Inloggen
Gezagvoerder

Plug, Arie

Naam: Plug, Arie
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 5
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
JONGE HENDRIKA 1780 Galjoot Sailing Vessel 11485 Bekijk schip
TWEE ANTHONYS (DE) 1844 Fregat Sailing Vessel 13636 Bekijk schip
WILLEM 1826 Brik Sailing Vessel 10507 Bekijk schip
PRINSES MARIANNE 1832 Fregat Sailing Vessel 10141 Bekijk schip
RHOON EN PENDRECHT 1833 Fregat Sailing Vessel 10453 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Arie Plug werd geboren in 1806 te Noordwijk aan Zee als zoon van de Nederlands Hervormde Volkert Plug en Neeltje Schilpzand. Hij woonde te Maassluis en vestigde zich te Rotterdam o.a. aan de Waschbleeklaan Wijk 15 nr.34.

Hij was gehuwd met Jansje Parlevliet, geboren 01 november 1811 te Maassluis, Nederlands Hervormd.

Hij overleed op 05 oktober 1854 te Noordwijk aan Zee.005

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

A.Plug was met vlagnummer R76 in de periode 1826 t/m 1854 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. De ledenlijsten van 1820 t/m 1825 ontbreken, dus het mogelijk dat hij in één van de jaren uit de genoemde periode tot de Maatschappij is toegetreden.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslagen 1855, 1858 en, 1859 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart  (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat de weduwe van kapitein A.Plug een jaarlijkse uitkering kreeg van f 150,-058.

 

De schepen van de kapitein

In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein A.Plug met vlagnummer R76 als gezagvoerder vermeld in de ledenlijsten van058:

*    1849, 1851 zonder vermelding van schip en reeder

 

Van Sluijs013 vermeldt A.Plug als kapitein op de “Jonge Hendrik” (1828-1832), de “Willem” (1832-1835), de “Prinses Marianne” (1835-1838), de “Rhoon en Pendrecht” (1839-1842), en de “Twee Anthony’s” (1844-1848).

 

Bouma025 vermeldt A.Plug als gezagvoerder gedurende:

*    1829 t/m 1831 van de galjoot “Jonge Hendrika”, gebouwd in 1812, bouwlocatie niet vermeld, 163 ton o.m., varend voor Hoboken te Rotterdam;

*    1832 t/m 1835 op de brik “Willem, gebouwd in 1826 te Rotterdam, 230 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;

*    1836 t/m 1838 op het 3/m schip “Prinses Marianne”, gebouwd in 1831 te Kinderdijk, 710 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;

*    1840 t/m 1842 op het 3/m schip “Rhoon en Pendrecht”, gebouwd in 1834 te Rotterdam, 825 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;

*    1845 t/m 1848 op de bark “Twee Anthony’s”, gebouwd in 1844 te Rotterdam, 799 ton o.m., varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam.

 

Overige bijzonderheden

"Op 13de september 1836 begaven wij ons vol goede moed op de rede van Hellevoetsluis aan boord van het Koopvaardijschip Prinses Marianne. De manschappen ontvingen instructies voor de reis, maar vragen naar de taak die ons in Afrika te wachten stond werden niet beantwoord. Onze missie bleef strikt geheim. Na twee dagen lichtte kapitein A.Plug het anker en zette koers naar de Nederlandse bezittingen aan de westkust van Afrika. Na Santa Cruz op het eiland Teneriffe te hebben aangedaan, kwamen wij zonder buitengewone ontmoetingen op onze reis de 26ste van de volgende maand voor het fort Sint Antonio te Axim op de kust van Guinea voor anker. De 31ste verzeilden wij naar het meer oostelijk gelegen Sint George D'Elmina, dat sinds 1637 in Nederlandse handen is. Daar ontscheepten wij de volgende dag en zetten voet op de Goudkust" (tegenwoordig Ghana).

Uit: De zwarte met het witte hart. Door Arthur Japin. Amsterdam, Arbeiderspers. 1997, p.39.

Citaat is een verslag door adjunct-commissaris Van Drunen, officier der Nederlandsche zending naar de koning van Ashanti.

Bouma22 vermeldt een "Prinses Marianne" gebouwd in 1831 te Kinderdijk voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam. De eerst vermeld kapitein is echter uit 1839. kennelijk is A.Plug een kapitein uit de voorgaande periode geweest.

De “Prinses Marianne” was een fregat, gebouwd in 1831 te Rotterdam, groot 378 last/715 ton o.m.. De eerste kapitein was J.Admiraal (1832-1835), de tweede A.Plug (1835-1838), beiden varend voor reederij A.van Hoboken & Zn te Rotterdam013.

 

"De Drie Gebroeders" in het Nauw van Calais op weg naar Paramaribo057:

09 oktober 1839         "... praaide kapt. Plug schip Rhoon en Pendrecht van Rotterdam gedistineerd naar Batavia”.

 

Op 29 augustus 1845 vertrok de stuurmansleerling Wilhelmus Hendricus Kannegieter vanuit Rotterdam naar Batavia op de bark "Twee Anthony's" onder kapitein Plug. Hij was geplaatst vanuit de Amsterdams Kweekschool voor de Zeevaart en keerde aldaar terug op 02 december 1846. De rederij was A.van Hoboken & Zn te Rotterdam004-533/1981 en 025.

 

A.Plug verzorgde per 15 september 1836 vanuit Hellevoetsluis met de “Prinses Marianne” een troepentransport van 4 officieren en 30 manschappen. In St. Georg d’Elmina werden 73 Afrikaanse recruten aan boord genomen, terwijl 1 officier en 2 manschappen ter plaatse achterbleven. Hij arriveerde te Batavia op 27 januari 1827 na 134 dagen.

