Inloggen
EGBERDINA SCHURINGA - ID 13928


Kroniekberichten

Datum 12 augustus 1850
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Rotterdam, 10 augustus. Van een geachte hand uit Maassluis wordt ons, onder dagtekening van heden, het volgende gemeld: Gisteren avond werd alhier van de toren gezien een schip, hetwelk benoorden de Hoek van Holland op strand zat. Heden morgen met het aanbreken van de dag werd door de heer K. Dorsman besloten om, begeleid door de schipper D. van Gent en een knecht, Klaas Schouten genaamd, zich naar de plaats des ongevals te begeven. Te ’s Gravesande aankomende, vernam men, dat zich nog een zestal mensen aan boord in het want van het vaartuig bevonden. Dadelijk werd de reddingsboot met grote krachtsinspanning te water gebracht, waarin men bijgestaan werd door Cornelis van der Burg, en later door de van Brielle aankomende zeelieden A. Borstlap, E. Borstlap, J. Borstlap, E. Linge, A. van der Heyden, H. Witte, M. Droog, K. Termijn, W. Hagers, D. Kruynen, P. Hordijk en P. den Harder. Weldra was dit geschied en begaven zich beurtelings vijf uit de ter redding toegesnelde personen te midden der hevige branding naar het schip, en mochten de zelfvoldoening smaken, na enig pogen, zes mensenlevens van een gewisse dood te redden, en wel de kapitein, stuurman, twee matrozen en twee kinderen van de kapitein, zijnde de echtgenote van de kapitein en haar 7-jarig zoontje reeds gisteren avond over boord geslagen en een prooi der golven geworden. De van honger en koude uitgeputte schipbreukelingen zijn naar ’s Gravesande vervoerd en aldaar aan goede zorgen toevertrouwd. Het schip is gebleken te zijn het te Veendam te huis behorende kofschip EGBERDINA SCHURINGA, kapt. G.J. Orsel, van Sunderland met een lading steenkolen naar Rotterdam gedestineerd. (opm: zie ook NRC 130850)

Afbeelding
Datum 13 augustus 1850
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Rotterdam, 11 augustus. Nopens het redden der schipbreukelingen van het aan de Hoek van Holland gestrande kofschip EGBERDINA SCHURINGA verzoekt men ons het volgende te melden, ter wijziging van het daarover in ons nummer van gisteren medegedeelde bericht. Gisteren in de vroege morgen ging de tonnenlegger A. Borstlap Lz met zijn vaartuig, medevoerende een vlet en een slampampersloep, onder aanvoering van Maarten Droog, naar het in gevaar verkerende schip, ten einde zo mogelijk redding aan te brengen. Gemelde tonnenleggers-vaartuig en de ijssloep aan het strand komende, spoedde de bemanning zich ter hulp van de kof, terwijl op een wagen een reddingsboot werd aangebracht. Zonder tijd te verliezen werd de vlet of sloep te water gebracht en, met de grootste inspanning en gevaar de branding doorworstelende, hadden de brave zeelieden het geluk in twee herhaalde tochten de gezagvoerder, stuurman, twee matrozen en twee kindertjes – waarvan één slechts zes weken – die de gehele nacht, op uitkomst hopende, in het want hadden doorgebracht, te redden. De vrouw van de gezagvoerder en een kind waren de vorige avond overboord geslagen en in de golven omgekomen. De geredde personen zijn in de later aangekomen reddingsboot per as naar ’s Gravesande vervoerd. Heden morgen zijn vaartuigen van Maassluis naar het gestrande schip gevaren om zo mogelijk van de lading of inventaris iets te bergen, doch zij zijn ledig teruggekomen. Het schip zit nog in zijn geheel.

