Inloggen
KOSMOPOLIET II - ID 7885


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1865-03-09 / 1876-07-25 | Reden uitgevlagd: Verkocht naar het buitenland

Identification Data

Bouwjaar: 1865
Classification Register: Bureau Veritas (BV)
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Clipperfregat
Masten: Three masts
Material Hull: Wood
Dekken: 2
Construction Data

Scheepsbouwer: C. Gips & Zonen - Werf 'De Merwede', Dordrecht, Zuid-Holland, Netherlands
Launch Date: 1864-10-15
Delivery Date: 1865-03-09
Technical Data

Net Tonnage: 1077.00 tons (oude meting)
Net Tonnage 2: 569.00 lasts
 
Length 1: 54.42 Meters Registered
Beam: 8.16 Meters Registered
Depth: 5.46 Meters Registered
Configuration Changes

Datum 00-00-187?
Type: Rigging changed
Omschrijving: De KOSMOPOLIET II is waarschijnlijk in de 70-er jaren van de 19e eeuw veranderd van volschip in bark.

Datum 00-00-1880
Type: Remeasurement
Omschrijving: De breedte en de holte van het schip volgens Nederlandse meetbrief (resp. 8,16 en 5,46 meter) is een goed voorbeeld van de met gemiddelden werkende Nederlandse scheepsmeting. De Duitse meting volgens grootste breedte en grootste holte levert 12,26 meter resp. 6.71 meter op.

Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1865
Datum agenda: 1865-03-09
Register nr: 18650124
Scheepsnaam: KOSMOPOLIET II
Type: Clipper
Lasten: 569
Gebouwd in plaats: Dordrecht
Gebouwd in binnen- of buitenland: Binnenlands
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Blussé, Gebr.
Plaats: Dordrecht
Kapitein op moment van verzoek: Bouten, J.
Opmerkingen: 1868 - 101-datum besluit nieuwe zeebrief27-02-1868-157- schip ligt in :Dordrecht
Nr oude zeebrief : 1e zeebrief
Gebouwd te Dordrecht

Bekijk de overige zeebrieven / Turksche passen van dit schip
Ship History Data

Date/Name Ship 1865-03-09 KOSMOPOLIET II
Manager: Firma Gebr. Blussé (Adolph Jr. en Pieter), Dordrecht, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Partenrederij onder boekhouderschap van genoemde manager, Dordrecht, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Dordrecht / Netherlands
Additional info: Call sign from 1867 onwards PHRV.

Date/Name Ship 1876-07-25 KATHINKA
Manager: H. Bischoff & Co., Bremen, Germany
Eigenaar: H. Bischoff & Co., Bremen, Germany
Shareholder:
Homeport / Flag: Bremen / Germany
Additional info: Gekocht voor NGL 35.000,-

Ship Events Data

1874-10-23: Damaged
Schiedam, 23 oktober 1874. Het schip KOSMOPOLIET II, in reparatie liggende te Schiedam, is omgevallen en vol water gelopen.
1883-09-02: Final Fate:
Op reis van Hamburg naar Port Royal (South Carolina) met bemestingszout en mineraalwater is de KATHINKA op 2 september 1883 in een storm in de Golf van Biscaye lek geslagen en door de bemanning verlaten. Het schip zal later gezonken zijn.

Gezagvoerders

Familiegegevens en opleiding

Jacob Luitjes werd geboren te Veendam op 30 augustus 1815 als zoon van Jacob Klaassens Boiten en Catharina Luitjes Pinksterboer.

Hij trouwde op 11 september 1845 te Amsterdam met Adriana Pos, geboren te Loosdrecht op 18 juli 1822 Zij overleed 25 augustus 1847 te Dordrecht, 25 jaar.

Jacob hertrouwde op 21 mei 1852 te Amsterdam met Marie Pos, geboren op 16 april 1832 te Loosdrecht en overleden te Hees op 12 mei 1899.

Jaccob Luitjes overleed Hees op 14 februari 1894.122

De familienaam was oorspronkelijk geen Bouten, maar Boiten, een bekende Groningse naam! Dit was het het gevolg van een fout van een trouwackte in Köningsbergen in het voormalige Duitsland (volgens overlevering en min of meer bevestigd door archief Veendam)”.

Jacob Bouten werd geboren op 30 augustus 1815 te Veendam als zoon van Luitje Jacobs Bouten (koopvaardijkapitein, 1789-1836) en Anna Catharina Elisabeth Luxen (1784-1861).

Bij de inschrijving als lid van de Dordtse vrijmetselaarsloge gaf hij als geboortedatum op 03 juni 1816, hetgeen wellicht zijn doopdatum was.

