Inloggen
Gezagvoerder

Schuitema, Harm

Naam: Schuitema, Harm
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 1
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
ZES GEBROEDERS 1878 Kofftjalk Sailing Vessel 17757 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Harm Schuitema werd geboren op 06 april 1855 te Nieuwe Pekela als zoon van de schipper Jan Wessel Schuitema en Remmeldina Harms Brinkman

Hij trouwde als schipper op 31 mei 1882 te Winsum met de dienstmeid Frouwke Zeef, geboren op 17 mei 1863 te Winsum als dochter van de winkelier Jan Zeef en Grietje Jans Teisman. Frouwke overleed op 02 december 1908 te Wierrumschouw, 45 jaar.

Harm overleed op 26 november 1939 te Hoogkerk, 84 jaar, weduwnaar

Burgerlijke Stand gegevens vermelden Harm Schuitema als schipper in 1882, 1883, 1884, 1886, 1892, 1897, 1900, 1903, 1908, 1924, 1926, als turfschipper in 1894,

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

H.Schuitena was effectief lid van het Groninger zeemanscollege “ De Groninger Eendracht” met vlagnummer 16 in de perriode 1905 t/m 1909 en met vlagnummer 37 in 1913

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

Geen

 

 

De schepen van de kapitein

Bouma025 vermeldt H.Schuitema als gezagvoerder :

  • * 1898 t/m 1899 op de tjalk “Sieberdina”, gebouwd in 1882 te Martenshoek, 55 ton n.m., varend voor R.R.Groenewold Sr te Farmsum. Verhoeff, april 2005 noemt als bouwmeester B.Niestern.
  • * 1899 op de koftjalk “Sieberdina IV” ex Fidus ex Zes Gebroeders, gebouwd in 1878 te Wiledervank, 71 ton n.m., varend voor R.R.Groenewold Sr te Farmsum;
  • * 1900 en later op hetzelfde schip en reder maar nu vanuit Appingedam

 

De ledenlijst van “ De Groninger Eendracht” in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart van 1913 vermeldt H.Schuitema met vlagnummer 37 als gezagvoerder van de “Confid”

 

http://www.marhisdata.nl/main.php?to_page=schip&id=3483 vermeldt de 2-mast koftjalk “Konfid” gebouwd in 1902 bij G.W. van der Werf te Stadskanaal. In 1903 en 1906 wordt als manager/owner genoemd H.Schuitema en Co uit Martenshoek.

 

Overige bijzonderheden

De “Sieberdina” was een houten 1-mast hektjalk (56.67 BRT), in augustus 1882 opgeleverd van de werf van B.Niestern te Martenshoek. De eerste inschrijving in het kadaster te Groningen dd 08 mei 1883 geschiedde namens Reinder Groenewold, schipper wonende aan scheepsboord, liggende te Groningen en met als thuishaven Appingedam. Het schip was in de periode 1883-1909 overwegend in de vaart bij de uitvoering van kust- en overwerken. Het schip verdween in 1909 waarschijnlijk in de binnenvaart. In 1909 was de schipper/eigenaar kapitein H.Bakema te Hoogezand. Het schip werd bij het kadaster nimmer uitgeschreven.

Ongepubliceerde gegevens samengesteld in september 2000 door de heer R.K.Mast, oud-havenmeester te Delfzijl/Eemshaven. Gegevens ontvangen via bemiddeling van K.Suyk te Heiloo medio 2002.

 

“1883-1909

Kapitein/eigenaar R.R.Groenewold Sr, Appingedam. Scheepsnaam: Sieberdina.

De tjalk was ijzervast en voorzien van grote luiken. Het schip was overwegend in de vaart bij de uitvoering van kust- en oeverwerken. Daarin werd regelmatig van kapitein gewisseld. Bekende gezagvoerders: A.Anssems (1897-1898), G.Bakker (1899), B.de Boer (1896-1897), Bosker (1897), R.R.Groenewold Sr. (1883-1897), H.Schuitema (1898) en H.Wildeman (1904-1907).”097-p.142

 

Op 20 maart 1878 werd namens scheepsbouwers en reeders J.M.Meihuizen en Zoon te Wildervank bij het Groninger kadaster ingeschreven de houten 2-mast koftjalk “Zes Gebroeders” (71,97 BRT). Het schip kende de volgende gezagvoerders: J.Lotgering (1878-1881); J.van der Klei (1882-1884), H.Kwint (1885) en R.Schaap (1886-1890). In 1890 werd het schip verkocht aan een niet nader genoemde Duise eigenaar en voer onder de naam van “Fidus”. Op 24 april 1897 verscheen in Het Nieuwsblad van het Noorden de advertentie: “Delfzijl, 19 April. De onder Duitsche vlag varende tjalk ”Fidus” is uit de hand verkocht aan den heer R.Groenewold te Farmsum, en zal onder den naam “Sieberdina IV” in de vaart worden gebracht. Het schip werd door hem vooral gebruikt bij de uitvoering van oever- en kustwerken, en in latere jaren werd het ingezet voor de algemene vrachtvaart

De koftjalk beladen met stukgoed, vertrok op vrijdag de 13e december 1901 van Hamburg naar Wilhelmshaven. Het schip strandde, na het verlies van beide zwaarden en het bakboordsanker, op 18 december in zwaar weer op de Scharhörn en sloeg wrak. De bemanning werd opgepikt door de Duitse sleepboot “Goliath”… en later op de Eems bij de noordelijke ingang van de Bocht van Watum weer in de scheepsvlet afgezet. Het Nieuwsblad van het Noorden berichtte op 22 december 1901”:

Delfzijl, 21 Dec. Het tjalkschip “Sieberdina IV”, toebehoorende aan den heer R.Groenewold te Appingedam, is in de nacht van Woensdag op Donderdag j.l. op Scholhorn voor de Elbe gestrand en stuk geslagen. Met eene lading stukgoed gekomen van Hamburg, was het bestemd voor Wilhelmshaven. De bemanning redde zich in de roeiboot en werd later op de Elbe opgenomen door de lichter W.T.A.G/ no. 33. Gisteren zijn ze hier aangekomen met verlies van alles. Het vaartuig was verzekerd; het goed van de opvarenden, met uitzondering van dat van den stuurman, niet.

Op 21 december 1901 werd bij de kantonrechter Egbertus Roelinus Borgesius te Appingedam een verklaring afgelegd door Harm Schuitema, oud 30 jaar, kapitein van de “Sieberdina IV” omtrent het ongeluk met zijn schip in de Elbemonding. Deze verklaring is integraal opgenomen in Mast097-p.170/171. Zie ook Mast 097-p.49 en volgende.

 

Zie voor een reeks krantenberichten ook de site http://www.marhisdata.nl/main.php?to_page=schip&id=3483