Inloggen
Gezagvoerder

Zeylstra, Hendrik Fokke/Foekes

Naam: Zeylstra, Hendrik Fokke/Foekes
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 2
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
REGENT 0 Brik Sailing Vessel 12856 Bekijk schip
FRIESLANDS GOUVERNEUR VAN SYTZAMA 1841 Galjoot Sailing Vessel 13364 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Hendrik Foekes Zeylstra werd geboren 16 maart 1816 te Stavoren als zoon van Foeke Hiddes Zeijlstra en Pietertje Hendriks Trip. Hij was de broer van Hidde Foekes Zeijlstra (zie aldaar)

Hij trouwde te Amsterdam op 16 augustus 1837, koopvaardijkapitein, 21 jaar, met Anna Maria Bruns, 21 jaar, zonder beroep, geboren 15 mei 1816 te Amsterdam als dochter van Jan Jurgen Bruns en Christiana Sleeswijk. Zij overleed te Amsterdam op 18 juni 1863 1 uur namiddags op de Wittenburgergracht 240, 47 jaar..

In het Bevolkingsregister 1850-1852 staat Hendrik Foeke als wonende op de Wittenburgergracht nr. 240, geboren in 1816 te Staveren, Nederduits Hervormd, zeevarend en gehuwd.

Op 06 maart 1855 stierf de nog jonge kapitein (38 jaar) aan boord van zijn schip, dat lag afgemeerd in de Golf van Bahia041-p.81-

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

Een H.F.Zeylstra was in 1827 t/m 1830 met vlagnummer 18 lid van het Amsterdamse zeemanscollege “De Blaauwe Vlag”008

 

H.F.Zeijlstra (adres Wittenburgergracht 12, Amsterdam) werd met vlagnummer 541 per 30 juni 1840 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” op voordracht van kapitein F.H.Zeijlstra. Als zijn schip is vermeld “De Planter”. Toegevoegd is “overleden”. Ten tijde van de inschrijving waren Zeijlstra en zijn vrouw beiden 24 jaar. Ingeschreven staan 4 zoons uit 1838 (Hendrik), 1846, 1848 en 1850 en 3 dochters uit 1841, 1842 en 1844.002a

In de Algemene Vergaderingen van Zeemanshoop dd 23/40 juni 1840 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Hendrik Foeke Zeylstra, 0ud 24 jaar, voerend de brik “De Planterr”, wonend in de Wittenburgerstraat boven nr. 12 te Amsterdam, op voordracht van F.H.Zeylstra. Hijk kreeg vlagnummer 541023.

 

Hendrik was effectief lid van “Zeemanshoop”met vlagnummer 541 van 1840 t/m 1854 en met vlagnummer 226 in de periode 1854 tot aan zijn doodin 1855..

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 26 april 1855 staat een verzoek om onderstand van de weduwe Hendrik F.Zeylstra, geboren Bruns, welke haar in de vergadering van 12 juni 1855 voor haar en 6 kinderen werd toegekend ingaande 01 mei 1855.042

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 24 juli 1855 wordt gemeld dat aan de weduwe van kapitein H.F.Zeylstra per 01 mei 1855 een uitkering is toegekend voor haar en 6 kinderen.023

 

De schepen van de kapitein

lidmaatschap College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlag             jaren              type          scheepsnaam                                reder/boekhouder

541           1840-1841         brik           De Planter                                      U.Wilkens & Co

                  1842-1848         barkentijn Gouverneur van Zijtsema           A.H.&H.A.Tromp, Woudsend

                  1849 1853         brik           De Komeet                                    Westt Indische Maatscchappij

226             1854              brik           De Komeet                                    idem.

