|
Advertentie. Floris der Kinderen, C.A. Schröder, H. Salm en P.J. van der Aa Gzn., makelaars, presenteren, als last hebbende van hun principalen, op maandag de 27e april 1857, des avonds ten zes ure, ten huize van L.H. Wolters, in de Nieuwe Stads-Herberg, aan het IJ, ten overstaan van de notaris Mr. Rutger Jan Toe Laer, aan de meestbiedende of hoogstmijnende te verkopen: 1. Een extra ordinair welbezeild kopervast en gekoperd fregatschip, varende onder Nederlandse vlag, genaamd PASSAROEANG, gevoerd door kapt. C.C.B. Fulbrun, volgens Nederlandse meetbrief lang 39 ellen 70 duimen, wijd 7 ellen 23 duimen, hol 6 ellen en 13 duimen en alzo gemeten op 782 tonnen of 413 lasten. Voormeld schip ligt aan de Werf “De Vrede”, Hoogte van de Kadijk. (opm: Cramerus & Cie [Marhisdata onbekend, potentiële kopers?] heeft geprobeerd een zeebrief te krijgen voor een uitgaande reis naar Java om het fregat daar in de koffiehandel te exploiteren; dat is door Den Haag ‘gedifficulteerd’, afgewezen; mogelijk stak achter deze ‘firma’ kapt. J.E. Kramer die we in 1860 nog d.m.v. een ‘aanvraag zeebrief’ op de PASSAROEANG zien) 2. Een extra ordinair welbezeild kopervast en gekoperd fregatschip, varende onder Nederlandse vlag, genaamd STAATSRAAD BAUD, gevoerd door kapt. T. de Jong, volgens Nederlandse meetbrief lang 37 ellen 53 duimen, wijd 6 ellen 74 duimen, hol 5 ellen 49 duimen en alzo gemeten op 617 tonnen of 326 lasten. Voormeld schip ligt aan de Werf “Casimirus”, hoogte van de Kadijk. Beide schepen met al derzelver rondhouten, opstaand en lopend want, ankers, touwen, zeilen, kettingen en andere scheepsbehoeften, als bij inventaris is vermeld. (opm: de STAATSRAAD BAUD werd vermoedelijk verkocht aan onbekende partners onder boekhouderschap van kapitein T. de Jong) 3. zes aandelen in de “Reederij tot het slepen van schepen in en uit het Nieuwe Diep”, onder directie van de heer Paul van Vlissingen. 4. Twee renversalen van uitgelote aandelen van idem. 5. Een aandeel “Reederij Drijvend Droog Dok”. Ter nadere inlichtingen vervoege men zich bij bovengemelde makelaars of bij de cargadoors Floris der Kinderen & Zoon, of C.W. van Barneveld Kooy. NRC 240357 Rotterdam, 23 maart. Men leest in de Staats-Courant van heden: De minister van koloniën, door de koning daartoe gemachtigd, brengt ter kennis van alle Nederlandse gegadigden, die genegen zijn mede te dingen tot het aangaan ener overeenkomst met de regering tot het daarstellen ener maandelijkse pakketvaart tussen Nederland en Java, op de bij deze aankondiging behorende voorwaarden: 1. dat hunne daartoe betrekkelijke aanbiedingen, voorzien van zegel en behoorlijk ondertekend, uiterlijk op donderdag de 30e april 1857, des middags ten twaalf ure, bij het departement van koloniën zullen moeten zijn ontvangen; 2. dat die aanbiedingen uitsluitend moeten vermelden het voluit geschreven cijfer per last voor de retourlading, overeenkomstig de art. 5 d en 11 der voorwaarden, waarvoor de inschrijver genegen is de overeenkomst aan te gaan; 3. dat geen aanbiedingen in aanmerking zullen worden genomen, die na het verstrijken van het sub. 1. genoemde tijdstip zullen zijn ingediend, of die afwijken van het navolgende model: “De ondergetekende verbindt zich, op de in de Staats-courant “van de 24e maart 1857 aangekondigde voorwaarden, een pakketvaart tussen Nederland “en Java te zullen openen, met zeilclipperschepen, voorzien van auxilair stoomvermogen, “tegen beding ener van vracht ……. per last van Java naar Nederland; ………. den ………. “…1857;” 4. dat, tot en met woensdag de 29e april 1857, dagelijks, aan het lokaal van Departement van Koloniën, op het Plein te ’s Gravenhage, kennis kan worden genomen van een uittreksel van een op de 17e november 1855 door de hoofdingenieur der marine Van Oordt, de inspecteur van’s rijks stoomvaartdienst Huijgens, en de directeur voor de afdeling zeevaart bij het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut, Van Gogh, uitgebracht beoordelend rapport, naar aanleiding van vroegere der regering