|
Rotterdam, 13 november. Omtrent de stranding van de schepen ANNA JANTINA, kapitein H.R. de Haan (opm: zie NRC 101154), en HINDERIKA (opm: HENDRIKA), kapitein G.J. Scholtens, op de buitengronden van het eiland Schiermonnikoog, meldt de Provinciale Friessche Courant het volgende: Op den 3e november l.l. verviel in de buitengronden van dit eiland eerst gemeld kofschip, te huis behorende te Groningen, beladen met hout, komende van Noorwegen en bestemd naar Groningen. Het schip zat zeer gevaarlijk en bij de storm uit het noorden was het meer dan waarschijnlijk, dat de aan boord zijnde personen hun leven zouden moeten verliezen. Om hen uit dit groot gevaar te bevrijden, werd dan ook met alle spoed de hier aanwezig zijnde reddingboot naar het strand gevoerd, en deze voorzien van acht ervaren zeelieden. Na veel krachtsinspanning bereikten zij het in nood zijnde schip, redden de equipage, bestaande uit vier personen en brachten die behouden aan het strand. In de daarop volgende nacht is het zwaar geteisterde schip op het strand gekomen. De tuigage en een aanmerkelijk gedeelte der lading Noorse balken is geborgen. De 5e dezer, des namiddags omstreeks vier ure, vertoonde zich hier op nieuw een schip voor de wal (opm: HENDRIKA), hetwelk bij sterke wind uit het NW-en al meer en meer het strand naderde, en gevaar liep van in de buitengronden te vervallen. Ten vijf ure ging de reddingboot, waarin een toereikend getal bekwame personen geplaatst, in zee. Bij het invallen van de duisternis was het onmogelijk het schip ergens in de golven te ontdekken en moest men na lang aanhouden en op verre afstand van het strand, eindelijk het opsporen staken. Men zag zich genoodzaakt, ten ruim 21.00 ure, onverrichter zake terug te keren. Des avonds te 22.30 ure kwam het bericht, dat men op het strand duidelijk het noodgeschreeuw der schepelingen kon horen. Terstond werd de boot andermaal te water gebracht. Dezelfde personen, die reeds in de vooravond hunne diensten hadden bewezen, aanvaardden opnieuw met moed en ijver de moeilijke taak. In het holst van de nacht staken zij in zee en bracht elke riemslag hen het doel nader. Zij hoorden steeds luider de noodkreten der in zo groot gevaar zijnden; zij hadden het geluk hun moed en hun volharding bekroond te zien, en zij bereikten ten laatste, omstreeks 01.00 u, het geheel uit elkander gewerkte schip; de ongelukkigen, drie in getal, zaten, nadat reeds het achterschip verbrijzeld was, op de voorsteven bij elkander, ieder ogenblik de dood, in de over hen heen rollende baren, te gemoed ziende. Naar de door hen afgelegde en geenszins te betwijfelen verklaring, zouden zij het geen kwartier uurs langer hebben kunnen uithouden. Zij zagen de boot; zij riepen, zoveel hun krachten nog toelieten: roei aan, roei aan; want van elke minuut hangt voor ons leven of dood af ! Dat ook deden zij niet te vergeefs; maar werden, schoon van alles ontbloot en zelfs de scheepspapieren moetende achterlaten, gelukkig geborgen; werden vervolgens, op een gereed staanden wagen, met alle spoed naar het dorp vervoerd, en er op zulk een wijze verpleegd en behandeld, als hun deerniswaardige toestand vorderde. Het schip was met gerst geladen, behorende te Wildervank te huis, en kwam van Jutland naar Schiedam. De in de boot geweest zijnde personen verdienen de meeste lof. Het zijn: L.K. Faber, T. Bloos, T.T. Visser, G.E. Visser, T.K. Visser, H.T. Mellema en R.K. Visser. Den 5e dezer werd hier insgelijk een schip voor de wal gezien, hetwelk zich in nood bevond en door seinen zulks te kennen gaf. Ook nu weder stelde men onverwijld alle pogingen in het werk, om te hulp te komen en de in levensgevaar verkerenden te redden. Die pogingen zijn echter mislukt. Het was onmogelijk, bij de harde wind, bij de hooggaande zee en hevige branding, dit schip met de boot te naderen. Tegen de avond verwijderde het zich noord oostwaarts van het eiland; heden morgen was het, zelfs van de lichttorens alhier, met een uitnemende verrekijker niet meer te zien, en is dus waarschijnlijk in de afgelopen nacht, bij geweldigen storm, op de buitengronden van het eiland verbrijzeld.
|