stukken te laten slaan door de geweldig hoge zee en zware buien; hielden naar de tweede boot toe en wierpen de reddingboei met de zware loodlijn over boord; draaiden weer bij en zo gelukte het ons die mensen te mogen redden met behulp van touwen. In genoemde boot bevonden zich een vrouw, een kind en 2 passagiers alsmede 4 matrozen, we ontwaarden toen een andere boot met mensen en hielden weer naar genoemd schip toe, wierpen weer de reddingboei over boord, kwamen dichter bij de boot en draaiden weer bij om de mensen te kunnen redden, dat ons gelukte; er bevond zich in de boot de kapitein, eerste stuurman, derde stuurman, hofmeester, bootsman en 1 matroos, allen behalve de kapitein, die het laatst zijnde met de boot omsloeg, doch gelukkig met levensgevaar werd gered; zagen toen een vierde boot, waarin volgens het zeggen van de kapitein, plus minus 7 man in zouden gegaan zijn en die door de hoge zee omsloeg; wij stuurden er zo veel mogelijk naar toe, kregen, toen een hevige bui opzetten kwam, en wij hoegenaamd niets meer vernamen van hen; wij draaiden weer bij, doch konden onmogelijk met onze boot van boord om de overige manschappen te redden, daar wij hetzelfde gevaar van omslaan voor ogen hadden; hevige winden, hoge wilde zeeën deden ons besluiten onze middelboot weer in te zetten en dat gelukte; zagen toen dat er geen stuur meer in voornoemd schip was en dat tevens begon te zinken, terwijl er geen mogelijkheid bestond de overige manschappen, welke zich nog aan boord moesten bevinden, te kunnen redden; ik liet de ra’s vierkant brassen en lensde met een gereefd groot-boven-marszeil, topzeil en gereefde fok en stuurden vervolgens onze koers, onder hevige windvlagen en hemelhoge zeeën; na enige ogenblikken zeilen zagen wij hoegenaamd niets meer van voornoemd schip. Volgens zeggen van de kapitein wilden de overige manschappen het schip niet verlaten, zelfs degene die al in de boot waren, gingen weer aan boord, welke waarschijnlijk allen hun dood in de golven hebben moeten vinden.

Afbeelding
Datum 22 november 1869
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Vrachten, bevrachtingen

Batavia, 14 oktober. Scheepsvrachten. De HERMAN DE RUYTER werd voor NLG 35 te Samarang te laden voor koffie en suiker opgenomen naar Amsterdam. De DORDRECHT II laadt te Indramayoe en Padang tot geheime vracht naar Amsterdam. JAN PIETERSZOON KOEN en L.J. ENTHOVEN liggen naar Nederland in lading en namen tot NLG 35 à 40 aan wat voorkomt (opm: de lading, die ze konden krijgen). De NOACH II sloot tot geheime conditiën naar Rotterdam af. PRESIDENT PLATE accepteerde NLG 35 voor koffie en suiker, NLG 20 voor tin en NLG 50 voor licht goed naar Rotterdam. De GRAAFSTROOM en de KINDERDIJK liggen aan. De NOORD BRABANT is, zegt men, tot NLG 37,50 voor een volle lading suiker naar het Kanaal voor orders opgenomen, doch dit wordt betwijfeld. SUSANNA en JOHANNA MARIA bekomen NLG 37,50 dooreen voor gedeeltelijke lading, op de kust te laden. De IDA ELIZABETH laadt rijst te Soerabaija voor reders rekening. WAALSTROOM en WILDEMAN, beide te Padang liggende, zijn tot GBP 3 voor bepaalde qualiteiten koffie naar Amerika opgenomen. De ZEEBLOEM, nog hier liggende, gaat ook naar Padang om koffie voor Amerika te laden tot GBP 2.15/- De JUNO en de RIO DE LA PLATA accepteerden 25 $cents voor oliekoeken naar Amoy. De NEPTUNUS accepteerde GBP 1 voor suiker naar Melbourne.
Ter bevrachting blijven de Nederlandse schepen ARY SCHEFFER, COPERNICUS, HENRIETTE, ADRIANA MARIA ELISABETH, CONSTANCE, KAAP HOORN, LOUIS MEYER, CATHARINA MARIA, SPERWER, HELLEVOETSLUIS, JEDO, ADA, EDOUARD MARIE, HOEK VAN HOLLAND, REGINA MARIS, WALCHEREN, VIER GEBROEDERS, LUCTOR ET EMERGO, DOESBORGH, VOORLICHTER, JANNETJE, SUSANNA ELIZABETH, SCHEVENINGEN, JASON, AEOLUS, NEDERLAND EN ORANJE, G.K. GRAAF VAN HOGENDORP, BILDERDIJK, BARON VAN HEEMSTRA, KRIMPEN A/D LEK, CORNELIA, L. GRAAF VAN LIMBURG STIRUM, MARIA, SARAH, JACOBA HELENA, NEDERLAND, DAGERAAD en LANDBOUW.

