Inloggen
Gezagvoerder

Bouten, Adolphus Eduardus(Everardus)

Naam: Bouten, Adolphus Eduardus(Everardus)
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 2
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
HUYDECOPER 1859 Bark Sailing Vessel 15545 Bekijk schip
CORNELIS ANTHONIE 1857 Bark Sailing Vessel 9371 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Adolphus Eduardus Bouten werd geboren te Antwerpen op 13 december 1823 als zoon van de Rooms-Katholieke Luitje Jacobs Bouten en Catharina Elisabeth Luken/Luxen. Hij woonde te Rotterdam aan de Tarwe Akker Wijk 1 nr. 206 (nieuw nr. 3). Hij vertrok op 04 juni 1867 naar Wijdenes. Hij behaalde op 26 november 1859 het diploma 1e stuurman op de grote vaart 

Hij huwde op 24 juli 1861 te Nibbixwoud als eerste stuurman met Anna van Rijgersma geboren ca 1833 te Hauwert, huidige gemeente Medemblik in NH, als dochter van de leraar Sigefridus Gardingius van Rijgersma en Dieuwertje Baukes Feenstra.

Hij overleed te Rotterdam op 16 december 1905 aan de Schermlaan005.

De opgaven van de ouders van de drie broers Adolphus Eduardus, Jacob en Andreas George verschillen in spelling.

 

Hans Bouten, e-mail dd 27 augustus 2004I

Hans Bouten spreekt over de “katholieke Bouten uit Antwerpen. “Wij hebben contact gehad met ongeveer 350 Bouten familieleden in de zeventiger jaren in Roeselaere in Belgie. Deze naam komt daar veel meer voor dan hier.

Wij heten dus oorspronkelijk geen Bouten, maar Boiten, een bekende Groningse naam! E.e.a het gevolg van een fout van een trouwacte in Köningsbergen in het voormalige Duitsland (volgens overlevering en min of meer bevestigd door archief Veendam)”.

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

A.E.Bouten was met vlagnummer R29 in de periode 1864 t/m 1905 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

A.E.Bouten was van 1884-1887 “afwisselend commissaris” en van 1888-1890 “permanent commissaris” van de Maatschappij058.

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

Geen

De schepen van de kapitein

In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein A.E.Bouten met vlagnummer R29 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

  • 1864 t/m 1866 van de bark “Cornelis Anthonie”   340 last  varend voor van Zeylen & Decker te Rotterdam
  • 1867, 1874, 1877, 1878, 1880 t/m 1883, 1885 t/m 1888, 1890 t.m 1902 geen vermelding van schip en boekhouder

 

Adolphus Everardus Bouten maakte de volgende reizen005:

  • Samuel Hendricus 1860 Soerabaja - Rotterdam     suiker, koffie
  • Cornelis Anthonie 1865 Batavia - Rotterdam - Java heen: diversen; terug: koffie

                                            1866       Menado - Rotterdam                     koffie

                                            1866       Rotterdam - Batavia                      diversen

  • Huydecoper 1869 Rotterdam - Singapore       diversen

1871    Soerabaya - Rotterdam       suiker, gutta, tabak, huiden

Bouma025 vermeldt A.E.Bouten als gezagvoerder gedurende:

  • 1858 t/m 1860 op de bark “Samuel Henricus”, gebouwd in 1855 te Capelle aan de IJssel, 611 ton o.m., varend voor G.H.Stoltenberg & Zn te Rotterdam. In 1860 werd het schip verkocht aan James Barge te Amsterdam en herdoopt in “Kalimas”;
  • 1865/66 op de bark “Cornelis Anthonie”, gebouwd in 1857 te Bolnes, 644 ton o.m., varend voor van Zeylen & Dekker te Rotterdam. In 1866: “Verongelukt in N.O.I.” (Is: op 18 december 1866 op Meinderts Droogte gelopen en wrak geraakt. Na onderzoek zou de kapitein onzorgvuldigheid zijn verweten)

Zeetijdingen januari 1867  bark Cornelis Anthonie onder kapitein A.E.Bouten “Verongelukt in O.I.”.

  • 1870 t/m 1874 op de bark “Huydecoper”, gebouwd in 1858 te Lekkerkerk, 755 ton o.m., varend voor van Zeylen & Dekker te Rotterdam. Het schip werd in 1874 verkocht naar Noorwegen.

 

Overige bijzonderheden

In de zitting van 19 october 1874 van de parlementaire enquête door de Tweede Kamer “omtrent den toestand van de Nederlandsche koopvaardijvloot” (zitting 1874 - 1875) werd verhoord kapitein Jacob Bouten. Het verslag staat op p.425 t/m 428. In dit verslag wordt hem de vraag gesteld hoe hij over de tuchthandhaving aan boord denkt in het licht van de nieuwe wet op de tucht. Jacob Bouten is daar zeer negatief over en vraagt om meer macht voor de kapitein. Hij refereert aan zijn eigen ervaringen maar ook aan die van zijn broer:

“Mijn broeder, ook kapitein, had een stuurman aan boord, een eerste deugniet. De kapitein had sterke drank, arak, te Batavia gekocht voor eigen gebruik; de stuurman verkocht daar een gedeelte van aan het volk en aan gepasporteerde militairen, die ook met het schip meegingen, en hij wierp de rest over boord. Hij zocht daarenboven allerlei moeilijkheden en kocht anderen om ten einde te getuigen tegen mijn broeder, dien hij valschelijk beschuldigde van hem te hebben willen vermoorden.

Die stuurman werd op de tehuisreis ontslagen; hij verliet St.Helena het schip, kwam per mail naar Nederland, en beklaagde den kapitein voor den raad van tucht. Hij wachtte daarmeê echter tot op het ogenblik dat mijn broeder op nieuw met zijn schip vertrekken moest. Deze kon dus niet voor den raad verschijnen en schreef, dat hij in zee ging; hij werd veroordeeld om zes maanden in zijne betrekking geschorst te worden, op grond dat hij den stuurman ontslagen had. Mijn broeder werd niet gehoord; hij werd veroordeeld op de beschuldiging van den stuurman.”

Het is niet duidelijk om welke van de twee broers-kapiteins van Jacob Bouten het ging.