Afbeelding
Datum 13 augustus 1850
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Verklaring, afgelegd door Arij Borstlap Lzn, Willem Hagers, Dirk Kruyne, binnenloodsen, Maarten Droog, Pieter den Herder, Hendrik de Wit, Klaas Termijn, Pieter Hordijk, Leendert Lingen, Arij van der Reijden, Leendert Borstlap en Jacob Borstlap, varensgezellen, allen wonende te Brielle, voor Anthony Hendrik van Kruyne, opperstrandvonder over het eiland Voorne, correspondent der Zuidhollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen, wonende te Brielle, betrekkelijk het redden op de 10e augustus1850 van vier manschappen en twee kinderen van een op de negende augustus op de buitenpunt van de Hoek van Holland gebleven kofschip (opm: EGBERDINA SCHURINGA), welke verklaring luidt als volgt:
Op vrijdag de 9e augustus 1850, des namiddags ten half drie ure, ontdekte men van de kijkpaal te Brielle een kof, zittende op de buitenpunt van de Hoek van Holland, tonende van de voortop een Nederlandse vlag en van de bezaanmast een vlag in sjouw. Het schip onder water zittende, vermeende men door de kijkers mensen in het want te bespeuren. Wetende, dat er een reddingsboot te Terheyden geplaatst was, was men in de zekere veronderstelling, dat deze, vermits het vaartuig aldaar in de nabijheid zat, de mensen zoude redden, waarvan men echter die gehele dag geen gewag heeft gezien. Uit dien hoofde werden er die dag van Brielle geen pogingen tot redding in het werk gesteld, doch besloot men de volgende morgen met het aanbreken van de dag de redding te beproeven, waarop dan ook des morgens ten drie ure Maarten Droog met zijn ijssloep, bemand door Pieter den Herder, Leendert Lingen, Klaas Termijn, Arij van der Reyden, Jacob Borstlap en Hendrik de Wit zich naar buiten begaf, met hooggaande zee over de vlakte van de Maas gingen en omstreeks ten 7 ure aan de Hoek van Holland kwamen, alwaar zij een opzichter van de standvonderij vonden. In de verte een sloep op het strand ziende liggen, vernamen zij, dat deze van het gestrande vaartuig was, waarop zij besloten die sloep over het strand te werken, ten einde daarmede de schipbreukelingen te redden, waarin zij werden bijgestaan door D. van Gent, koopvaardij- kapitein en de heer K. Dorsman, beiden van Maassluis, die zich aldaar bevonden, vermits zij hun ijssloep, die aan de binnenzijde van de hoek – het Sluissche Gat – lag, door zijn zwaarte niet over het strand konden halen en uit hoofde der hoge zee, met dezelve niet buitengaats om de hoek naar het schip konden komen.
Inmiddels was die morgen, zodra het getij voor een zeilvaartuig zulks toeliet, Arij Borstlap Lzn met zijn boeierboot, bemand door Willem Hagers, Dirk Kruyne, Pieter Hordijk en Leendert Borstlap, ter redding mede naar buiten gegaan en, vermits zij begrepen met dat vaartuig het schip niet te kunnen bereiken, hadden zij in hetzelve een vlet gezet ten einde deze over het strand van de Hoek van Holland te dragen en daarmede de schipbreukelingen af te halen.
Omstreeks acht uren aan het strand komende, sleepten zij de vlet naar de hoogte van het schip, doch ziende, dat Maarten Droog en zijn manschappen bezig waren met meergemelde boot, besloten zij hun vlet te laten staan en de redding met de boot, vermits deze iets groter was, onderling te beproeven.
De gemelde boot tegenover het schip gebracht hebbende, hetwelk ruim 200 vademen (opm: à 6 voet) van de wal geheel onder water zat, zijnde alleen de masten boven, begaven zich in dezelve Arij Borstlap Lzn, Willem Hagers, Dirk Kruyne en Hendrik de Wit, wien het gelukte door inspanning van grote krachten, niettegenstaande de hevige branding en hooggaande zee, het vaartuig te bereiken, waar zij de equipage in het groot want vonden zitten. Zij lagen aan bakboordzijde van het vaartuig aan en hadden het geluk de kapitein, de stuurman en een kind van de kapitein van omstreeks 7 jaren te redden, kunnende zij de andere manschappen, uit hoofde het gevaarvolle der branding met dusdanige boot niet te gelijk mede nemen en welke personen zij behouden aan strand brachten.
Daarop begaven zich Maarten Droog, Klaas Termijn, Pieter Hordijk, Leendert Lingen, benevens Dirk van Gent met opgemelde boot weder naar het wrak en gelukte het deze met gelijke inspanning en volharding de overige personen te redden, zijnde twee matrozen benevens een klein kindje, vernemende zij van de kapitein, dat zijn vrouw en een kind de vorige dag waren omgekomen.
De geredden, in zodanige staat van afmatting zijnde, dat zij dadelijke hulp en bijstand behoefden, besloten zij in overleg met de opzichter der strandvonderij Zelenberg hen met de reddingsboot, welke in die tussentijd van Terheijden was gekomen en nog op de wagen stond, naar de naastbij gelegen plaats te transporteren, waarop zij met hun vaartuigen naar Brielle zijn teruggekeerd en aldaar des voormiddags ten 11 uren weder zijn aangekomen.
Brielle, 10 augustus1850 (volgen de ondertekeningen)
Voor afschrift A.H. van Kruynen.