Afbeelding
Datum 02 december 1869
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Rotterdam, 1 december. De Factorij der Nederlandsche Handel Maatschappij vroeg 2 oktober j.l. aanbiedingen van schepen op 18 dezer, om 4 november a.s. tot laden gereed te zijn en hebben daarvoor de 24 onderstaande schepen ingeschreven:
VOORLICHTER (1072 lasten), naar Amsterdam NLG 34,80, naar Rotterdam NLG 32,80; NEDERLAND en ORANJE (319 lasten), naar Amsterdam NLG 38,98, naar Rotterdam NLG 40,98, naar Dordrecht NLG 40,98, naar Middelburg NLG 42,95, naar Schiedam NLG 40,98; CORNELIA (440 lasten), naar Amsterdam NLG 44,98, naar Rotterdam NLG 44,98, naar Dordrecht NLG 46,98, naar Middelburg NLG 48,98, naar Schiedam NLG 45,98; JANNETJE
(346 lasten), naar Amsterdam NLG 39,98, naar Rotterdam NLG 37,98, naar Dordrecht NLG 37,98, naar Middelburg NLG 41,98, naar Schiedam NLG 37,98; LEOPOLD GRAAF VAN LIMBURG STIRUM (399 lasten), naar Amsterdam NLG 37,49, naar Rotterdam NLG 34,99, naar Dordrecht NLG 34,99, naar Middelburg NLG 40, naar Schiedam NLG 34,99,
LANDBOUW (383 lasten), naar Amsterdam NLG 36, naar Rotterdam NLG 35, naar Dordrecht NLG 35,50, naar Middelburg NLG 40, naar Schiedam NLG 35,50;HENRIETTE ADRIANA (770 lasten), naar Amsterdam NLG 35, naar Rotterdam NLG 32,49, naar Dordrecht NLG 32,50, naar Middelburg NLG 38, naar Schiedam NLG 32,50; LOUIS MEIJER (399 lasten), naar Amsterdam NLG 34,99, naar Rotterdam NLG 34,99, naar Dordrecht NLG 34,99, naar Schiedam NLG 34,99; VIER GEBROEDERS (350 lasten), naar Amsterdam NLG 36, GIJBERT KAREL GRAAF VAN HOGENDORP (398 lasten), naar Amsterdam NLG 44,90, naar Rotterdam NLG 39,90, naar Dordrecht NLG 39,90, naar Schiedam NLG 39,90; HELLEVOETSLUIS (333 lasten), naar Amsterdam NLG 54,90, naar Rotterdam NLG 49,90, naar Dordrecht NLG 49,90, naar Middelburg NLG 51,90, naar Schiedam NLG 49,90; ARY SCHEFFER (398 lasten), naar Amsterdam NLG 43, naar Rotterdam NLG 38, naar Dordrecht NLG 38, naar Schiedam NLG 38; JACOBA HELENA (387 lasten), naar Amsterdam NLG 38, naar Rotterdam NLG 36, naar Dordrecht NLG 36, naar Middelburg NLG 38, naar Schiedam NLG 37; JOHANNA CHRISTINA (375 lasten), naar Amsterdam NLG 40, naar Rotterdam NLG 39,99, naar Dordrecht NLG 40, naar Middelburg NLG 40, naar Schiedam NLG 40; KAAP HOORN (251 lasten), naar Rotterdam NLG 34; LUCTOR ET EMERGO (398 lasten), naar Amsterdam NLG 50, naar Rotterdam NLG 50, naar Dordrecht NLG 40, naar Middelburg NLG 50, naar Schiedam NLG 50; WALCHEREN (234 lasten), naar Rotterdam NLG 38,98, naar Dordrecht NLG 38,98, naar Middelburg NLG 37,98, naar Schiedam NLG 48,98; ALBLASSERDAM (371 lasten), naar Amsterdam NLG 35, naar Rotterdam NLG 33, naar Dordrecht NLG 34, naar Middelburg NLG 35, naar Schiedam NLG 34; STAD MIDDELBURG (397 lasten), naar Rotterdam NLG 48, naar Dordrecht NLG 48, naar Middelburg NLG 48, naar Schiedam NLG 48; KRIMPEN A/D LEK (371 lasten), naar Rotterdam NLG 37,50, naar Dordrecht NLG 37,50, naar Schiedam NLG 37.50; BILDERDIJK (399 lasten), naar Amsterdam NLG 49, naar Rotterdam NLG 44, naar Dordrecht NLG 46, naar Middelburg NLG 49, naar Schiedam NLG 44; ADA (376 lasten), naar Amsterdam NLG 52,50, naar Rotterdam NLG 50, naar Dordrecht NLG 50, naar Schiedam NLG 50; CATHARINA MARIA (398 lasten), naar Rotterdam NLG 49,75, naar Dordrecht NLG 49,75; VERTROUWEN (359 lasten), naar Amsterdam NLG 48.