Hij trouwde met Marietje Pos (geb. april 1832 te Loosdrecht) en woonde in 1858 aan de Groenmarkt nr.12 te Dordrecht met twee zoontjes Adriaan Louis (geb. 1854) en Louis Gerard (geb. 1857), beiden geboren te Dordrecht.

Hij overleed op 14 februari 1894 te Hees bij Nijmegen.

Na zijn loopbaan als geagvoerder begon hij een rederij  met vrachtdiensten tussen Londen en Dordrecht. Dit wed geen succes en hij stopte na bijna acht jaar. In deze periode werd hij onder meer gekozen tot lid van de Kamer van Koophandel te Dordrecht en de examencommissie voor het gezagvoerdersdiploma.

Jacob Bouten was in zijn tijd een gezaghebbende kapitein hetgeen o.a. tot uiting komt in zijn aandeel in de parlementaire enquete door de Tweede Kamer in 1874-1875 (zie hierna)

Hij werd in 1854  lid van de vrijmetselaarsloge La Flamboyante te Dordrecht met nr. 315.

Informatie van van Blokland-Visser te Papendrecht en “Mijn leven als Klipperkapitein” 2005. Op de frontpagina van dit boekje staat een portret. Ook afgebeeld op p. 35 van E.W.Petrejus  “Het Schip Vaart Uit. Onze zeilvaart in de negentiende eeuw”. De Boer Maritiem 1975,

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

Jacob Bouten was met vlagnummer R215 in de periode 1846 t/m 1894 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart.

Jacob Bouten wonend te Dordrecht was lid van het Dordtse zeemanscolleges “Tot Nut van Handel en Zeevaart” met vlagnummer 18 in de periode 30 januari 1846 t/m zijn overlijden op 14 februari 1894. Bij de inschrijving werd zijn naam gespeld als “Boute”.111 en 064

In de notulen van de Bestuursvergadering van het Dordtse college dd 08 maart 1883 wordt het overlijden gemeld van de president Kuijk en de benoeming van het effectieve lid J.Bouten als zijn opvolger.064a

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1881 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart  (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld: “Kapitein Jb. Bouten, heeft de Maatschappij ook aan zich verplicht door van zijn recht op Uitkeering ten behoeve van het Fonds, edelmoedig afstand te doen, en brengen hem hiervoor insgelijks onzen welgemeende dank.”. In de Jaarverslagen van 1882, 1883 en 1885 wordt deze mededeling herhaald058.

In het Jaarverslag van 1894 staat dat hij in dat jaar is overleden058.

In het kasboek van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” dd 19 februari 1894 staat de reglementair vastgestelde uitkering van f 200,- aan de weduwe van kapitein J.Bouten te Hees.064b

De schepen van de kapitein

In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat J.Bouten als gezagvoerder064a:

  • 1846, 1850; 1852 t/m 1853 bark     “Jan van Hoorn”    boekhouders Blussé ban Oud Alblas, c.s.
  • 1854 t/m 1859; 1861 medium clipper “Kosmopoliet”  boekhouders  Blussé
  • 1874; 1891 geen schip genoemd. Achter de naam van J.Bouten staat “Ridder van de Eikenkroon”

 

In de Jaarverslagen van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart staat kapitein Jb  resp. Js (= Jacobus) Bouten met vlagnummer R215 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

  • 1849, 1851 van de bark “Jan van Hoorn”  293 last  voor Blussé van Oud Alblas c.s. te

Dordrecht

  • 1855 van het fregat “Cosmopoliet” 398 last  voor Blussé van Oud Alblas c.s. te

Dordrecht

  • 1858, 1859, 1862 van het fregat “Kosmopoliet” 398 last voor Gebrs Blussé c.s. te Dordrecht
  • 1863 van het fregat “Kosmopoliet II“   530 last  voor Gebrs Blussé te Dordrecht
  • 1864 t/m 1867 van het fregat “Kosmopoliet II”   569 last  voor Gebrs Blussé te Dordrecht
  • 1874, 1877, 1878, 1880 t/m 1883, 1885 t/m 1888, 1890 t/m 1893 geen vermelding van schip en reder

 

Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:

J.Bouten                                  Kosmopoliet                            11/12 juli 1860                                     19 februari 1861

                                                  Kosmopoliet                            09 mei 1861                                          09 januari 1862

 

“Een perfect Clipperschip was de Kosmopoliet van de Gebrs.Blussé te Dordrecht. Het vertrok onder Kapitein J.Bouten op 19 April 1855 van Brouwershaven en na 85 zeildagen arriveerde de Kosmopoliet op de rede van Batavia. De tweede uitreis in 1856 werd in 76 dagen volbracht en in 1857-‘58 zeilde dit schip in 74 dagen een lengte af van 10.925 zeemijlen, Holland-Batavia, toen ter tijd de kortste reis, die ooit gemaakt was naar Batavia026(37/384).

