Familiegegevens en opleiding
Eesge Brouwer werd geboren op 25 september 1817 te Nes op Ameland als zoon van Tjerk Eesges Brouwer en Hiltje Jans Brouwer. Op 07 april 1846 wordt de akte gerectificeerd en de naam van de vader gewijzigd in Tjerk Eesges Prater.
Hij trouwt in 1849 te Dordrecht met Jeanette Marie Vliegenthart, geboren in 1823 te Dordrecht als dochter van Martinus Vliegenthart, korenmolenaar, en Johanna Kruys. Getuigen bij het huwelijk zijn de beide zwagers/koopvaardijkapiteins Johannes Keyser en Barteld Pieters van Wijland. In 1850 woonde hij met zijn vrouw in bij de weduwe Vliegenthart-Kruis, molenaarster, Wijk D Binnenkalkhaven D 178 te Dordrecht
Eesge Prater overleed in 1856 te Batavia.064 en tresoar
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
E.T.Prater was met vlagnummer R250 in de periode 1853 (1851?) t/m 1858 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058. In de ledenlijst van de Amsterdamse Almanak voor Koophandel en Zeevaart 001 staat in de jaargangen 1849 t/m 1853 kapitein E.Brouwer met vlagnummer R250 en pas vanaf jaargang 1854 (d.i. dus jaarverslag 1853) E.J.Prater. Maar in het Jaarverslag 1851 van het College zelf staat E.J.Prater met vlagnummer R250. Voor de oplossing van deze puzzel zie hiervoor bij de familiegegevens.
E.Prater was in de periode 25 november 1853 tot aan zijn overlijden in 1856 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” met vlagnummer 39. Hij was ten tijde van de inschrijving gezagvoerder van de bark “Copernicus”.064a.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1858 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rottedam) staat in de Rekening van Ontvangst en Uitgaaf vermeld dat de weduwe van kapitein E.T.Prater uitkeringen kreeg voor haar en haar kind plus een kindje van een ½ maand van f 170,83 Dit is opgebouwd uit f 150,- voor de weduwe, f 20,- voor één kind en f 0,83 voor het kindje van ½ maand. Een kindje van ½ maand moet zijn verwekt 8½ eerder dus half april 1857. Maar de uitkering was voor 12 maanden, terwijl uit gegevens bij andere kapiteins blijkt dat de weduwe-uitkering ingaat op het moment van overlijden van de kapitein. Heeft de weduwe Prater een slippertje gemaakt en is het kind van een ander? Voer voor genealogen! In het Jaarverslag 1859 is de uitkering voor haar en één kind f 170,- (dus één van de kinderen is overleden)058.
E.T.Prater was in 1856 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.
De schepen van de kapitein
In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat E.Prater als gezagvoerder064a:
* 1854 t/m 1855 bark “Copernicus” boekhouder E.Suermond & Zn & Co te Rotterdam
* 1856 t/m 1857 bark “Mary & Hillegonda” boekhouder E.Suermond & Zn & Co te Rotterdam
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein E.T.Prater met vlagnummer R250 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1851 van de “Henriëtte Elizabeth Susanna” 213 last varend voor de Groot, Roelants & Co te Schiedam
* 1855 van de “Mary Hillegonde” (geen type) 392 last varend voor E.Suermondt & Zonen & Co te R.dam
Bouma025 vermeldt dat E.F. resp E.T. Prater gezagvoerder was gedurende:
* 1852 t/m 1853 van de bark Henriëtte Elisabeth Susanna”, gebouwd in 1851 te Schiedam, 403 ton o.m., varend voor de Groot, Roelants & Co te Schiedam;
NRC 20 mei 1851
Schiedam, 19 mei. Heden is alhier van de scheepstimmerwerf De Nijverheid door de scheepsbouwmeesters C. Gips & Zoonen met het beste gevolg te water gelaten het barkschip HENRIETTE ELISABETH SUSANNA, groot 215 gemeten lasten, gebouwd voor een rederij onder directie van de heren Roelants, De Groot & Co, en bestemd voor de grote vaart.
