Inloggen
Gezagvoerder

Poel, Klaas

Naam: Poel, Klaas
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 1
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
MARIA CATHARINA 1853 Bark Sailing Vessel 14530 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Klaas Poel werd geboren te Zaandam op 20 september 1819.

Hij was gehuwd met Maria Catharina Leur, geboren te Amsterdam op 21 februari 1819 en overleden 25 maart 1860.118

Hij werd op 13 augustus 1858 in de Zwarte Zee door piraten vermoord aan boord van zijn schip de “Maria Catharina”.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

K.Poel werd met vlagnummer 733 effectief lid van Zeemanshoop per 05 mei 1846 op voorspraak van W.Landsaat. Zijn schip was de "Thetis". Toegevoegd is "overleden"002. Ten tijde van de inschrijving waren Poel en zijn vrouw 26 resp. 27 jaar002a.

In de Algemene Vergaderingen van 28 april/05 mei 1846 werd als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop voorgedragen/benoemd Klaas Poel, oud 26 jaar, voerend de schoenerbrik “Thetis”, voor rekening van de Hr. Prins te Wormerveer, wonend te Nieuwendam, op voordracht van kapitein W.Landsaat.023.

Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 26 januari 1858003.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 30 september 1858 vraagt de wed. K.Poel geb.Leur om een uitkering welke haar in de vergadering dd 18 oktober 1858 wordt toegekend met ingang van 01 november 1858, mits zij de doodsakte van haar man overlegd.042.

 

In de notulen van de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” van 31 januari 1837 werd een brief behandeld “van schipper Klaas Poel inhoudende een verzoek om eenige onderstand hebbende in de laatste storm zijn scheepje verlooren en berigt dat Bestuurderen besloten hebben om aan dien persoon f 30,0 toe te staan … en mede eene bus te plaatsen in de Collegekamer tot inzameling der Liefdegiften van de Heeren Leden … “. Op 28 februari 1837 staat in de notulen het “… berigt … dat in de Bus … ten behoeve van Schipper K.Poel is gevonden de somma van f 16,85 welke hem is ter hand gesteld.” En op 7 maart staat vermeld een “Brief van K.Poel dankende voor de hem in het College bijéén verzamelde som van f 30,-.” 023.

Gezien de leeftijd van bijna 18 jaar en dan al de rang van kapitein gaat het hier kennelijk niet om dezelfde persoon.

In de notulen van de Algemene Vergadering dd 02 november 1858 staat vermeld dat per 01 november 1858 een uitkering is toegekend aan de wed. K.Poel geb. Leur023

 

De schepen van de kapitein

lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer                     jaren          type                  scheepsnaam                                        naam reder/boekhouder

         733                      1846-1851     sch.brik            Thetis                                                     S.Prins te Wormerveer

                                      1852-1853     bark                 Maria Catharina                                   idem

         356                      1854-1858     bark                 Maria Catharina                                   idem

 

Bouma025 vermeldt K.Poel als gezagvoerder gedurende:

*    1847 t/m 1852 van de sch.brik “Thetis”, gebouwd in 1846 te Nieuwendam, 194 ton o.m., varend voor S.Prins te Wormerveer;

*    1853 t/m 1858 van de bark “Maria Catharina”, gebouwd in 1852 te Nieuwendam, 428 ton o.m., varend voor S.Prins te Wormerveer.

Bouma025 vermeldt N.Poel (Nicolaas = Klaas) als gezagvoerder gedurende:

*    1858 van de bark “Maria Catharina”, gebouwd in 1852 te Nieuwendam, 428 ton o.m., varend voor S.Prins te Wormerveer. Hij is tijdens de reis overleden en het gezag werd overgenomen door ene Gollards.

 

Overige bijzonderheden

 “Volgens een brief die in het bezit was van de heer C.Poel uit Westzaan, waarvan een uitgetypte versie is gearchiveeerd bij het Gemeentelijk Archief Zaanstad (GAZ), werd op 13 augustus 1858 zijn voorvader kapitein N.(Klaas) Poel vermoord. Deze was gezagvoerder van de bark “Maria Catharina” toen het schip in de Zwarte Zee zeilde. Uit een artikel in “De Typhoon” van 23 maart 1972 over een lezing van Mevrouw Verkade blijkt dat de heer S.Prins uit Wormerveer eigenaar was van het schip. De vermoorde kapitein Poel was de broer van haar overgrootmoeder.”

In een -artikel in het regionale blad “Zaans Erfgoed” nr. 26, herfst 2008 wordt het verhaal verteld van de moord. waaraan de hierna vermelde bijzonderheden zijn ontleend.

