|
Rotterdam, 20 december. Wij vernemen dat het Engelse admiraliteitshof de 14e dezer uitspraak heeft gedaan in de zaak van de aanzeiling van het Nederlandse barkschip HENDRIKA, met het Engelse schip SEA PARK in de nacht van 13 september j.l. op de hoogte van Dungeness. (opm: zie o.a. NRC 170953) Wat de verklaringen vanwege de beide schepen betreft, zegt die van de equipage van de bark HENDRIKA, dat de wind op het ogenblik van de aanzeiling Z. tot Z. ten W. was, en dat de HENDRIKA scherp bij de wind lag over stuurboordzijde, koersende om de W.Z.W. Toen men de SEA PARK op twee of drie Engelse mijlen afstand, een weinig aan lij, vooruit gewaar werd, vertoonde men onmiddellijk een lantaarn. De SEA PARK stuurde O.N.O. en vervolgde zijn koers zonder enig licht te vertonen, tot dat hij op een kleine afstand van de HENDRIKA genaderd was, waarop hij plotseling zijn roer aan lij bracht (opm: daarmee oploefde) en de HENDRIKA in de stuurboordszijde liep, tussen het fokkewant en de kraanbalk, waardoor aan dit schip belangrijke schade werd toegebracht. Vanwege de SEA PARK werd aangevoerd dat, toen het ongeval plaats greep, de wind Z.t.O. en het weder enigszins dik en mistig was. Dat toen men de HENDRIKA gewaar werd men onmiddellijk het schip in de wind liet lopen, zodat men met de zeilen tegen, O.Z.O. voorlag, maar dat de HENDRIKA, in plaats van, zo als het behoorde, het roer bakboord te leggen, het aan lij bracht en zo in de SEA PARK liep. Nadat geconstateerd was dat de SEA PARK met een ruime wind zeilde en de partijen over en weder ondervraagd waren en geantwoord hadden, nam de president van het hof het woord en sprak de verdedigers van de partijen en de aanwezige kapiteins, die het hof assisteerden, aldus aan: “Mijne Heren! Het schijnt dat de HENDRIKA, van Londen naar Australië bestemd, in de nacht van de 13e september op de hoogte van Dungeness, met een Z.t.W. wind scherp bij de wind zeilende was, over stuurboordszijde. Gij, mijne heren, weet natuurlijk wat de koers moest wezen. De nacht schijnt, alhoewel tot op zekere hoogte mistig voorgesteld, zo klaar is geweest te zijn, dat schepen elkaar op een redelijke afstand zien konden. De HENDRIKA zegt, dat men de SEA PARK op twee of drie mijlen afstands gezien heeft, dat men koers bleef sturen en dat de SEA PARK zijn roer bakboord bracht en de HENDRIKA in de zijde liep. Ik maak hieruit op, dat de HENDRIKA de schuld in deze twee gevallen op de SEA PARK werpen wil, dat deze òf zijn koers had moeten vervolgen en niets doen, òf dat hij, wanneer hij had willen loeven, dit dan vroeger had moeten doen, om zodoende de aanzeiling te voorkomen. Het geval van de SEA PARK is, dat hij was thuiskomende van Ceylon naar Londen, sturende O.N.O. naar Dungeness, om een loods en hij geeft de wind aan als Z.t.O, zodat er tussen deze beide verklaringen een verschil van twee streken is. De SEA PARK zegt verder, dat hij de HENDRIKA aan lij vooruit op een mijl afstand zag en dat deze een licht op de bakboords kraanbalk vertoonde, waarop hij onmiddellijk zijn roer aan lij bracht. De verdediger van de SEA PARK zegt ook, dat toen de beide schepen elkaar zagen, zij in één lijn zeilden, maar ik veronderstel, dat dit niet geheel juist is. De SEA PARK zegt, dat hij zijn roer aan lij bracht en met de zeilen tegen O.Z.O. voor lag, en voert verder aan, dat de HENDRIKA het roer plotseling stuurboord bracht en dat daardoor de aanzeiling veroorzaakt werd. Het is, en ik geloof niet zonder grond, opgemerkt, dat het enigszins vreemd is, dat van deze omstandigheid in het protest geen melding gemaakt is. De kwestie, die wij hier te beslissen hebben zijn deze: 1e. of de SEA PARK het roer aan bakboord moest leggen; 2e. of, indien zulks moest zijn, men dit dan niet vroeger had moeten doen en of men, wanneer er goede uitkijk gehouden was, de HENDRIKA niet tijdig genoeg had kunnen ontdekken, om die maatregelen te nemen, welke nodig waren om het ongeluk te voorkomen. Het is bewezen dat, indien de HENDRIKA het roer stuurboord gebracht had, dat schip alsdan in het ongelijk zou zijn, en gij dient in overweging te nemen, of er redenen bestaan om dit aan te nemen. De verklaring is onder ede door verschillende van de equipage van de SEA PARK afgelegd, en wordt door de equipage van de HENDRIKA ten stelligste tegengesproken”. Eén der kapiteins, welke het hof assisteerden, hierop het woord nemende, zei: “Wij zijn van gevoelen dat de schuld geheel aan de SEA PARK ligt. De kapitein van die bodem deed op het horen, dat er een schip vooruit was, onmiddellijk het roer bakboord brengen, zonder zich eerst te overtuigen in welke richting dat schip van hem was. Had de HENDRIKA het roer aan stuurboord gebracht, dan waren er natuurlijk de zeilen tegen gekomen, hetgeen niet het geval schijnt geweest te zijn. De HENDRIKA had eerder achteruit gedeinsd en was over de andere boeg gevallen, wanneer het zo spoedig het roer stuurboord had gebracht, als de SEA PARK dat doet voorkomen. Had de SEA PARK zijn koers gehouden, dan waren de schepen vrij van elkander gelopen. De SEA PARK is dus alleen schuldig”. Het hof heeft hierop uitspraak tegen de SEA PARK gedaan.
|