Afbeelding
Datum 06 december 1870
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Vrachten, bevrachtingen

Batavia, 27 oktober. Vrachten. Nederlandse schepen. CONSTANCE sloot af tot NLG 2,25 per picol voor Bushire. HENRIËTTE GEERTRUIDA accepteerde NLG 72,50 voor suiker en NLG 60 voor tabak van Soerabaja naar Rotterdam, terwijl de PASOEROEAN tot geheime vracht voor rijst van Indramaijoe naar Amsterdam afsloot. Daarop nam de Factorij de volgende 6 schepen op als GIJSBERTUS HENDRIKUS tot NLG 72,43, BALTIMORE tot NLG 73,60, beide naar Amsterdam, CORNELIA tot NLG 72,40; ISAAC DA COSTA en HENDRIKA tot NLG 73,80 naar Rotterdam en CORNELIA MATHILDE tot NLG 73,75 naar Schiedam. Verder sloten af de JOHANNA EN WILLEM voor NLG 75 voor suiker en de HUIJDECOPER tot NLG 72,50. AUGUSTE tot NLG 70 voor suiker en NLG 55 voor tabak; GRONDWET tot NLG 72,90 voor suiker en NLG 70 voor koffie. De SCHIEDAM, MARIA ELISABETH, ALBLASSERWAARD en CONSTANTIA namen alle NLG 72,50 voor suiker en evenredige vrachten voor ander goed aan. AQUARIUS bekomt GBP 3.7/6 voor suiker naar Londen. SUSANNA JOHANNA en ASTREA GBP 3.10/- voor suiker naar Boston. Onbevrachte schepen; Nederlands KORTENAER, SAMARANG, IDA GEERTRUIDE, ALLEGONDA JACOBA, MARY EN HILLEGONDA, SUMATRA, JOHANNA, RIDDERKERK, WILLEM POOLMAN, LOUISE, MINA, CORNELIA, JANNETJE, VICE ADMIRAAL MAY en STAD DOCKUM.

Afbeelding
Datum 23 december 1870
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Berichten uit het buitenland incl havens

Batavia, 10 november. Door de Factorij van de Nederlandsche Handel Maatschappij zijn heden de volgende schepen bevracht: inschrijving van 3 november. RIDDERKERK, 399 lasten, naar Amsterdam NLG 85, naar Rotterdam NLG 79, naar Schiedam NLG 79, naar Dordrecht NLG 79, naar Middelburg NLG 85; VICE ADMIRAAL MAY, 399 lasten, naar Amsterdam NLG 81, naar Rotterdam NLG 88, naar Schiedam NLG 88, naar Dordrecht NLG 88, naar Middelburg NLG 88; LAURENS KOSTER, 692 lasten, naar Amsterdam NLG 82, naar Rotterdam NLG 76,99, naar Schiedam NLG 76,99, naar Dordrecht NLG 76,99, naar Middelburg NLG 82; KOSMOPOLIET I, 398 lasten, naar Amsterdam NLG 87,50, naar Rotterdam NLG 77,50, naar Schiedam NLG 77,50, naar Dordrecht NLG 77,49, naar Middelburg NLG 87,50; JANNETJE, 346 lasten, naar Amsterdam NLG 82, naar Rotterdam NLG 75,90, naar Schiedam NLG 75,90, naar Dordrecht NLG 75,90, naar Middelburg NLG 82; CORNELIS, 249 lasten, naar Amsterdam NLG 79,99; WILLEM POOLMAN, 813 lasten, naar Amsterdam NLG 77,47, naar Rotterdam NLG 74,47, naar Schiedam NLG 74,47 naar Dordrecht NLG 74,47, naar Middelburg NLG 77,47; NEHALENNIA, 705 lasten, naar Amsterdam NLG 74,47; YEDO, 399 lasten, naar Amsterdam NLG 81, naar Rotterdam NLG 77,50, naar Schiedam NLG 77,50, naar Dordrecht NLG 77,50; MINA, 398 lasten, naar Amsterdam NLG 81, naar Rotterdam NLG 76, naar Schiedam NLG 76, naar Dordrecht NLG 77, naar Middelburg NLG 78; ALLEGONDA JACOBA, 370 lasten, naar Amsterdam NLG 85, naar Rotterdam NLG 79,90, naar Schiedam NLG 79,90, naar Dordrecht NLG 80, naar Middelburg NLG 83; MARY EN HILLEGONDA, 393 lasten, naar Amsterdam NLG 84, naar Rotterdam NLG 79,80, naar Schiedam NLG 79,85, naar Dordrecht NLG 79,85, naar Middelburg NLG 85. Opgenomen zijn naar Amsterdam NEHALENNIA NLG 74,47; naar Rotterdam WILLEM POOLMAN NLG 74,47, JANNETJE NLG 75,90, MINA NLG 76, LAURENS COSTER NLG 76,99, JEDO NLG 77,50, RIDDERKERK NLG 79, MARY EN HILLEGONDA NLG 79,80; naar Dordrecht KOSMOPOLIET I NLG 77,49.