* 1853 t/m 1855 van de bark “Copernicus”, gebouwd in 1853 op de werf van Cornelis Smit te Alblasserdam, 742 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam;
* 1855 t/m 1856 van het 3/m schip “Mary & Hillegonda”, gebouwd in 1835 te Rotterdam, 750 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam (klopt dus niet helemaal met de opgaven van het zeemanscollege - zie hiervoor). Het schip voer in 1857 voor C.Smit te Alblasserdam en was herdoopt in “Bijenkorf”;
* 1857 van de bark “Mary & Hillegonda”, gebouwd in 1856 te Alblasserdam, 754 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Op 25 november 1853 was hij gezagvoerder op de bark “Copernicus”.064
NRC 02 juni 1851
Advertentie. Te Schiedam ligt in lading naar Batavia voor passagiers en goederen het nieuw gebouwd, gekoperd en kopervast campagne barkschip HENRIETTE ELIZABETH SUSANNE, kapt. Prater, hebbende uitmuntende inrichting voor passagiers. Adres bij de heren de Groot, Roelants & Co te Schiedam of P.A. van Es & Co, cargadoors te Rotterdam.
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
Th. Keus was met vlagnummer R74 in de periode 1854 t/m 1859 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1859 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1859 is overleden. In hetzelfde Jaarverslag staat in de Rekening van Ontvangst en Uitgaaf dat zijn weduwe voor drie maanden een uitkering heeft gekregen van f f 42,50 voor haar en haar kind. Hieruit is te concluderen dat kapitein T h. Keus is overleden in september/oktober 1859058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van het College staat kapitein T. Keus met vlagnummer R74 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1855 van de brik “Bengalen” 181 last voor Mees & Moens te Rotterdam
* 1858 van het fregat “Mary & Hillegonda” 398 last voor E.Suermondt & Zonen & Co te Rotterdam
Bouma025 vermeldt T.Keus als gezagvoerder gedurende:
* 1855 t/m 1857 van de brik “Bengalen”, gebouwd in 1854 te Rotterdam, 305 ton o.m., varend voor Mees & Moens te Rotterdam;
* 1858 t/m 1859 van de bark “Mary & Hillegonda”, gebouwd in 1856 te Alblasserdam, 754 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Teunis Johannes Jacobus Bouman werd geboren te Den Haag op 02 augustus 1808.
Hij huwde met Geertruy de Ligt, geboren te Rotterdam op 08 maart 1814. 003.
Hij overleed in 1865.
Teunis Johannes Jacobus Bouman werd geboren op 02 augustus 1808 te Den Haag als zoon van Teunis Bouman (visiteur bij de in- en uitgaande rechten) en Johanna Jacoba Marchant, afkomstig uit Hellevoetsluis. Hij trouwde op 25 juni 1834 te Rotterdam met Geertrui de Ligt, geboren op 08 maart 1814 te Rotterdam als dochter van Cornelis de Ligt (pakhuisbaas en Ned. Herv.) en Louisa van der El. Het echtpaar Bouman Jr woonde in Den Helder en te Rotterdam, o.a. aan de Schoonderloostraat Wijk E nr. 148.005.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
T.J.J.Bouman, adres Hudig en H.Blokhuizen, werd met nr.452 effectief lid van Zeemanshoop per 22 januari 1839 op voorspraak van B.J.Martens. Zijn schip was de “Mozambique”002. Ten tijde van de inschrijving was de man 30 jaar en de vrouw 25 jaar. Ingeschreven staan twee zonen, geboren in 1837 en 1839002a.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” van 15/22 januari 1839 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Teunis Johannes Jacobus Bouman, oud 30, voerend het fregat “Mozambique”, varend voor Hudig & Blokhuyzen te Rotterdam, geen adres in Amsterdam vermeld, op voordracht van kapitein B.J.Marks. Hij kreeg vlagnummer 452023.
T.J.J.Bouman werd per 01 september 1840 deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop.003-
T.J.J.Bouman was met vlagnummer R62 in de periode 1834 t/m 1865 van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshop dd 26 januari 1860 vraagt T.J.J.Bouman om een vermindering van contributie, maar dat wordt op grond van het Reglement geweigerd.042.
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 28 augustus 1862 vraagt T.J.J.Bouman om een uitkering, die in de vergadeering van 26 november 1862 wordt afgewezen. In de vergadering dd 08 januuari 1863 wordt hem een gratificatie van f 50,- toegekend, waarvoor hij in de vergadering van 26 februari 1863 bedankt.042.
