NRC 280215
Advertentie. Heden de 25e februari 1915, heb ik Jacob Oosterwerff, deurwaarder bij de Arr.-Rechtbank te Leeuwarden, wonende aldaar, ten verzoeke van Metje Spleet, zonder beroep, wonende te Leeuwarden, domicilie hebbende bij de procureur mr. C. Beekhuis, wonende te Leeuwarden, Ossekop C.13, die in dezen voor haar als zodanig zal occuperen, ten eerste male gedagvaard:
Hendrik Sparrius, laatst gewoond hebbende te Hollum op Ameland, doch thans afwezig, mijn exploit doende door aanplakking aan het huis van de gemeente Ameland en aan de voornaamste deur van het Paleis van Justitie te Leeuwarden van een afschrift dezes, terwijl ik mede een afschrift van hetzelve, alsmede afschrift van het introducties rekwest en van de daarop gegeven beschikking van de Arr.-Rechtbank te Leeuwarden van de 16e februari 1915, houdende verlof tot het doen van deze eerste openbare dagvaarding, heb overgegeven aan de heer Officier van Justitie bij genoemde Rechtbank, die het origineel exploit met „Gezien" heeft getekend, zullende hetzelve voorts in de Nederlandsche Staatscourant en in de Nieuwe Rotterdamsche Courant worden geplaatst. Om na verloop van drie maanden en wel op donderdag de derde juni 1915, des voormlddags te 10.30 uur, te verschijnen ter terechtzitting van de Arrondissement Rechtbank te Leeuwarden, zitting houdende in het Paleis van Justitie aan het Wilhelminaplein aldaar, ten einde: Aangezien eiseresse's echtgenoot, Hendrik Sparrius, laatst gewoond hebbende te Hollum op Ameland, met wie zij in algehele gemeenschap van goederen is gehuwd, uit welk huwelijk zijn geboren twee nog in leven zijnde minderjarige kinderen, genaamd Marten en Geert Sparrius, als kapitein op het Nederlandse fregatschip NEDERLAND, in het najaar van 1908 van Amsterdam naar Australië is vertrokken, zonder orde op zijn zaken gesteld of volmacht tot het waarnemen daarvan gegeven te hebben. Aangezien gedaagde met dit schip op 22 maart 1909 van Melbourne naar Falmouth is vertrokken en gedurende die reis, op de 23e juni 1909, in volle zee bij een storm over boord is geslagen.
Aangezien sedert die tijd geen bericht is ingekomen waaruit van gedaagdes aanwezen of overlijden blijkt.
Aangezien er alzo sedert zijn vertrek, meer dan vijf jaren zijn verlopen en er dus termen bestaan om ten aanzien van H. Sparrius voornoemd, rechtsvermoeden van overlijden te doen uitspreken, waarbij eiseresse als echtgenote belang heeft.
Mitsdien: Aan gemelde Rechtbank, hetzij in persoon, hetzij door iemand van zijnentwege van zijn aanwezen te doen blijken, met aanzegging dat ingeval niet behoorlijk van zijn aanwezen mocht blijken, door de eiseresse zal worden geconcludeerd, dat de Rechtbank toestemming zal geven tot het doen van een tweede dergelijke dagvaarding tot hetzelfde einde; zullende bij de derde dagvaarding worden gevraagd, dat bij vonnis van de Rechtbank zal worden verklaard, dat er bestaat rechtsvermoeden van overlijden van voormelde Hendrik Sparrius sedert 23 juni 1909; kosten rechtens. De kosten dezes zijn buiten die van de procureur NLG 19,57. Gezien: De Officier van Justitie Van DOESBURG, (opm.: verder niet weergegeven)NRC 191104. Londen, 17 november 1904. Het zeilschip NEDERLAND is gisteren bevracht van Londen naar Australië tot Sh.12/- op deadweight.