In genoemde brief dd Odessa 19 augustus 1858 meldt stuurman D.Gollards de moord op zijn kapitein. De moord werd gepleegd door de Griekse loods, die tijdens de vaart op de Zwarte Zee aan boord was. “Deze begon ’s morgens op 13 augustus een vreemd gedrag te vertonen. … De kapitein raadde de loods vervolgens aan om te gaan slapen, maar deze bleef toch aan dek, waarbij hij suf en ziekelijk leek te zijn, wat nogal wat medelijden wekte bij de bemanning.” s’Middags rond 17.00 uur sloop de loods naar de hut van de kapitein “waarna hij de slapende kapitein met een lange ponjaard in de rechterborst stak.” De hofmeester kwam te hulp en werd vervolgens ook aangevallen. Stuurman Gollards was inmiddels ook gealarmeerd en probeerde de gewonde kapitein te helpen. De loods liep inmiddels op het dek met twee pistolen en een ponjaard. De loods stuurde vervolgens het schip richting wal en leek het schip op de kust te willen zetten. De bemanning werd door de loods beschoten maar deze was uiteindelijk niet tegen de overmacht van de bemanning opgewassen en sprong overboord. Hij werd vervolgens uit het water gevist en gekneveld. “De steven was inmiddels weer naar het noorden gewend om vrij te komen van de kust, waarbij de bemanning vreesde dat ze achtervolgd zouden worden vanaf de wal.”

“Stuurman Gollards moest vervolgens zowel het bevel voeren over de “Maria Catharina” als de goederen van zijn kapitein inventariseren en verzegelen, proces-verbaal en de overlijdensacte opmaken.   De equipage protesteerde met succes tegen het plan van Gollards om de reis te vervolgen naar de oorspronkelijke bestemming Trebisonde aan de zuidkust van de Zwarte Zee in Klein Azië, toen behorend tot het Ottomaanse Rijk. … Dit door hun niet ongegronde vrees dat de loods op de kust handlangers kon hebben. Zij wilden liever deze zaak in hande leggen van een Hollandse consul in een Christenmogendheid… Gollards stemde daarin toe, mede door de gunstige wind, waardoor binnen twee dagen Odessa  … bereikt zou kunnen worden.   Stuurman Gollards koos Odessa als bestemming om daar de kapitein te begraven en de scheepsverklaring af te leggen … “ Na enige verwikkelingen  werd de kapitein op 20 augustus 1858 ter aarde besteld.

Het oorspronkelijke artikel wordt ter lezing aanbevolen. S.P.

 

 

NRC 21 augustus 1858

Rotterdam, 20 augustus. Volgens telegram van Odessa in dato 18 augustus meldt stuurman Gollards, dat hij met het barkschip MARIA CATHARINA van Konstantinopel (opm: Istanbul) aldaar was aangekomen. Kapt. K. Poel was op deze reis door een Griekse loods gedood. Het schip was in goede staat.

 

NRC 09 september 1858

Rotterdam, 8 september. Men leest in de Amsterdamse bladen het volgende uittreksel van een brief van stuurman Collards (opm: D. Gollards), aan boord van het Nederlandse barkschip MARIA CATHARINA, gevoerd geweest door wijlen kapt. Klaas Poel (opm: Nicolaas Poel):

Odessa, 19 augustus 1858. Met diep gevoeld leedwezen zet ik mij neder, om een onaangename plicht te vervullen, om enige nadere bijzonderheden te melden omtrent de droevige gebeurtenis, welke ik de 18e augustus per telegraaf reeds heb gemeld, welk noodlottig geval mij de 13e augustus met diepe smart en met zorgen overlaadde. Diep smartte ons het overlijden van onze geachte kapitein, daar hij goed en minzaam voor allen en mij bijzonder ten vriend was, en zorgvol zag ik op het lijk van onze waardige kapitein neder, daar ik dubbel de verplichtingen gevoelde, welke uit dit ontijdig overlijden voor mij ontsproten. Zonder enige suspicie (opm: achterdocht) immer te hebben gegeven, begon de Griekse loods 's morgens de 13e augustus alle blijken te geven van droefenis en verootmoediging, voor de kapitein nedervallende, wenende hem zijn voeten kussende. Daar de kapitein hem steeds zo goed behandelde, kwam ons dit onverklaarbaar voor en meende men dat de man dronken was, doch geen van ons kon begrijpen van waar hij de drank zoude bekomen hebben. De kapitein raadde hem aan om te gaan slapen, hetwelk hij ook deed, doch de loods bleef de gehele dag suf en scheen ziekelijk te zijn, zodat ieder van ons medelijden met hem had. Maar o hemel ! Hoe werden wij uit onze meewaardigheid gewekt.