In de notulen van de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” van 03 juli 1838 wordt een missieve vermeld van A.van Hoboken & Zonen te Rotterdam “ter uitnodiging aan het Collegie om door inteekening der Uitgave te bevorderen van een werk getiteld “de Redding der bemanning van het Nederlandsche Brikschip de Nijverheid, enz.” door C.Brun … “023
Deze uitgave van Brun is inderdaad verschenen bij Mensing en van Westrenen, Rotterdam, 1838 en tekstueel bewerkt door D.J.Douwes onder de titel De brand op de “Nijverheid” verschenen in de Spiegel der Zeilvaart 1984 (2): p.34--38. Brun was adjunct-inspecteur bij het Nederlands-Oostindische leger. Het schip “Nijverheid” was op 14 september 1836 vertrokken vanuit Hellevoetsluis en arriveerde op 02 januari 1837 te Batavia. Op 17 februari 1837 vertrok het schip weer met aan boord de genoemde adjunct-inspecteur Brun, die na een dienstverband van 15 jaar met verlof naar Nederland ging. Hij roemde de uitstekende voedselvoorraden die door kapitein Bouman waren meegenomen. Na passage van Madagascar kwam op 29 maart plotseling zeer slecht weer opzetten, waardoor het schip onbestuurbaar werd. Door blikseminslag raakt een hoeveelheid “kassie” (Cassia fistula, een peulvrucht, in de geneeskunde gebruikt als laxans) in brand, waardoor tenslotte het gehele schip ten onder gaat. De bemanning en passagiers, in totaal 14 personen, gaan in de reddingsvaartuigen en bereiken na een barre tocht van 990 engelse mijlen op 14 april het vaste land in de buurt van de baai van Lagoa. Na ontmoetingen met roofzuchtige inboorlingen en het verlies van een paar schipbreukelingen door ziekte en uitputting, bereikte de groep c. 24 april tenslotte de Portugese vestiging Inhambane op 24o ZB. Met een Portugese brik reist men door naar Mocambique dat op 28 juni wordt bereikt. Na wederom een avontuurlijke tocht komt Brun eind november tenslotte in Rotterdam aan.
In de notulen van de Algemene Vergadering dd 07 februari 1860 staat vermeld een: “Brief van Kapt. T.J.J.Bouman, verzoekende vermindering van contributie en tevens behoud van alle zijne regten, welk verzoek is gewezen van de hand als in strijd met het Reglement.”. In de notulen van de vergadering dd 27 januari 1863 staat dat hem een gratificatie van f 50,- is toegekend waarvoor hij in de notulen van 03 maart 1863 dank zegt.023.
In de notulen van de Algemene Vergadering dd 25 juli 1865 staat een verzoek van de wed. T.J.J.Bouman geb de Ligt om een uitkering welke echter werd afgewezen
In het Jaarverslag 1837 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat het volgende:
“Ook van Kapitein Bouman is bij het Bestuur een brief ontvangen uit Mosambique, berigten inhoudende omtrent het ongeluk hem op zijne reis van Batavia herwaarts in de maand Maart van genoemd jaar overvallen door het verbranden van zijn schip, De Nijverheid, hetwelk door den bliksem getroffen was, en den rampspoed, waarmede hij en de overige schepelingen verder te worstelen hadden, eerst gedurende 18 dagen in eene opene boot op zee, terwijl zij bijkans van alle middelen van nooddruft verstoken waren, later aan de kust van Afrika bij de onbeschaafde volkstammen, bij welke zij waren aangeland, tot dat zij na den vermoeijendsten togt in eene Portugeesche bezitting aan de rivier Inhambanie waren aangekomen, van waar zij vervolgens naar Mosambique zijn overgebragt, hopende daar eenige scheepsgelegenheid te vinden om wederom in het vaderland terug te keeren. Voorloopig is die brief, gedateerd 26 Junij 1837, voor notificatie aangenomen; dan tot heden is er omtrent het lot van Kapitein Bouman en de zijnen geene nadere tijding ontvangen.
In het Jaarverslag 1838 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein Bouman gerechtigd is tot het ontvangen van een toelage vanwege het verlies van zijn schip maar dat hij daarvan “edelmoediglijk” afstand heeft gedaan, waarna het College hem voor 1838 van contributie heeft vrijgesteld058. (Uit deze mededeling blijkt dat kapitein Bouman de ramp met zijn schip heeft overleefd).
In het Jaarverslag 1865 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1865 is overleden058.