Bouma025 vermeldt J.Bouten als gezagvoerder gedurende:

  • 1845 t/m 1854 op de bark “Jan van Hoorn”, gebouwd in 1841 op de werf De Merwede van Cornelis Gips & Zn te Dordrecht, 579 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht. (in latere jaren zijn er andere gezagvoerders op dit schip. De opgaven hierboven van J.Bouten als kapitein tot 1862 kloppen niet met Bouma).

Lloyd’s vermeldt087:  “18 Dec 1850  “JAN VAN HOORN  assisted in, been on shore.”

  • 1855 t/m 1863 op het 3/m schip “Kosmopoliet”, gebouwd in 1853/54 op de werf van Cornelis Gips & Zn aan de Lijnbaan te Dordrecht, 753 ton o.m., varend voor de Gebr. Blussé te Dordrecht(zie ook 063);
  • 1864 t/m 1868 op het 3/m schip “Kosmopoliet II”, gebouwd in 1864 op de werf van Cornelis Gips & Zn te Dordrecht, 1000 ton o.m., varend voor de Gebr. Blussé te Dordrecht.

 

Op 04 januari 1848 vertrok van Batavia de kruisbark “Jan van Hoorn” onder kapitein J.Bouten, was op 13 maart 1848 bij St.Helena en arriveerde op 15 mei 1848 te Hellevoetsluis na een reis van 131 dagen026(38/299).

Op 08 oktober 1861 vertrok van Batavia de “Kosmopoliet” onder kapitein Bouten en arriveerde 09 januari 1862 te Brouwershaven na een reis van 92 dagen026(38/329).

Volgens monsterrol nr 1418 dd 15 juni 1849 in het Gemeentearchief van Dordrecht was J.Bouten, wonend te Dordrecht, oud 33 jaar, gezagvoerder van de bark “Jan van Hoorn”, varend voor P.Blussé van Oud-Alblas te Dordrecht voor een reis naar Valparaiso

Volgens monsterrol nr. 1682 dd 02 april 1855 in het Gemeentearchief van Dordrecht was J.Bouten, wonend te Dordrecht, 39 jaar, gezagvoerder van de klipper “Kosmopoliet”, varend voor de Gebroeders Blussé te Dordrecht voor een reis naar Java en terug naar Dordrecht.

Overige bijzonderheden

De bark de “Jan van Hoorn” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 13 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein J.Bouten:

*3de reis           november 1844 naar Batavia en terug augustus 1845

*4de reis           juni 1846 naar Batavia en terug juni 1847

*5de reis           augustus 1847 naar Batavia en terug mei 1848

*6de reis           juli 1848 naar Batavia en terug april 1849

*7de reis           juli 1849 naar Valparaiso /San Francisco/Batavia en terug in december 1850

*8ste reis          mei 1851 naar Batavia en terug april 1852

*9de reis           juli 1852 naar Batavia en terug januari 1854.

De medium clipper ”Kosmopoliet I” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 10 reizen waarvan de een aantal onder kapitein J.Bouten en wel:

      *1ste reis          april 1855 naar Batavia en terug in december 1855

      *2de reis           februari 1856 naar Batavia en terug in september 1856

      *3de reis           december 1856 naar Batavia en terug in augustus 1857

      *4de reis           september 1857 naar Batavia. Datum terugkomst niet vermeld

      *5de reis           augustus 1858 naar Batavia. Datum terugkomst niet vermeld

De medium clipper ”Kosmopoliet II” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 10 reizen waarvan de een aantal onder kapitein J.Bouten en wel:

      *1ste reis          maart 1865 naar Batavia en terug in oktober 1865

      *2de reis           maart 1866 naar Batavia en terug in november 1866

      *3de reis           februari 1867 naar Batavia. Datum terugkomst niet gemeld

Tevens maakte deze kapitein in de periode 1868-1867 de 4de t/m de 10de reis. Verdere bijzonderheden niet genoemd.

Gegevens van P. Blussé te Vught die ze ontleende aan het Blusséarchief in het Stadsarchief van Dordrecht.