Afbeelding
Datum 06 januari 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Vrachten, bevrachtingen

Batavia, 24 november. Vrachten. Nederlandse schepen. De LOUISE sloot tot geheime vracht af om op de kust en te Padang voor Boston te laden. SIRIUS bekwam NLG 80 voor rijst, NLG 85 voor thee, NLG 72,50 voor koffie, NLG 40 voor tin hier en op de kust voor Amsterdam te laden. KORTENAER NLG72,50 voor suiker en koffie op Samarang naar Rotterdam te laden SAMARANG NLG 90 voor specerijen en NLG 85 voor huiden van Soerabaija naar Rotterdam. De STAD DOCKUM en IDA GEERTRUIDA sloten tot GBP 4.5/- voor suiker naar Copenhagen af. De Factorij nam op de NEHALENNIA en WILLEM POOLMAN tot NLG 74,47, JANNETJE tot NLG 75,90, MINA tot NLG 76, LAURENS KOSTER tot NLG 76,99, JEDO tot NLG 77,50, RIDDERKERK tot NLG 79, MARY HILLEGONDA tot NLG 79,80 naar Amsterdam en Rotterdam, en KOSMOPOLIET tot NLG 77,49 naar Dordrecht. De VICE ADMIRAAL MAY bedong NLG 80 voor suiker en NLG 65 voor tabak naar Amsterdam. SOPHIA KONINGIN DER NEDERLANDEN NLG 75 en NLG 80 voor suiker en NLG 75 voor koffie te Samarang te laden. ALLEGONDA JACOBA ligt tot NLG 80 voor suiker te Soerabaija naar Rotterdam aan. NOACH II bekomt NLG 80 voor suiker en NLG 75 voor koffie van Samarang naar Rotterdam. MAARTEN VAN ROSSEM NLG 75 voor suiker en koffie voor Amsterdam. JUNO GBP 4 voor koffie van Padang naar New-York. VIER GEBROEDERS gaat tot geheime vracht naar de Verenigde Staten.
Ter bevrachting blijven de Nederlandse schepen. PRINSES AMALIA, ADRIANA PETRONELLA, LEOPOLD GRAAF VAN LIMBURG STIRUM en GRAAFSTROOM.

Afbeelding
Datum 25 oktober 1873
Krant PGC - Provinciale Groninger Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Amsterdam, 23 oktober. Het schip JANNETJE, kapt. J. Schrier, van New York herwaarts, is bij Dungeness geloodst.

Afbeelding
Datum 27 juni 1875
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Rotterdam, 26 juni. Het Nederlandse schip JANNETJE, kapt. Schrier, groot 656 gemeten tonnen, komende van New York met 3.906 vaten petroleum, is hedenochtend met een diepgang van 51 palmen de Nieuwe Waterweg binnengekomen.

Afbeelding
Datum 09 februari 1877
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Verkoop schepen

Verkochte schepen. Het Nederlandse barkschip JANNETJE, groot 654 ton, gebouwd in 1853, is door tussenkomst van de makelaar Ed. C. A. Koli uit de hand verkocht.

Afbeelding
Datum 23 juni 1878
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Berichten uit het buitenland incl havens

Elseneur, 19 juni. Het bij Hittarp aan de grond gemelde schip (zie ons vorig no.), was het Nederlandse schip BERTHA, kapt. Steffens, van Riga met hout naar Amsterdam bestemd. Het was slechts te dicht bij het Hittarp rif geweest, werd toen door de stoomboot DRAGÖR geassisteerd en ligt thans alhier ter rede.

Afbeelding
Datum 23 juni 1878
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Berichten uit het buitenland incl havens

Elseneur, 19 juni. Het Nederlandse barkschip BERTHA, kapt. Steffens, van Riga met hout naar Rotterdam, is met assistentie van een sleepboot alhier op de rede gebracht, hebbende in gevaar verkeerd van op het rif van Hittarp te geraken.
(Volgens Lloyd’s List was voor de te verlenen hulp een overeenkomst van GBP 40 gemaakt.)

Afbeelding
Datum 10 februari 1892
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Verkoop schepen

Amsterdam, 9 februari. Het Nederlandse barkschip BERTHA, groot 606 ton, gebouwd in 1853, is uit de hand aan een firma te Groningen verkocht.

Afbeelding