1826
Op 5 mei 1826 werd de eerste zeebrief verstrekt voor de kof ALIDA JOHANNA, aangevraagd door Koert Willems Stuit, Pekela, voor zichzelf als kapitein.
RC 260626
Amsterdam den 25 juli. Te Terschelling is binnengekomen K.W. Stuit (opm: ALIDA JOHANNA) van Arendsdahl.
RC 080726
Amsterdam den 6 juli. Vlie, uitgezeild, K.W. Stuit (opm: ALIDA JOHANNA), naar Frankrijk.
RC 121026
Amsterdam den 10 oktober. Te Dantzig (opm:Gdansk) is aangekomen K.W. Stuit (opm: ALIDA JOHANNA), van Harlingen.
1827
AC 270127
Texel, 25 januari. Binnengekomen: ALIDA JOHANNA, kapt. K.W. Stuit van Guernsey. (opm: kapt. Koert Willems Stuit overleed enkele dagen later [overlijdensakte Den Helder 30 januari 1827], waarna de kof, bouwjaar 1826, in april werd verkocht)
Op 4 mei 1827 werd de eerste (bedoeld wordt nieuwe) zeebrief verstrekt voor de VROUW WIEA, aangevraagd door F. Oltmans, Slochteren, voor zichzelf als kapitein.
De VROUW WIEA komt niet voor op de lijst eerst uitgegeven zeebrieven 1824-1875. Het betreft hier mogelijk een schip dat eerder in de binnenvaart heeft gevaren.
Gelet op de reizen die de VROUW WIEA maakte, naar Bergen in Noorwegen en naar Noirmontier in de Golf van Biscaye, lijkt het scheepstype tjalk niet voor de hand te liggen. Wanneer we de eerste zeebrief als een fout van de klerk aannemen, zoals we dat reeds zo vaak hebben ervaren, zou de VROUW WIEA een tweedehands aankoop kunnen zijn, waarvan de akte echter nog niet is gevonden. Er komen hiervoor in eerste instantie vijf schepen in aanmerking waarvan kort voor 4 mei 1827 de zeebrieven wegens verkoop zijn ingetrokken:
Retour zeebrief |
Scheepsnaam |
Type |
Kapitein |
Thuishaven |
Nieuwe naam |
16-03-1827 |
WIBBINA |
smak |
M.R. Klein |
Sappemeer |
|
17-04-1827 |
ALCYON |
schoener |
G.O. Bonnen |
Rotterdam |
|
21-04-1827 |
ALIDA JOHANNA |
kof |
K.W. Stuit |
Pekela |
|
21-04-1827 |
JAN EN JACOBUS |
kof |
J. Salings Okkes |
Amsterdam |
DEBORA EN MARIA |
27-04-1827 |
RUBBENS |
brik |
H.H. Lange |
Antwerpen |
RUBENS |
Nadere studie maakt duidelijk dat alleen de WIBBINA en de ALIDA JOHANNA kandidaten zijn. Van beide schepen is geen verkoopakte gevonden, maar de kof ALIDA JOHANNA (eerste zeebrief dateert van 05-05-1826) lijkt het meest waarschijnlijk. Van dit schip is trouwens geen bijlbrief of Verklaring van Eigendom gevonden, zodat hiervan weinig meer bekend is dan dat het 44 lasten groot was en in de provincie Groningen gebouwd.