Volgens monsterrol nr 748 in het Gemeentearchief van Dordrecht dd 11 september 1835 was J.L.Bouten, oud 20 jaar, wonend te Rotterdam, tegen een maandgage van f 26,-, stuurman op de kof “Merwedeschoon” varend voor Klerk & Voogd te Dordrecht, en vertrok met 6 man naar Bergen in Noorwegen.

Amsterdamsche Courant 29 oktober 1844

“Door de Nederlandsche Hamdel-Maatschappij zijn de volgende bodems voor de maand november bevracht geworden, als:

… Voor Dordrecht: JAN VAN HOORN …”

 

In “Reizen rond Kaap Hoorn onder Nederlandse vlag. Overzicht vanaf de ontdekking in 1616 tot het einde van de Nederlandse grote zeilvaart in 1911”. door H.Hazelhoff Roelfzema. Uitgave Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarder, 2010, 88 pp plus Bijlage met een Chronologisch Register van Reizen van 1616 tot 1911.121

p.52-55: “Naar Californië 1849- 1851. Oceaan, Drie Gebroeders, Jan van Hoorn, J.C.Schotel”

De paragrafen in dit hoofdstuk van het boek van Hazelhoff Roelfsema zijn ontleend aan  “Mijn leven als klipperkapitein”  uit 2005 van J.Bouten

NRC 11 juli 1849

“Rotterdam, 10 juli. Wij vernemen, dat de volgende Nederlandse schepen naar Chili en Californië zijn vertrokken:

.....Gereed om te vertrekken van Dordrecht naar Valparaiso het barkschip JAN VAN HOORN, kapt. J. Bouten.

Er zijn thans dus aanzienlijke Nederlandse belangen in de Stille Zuidzee te bewaken en het is dien ten gevolge te hopen, dat, gelijk van andere landen, ook van Nederland een oorlogsschip zich derwaarts begeve, ten einde de Nederlandse vlag behoorlijk worde beschermd en, als het nodig is, verdedigd, te meer, daar sommige dier schepen aldaar gedurende enige tijd zullen verblijven.”

 

NRC 23 september 1850

Batavia, 24 juli. Scheepsvrachten. De volgende bevrachtingen hebben in deze maand plaats gevonden, als van Nederlandse schepen … de JAN VAN HOORN tot NLG 80 voor suiker en NLG 75 voor rijst grotendeels bevracht, …

NRC 16”december 1850

“Brouwershaven, 13 december. Het schip JAN VAN HOORN, gisteren alhier binnengelopen, is op de Banjaard aan de grond geraakt en is eerst na een gedeelte der lading te hebben overboord geworpen, met assistentie van de boot No.2 van de Zuid-Hollandsche Redding Maatschappij in vlot water gekomen.”

 

NRC 17 december 1850

Rotterdam, 16 december. Het volgende extract uit het journaal van schipper M. Braam, voerende de schokker No.2 van de Zuid-Hollandsche Maatschappij tot het Redden van Schipbreukelingen, hiet ter stede gevestigd, wordt ons toegezonden.

“12 december. Het weder sedert enige dagen mistig en daar zulks hoogst gevaarlijk is voor binnenkomende schepen om aan de grond te komen op de buitenbanken, was ik steeds kruisende. Heden morgen ten 7 ure bij de 4e ton ten anker liggende, zowel als de schokker No. 1 en de loodsboot, hoorde ik een schot en ging dadelijk onder zeil, de wind zuid-zuid-west, zoals ook de andere vaartuigen, maar verloren die spoedig uit het gezicht. Bij de uiterste ton komende, hoorde ik het schieten duidelijk, waardoor ik vermoedde een schip in die richting van de steile punt van de Banjaard aan de grond zat. Ik stuurde derwaarts. Ten 12 ure ontdekte ik het schip JAN VAN HOORN aldaar zittende. Wij liepen achterom en kwamen kort bij ten anker en begaf mij met de sloep aan boord om met de gezagvoerder te raadplegen. Het schip zat met de kop om de west, op elf voet water en was reeds twee voeten in het zand geweld. Reeds waren er van de lading 80 balen rijst, 60 balen peper en vier kranjangs suiker, alsmede de watervaten, over boord geworpen. Het volk was af, het lichten gestaakt en de hoop van het schip te redden bij de kapitein en de kanaal-loods opgegeven. Ik maakte hun bekend alwaar het schip zat en beschouwde de enige middelen om het te redden zo doenlijk een zwaar anker en ketting uit te brengen, hetgeen dadelijk geschiedde, maar onder veel moeite en gevaar, waarbij de schokker zwaar tegen het schip stootte en nog al veel schade bekwam. Voorts kwamen wij overeen, indien het schip niet vlot kwam, ik met de schokker er bij zou blijven om de equipage te redden. Intussen was het donker geworden. Vele van de equipage waren ziek en de overigen waren bezig met af te hieven, daar er niet verder met vrucht gelicht kon worden, aangezien de lichte goederen, zoals de kaneel en peper, boven in de lading waren. Om zeven uur begon het schip zwaar te werken en om acht uur was het vlot en zeilde wederom naar zee, zodat de genomen maatregel met een gelukkig gevolg is bekroond, terwijl tot ons aller verwondering het schip dicht is gebleven. Het schip zat op de steile punt van de Banjaard, op dezelfde plaats alwaar de TWEE ZEEUWEN en de NEERLANDS KONINGIN zijn gebleven, terwijl de JAN VAN HOORN de eerste Oost-Indiëvaarder is, die van die steile en gevaarlijke punt is gered.”