 

Bouma025 vermeldt H.F.Zeylstra als gezagvoerder gedurende:

*      1841 t/m 1842 van de brik “De Planter”, gebouwd in 1816, bouwplaats niet vermeld, 310 ton o.m., varend voor U.Wilkens & Co te Amsterdam. Het schip werd in 1842 verkocht;

*      1843 t/m 1849 van de schoenerbrik “Gouverneur van Sytzama”, gebouwd in 1841 te Woudsend, 210 ton o.m., reder A.H.Tromp te Woudsend. Het schip voer in 1850 voor A.A.Roepel, vermoedelijk te Amsterdam en was herdoopt in “Braamspunt”;

*      1850 t/m 1855 van de brik “Komeet” ex Pieter Eduard, gebouwd in 1828 te Amsterdam, 225 ton o.m., varend voor de West-Indische Maatschappij W.J.E.Smissaert te Amsterdam.

 

De brik “P(i)eter Eduard” werd in 1849 verkocht en in 850 herbenoemd als “Komeet” onder gezag van H.F.Zeylstra, rederij West Indische Maatschappij. Het schip wer in 1859 gesloopt.013

 

Overige bijzonderheden

Monsterrollen uit het Archief van de Amsterdamse Waterschout, Stadsarchief Amsterdam, inventaris 38

38-133  05 oktober 1829, fregat “Maria”, kapitein Foeke Hiddes Zeijlstra, bestemming Suriname, correspondent J.S.. Walraven. 17 bemanningsleden waaronder stuurman Hein W.Heinsius, 46 jaar, uit Stavoren, onderstuurman Uilke Trip, 20 jaar, uit Amsterdam, bootsman, timmerman, kok, zeilmaker, hofmeester, 3e waak i.c. Hendrik Foekes Zeijlstra, 14 jaar uit Amsterdam, 4 matrozen, kuiper/matroos, 3 ligtmatrozen, jongen.

38-134  21 mei 1830, fregat “Maria”, kapitein Foeke Hiddes Zeijlstra, bestemming Suriname, correspondent J.S.Walraven. 17 bemanningsleden waaronder stuurman Hein W.Heinsius, 46 jaar, uit Stavoren, onderstuurman Uilke Trip, 21 jaar, uit Amsterdam, 3de waak Hendrik Foekes Zeijlstra, 14 jaar uit Amsterdam, timmerman, kok, bootsman, zeilmaker, hofmeester, 6 matrozen, 3 ligtmatrozen.

 

“Vrijwel meteen nadat kapitein (Auke Hendriks) Trip zijn ontslag (bij de N.V.Friesche Kofscheepsreedeerij) had ingediend (in 1842) meldde zich in Woudsend al een gegadigde voor de post. Trips neef Hendrik Foekes Zeijlstra had al een opmerkelijke staat van dienst. Op drieëntwintig-jarige leeftijd was hij kapitein op de “Planter”, een brik van rederij Wilkens & Co uit Amsterdam. Hendrik was afkomstig uit een zeevarende familie. Zijn grootvader had in 1828 het boekhouderschap van de kof “De Drie Gebroeders Zeijlstra”. Vader Foeke Hiddes was kapitein op het fregat “De Goede Verwachting” van rederij van Schaak. Hij was tevens bestuurslid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop. Hendriks jongere broer was kapitein op het fregat “Anna Maria Henriëtte”. In september 1842 werden de commissarissen op de hoogte gesteld van het bezoek van Hendrik aan Woudsend. De directie was zeer van hem onder de indruk: “Deze persoon heeft sedert zijn jeugd gevaren en bij zijne reizen op de Oost- en Middellandse Zee onderscheidene reizen op de Oost- en Westindische gedaan en vooral met de vaart op West schijnt hij zeer veel bekendheid te hebben.” Precies de man die ze zochten dus. Bovendien, zo voegde dee directie er nog aan toe: “het ons uiter lijk voorkwam eene knappe en beschaafde man een met meer dan dagelijkse vlugheid en kennis toegerust te zijn”. De directie had zo’n haast hem te benoemen, dat ze van de eis dat kapiteins vier aandelen moesten nemen afzag. Zeijlstra nam twee en de directie bood zelfs aan hem dat bedrag voor te schieten. Zolang er op Suriname gevaren werd, was de verhouding met de directie goed. Zeijlstra zelf was na die reis zee gedeprimeerd. Hij schreef de directie vanaf de Scillies: “Deze reis schijnt het alsof het noodlot mij vervolgt, daar ik heb te worstelen met alle wederwaardigheden, ik ben soms geheel moedeloos daar ik anders nogal goed gevaren heb en nu het een der beste jaren van de vragt is geweest, is mij alles tegengelopen, maar ik wil niet murmureren. Gods wil geschiedde en ik hope dat de Al Goede ons reders voor verdere rampen bewaren…”