T.J.J.Bouman was in 1847/48 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
452 1839-1853 fregat Mozambique Hudig en Blokhuijzen te Rotterdam
175 1854 fregat Mozambique idem
1854-1857 fregat Admiraal van Kinsbergen E.Suermondt en Zn en Co
1858 geen opgave van schip en boekhouder
1859-1860 bark Mary en Hillegonda E.Suermondt en Zn en Co
1861-1864 geen opgave van schip en boekhouder
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein T.J.J.Bouman met vlagnummer R62 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
-
1849, 1851 bark “Mozambique” 370 last Hudig & Blokhuyzen
-
1855, 1858 fregat “Admiraal van Kinsbergen 407 last Suermondt & Zonen & Co te Rotterdam
-
1859 bark “Maria en Hillegonda” 398 last Suermondt & Zonen & Co te Rotterdam
-
1862 t/m 1864 geen schepen vermeld
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:
T.J.J.Bouman Mary en Hillegonda 04 april 1860 25 januari 1861
Bouma025 vermeldt T.J.J.Bouman als gezagvoerder gedurende:
-
1834 t/m 1837 van de brik “Nijverheid”, gebouwd in 1826 op de werf “Het Land van Belofte” van P. van Swijndregt & de wed. Visser te Rotterdam, 370 ton o.m., varend voor Hudig & Blokhuizen te Rotterdam. Het schip verbrandde in 1837 na blikseminslag;
-
1840 t/m 1855 van het 3/mschip “Mozambique”, gebouwd in 1839 te Rotterdam, 700 ton o.m., varend voor Hudig & Blokhuyzen te Rotterdam. Het schip voer in 1856 voor van Dulken & van Dorp te Rotterdam en was herdoopt in “Maleyer”
-
1855 t/m 1858 van het 3/m schip “Admiraal van Kinsbergen”, gebouwd in 1839 te Rotterdam, 750 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam. Het schip voer in 1859 voor van Zeylen & Dekker te Rotterdam en was herdoopt in “Remigius Adolphus”;
-
1860 t/m 1861 van de bark “Mary & Hillegonda”, gebouwd in 1856 te Alblasserdam, 754 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Van 1834 kapitein/eigenaar van de brik “Nijverheid”, gebouwd in 1825 te Rotterdam. “Verbrand na blikseminslag”025. Het “barkschip” “Nijverheid” ging op 29 maart 1837 in de Indische Oceaan door brand ten onder. Een der passagiers, de adjunct-inspecteur bij het Nederlands-Oostindische leger, maakte lovende opmerkingen over de voeding aan boord voor de passagiers. “De tafelgerechten verschilden in versheid weinig van die aan de wal, ... terwijl de kapitein tevens slachtvee en gevogelte genoeg voor de gehele reis aan boord had; al duurde die ook vier maanden”. Ook was hij zeer te spreken over “het betamelijk gezag” dat er tussen de kapitein, de stuurlieden en verdere ondergeschikten heerste. (Uit: E.W.Petrejus Het schip vaart uit De Boer Maritiem 1975, p.86).
In de plaats van de verbrande “Niverheid” werd de bark “Mosambique” gebouwd “die voor tien ingezetenen van Rotterdam ging varen; bij hen behoorde ook Anthony van Hoboken. … Op 25 april 1838 werd een begin gemaakt met de bouw van dit schip, op dezelfde werf die de Nijverheid had afgeleverd. Het Algemeen Handelsblad van 28 april kwam met het bericht dat de Mosambique werd gebouwd ‘ook met het doel om het gezag van dit schip op te dragen aan T.J.J.Bouman, als een hulde aan zijne bekwaamheid en bedaarden moed, bij de redding der passagiers en equipagie van het verbrande schip de Nijverheid’. De 700 ton metende bark kon in augustus 1839 in de vaart worden gebracht.069 – p.160
In de collectie van de Stichting Nederlandse Kaaphoornvaarders te Hoorn bevindt zich een meteojournaal van het schip “Mozambique” van een reis van Bristol naar Panama via Kaap Hoorn in 1853. Is in bruikleen gegeven door de heer G.E.Venendaal te Ede.
De Raad voor Tucht in de koopvaardij deed op 08 mei 1858 uitspraak inzake een klacht tegen kapitein T.J.J.Bouma van de “Admiraal van Kinsbergen” varend voor Suermondt & Zonen te Rotterdam. Details over de uitspraak worden niet behandeld. 104*.