Afbeelding
Datum 13 augustus 1850
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Maassluis, 12 augustus. Het gestrande Veendammer kofschip EGBERDINA SCHURINGA, kapt. G.J. Orsel, bevoren gemeld, zit nog in zijn geheel, doch zakt dieper in de grond.

Afbeelding
Datum 14 augustus 1850
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Maassluis, 13 augustus. Van het gestrande kofschip EGBERDINA SCHURINGA, kapt. G.J. Orsel, is een gedeelte van de inventaris alhier aangebracht, bestaande uit ankers en kettingen.

Afbeelding
Datum 29 augustus 1850
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Rotterdam, 28 augustus. Directeuren der Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen, hier ter stede gevestigd, hebben in hun jongste vergadering, gehouden vrijdag de 16e dezer, besloten te doen uitreiken de gouden medaille aan W.B. Mills, gezagvoerder van het Britse schip RANCE, te huis behorende te Londen, voor zijn buitengewone hulp en krachtdadige bijstand, op de 26e november 1849 verleend aan de in doodsgevaar verkerende equipage van het Nederlandse barkschip EERSTELING, gevoerd door kapt. D. van der Wall, te huis behorende aan de Kinderdijk, op de kust van het eiland Formosa gestrand en totaal verbrijzeld, zijnde gemelde equipage daarna door zeerovers overvallen, door kapt. Mills aan boord van de RANCE in veiligheid overgenomen en onderscheidene dagen, in weerwil van geringe proviand, met zeemans hartelijkheid verpleegd en te Amoy in China aan wal gezet. (opm: zie NRC 220250)
De zilveren medaille aan A. Borstlap Lz, W. Hagers, D. Kruyne, H. Witte, M. Droog, K. Termijn, P. Hordijk, P. Harder en L. Lingen, allen wonende in Den Briel, voor het aanwenden hunner edele pogingen, met gevaar van eigen leven, in het bemannen der sloep en in noodweer redden der equipage – die reeds hun toevlucht tot het want genomen hadden – van het op de 9e dezer tegen de buitenpunt van de Hoek van Holland gestrande Nederlandse kofschip EGBERDINA SCHURINGA, van Veendam, gevoerd door kapt. G. Orsel, beladen met steenkolen, komende van Sunderland en bestemd voor Rotterdam.
En een geldelijke beloning benevens getuigschrift aan L. Borstlap Azn, J. Borstlap Jz, en A.C. van der Reyden, mede wonende in Den Briel, en C. van der Burg, wonende te ’s Gravezande, voor hun verleende hulp in het volbrengen van gemelde redding, terwijl directeuren voornoemd hun erkentelijkheid hebben doen toekomen aan de heer K. Dorsman, D. van Gent en K. Schouten, wonende te Maassluis, voor hun in gemelde redding bewezen hulpvaardigheid en menslievende diensten.

Afbeelding