|
Raad voor de Scheepvaart. De Raad voor de Scheepvaart heeft heden behandeld het ongeval, in de nacht van 5 op 6 november jl. overkomen aan het tjalkschip CATRIENA MARGRIETHA, schipper en eigenaar J. Puister te Groningen. Het schip was op reis van Krageroe naar Oldersum met een lading hout, kreeg bij Hornsriff zwaar noodweer en verloor mast, zeilen en een gedeelte van de deklast, de matroos Ernst Bolhausen verdronk, het schip werd naar de Weser en vervolgens naar Oldersum gesleept, vanwaar het na lossing naar Nederland vertrok om te repareren. Schipper Puister, als getuige gehoord, verklaarde het dienstdiploma kleine vaart te hebben: zijn schip voert 3 voorzeilen en een grootzeil, het heeft zwaarden, een roer met rad en een ruim, dat behoorlijk afgedekt kan worden en waarin 299 kub. meter geladen kan worden. Het in het ruim geladen hout was goed gestuwd; de deklast goed gesjord; het schip lag niet te diep met 1½ voet uitwatering. De deklast belemmerde het zeilen niet, alleen kon de mast niet gestreken worden. Er waren 4 man aan boord, de kok, die onbevaren was, inbegrepen. Op 5 november werd het schip onhandelbaar door zwaar stormweer, waarom getuige wat deklast overboord wierp. De president merkte op, dat daaruit blijkt, dat de deklast te hoog is geweest. In de vooravond kreeg het schip een breker dwars, die een gedeelte van de deklast meenam; de nacht daarop wierp een tweede breker de hele deklast door elkander en sleurde de Duitse matroos overboord. De schipper kreeg het zeil om zich heen en geraakte daardoor buiten westen; toen hij weer bij kennis kwam gevoelde hij zich niet in staat het schip verder overzee te brengen. De stuurman nam het commando over; het schip werd door een sleepboot opgepikt. De verklaring van de stuurman stemde hiermee overeen. De uitspraak volgt later.
|