Het fregat “Mozambique” onder kapitein T.J.J.Bouman werd te Cardif geregistreerd op 27 januari 1853, passeerde Kaap Hoorn in april, voer naar Callao en Chincha om guano te laden, passeerde op de terugreis in februari 1854 Kaap Hoorn en is vermeld op 29 maart 1854 te Rio de Janeiro met schade.121
NRC 28 mei 1852114
Rotterdam, 27 mei. Volgens bericht van kapt. Ruhaak, voerende het barkschip NOORD, te Brouwershaven binnen, had het schip MOZAMBIQUE, kapt. Bouman, van Batavia naar Rotterdam, de 29e maart te St. Helena binnengelopen, schade aan het roer bekomen, doch zou binnen acht dagen gereed zijn de reis voort te zetten.
Familiegegevens en opleiding
Hij werd geboren in 1827 te Den Helder als zoon van Willem A.Piccardt en Frederika Blom.
Hendrik Okko Picardt woonde te Alblasserdam.
Hij was gehuwd met Geertje Maria Pijl geboren in 1829 als dochter van Cornelis Jacobs Pijl, griendbaas, en Hendrika Maria van Vulp. Op 12 maart 1857 overleed een zoontje aan boord van een schip liggende in het Haringvliet te Rotterdam.
Hij trouwde voor de 2e maal in 1864 met Pieterje Pot, geboren in 1822 te Nieuw Lekkerland als dochter van scheepstimmerman Jan Pot en Johanna van der Wiel.
Hij overleed op 21 juli 1866 te Nieuw Lekkerland005 en 064.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
H.O.Piccardt was met vlagnummer R184 in de periode 1857 t/m 1866 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart.058.
H.O.Piccardt wonend te Rotterdam was met vlagnummer 39 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” in de periode 30 mei 1860 t/m zijn overlijden in 1866. Ten tijde van de inschrijving was hij gezagvoerder van de bark “Johanna” groot 378 last en met als boekhouder F. van Holst te Delfshaven.064a.
In het kasboek van de Armenkas van het Dordtse zeemanscollege staat op 24 augustus 1866 een ingekomen gift van f 25,- van de weduwe van kapitein H.O.Piccardt. Op 10 november 1866 staat in hetzelfde kasboek: “Verkoop der aan het Armenfonds geschonken vlag van wijlen kapitein H.O.Piccardt aan kapitein A.M. de Jonge” voor f 5,- (Kapitein nam na de door van kapitein Piccardt diens vlagnummer 39 over)064b
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1866 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1866 is overleden. tevens is in de Rekening van Ontvangst en uitgaaf een donatie van zijn weduwe opgenomen van f 25,-.
In het Jaarverslag 1883 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat “Mejuffrouw de Wed. H.O.Piccardt, de halve uitkeering … aan het Fonds afstond, en de andere helft insgelijks voor een liefdadig doel bestemde”.058
In de Jaarverslagen 1883 en 1885 van de Maatschappij staat vermeld dat de weduwe H.O.Piccardt afziet van haar recht op de jaarlijkse uitkering058.
De schepen van de kapitein
In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat H.O.Piccardt als gezagvoerder064a:
* 1861 bark “Johanna” boekhouder F. van Holst te Delfshaven
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein H.O.Piccardt met vlagnummer R184 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1858, 1859 van de bark “Vertrouwen” 377 last voor T. van Holst te Delfshaven
* 1862, 1863 van de bark “Mary & Hillegonda” 398 last voor E.Suermondt & Zonen & Co te Rotterdam
* 1864, 1865 geen vermelding van schip en boekhouder
Hendrik Otto(sic) Piccard maakte in 1862 met de “Mary en Hillegonda” een reis van Rotterdam naar Batavia met een lading steenkool005.
Bouma025 vermeldt H.O.Piccardt als gezagvoerder gedurende:
* 1858 van de bark “Vertrouwen”, gebouwd in 1851 op de werf van de Gebr. Pot te Elshout, 713 ton o.m., varend voor J.Vroege te Alblasserdam;
* 1859 t/m 1861 op de bark “Johanna” ex Vertrouwen, gebouwd in 1851 te Elshout, 713 ton o.m., varend voor T.van Holst te Delfshaven;
* 1862 t/m 1864 op de bark “Mary en Hillegonda”, gebouwd in 1856 op de werf van Smit te Alblasserdam, 754 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Hendrik Ocko Picard was gezagvoerder op de “Johanna”. Hij zeilde op 23 juli 1860 ’s morgens om 9 uur op 23o03’ZBr en 71o16’OL. Tijdens de reis was 1e stuurman Johannes Marinus Neteson van Ingen, 35 jaar, geboren te Antwerpen; 2e stuurman Pieter Hendrik ’t Hout, 25 jaar, geboren te Rotterdam.(Bron: Gemeentearchief Rotterdam, Burgerlijke Stand Overlijden Rotterdam 1861 Deel B, folio 132, aktenr. 1335).