aangebodene, doch nu als vervallen beschouwd wordende plannen tot daarstelling ener geregelde versnelde gemeenschap tussen Nederland en Java; 5. dat op het sub 1. genoemde tijdstip zullen worden geverbaliseerd de alsdan voorhanden inschrijvingsbiljetten, waarvoor bij de vroegere indiening, des verlangd, door of namens hem minister, een bewijs van ontvangst zal worden afgegeven; en dat zodra mogelijk daarna het opgemaakte proces-verbaal in de Nederlandsche Staats-courant zal worden openbaar gemaakt; 6. dat de laagste inschrijver, wiens aanbieding aan de hier voren gestelde vereisten voldoet, binnen acht dagen na de dagtekening der hem daartoe te zenden kennisgeving, in gereed geld zal moeten deponeren een som van honderd duizend gulden (NLG100.000), als waarborg voor de nakoming zijner aanbieding; 7. dat de regering zich uiterlijk de tijd van veertien dagen voorbehoudt, om zich te verklaren of de laagste inschrijving al dan niet wordt aangenomen. ’s Gravenhage, de 23ste maart 1857 De minister voornoemd, P. Meijer Bijlage: Voorwaarden ener met de regering aan te gane overeenkomst tot het daarstellen ener maandelijkse pakketvaart tussen Nederland en Java, behorende bij de vorenstaande aankondiging van de minister van koloniën. Art. 1. Maandelijks zal een tot pakketvaart ingericht zeil-clipperschip met stoomvermogen over en weder vertrekken uit zodanige havens, als nader zal worden overeengekomen. Het eerste schip zal vertrekken hier te lande de 25e oktober 1858, en van Java de 25e januari 1859. Bij vertraging in de bepaalde dagen van afvaart, anders dan ten gevolge van overmacht, verbeurt de onderneming een van de eerstverschuldigde vrachtpenningen in te houden boete van vijfhonderd gulden (NLG 500) voor elk etmaal, gedeelten voor een geheel gerekend, wanneer die vertraging aan haar te wijten is, terwijl zij op een vergoeding tot hetzelfde bedrag van ’s lands wege aanspraak zal hebben, indien de vertraging het gevolg is van handelingen of verzuimen van rijkswege. Art. 2. Voor deze pakketvaart zullen zeven schepen in de vaart moeten worden gebracht. De bepaling der grootte, constructie en inrichting der schepen zomede de stoomwerktuigen, waarvan zij moeten worden voorzien, wordt aan de onderneming overgelaten, mits bij de bouw ten genoegen der regering worde gelet op de geschiktheid der schepen om, des gevorderd, tot gewapende transportschepen te kunnen worden ingericht, en zij overigens behoorlijke gelegenheid aanbieden tot het overvoeren minstens van 20 passagiers 1e klasse, en van 150 militairen en schepelingen beneden de rang van officier. Voor zoveel zal blijken dat binnen bekwame tijd één of meer der schepen of daarin te plaatsen stoomwerktuigen hier te lande niet kunnen worden gebouwd of vervaardigd, zal zulks buiten ’s lands kunnen geschieden, met dien verstande evenwel, dat de wettelijke daarvoor verschuldigde registratie- en inkomende rechten hier te lande zullen worden betaald. Art. 3. De gemiddelde tijd voor elke reis wordt bepaald op 60 zeedagen, met inbegrip van elk oponthoud door het aandoen van tussenhavens, indien de onderneming daartoe in haar belang overgaat. De gemiddelde duur der reizen zal voor de uit- en tehuisreizen afzonderlijk worden berekend, telkens over twaalf achtereenvolgend gedane reizen. Indien voor iedere twaalf reizen meer dan 720 etmalen gebezigd zijn, gedeelten voor een geheel gerekend, zal voor elk dit getal te boven gaande etmaal verbeurd zijn een boete van duizend gulden (NLG 1000), van de eerstverschuldigde vrachtpenningen in te houden. De vertraging het gevolg zijnde van overmacht, is de voormelde boete niet verschuldigd. Art. 4. De onderneming zal bevoegd zijn hare tarieven voor de overvoer van personen en voor hunne voeding, zomede voor de vrachten der goederen, gelden en producten daaromtrent in de met haar aan te gane overeenkomst gene bijzondere bepalingen zullen voorkomen. Art. 5. De onderneming zal door de regering worden belast: a. met het overvoeren van de militairen beneden de