 

NRC 21 november 1851

“Rotterdam, 20 november. Volgens brief van kapt. Bouten, voerende het barkschip JAN VAN HOORN, te Batavia aangekomen, had hij de 20e juli aan de Kaap de Goede Hoop veel storm doorgestaan, waardoor de grote steng boven het ezelshoofd gebroken, en een lichtmatroos, die juist boven was, overboord geslagen en verdronken was.”

 

NRC 02 juli 1853

“Canton, 3 mei. De vrachten zijn vast, zonder verandering. De JAN VAN HOORN is van San Francisco gearriveerd en laadt voor NLG 9000 naar Batavia. … “

 

NRC 16 oktober 1853

“Batavia, 23 augustus. Omtrent de vrachten hebben wij slechts mede te delen, dat het Nederlandse schip JAN VAN HOORN geen charter heeft willen aannemen voor na aankomst der laatste mail. Thans is reeds geboden NLG 90 voor een lading rijst op Indramayoe (opm: Indramayu, 27 mijl noordwest van Cirebon) in te nemen. … “

 

NRC 29 oktober 1853

“Batavia, 7 september. Scheepsvrachten. Hierover valt weinig te zeggen, alleen werden genomen de Nederlandse schepen JAN VAN HOORN à NLG 100 voor suiker en NLG 85 voor tabak en de DIANA (die abusievelijk door ons was opgegeven als voor rederijrekening te laden) à NLG 110 voor koffie om op Padang te laden, beide naar Rotterdam. … “

 

NRC 15 januari 1854

“Hellevoetsluis, 14 januari. Het Nederlandse schip hetwelk, als gisteren gemeld op het Pampus aan de grond zat, is gebleken te zijn de te Dordrecht te huis behorende bark JAN VAN HOORN, kapt. J. Bouten, van Batavia naar Dordrecht bestemd. Hetzelve zat aan de Noordwal aan deze zijde Pampus buiten het schaar. Terstond bij de aankomst van de stoomboot BROUWERSHAVEN, ten 1 ure 55 minuten des namiddags, werd alles aangewend om het schip af te brengen, doch met dat getij vruchteloos. Op het volgende tij werd nu gewacht, en onder aanwending van alle mogelijke kracht door de BROUWERSHAVEN en verdere gepaste middelen, mocht het lukken, ten 2 ure 30 minuten des nachts, het schip er af te slepen en ten 3 ure 15 minuten op deze rede ten anker te brengen.”

 

De Dordrechtsche Courant 30 november 1854

‘Op heden 29 november ongeveer op den middag is van de werf der scheepbouwmeesters C.Gips en zonen alhier met het beste gevolg te water gelaten het medium clipperschip “KOSMOPOLIET” metende 398 last, gebouwd voor rekening ener rederij onder Directie van Gebr. Blusse en gevoerd zullende worden door Jaap Bouten … “

De Dordrechtsche Courant 17 april 1862

Een advertentie:

“dat te Rotterdam in lading ligt naar Batavia, om in de eerste dagen van mei te vertrekken het clipperschip “KOSMOPOLIET” gezagvoerder J.Bouten” 064.

Gegevens van de “Kosmopoliet II” staan o.a. in De glorietijd van het zeilschip  door Edward P. de Groot (Alkmaar, 1989).066 Het Maritiem Museum te Rotterdam bezit twee olieverfschilderijen van de “Kosmopoliet II” vervaardigd door E. de Vries (inv.nr.P 2110) resp. F.J. van den Blijk (inv.nr. P 1750). Tevens bevat dit boek een verslag van een troepentransport in 1856/57 aan boord van de “Kosmopoliet I” en een serie foto’s waaronder die van kapitein Jacob Bouten

In het kader van de discussie over de invoering van de Tuchtwet in Nederlands Indië werd in 1865 een memorie aangeboden “aan zijn Excellentie den Gouverneur Generaal van Nederlandsch-Indië over de Wettelijke bepalingen omtrent de handhaving der orde en tucht aan boord der koopvaardijschepen binnen Nederlandsch-Indië.” Deze memorie werd ondertekend door J.Bouten.104.