's Namiddags ging de kapitein als naar gewoonte in zijn hut. Omstreeks vijf ure ging de loods ook naar beneden in zijn hem aangewezen hut en vandaar nam de booswicht zijn kans waar, sloop eruit, door de kajuit van de kapiteins hut en bracht deze, terwijl hij sliep, een steek met een lange ponjaard in de rechterborst toe. De hofmeester was juist beneden gekomen en zag dat de man de hut van de kapitein verliet en dat hij gewapend was, vlood (opm: vluchtte), gerucht makende naar het dek, derwaarts hij onmiddellijk door de loods gevolgd werd, die met zijn wapenen zwaaiende iedereen scheen uit te dagen. Hierop keerde de loods naar het halfdek terug, waar hij met zijn ponjaard naar de man aan het roer stak, die echter vlugger dan hij in het bezaanswant ontsnapte. Door dit rumoer werd ik opmerkzaam gemaakt, tevens “moord! moord!” horende roepen, waarop ik onmiddellijk in de kajuit sprong en de kapitein zag, die juist naar de kajuit scheen te willen gaan. Hij sprak geen woord, waarop ik hem in de grootste haast vroeg: “Kapitein wat is er gaande?” doch ik kreeg geen antwoord, en zag hem de drempel van zijn hut overschrijden. Ik meende dat de kapitein nog enige kledingstukken wilde aantrekken, daar hij ongekleed was, doch zag tevens bloed op de grond liggen; doch daar hij met de rug naar mij toe stond, kon ik natuurlijk de wond niet zien. Geen antwoord van hem bekomende, begaf ik mij onmiddellijk naar het dek en zag daar de loods, die bedroefde ogenschijnlijk zieke man, met jeugdige vlugheid over het achterdek stappen, gewapend met twee pistolen en een ponjaard aan de pols hangende. Het schip bracht hij voor de wind en stuurde recht op de wal in, waarvan wij ongeveer vier mijlen zullen af geweest zijn. Zijn doel scheen te zijn, het schip op het strand te zetten en wie weet wat ons daar wachtte. Ik, al het volk vooruit ziende, begaf mij ook derwaarts. Nauwelijks bevond ik mij echter daar, of de loods begon te vuren en deed dit nu gedurig klaarblijkelijk met het doel mij of de tweede stuurman te raken, doch trof gelukkig geen onzer, maar schoot herhaaldelijk door de fok en het grote zeil en het fokkegeitouw stuk. Een pistool hield hij in reserve steeds geladen. De kapitein zagen wij niet verschijnen en hadden deswegens de donkerste vermoedens. In allerijl namen wij twee luiken van dek van de grote boot, spijkerden daar matrassen tegen en met een luik aan iedere kant avanceerden drie van ons naar de valreep. Toen nam ieder van ons enig verdedigingsmiddel en begaven wij ons allen in twee partijen verdeeld naar de schotten, lichtten dezelve op en ze tot schild gebruikende, liepen wij daarmede tot aan de kampagne, op welke nadering de loods zijn pistolen loste; toen lieten wij de luiken vallen en vlogen op hem in. Niemand was geraakt. In het eerst meende hij stand te houden, doch bang wordende, wierp hij zijn wapens op het dek en sprong in zee, waarop wij onmiddellijk de sloep streken en de moordenaar terughaalden.

Onderwijl waren er reeds enigen naar de kapitein gaan zien, maar o hemel! Hoe vonden wij hem ? Levenloos in een hoek van de kajuit, ineengezakt, badende in zijn bloed. Welke middelen wij ook aanwendden om hem in het leven terug te roepen, niets mocht baten; geen blik, geen woord, zelfs geen zucht hebben wij van hem vernomen. Kapitein Poel was niet meer! De moordenaar, aan boord gekomen, werd goed gekneveld en aan het gangspil gesjord, waarna wij onmiddellijk om de Noord hielden, ten einde aan wal te komen, vrezende dat men ons van de wal had kunnen bemerken en wie weet achtervolgen. Zo zag ik mij nu plotseling van een waardige kapitein beroofd en mijzelf in een moeilijke omstandigheid. De volgende morgen begon ik onmiddellijk de goederen van de kapitein te inventariseren en te verzegelen; proces-verbaal en doodsakte opgemaakt, de goederen van de loods werden insgelijks geïnventariseerd en onder deze vonden wij onder anderen vrij wat drank, patronen, losse kogels en enig geld. Nu meende ik natuurlijk de reis naar Trebisonde (opm: Trabzon) te vervolgen en maakte mijn plan aan de equipage deswegens bekend. Doch die waren gezamenlijk van een andere gedachte, waarom zij mij een verklaring door hen allen ondertekend overhandigden, behelzende de reden waarom zij niet naar Trebisonde wilden gaan, namelijk de niet ongegronde vrees, dat de loods op de kust wel handlangers kon hebben, en daarom de zaak liever in handen van een Christen mogendheid en van de Nederlandse consul zagen, en om ons daar van de moordenaar te ontlasten, die, komende te Trebisonde, zijn daar zijnde landslieden wel tegen ons kon opruien. Ook konden wij met de toewaaiende wind binnen twee dagen te Odessa zijn en konden alsdan het lijk van de kapitein een behoorlijke begrafenis geven, na eerst als getuigen gediend te hebben. En met dezelfde gelegenheid moesten wij nog wel enige dagen op die hoogte kruisen om naar Trebisonde te gaan. Alzo zijn wij koers gaan stellen naar Odessa als noodhaven.