Inloggen
Gezagvoerder

Carst, Pieter Jacobs

Naam: Carst, Pieter Jacobs
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 1
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
VROUW SARA JACOBA 1806 Kof Sailing Vessel 11961 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

De geboorte van Pieter Carst werd aangegeven op 18 november 1777 te Schiermonnikoog als zoon van Jacob Pieters Carst en Jantje Hendricks Persijn.

Hij trouwde op 05 september 1802 te Schiermonnikoog met Trijntje Eltjes Bakker, geboren op 21 april 1782 te Schiermonnikoog als dochter van Eltje Jans Bakker en Tjeetje Ales Remkes. Zij overleed op 18 februari 1858 te Nieuwendam.

Pieter overleed te Nieuwendam op 18 februari 1858 te Nieuwendam.

Bron: Schiermonnikoger Geslachten 1989

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

P.J.Carst, adres C.J.Biben, werd met nr.214 effectief van Zeemanshoop per 15 mei 1827 op voorspraak van J.Sipkes Fz. Als een schip is in het inschrijfregister vermeld de "Medemblik"002.

In de Algemene Vergaderingen van 08/15 mei 1827 van het college Zeemanshoop werd Pieter Jacobs Carst, oud 49 jaar, afkomstig van Schiermonnikoog, voerend de kof “Vrouw Sara Jacoba”, met als adres bij de heer F.der Kinderen, op voordracht van J.Sipkes Fz, voorgedragen/benoemd als effectief lid. Zijn vlagnummer werd 214023.

 

P.J.Carst was effectief lid van Zeemanshoop van 1827 t/m 1858 met de vlagnummers  214 (1827 t/m 1836), 132 (1836 t/m 1854) en 37 (1854 t/m 1858). (In 1836 en 1854 voerde het College een hernummering door)

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 26 februari 1846 staat een verzoek door kapitein Pieter J.Carst om een uitkering, die hem in de vergadering dd 30 april 1846 met ingang van 01 mei 1846 wordt toegekend voor een periode van 12 maanden.042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 30 april 1857 vraagt P.J.Carst om vrijstelling van contributie, maar het bestuur wijst dit verzoek af.042.

 

In de notulen van 19 mei 1846 van de Algemene Vergadering staat het verzoek van kapitein P.J.Carst om een ondersteuning, welke ingaande 01 mei 1846 voorlopig voor 1 jaar wordt toegekend.023.

In de notulen dd 19 mei 1857 van de Algemene Vergadering staat vermeld een “Brief van kapitein P.J.Carst verzoekende ontslagen te worden van de betaling der contributie, welk verzoek is gewezen van de hand als zijnde strijdig met het Regelement”.023.

 

De schepen van de kapitein

Vermelding in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart001:

vlagnummer                    jaren           type                  scheepsnaam                                        naam reder/boekhouder

         214                      1827-1834     kof                   de Vrouw Sara Jacoba                        F.der Kinderen

                                           1835           geen opgave van schip en boekhouder

         132                      1836-1845     smak                Medemblik                                           C.Biben

                                      1846-1853     geen opgave van schip en boekhouder

          37                       1854-1858     idem

 

Bouma025 vermeldt P.J.Carst als gezagvoerder gedurende:

*    1818 van de tjalk “Twee Gebroeders”, geen vermelding van bouwgegevens, eigenaar en thuishaven. Het schip werd 1 maal te Harlingen geregistreerd komend met hout van Danzig;

*    1825 t/m 1837 van de kof “Vrouw Sara Jacoba”, gebouwd in 1806, bouwplaats niet vermeld, 126 ton o.m., varend voor F. der Kinderen te Amsterdam;

*    1837 t/m 1846 van de smak “Medemblik”, gebouwd in 1825 te Veendam, 60 ton o.m., varend voor C.Biben te Amsterdam. Het schip werd in 1846 geveild in Amsterdam en voer in 1848 voor kapitein/eigenaar J.D.Sibles te Hindelopen en was herdoopt in “Onderneming”.