J.Bouten verzorgde een hele reeks van troepentransporten naar Batavia en wel065:

  • Vertrek 15 december 1856 van Hellevoetsluis met de “Kosmopoliet”. 5 officieren en 175 manschappen. Aankomst 07 maart 1857 na 82 dagen;
  • Vertrek 14 oktober 1857 vanuit Brouwershaven met de “Kosmopoliet”. 5 officieren en 125 manschappen. Aankomst 29 december 1857 na 76 dagen. Onderweg 1 manschap overleden;
  • Vertrek 22 augustus 1858 vanuit Brouwershaven met de “Kosmopoliet”. 4 officieren en 140 manschappen. Aankomst 10 november 1858 na 80 dagen;
  • Vertrek 28 juli 1860 vanuit Brouwershaven met de “Kosmopoliet”. 3 officieren en 100 manschappen. Aankomst 15 oktober 1860 na 79 dagen;
  • Vertrek 15 mei 1861 vanuit Brouwershaven met de “Kosmopoliet”. 4 officieren en 150 manschappen. Aankomst 15 augustus 1861 na 92 dagen. Onderweg 1 manschap overleden;
  • Vertrek 18 mei 1862 vanuit Hellevoetsluis met de “Kosmopoliet”. 1 officier. Aankomstdatum niet vermeld;
  • Vertrek 03 april 1865 vanuit Brouwershaven met de “Kosmopoliet II”. 2 manschappen. Aankomst 21 juni 1865 na 79 dagen;
  • Vertrek 20 maart 1866 vanuit Brouwershaven met de “Kosmopoliet”. 3 officieren en 150 manschappen. Aankomst 16 juni 1866 na 88 dagen. Onderweg was 1 manschap overleden;
  • Vertrek 29 maart 1868 vanuit Nieuwediep met de “Kosmopoliet II”. 3 officieren en 150 manschappen. Aankomst op 19 juni 1868 na 82 dagen.

Volgens het dagboek van Bouten (zie hierna066) waren op de reis van 1857 175 man troepen aan boord. Het betrof “een bataljon reserve-voetvolk dat door Engeland gebruikt was in de Krim-oorlog … Het bestond uit een mengeling van alle volkeren van Europa … en niet uit de beste lieden ….”. Bouten beschrijft ze als een bende, waar men in Harderwijk al de nodige last van had gehad. Maar tijdens de reis had hij geen enkele moeite met ze.

Het volgende verkorte overzicht is ontleend aan de biografie van Jacob Bouten066

Edward P.de Groot.  “Het leven van kapitein Jacob Bouten.”

Tekst van Jaap (Jacob) Bouten, bewerkt door Edward P.de Groot. Vier artikelen verschenen in Spiegel der Zeilvaart 1981, 1:8-15; 2:55-60; 3:25-31; 4:18-23. Commentaar van A.Blussé van Oud-Alblas in 5.

Zie ook “Jacob Bouten (1815-1894) Verslag aan mijn kinderen. Mijn leven als klipperkapitein” 2005 DEuitgeverij ISBN 90-81035-51-7

Voor details wordt de lezer naar de oorspronkelijke tekst verwezen, die veel meer bijzonderheden geeft dan ik hier heb weergegeven.

Jacob Bouten werd geboren op 30 augustus 1815 in Veendam “en stamde uit een geslacht dat al generaties lang naar zee ging met eigen schepen of als kapitein of stuurman op schepen van andere eigenaars”. Zijn eerste maritieme belevenissen waren een reis in 1822 met zijn vader vanuit Koningsbergen naar Schotland, en een daarop volgende stormsituatie op de Yarmouth gronden waarbij het schip in nood kwam en te Harwich moest worden binnengebracht. Door persoonlijke omstandigheden van zijn ouders (zie bij Ludwig Jacob Bouten) vestigde het gezin Bouten zich in Antwerpen, waar Jacob op school ging.