rang van officier, die voor ’s lands rekening naar Java worden gezonden of van daar terugkeren, tot een maximum van 1608 mans ’s jaars, en als passagiers der 1e klasse, van de tot de detachementen behorende officieren met hunne wapenen en begaadjen, op de thans gebruikelijke voorwaarden, doch tegen betaling der navolgende vracht- en kostgelden: voor de officieren en hunne echtgenoten en kinderen (kinderen beneden de twaalf jaren twee voor één gerekend) voor de uitreis NLG 440 vracht en 80 cents kostgeld en voor de tehuisreis NLG 480 vracht en 70 cents kostgeld, een en ander per hoofd en de kostgelden ook per dag: onder gehoudenheid hunnerzijds, om omtrent het gebruik maken van de kajuitstafel voor eigen rekening met de onderneming overeen te komen; en voor de militairen beneden de rang van officier en hunne vrouwen en kinderen (kinderen beneden de twaalf jaren twee voor één gerekend), voor de uitreis NLG 73 vracht en 70 cents kostgeld, en voor de tehuisreis NLG 210 vracht en 60 cents kostgeld, een en ander per hoofd en de kostgelden ook per dag. De voeding zal worden betaald over de dagen, waarop die aan boord is verstrekt. Op alleen reizende officieren en militairen beneden die rang is dit artikel niet toepasselijk. Zoveel mogelijk zullen met ieder schip naar Java vertrekkend schip minstens 100 militairen met de tot ieder detachement behorende officieren worden verzonden; b. met het overvoeren naar Java van minstens 3000 lasten gouvernementsgoederen ’s jaars zoveel mogelijk gelijk te verdelen over ieder uitgaand schip; c. met het overvoeren naar Java van de gouvernementsgelden, tot ene vracht van ½ pct der nominale waarde, voor zoveel niet tot dit einde van oorlogsvaartuigen of ’s rijks transportschepen wordt gebruik gemaakt; d. met het vervoeren naar Nederland, als retour-lading, van 600 lasten gouvernementsproducten of andere goederen, met elk terugkerend schip, of zoveel minder als de onderneming mocht verlangen. Het last zal worden gerekend op: koffij, gewoon 1800 Nederlandse ponden (opm: N.p.), dito leg. 1600 N. p.; suiker 2000 N.p; indigo 1300 N.p. ; thee 930 N. p; tabak 650 N. p; cochenille 1500 N. p; tin 8000 N. p; kruidnagelen 1000 N.p; muskaatnoten, gaaf 1500 N.p; dito geïnfd.1350 N.p; foelie 1200 N. p; kaneel 950 N.p; peper 1500 N.p; notenzeep 1500 N.p; kamfer 1100 N.p. en andere producten of goederen naar evenredigheid; e. met het kosteloos overvoeren over en weder der dienst-correspondentie tussen het departement van koloniën en de gouverneur-generaal van Nederlands Indië, voor zoveel de regering daartoe van de pakketschepen gebruik wenst te maken. Art. 6. De aflevering en het in ontvangst nemen van de ter inlading en ontlossing bestemde gouvernementsgoederen, producten en gelden, zal geschieden op zodanige plaats hier te lande en plaatsen op Java, als daartoe bij de aan te gane overeenkomst zullen worden aangewezen; en overigens op de voet als gebruikelijk is bij de overvoer met gewone zeilschepen, terwijl, indien de ligplaats der schepen hier ter lande elders is, het verdere transport naar boord voor rekening der onderneming geschieden moet. Art. 7. De uitvrachten zullen worden betaald te Batavia en de retourvrachten te Amsterdam, ’s Gravenhage of Rotterdam, ter keuze van de onderneming, respectievelijk, zodra mogelijk na de behoorlijke uitlevering der ladingen en in elk geval vóór het uitgaan of het te huis varen der betrokken pakketschepen. Art. 8. De onderneming zal bevoegd zijn op Java uit de gouvernementsvoorraad, wanneer en voor zover die daartoe ter plaatse van de inlading toereikend is, telkens zo vele steenkolen te laden als voor de terugreis nodig zijn, tot de contant te betalen prijs, waarop zij het gouvernement ter plaatse der inlading te staan komen. Art. 9. Voor het geval dat bijzondere omstandigheden zulks der regering oorbaar doen achten, behoudt zij aan zich het recht om enkele of alle pakketschepen der onderneming tijdelijk in gebruik of definitief in bezit te nemen, om tot andere einden dan tot