Monsterrol: 1827-40
Datum: 09-05-1827
Scheepsnaam: Vrouw Wiea
Scheepstype: niet vermeld
Grootte: niet vermeld
Bewaarplaats: Groningen, Groninger Archieven (Groningen)
Achternaam |
Voornaam |
Rang |
Gage |
Woonplaats |
Leeftijd |
Benes |
B. |
kok |
6 |
niet vermeld |
18 |
Oltmans |
Fredrik |
kapitein |
niet vermeld |
niet vermeld |
niet vermeld |
Roelofs |
R.J. |
stuurman |
24 |
niet vermeld |
23 |
Velde, te |
P. |
matroos |
18 |
niet vermeld |
20 |
DC 050727
Dordrecht, 4 juli. Aan deze stad zijn gearriveerd de schepen WIEA, kapt. T. Oltemans (opm: VROUW WIEA, kapt. F. Oltmans) van Noirmontier;
RC 240727
Rotterdam, 23 juli. De 23e, des morgens, zeilden van Den Briel JOHANNA, kapt. A.T. Mulder, naar Oleron; DE VROUW MARGARETHA, kapt. A. de Zeeuw, naar Gibraltar; ANNEGINA, kapt. H.J. Porter, naar Marennes; LOUISA, kapt. D. Guit, naar Jerseij; DE VROUW WIEA, kapt. F. Oltmans, naar Bergen;
RC 110927
Rotterdam, 10 september. De 9e, des namiddags, arriveerden te Brielle DE HOOP, kapt. W. van der Horden, van Bergen; de 10e, des morgens, zeilde DE VROUW WIÄ, kapt. F. Oltmans, naar ….; (opm: de VROUW WIEA, kapt. Frederik Oltmans, is waarschijnlijk de in 1826 gebouwde kof ALIDA JOHANNA, waarvan de kapitein-eigenaar Koert Willems Stuit in januari 1827 was overleden, zie AC 270127; kapt. Oltmans vertrok met o.m. stuurman Leendert Koster op 23 september 1827 van een onbekende plaats met onbekende bestemming en is sindsdien vermist [zie advertentie DC 25.11.1845])
1845
DC 251145
Advertentie. Gedagvaard: Leendert Koster, stuurman op het Nederlandse schip de VROUW WIEA, kapt. Fredrik Oltmans, en met dezelve is vertrokken op 23 september 1827, zonder dat er sedert iets van hem is vernomen. (opm: zie RC 11 september 1827)
Om wanneer hij nog in leven mocht zijn, na verloop van drie maanden, en alzo op maandag 23 februari 1846, des voormiddags ten 11 ure, bij voorafgestelde Procureur te verschijnen ter terechtzitting van boven aangewezen Arrondissementsrechtbank, zitting houdende in het daartoe bestemd gebouw, in het Steegoversloot, te Dordrecht, ten einde, vermits zijn afwezigheid en de onbekendheid nopens zijn leven of dood meer dan tien jaren hebben geduurd, de blijken van zijn aanwezen te leveren, en verder te horen wat de Rechtbank zal oordelen te behoren. Hebbende ik Deurwaarder tevens verklaard, dat de Eiseresse te dezer zake tot haren Procureur stelt de heer Dirk Wilhelmus Hordijk, wonende te Dordrecht, in het Steegoversloot, C 1183, alwaar zij woonplaats kiest, terwijl ik overigens van dit Exploit de volgende drie door mij getekende afschriften heb gelaten ter plaatse bij ieder vermeld, als een hetwelk is aangeplakt geworden op het daartoe dienend bord bij de hoofddeur van de vergaderplaats der voorzegde Rechtbank, en een aan het Huis der Gemeente te Dordrecht, benevens een gelaten aan het parket, in handen van de Edel Achtbare Heer Ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij dezelfde Rechtbank, die het oorspronkelijke dezes voor gezien heeft getekend.
De kosten zijn in debet.
(Getekend) B. van Geluk, Deurw.
Gezien, De Officier van Justitie te Dordrecht (Getekend) P.F. Timmers Verhoeven.
Geregistreerd te Dordrecht, 17 november 1845, deel 31, blad 47 verso, vak 9, in debet met de verhoging NLG 1,10 ½ (een blad twee renvooijen).
De Ontvanger, (Getekend) F.J.A. Pit.
Voor eensluidend afschrift, D.W. Hordijk, Procureur.