Op 12 jarige leeftijd monsterde hij als kajuitsjongen op de schoenerkof “Harmonie”, onder kapitein Stroboer. Hij maakte een reis naar Cette voor wijn en Frederikshaven voor een lading planken. Stroboer werd opgevolgd door kapitein de Boer, en Jacob maakte met hem een reis naar Bergen, Triëst en Sicilië en daarna naar Danzig. In het najaar van 1831 monsterde hij op het fregat “Twee Anthonies” onder kapitein Bruker voor een reis naar Java en Canton. Op de terugreis in het Kanaal werd het schip in Portsmouth aan de ketting gelegd, omdat Engeland en Frankrijk de Nederlandse havens blokkeerden vanwege de Nederlands/Belgische moeilijkheden

In het voorjaar 1835 monsterde hij wederom bij kapitein Stroboer, maar nu op de “Merwedestroom”. Hij maakte maar één reis mee met deze kapitein omdat deze toezicht moest houden op de bouw van de “Baron van Geen”. Deze kapitein beloofde hem een plaats als derde stuurman op dit schip. Stroboer werd opgevolgd door kapitein Hazewinkel. Bouten kreeg de rang van stuurman. Na slechts één reis werd Jacob overgeplaatst op zijn oude schip “Harmonie” onder kapitein de Boer. Hij maakte een reis naar Suriname. Bij terugkomst bleek Stroboer te zijn overleden en de rederij benoemde een andere stuurman. Bouten was daarover zo verbolgen dat hij bij deze rederij (Klerk en Voogd te Dordrecht) bedankte. Kort daarop in 1838 overleed zijn vader en hij nam diens plaats over.

Jacob monsterde in 1838 als 2e stuurman op de kof “Juliana” onder kapitein Poot (niet in Bouma025 terug te vinden. Wèl vermeldt Bouma een hoeker “Juliana” met als gezagvoerder kapitein F.Poodts varend voor Serruys te Rotterdam) en maakte een reis via de Kaap Verden naar Buenos Aires en Havana. In c. 1840 kwam hij op de bark “Vijf Gebroeders” (kapitein niet genoemd) en ging wederom naar Buenos Aires en Havana. Daarna werd hij 1e stuurman op de “Decima” onder kapitein Bolkens (moet ongetwijfeld zijn Bolhuis; zie aldaar), waarmee hij twee reizen maakte. Vervolgens werd hij 1e stuurman op de “Jan van Hoorn” onder kapitein Keeman en varend voor van Blussé van Oud Alblas te Dordrecht. Inmiddels had hij‘in de winter van 1841/42 kennis gekregen aan zijn latere vrouw Adriana Pos. De kapitein Keeman sukkelde nogal met zijn gezondheid (zie aldaar) en Bouten verving hem een aantal malen gedurende de reizen. In 1844 nam hij het commando definitief over en begin november 1844 vertrok hij als kapitein vanuit Nieuwediep naar Batavia. Hij trouwde in 1845 en ging te Dordrecht wonen in de Grote Kerkbuurt. Begin juli 1846 vertrok hij voor een tweede reis naar Java en keerde in juli 1847 terug, inmiddels vader van een dochter. Al in augustus moest hij weer op reis en kreeg in Batavia bericht van het overlijden van zijn vrouw. Zijn moeder en schoonzuster zorgde voor het kind, maar na terugkomst in Nederland overleed ook het kind na een griep.

In de derde bijdrage van de Groot wordt zeer uitgebreid ingegaan op de tocht van kapitein Jacob Bouten met de bark “Jan van Hoorn”, waarmee hij eind juli 1848 vanuit Hellevoetsluis vertrok voor een reis naar Java. Hij laadde suiker in Soerabaja en koffie in Panggal. Na vertrek uit deze laatste haven kwam hij in zeer zwaar weer terecht. Na veel zeemansschap kwam hij die tegenslag teboven, maar toen kreeg hij nogal wat moeilijkheden met zijn bemanning, die werk weigerde. Ook dat wist hij, met wat harde maatregelen, op te lossen. Via Kaap Hoorn ging het naar Valparaiso waar hoge vrachtprijzen waren te bekomen. Maar bij aankomst bleek dat dat gerucht veel schepen had aangetrokken. “ … er lagen daar wel een duizend zeilschepen waardoor de prijzen fors gedaald waren”. Vandaar ging hij dus verder naar San Francisco maar hier kwam de volgende tegenslag. Vanwege de ontdekking van rijke goudaders in Californië was de Goldrush van 1849/1850 ontstaan, waardoor honderden bemanningsleden van hun schepen drosten. De haven lag vol met schepen, die vanwege onderbemanning geen gelegenheid hadden weg te komen. Ook Bouten beleefde allerlei moeilijkheden met zijn bemanning, waaraan hij via harde maatregelen en lijmende beloften wat aan trachtte te doen. De beschrijving van deze periode is uitgebreid en gedetailleerd. Pas in september 1850 was hij in staat de haven van San Francisco te verlaten.