Hij was in 1861 34 jaar oud en gezagvoerder van de brik “Mary (en) Hillegonda”. In augustus 1861 lag hij met dit schip op de rede van Pekalongan (Bron: Gemeentearchief van Rotterdam, Burgerlijke Stand, overlijden Rotterdam 1861 Deel F, folio 29, aktenr. 3622.
Hij was woonachtig in Nieuw-Lekkerland en in 1864 gezagvoerder op de “Mary Hillegonda”. Hij zeilde op 09 maart 1864 in de Noorder Atlantische Oceaan op 41o23’NBr en 21o30’WL. (Bron: Gemeentearchief van Rotterdam, Burgerlijke Stand Overlijden Rotterdam 1864 Deel C, folio 34, aktenr. 1760)062a.
Zierikzeesche Courant 13 april 1864
Te Brouwershaven gearriveerd op 09 april 1864 de “Mary en Hillegonda”, kapitein H.O.Piccardt, komend van Batavia met bestemming Rotterdam.
Familiegegevens en opleiding
Pieter Walters werd geboren op 09 september 1829 te Rotterdam als zoon van de Nederlands Hervormde Philippus Walters, blikslager, en Jannetje Barendina Kerkhoven, besteedster. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Westzeedijk Wijk 15/16 nr. 53. Hij behaalde op 28 juli 1860 het diploma 1e stuurman voor de grote vaart.
Hij trouwde op 19 november 1856 te Rotterdam met Dorothea Wilhelmina Krak, geboren 14 november 1829 te Rotterdam als dochter van de Lutherse Hermanus Ernst Krak, boekbinder, en Geertrui Kattenkamp.
Hij overleed op 29 juni 1912 te Rotterdam aan de Schiebroekselaan 48b005
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
P.Walters was met vlagnummer R177 in de periode 1864 t/m 1880 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein P.Walters met vlagnummer R177 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1864 t/m 1867 bark “Mary & Hillegonda” 398 last voor E.Suermondt & Zonen & Co te Rotterdam
* 1874 fregat “Kortenaer” 513 last voor E.Suermondt & Zonen & Co te Rotterdam
* 1877, 1878 fregat “Henriëtte Adriana” 1378 ton o.m. voor E.Suermondt & Zonen & Co te Rotterdam
Bouma025 vermeldt P.Walters als gezagvoerder gedurende:
* 1865 t/m 1872 van de bark “Mary & Hillegonda”, gebouwd in 1856 te Alblasserdam, 754 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam. Het schip werd in 1872 verkocht naar Noorwegen;
* 1873 t/m 1877 op het 3/m schip “Kortenaar”, gebouwd in 1857 te Alblasserdam, 1020 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam
* 1878 van het fregat “Henriëtte Adriana”, gebouwd in 1869 te Alblasserdam, 1455 ton o.m., varend voor E.Suermondt & Zn & Co te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
P.Walters vertrok per 09 juli 1864 van Brouwershaven met de “Mary en Hillegonda” en een detachement van 3 officieren en 150 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 13 oktober 1864 na een reis van 96 dagen. Onderweg was 1 soldaat overleden.
Op 08 oktober 1865 vertrok hij van Brouwershaven met de “Mary en Hillegonda” en een detachement van 5 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 07 januari 1866 na een reis van 91 dagen.
Op 30 september 1866 vertrok hij van Brouwershaven met de “Mary en Hillegonda” en een detachement van 4 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 30 december 1866 na een reis van 91 dagen.
Op 15 oktober 1867 vertrok hij van Brouwershaven met de “Mary en Hillegonda” en een detachement van 7 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 04 februari 1868 na een reis van 112 dagen. Onderweg was 1 militair overleden.
Op 14 januari 1869 vertrok hij van Brouwershaven met de “Mary en Hillegonda” met een detachement van 6 officieren en 173 manschappen.. Hij arriveerde te Batavia op 14 augustus 1869 na en reis van 212 dagen. Onderweg waren 1 officier en 9 manschappen overleden, 4 op zee en 5 in Rio de Janeiro065.
|