Hij vertrok per 03 september 1845 vanuit Hellevoetsluis per “Twee Anthony’s” met 1 officier. Aankomstdatum te Batavia en reisduur zijn niet vermeld065.

 

Op 03 september 1845 schreef ene Otto een brief aan zijn ouders “Aan boord der Twee Anthohy’s”. Hij begint te melden dat zij reeds een heel eind op weg zijn, “want de reede van Hellevoetsluis hebben wij al verlaten”. “Onze “Twee Anthony’s” is een flink fregat, met drie masten en twee verdiepingen … Elk dezer drie masten droeg  … een andere vlag; op de eerste vlag stond de naam van het schip, op de tweede R.95, dit was dus een zoogenaamde nummervlag; de derde vertoonde nationale kleuren. (deze opgave van het vlagnummer is fout. R.95 hoort bij een kapitein H.Schut).

Genoemde Otto vermeldt voorts: Het schip is een “ flink fregat, met drie masten en twee verdiepingen.”  Rondom het verdek (dit is het onderste dek)  staan tien kanonnen, twaalfponders”. De briefschrijver beschrijft op een zeer nauwkeurige wijze de indeling van het schip, voor degenen die hierin geïnteresseerd zijn, aantrekkelijke lektuur. Daarna wordt de kapitein beschreven: “… een ferme, flinke, bedaarde kerel, die hoe langer hoe meer meevalt. Een paar matrozen, die wij toevallig over den “oude” hoorden spreken, verzekerden ons, dat er geen betere is in geheel Rotterdam.” De totale bemanning bestaat uit 38 man. Er wordt een uitgebreid overzicht gegeven, wat per dag zoal wordt gegeten. De reisbeschrijving gaat door in een twee volgende brieven dd 21 december resp. 23 december 1845, met verslag van de gebeurtenissen aan boord, zoals het passeren van de evenaar, het vangen van vissen, ontmoetingen met dolfijnen en walvissen, nautische handelingen, weersomstandigheden, e.d., kortom het gebruikelijke gekeuvel van een zoon aan zijn ouders. Overigens een interessant tijdsbeeld van het leven aan boord van een willekeurige passagier.Het bevat geen verdere bijzonderheden over kapitein Plug.

Uit: “Vóór zestig jaren” door Jeanne Reyneke van Stuwe. L.J.Veen-Amsterdam, geen datum. VEEN’S GELE BIBLIOTHEEK. Citaten op de pp.6, 7, 13, 14.

 

“In juni 1826 had Van Hoboken Schaap gepromoveerd tot kapitein van zijn nieuwe brik (de “Willem”) en Schaap droeg op zijn beurt het scheepscommando van de Jonge Hendrika over aan Ary Plug, zoon van de overleden Volkert.”  (dus eerder dan Bouma en van Sluys vermelden!)069 – p.149.

In 1835 schreef Van Hoboken aan Baudt, de directeur voor de koloniën  waarin “de firma de Prinses Marianne onder Bauds aandacht hqd gebracht; een schip dat werd gevoerd door kapitein Ary Plug, wiens vader Volkert in Van Hobokens dienst als een ‘braaf kapitein’ was overleden en die vanaf zijn jeugd was opgevallen door ‘een uitmuntend gedrag’”069 – p.191.

 

Het schip de “Rhoon en Pendrecht” werd in begin 1841 verbouwd om geschikt te worden gemaakt voor het transport van een lading kamelen, die in Indië als lastdier dienst zouden moeten doen..”Eind april van dat jaar kwam het fregat, dat in Rotterdam een enorme hoeveelheid hooi, stro, gerst en water had geladen, aan op de rede van Sante Cruz de Tenerife. Kapitein Ary Plug zond Van Hoboken vijf dagen na aankomst bericht dat de kamelen – veertien stuks en allemaal vrouwtjes – met een zeildoeken ‘broeking’ aan boord waren gehesen. … Voor de verzorging van de kamelen reisden ook twee eilandbewoners mee. .. De Rhoon en Pendrecht loste zijn opvallende lading op 30 juli 1841 in Batavia.”069 – p.229 Uit het verdere relaas blijkt dat het gebruik van kamelen als lastdier op Java geen succes is geworden.

 

Javasche Courant 11 juni 1833114

Uit berichten van St. Helena, lopende van de 1e januari tot de 18e maart j.l. blijkt, dat aldaar waren aangeweest de onderstaande Nederlandse schepen:

De 23. januari het schip ANTHONY, kapt. H. Bruhn, van Canton naar Rotterdam.

De 26. januari het schip GEZUSTERS, kapt. J. Ingerman, van Batavia naar Amsterdam.

De 27. januari het schip TWEE CORNELISSEN, kapt. J. Reinhardt, van Batavia naar Amsterdam, en het schip WILLEM, kapt. A. Plug, van Batavia naar Rotterdam.

De 28. januari het schip ASIA, kapt. J. Boot, van Batavia naar Middelburg.

De 30. januari het schip VASCO DA GAMA, kapt. P. de Boer, van Batavia naar Rotterdam.

De 16. februari het schip DORTENAAR, kapt. P. Kraaij, van Batavia naar Dordrecht.

De 28. februari het schip MARCO BOZZARIS, kapt. J.G. Adriaan, van Batavia naar Amsterdam.

De DORTENAAR en de MARCO BOZZARIS waren ten gevolge van orders uit Engeland onder embargo gelegd. Kapt. P.Kraaij van de DORTENAAR was ten gevolge van een val van zijn paard op de 23 februari, 11 dagen later overleden