Inloggen
Gezagvoerder

Meijer/Meier, Jan

Naam: Meijer/Meier, Jan
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 1
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
TWEE GEZUSTERS 1814 Kof Sailing Vessel 11249 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

De schepen van de kapitein

In het Archief van de Waterschout op het Stadsarchief van Amsterdam bevinden zich monsterrollen op naam van kapitein Jan M(e)ijer als gezagvoerder van de:

“Eendragt”, dd 23 februari 1780;

“Jonge Vrouw Alida”, dd 14 juli 1784; 01 april 1785; 14 april 1786; 17 juli 1786; 19 maart 1787; 04 juli 1787; 19 maart 1788; 11 juni 1788; 08 april 1789; 07 juli 1789;

“Twee Gezusters”, dd 13 mei 1814; 30 augustus 1815; 05 september 1816; 24 juni 1817; 26 augustus 1818; 12 juni 1819; 23 oktober 1819;

“Vrouw Anna”, dd 26 mei 1821; 10 mei 1822; 22 april 1823; 10 april 1824; 22 oktober 1825; 28 september 1826;

“Triton”, dd 27 november 1827; 14 juni 1828.

 

Overige bijzonderheden

p 25 juni 1817 werd vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam Abraham Cornelisz Jr geplaatst als kajuitjongen op de "Twee Gezusters" onder kapitein J.Meier voor een reis naar Lissabon. Hij keerde terug op 06 oktober 1819004(531/1235). Dit schip met kapitein wordt niet genoemd in Bouma025). Bouma's lijst begint op 1820  en hij vermoedt dat het schip nà 1819 niet meer in de vaart is (mond.meded).

 

In de “Biografie van Cornelis Abrahamsz Jr” staan de volgende mededelingen080:

Opmerking half juni 1817:

      “De articulen van overeenkomst der ouders met de commissarissen van het gesticht waren zoodanig dat de jongelingen 2 reizen naar zee en terug moesten doen voor dat zij hun ontslag uit het zelve krijgen.”

      Vader Abrahamsz zocht naar een vaar gelegenheid voor zijn zoon Cornelis “en vond die op een kof genaamd de twee gezusters gevoerd door kapitein Jan Meyer … bestemming … Lissabon.”

10 juli 1817 afvaart met de “Twee Gezusters” vanuit Nieuwe Diep:

      De kapitein (van de” Twee Gezusters” i.c. Jan Meyer) was een Oldenburger met een sterk Oostfries/Duits accent.

      “het was de gewoonte van de kapitein om van tijd tot tijd een borreltje te gebruiken in gewone dagen logde hij alle half uren en als hij dan gelogd had ging hij naar beneden … na deze verrigting nam hij een borreltje en vervolgens een vers pruimpje tabak zoo dat hij in gewone tijden nooit meer dan 8 borreltjes in de wacht gebruikte doch in buitengewone tijden misschien wel eens een of 2 meer want dan was hij nooit zoo bedaard … “.

Begin oktober 1817 met de “Twee Gezusters” in de Botnische Golf:

      “Digt bij de Havre de Grace genaderd zijnde, begon het gewichtigste ogenblik der reis namelijk het naderen van het lootsmanvaarwater, zonder noch zoo’n loots aan boord te hebben dit was vooral voor ons gewichtig daar onze kapitein blijken van Vrees gaf en om deze te verzetten weleens de fles aansprak en daardoor meer spritus Junipri gebruikte dan tot opwekking van zijn moed nodig was.”

Begin januari 1818 van Havre de Gruie (is Hable de Grace bij de uitmonding van de Seine) richting Gibraltar met de “Twee Gezusters”:

        Abrahamsz doet een verhaal over het uitwassen van een vest van de kapitein en het overboord waaien tijdens het drogen. “De Matroos Jan de Mijn wiens schuld het eigenlijk was heeft er waarschijnlijk noch wel verwijtingen over gehad … “.

Begin 1818:

Sprekend over de kapitein Meyer van de “Twee Gezusters” zegt Abrahamsz:

      “… de man had altijd zwarigheden en was nuchteren zijnde juist geen grooten held.”

In het verslag is vaker, dan hierboven vermeld, sprake van het schip “Twee Gezusters” onder kapitein Meyer. Deze meldingen zijn hier niet opgenomen.

 

Rotterdamsche Courant 07 september 1820114

Amsterdam, 5 september. Het koffschip de TWEE GEZUSTERS, kapt. J. Meijer, van Dantzig (opm: Gdansk) naar Amsterdam, is in de nacht tussen den 19 en 20 augustus op het rif van Sandhamn (opm: vermoedelijk wordt Sandhammaren [55º23’ N.B. 14º12’ O.L.] bedoeld) gestrand; het volk is gered.