 

Het Archief van de Amsterdamse Waterschout bevat monsterrollen op naam van kapitein Pieter Jacobsz Karst op de:

“Twee Gebroedders”, dd 22 juni 1809 (Hanoverse vlag); 21 april 1814; 15 september 1815; 05 augustus 1816; 28 maart 1820; 01 september 1821;

“Vrouw Sara Jacoba”, dd 06 december 1825; 09 juni 1826; 23 mei 1827; 11 september 1827; 09 april 1828; 11 juni 1829;

“Medemblik”, dd 13 februari 1836.

 

Het Archief van de Waterschout in Amsterdam bevat monsterrollen van de kof “Sara Jacoba” onder kapitein Pieter Jacob Carst van Schiermonnikoog bestemd naar Havre dd 07 september 1825, naar Bordeaux dd 07 december 1825 en de Oostzee dd 07 juni 1824

 

Overige bijzonderheden

In 2005 verkreeg het Fries Scheepvaartmuseum en Oudheidkamer te Sneek in bruikleen van mevr. T.Barneveld te Sneek  “twee scheepsportetten van het kofschip Sara Jacoba … De scheepsportretten zijn gouaches, gemaakt door M.Appel. De voorstellingen op beide schilderijen zijn tamelijk dramatisch: het is zwaar weer, mensen en goederen zijn overboord geslagen, zeilen zijn gescheurd. Onder de beide scheepsportretten staan twee bijna identieke onderschriften “Het Nederlants Cofschip de Sara Jacoba Van Amsterdam Gefoert door Capt. Pieter I:Carst met storrens Weer in de Noord See op de oost Punt van Doggersbank op 55 Gr.50 Mint. Gegiste N:B: en 6 Gr. 5 mint. Lengte Beoosten Greenwig. Den 2den Desember 1829”.  De kapiteinsfamilie Carst is afkomstig van Schiermonnikoog. Pieter J.Carst zou Pieter Jacobs Carst kunnen zijn of Pieter Jeppes Carst. (die laatste veronderstelling is onjuist – zie hiervoor.  S.Parma). Er is nog een derde scheepsportret van de Sara Jacoba bekend. Het behoort tot de collectie van het Nederlands Scheepvaartmuseum te Amsterdam. Ook dit werk is in 1829 gemaakt. Het kofschip is hier afgebeeld op een reis van Elseneur naar Koningsbergen. De grootmoeder van de bruikleengeefster was Cornelia Fenenga (1865-1943). Zij stamde uit een geslacht van Noord Nederlandse zeelieden.”

In het artikel is een zwart-wit afbeelding van de Friese aanwinst te zien.

Uit: Jaarboek 2005 van het Fries Scheepvaart Museum en Oudheidkamer, p.31

 

Leeuwarder Courant 12 juni 1818114

Harlingen, 11 juni. … Den 10 dito zijn binnen gekomen het tjalkschip de TWEE GEBROEDERS, kapt. Pieter J. Carst, met hout van Dantzig (opm: Gdansk) en het tjalkschip de JONGE SIEBRAND, kapt. A. Hasewinkel, met zout en rum van Liverpool.

 

Leeuwarder Courant 10 juli 1818114

Harlingen, 9 juli. ….

Den 6 dito zijn van hier uitgezeild het kofschip de GOEDE VERWACHTING, kapt. Hijlke W. Overmeer, met schors naar Hull, het tjalkschip de TWEE GEBROEDERS, kapt. Pieter J. Carst, met gerst en haver naar Londen, en het tjalkschip de GOEDE VERWACHTING, kapt. Marten Pieters de Jong, met haver naar Londen.

 

Rotterdamsche Courant 03 december 1818114

Amsterdam, 1 december. In een brief van Stettin (opm: Szczecin) van den 19 november, wordt gemeld, dat het schip de DRIE GEBROEDERS, kaptein P.J. Karst, van Amsterdam naar Stettin (opm: Szczecin) gedestineerd, tot digt bij de rede van Swinemünde (opm: Swinousjcie) aangekomen zijnde, aldaar aan de grond gestoten had, waardoor de goederen veel geleden zouden hebben, en verscheiden vaten siroop geheel ledig zouden gelopen zijn.