De directie die zelf toestemming had gegeven voor het maken van de bewuste reis, was niet onder de indruk van de geestelijke gesteldheid van de kapitein. De welkomstbrief, die op Zeijlstra lag te wachten toen hij weer voet op Nederlandse bodem zette begon met: “Zoo is dan eindelijk de miserabele reis volbragt. Een reis die ons bij zoveele onaangenaam zoveel schade berokkend heeft.” Tijdens een terugreis uit New Castle in 1848 redde de kapitein het schip ternauwernood van de ondergang. Naar aanleiding van die gebeurtenis deelde de directie hem mee dat: “Zoo ooit dan kunnen wij tot ons leedwezen betuigen dat sedert veertien maanden gij allerongelukkigst hebt gevaren.”

Zeijlstra kon geen goed meer doen. Toen hij op één van de reizen door een matroos in de arm werd gestoken met een mes, verweet de directie dat hij niet goed oplette wie bij hem aanmonsterde. Ook de victualie ging volgens de heren in Woudsend “te grootscheeps”. Dat kon zo niet langer, want “als we niet in het charter van kofman blijven, dan komt er niets van”. Zeijlstra zond daarop zijn victualielijst naar Woudsend met het verzoek te schrappen wat er te veel in stond. De directie had in 1848 duidelijk haast van de kapitein af te komen. De “Gouverneur” (Friesland Gouverneur van Sytzama) zou als eerste verkocht worden. Deze opzet mislukte echter omdat Zeijlstra vrij snel een nieuw bevrachtingscontract voor Suriname op zak had. Zo werd dit “vonnis” driekwart jaar uitgesteld. De slechte relatie met de directie is voor de verder carrière van Zeijlstra niet nadelig geweest. In hetzelfde jaar dat de “Gouverneur” verkocht werd, had hij alweer een ander schip. Tot zijn dood bleef hij gezagvoerder op de “Komeet”, een brik van de West-Indiscche Maatschappij. Op 06 maart 1855 stierf de nog jonge kapitein (38 jaar) aan boord van zijn schip, dat lag afgemeerd in de Golf van Bahia041-p.81-

“Eind 1847 voer kapitein Zeijlstra (met de Frieslandss Gouverneur van Sytzama) vanuit Antwerpen via New Castle naar Amsterdam. Zowel de heen/ als de terugreis waren bijzonder zwaar. Toen het schip eind december 1847 in het Nieuwediep arriveerde had de oversteek twaalf dagen geduurd.. Het had een haartje gescheeld of het schip was vergaan. “den 18e december waren wij ´s middags tussen twaalf en een uur in een zinkende staat, de zee brandde over het schip, de boot sloeg uit zijn plaats en alles wat op het dek lag” aldus het verslag van de kapitein. Het schip maakte zwaar water en men besloot op het strand aan te houden, maar met veel moeite en inspanning slaagde de bemanning erin het schip tijdig lens te krijgen. Bij een inspectie bleek, dat err water naar binnen kwam door de pijp

van het “Huize”.041-p.90

 

De brigantijn “Komeet” onder kapitein H.F.Zeylstra vertrok op 17 december 1849 uit Freat Yarmouth en bereikte via Kaap Hoorn op 16 april 1850 Valparaiso. Via dezelfde route kwam het schip op 15 november 1851 terug in Amsterdam.121