de pakketvaart ingericht en gebezigd te worden, mits daarvoor betalende een billijke, nader overeen te komen huur- of koopprijs, en op zodanige voorwaarden als in dat geval zullen worden vastgesteld. Art. 10. De overeenkomst zal worden aangegaan voor de tijd van tien achtereenvolgende jaren, te rekenen van de 25e oktober 1858; derwijze dat, indien zij vóór de 25e oktober 1867 niet zal zijn verlengd of vernieuwd, krachtens de nu aan te gane overeenkomst het laatste schip van hier zal uitgaan de 25e september 1868, en van Java zal terugkeren de 25e december daaraanvolgende. Mocht vóór het eindigen der overeenkomst de ontworpene doorgraving der landengte van Suez zijn volvoerd, dan zal met de onderneming onderhandeld worden over de wijzigingen, die dien ten gevolge in deze overeenkomst in het algemeen belang nodig mochten zijn. Art. 11. De onderneming zal, behoudens het bepaalde in sub 7 der vorenstaande aankondiging, worden toegewezen aan hem die heeft ingeschreven voor de laagste vracht voor de retourlading per last, mits niet hoger zijnde dan daarvoor thans door de regering wordt betaald voor de overvoer met gewone zeilschepen. De vracht voor de uitgaande lading zal, behoudens het bepaalde in art. 5c, bedragen één vierde gedeelte per last van die der retourlading. Art. 12. Bij het sluiten van alle cherte-partijen de regering aangaande, zal de Nederlandsche Handel-Maatschappij als haar agent optreden; in voege en op de wijze als zulks nu plaats heeft bij dusdanigen overvoer met gewone zeilschepen. Art. 13. Bij de aan te gane overeenkomst zal nader worden bepaald in welke waarden en gedurende welke tijd, de krachtens de vorenstaande aankondiging voorlopig gedeponeerde som van NLG 1.000.000, welke dan verder zal strekken tot waarborg voor de inrichting der pakketvaart, tegen genot van wettelijke interest, aan de vrije beschikking der onderneming zal blijven onttrokken. De kosten van zegel, leges en registratie, op de aan te gane overeenkomst te vallen, zijn voor de rekening der onderneming, zomede die van het passeren derzelve, indien men die in notariële vorm mocht verlangen te sluiten. Art. 14. De regering behoudt zich voor om met de onderneming afzonderlijke overeenkomsten aan te gaan omtrent het overvoeren, over en weder, met de pakketschepen van schepelingen van ’s rijks zeemacht, beneden de rang van officier en van de officieren onder wier bevel of geleide zij zullen reizen en van brieven, pakketten enz, behorende tot de dienst der posterijen en wel op de algemene grondslag, dat het overvoeren dier passagiers en de voor hen te betalen kostgelden den lande niet meer zullen kosten dan ten aanzien van de landmacht in art. 5a dezer voorwaarden is toegezegd en dat voor de genoemde brieven, pakketten enz. niet meer zal verschuldigd zijn dan thans, bij de verzending met gewone zeilschepen. Art. 15. Wanneer de onderneming in gebreke mocht blijven de pakketvaart aan te vangen en geregeld voort te zetten op de tijdstippen in art. 1 vermeld, zal zij verbeuren een boete ten bedrage van het een derde gedeelte van de als waarborg gedeponeerde som van NLG 100.000, onverminderd de bevoegdheid der regering om daarenboven de aan te gane overeenkomst in dat geval als vernietigd te beschouwen, mits bij de beboeting onmiddellijk doende blijken van haar voornemen, om van die bevoegdheid gebruik te maken. De voormelde bepalingen zijn ook toepasselijk, wanneer der regering blijkt, dat met de bouw der schepen en met de vervaardiging der stoomwerktuigen en toebehoren, niet binnen drie maanden na het sluiten der aan te gane overeenkomst is aangevangen, of na die aanvang daarmede de vereiste voortgang niet wordt gemaakt, om het openen en geregeld voortzetten der pakketvaart op de bepaalde tijdstippen als verzekerd te beschouwen; waaromtrent de regering zich de bevoegdheid voorbehoudt, door ingenieurs der marine en door de inspecteur van ’s rijks stoomvaartdienst, onderzoek te doen plaatshebben, op zodanige tijdstippen als haar oorbaar zullen voorkomen.
|