Het vierde deel is ondertiteld als: “Boutens glorietijd als kapitein en scheepvaartdeskundige, maar bijna zijn ondergang als reder”. Vanuit San Francisco ging de “Jan van Hoorn” richting Indië en vandaar terug naar Nederland. Vlakbij raakte het schip vast op de Banjaard, maar kwam weer vlot na het lossen van lading. Na nog een paar reizen naar Indië trouwde hij op 22 mei 1852 voor de tweede maal, met Marie Pot zuster van zijn eerste vrouw. Het echtpaar kreeg minstens 6 kinderen in de periode 1860-1876. Het verslag van de reizen hierna zijn gelardeerd met een verslag van de gebeurtenissen aan boord. Vrij veel aandacht wordt besteed aan de observatie in Amerika van de modellen clippers en daarna het toezicht op de bouw van een clipper in opdracht van reeder Blussé op de werf van C.Gips & Zn te Dordrecht, de “Kosmopoliet”. Ook wordt uitgebreid verslag gedaan van de eerste reis naar Indië. De ervaringen waren van dien aard dat een tweede schip, de “Noach”, op stapel werd gezet. Ook Blussé liet een overeenkomstig schip bouwen, de “Kosmopoliet II”, waarbij Bouten toezicht op de bouw hield. Ook dit schip voldeed in alle opzichten aan de gestelde verwachtingen. Na een reis met dit schip in 1865 naar Indië waren de passagiers zo tevreden, dat zij een advertentie in lovende bewoordingen in de krant lieten plaatsen. Van 1869-1871 hield hij toezicht op de bouw van de “Kosmopoliet III”. daarna begon hij voor zichzelf als reeder met een lijn op Londen. “Het schroefstoomschip ‘Martinus en Henriëtte’ van de Stoombootrederij Dordrecht-Londen, waarvan Bouten in 1871 directeur, en waarschijnlijk ook eigenaar, was geworden, kostte meer geld dan dat het schip opleverde. Acht jaar lang bleef Bouten het proberen, in augustus 1878 verdween de rederij.” Na 1879, 64 jaar oud, hield hij op met werken. Tenslotte verhuisde hij naar Hees bij Nijmegen, waar hij op 14 februari 1894, 78 jaar oud, overleed.

De artikelenreeks wordt afgesloten met een commentaar van A.Blussé van Oud Alblas, een nazaat van de reders uit de tijd van Bouten. Hij verwijt de bewerker van het dagboek hier en daar onverantwoorde wijzigingen in de dagboektekst te hebben aangebracht en ook aanvechtbare interpretaties van de tekst te hebben geïntroduceerd.

In het NSM hangt in de vaste tentoonstelling een posterachtige afbeelding van de clipperfregatten Kosmopoliet I (bouwjaar 1854, 758 ton) en Kosmopoliet II (bouwjaar 1864, 1078 ton), beiden van de rederij Gebr. Blussé te Dordrecht. Er wordt aangegeven dat de gezagvoerders waren J.Koning resp. J.Bouten. Op de afbeelding van de Kosmopoliet II is de nummervlag D18 te zien van J.Bouten lid van het zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” te Dordrecht.

J.Bouten maakte de volgende reizen005:

  • Kosmopoliet 1857 Rotterdam - Batavia diversen

                                      1858          Rotterdam - Batavia                                             diversen

                                      1860          Batavia - Rotterdam                                             suiker

                                      1860          Dordrecht Rotterdam                                           ballast

                                      1862/63    Rotterdam - Batavia - Semarang - Rotterdam   heen: diversen; terug: suiker

                                      1866          Semarang - Rotterdam                                         suiker, koffie

                                      1866          Rotterdam - Batavia                                             diversen

 

Blijkens monsterrol nr. 748 (Gemeentearchief van Dordrecht) monsterde hij per 11 september 1835 als stuurman aan op de kof “Merwedestroom” voor een reis naar Bergen/Noorwegen onder gezag van kapitein Dirk Hendirks Hazewinkel. Per 21 november 1844 neemt hij het gezag over van kapitein I.A.Keeman op de bark “Jan van Hoorn” en vertrekt op 12 november 1844 naar Batavia waar hij op 25 februari 1845 aankomt. Hij keert in Nederland weer op 11 augustus 1845. Volgens monsterrol 1297 is hij op 30 juni 1846 gezagvoerder op de bark “Jan van Hoorn”en vertrekt op 14 juni 1846 naar Batavia met een equipage van 25 man. Hij komt te Batavia aan op 10 november 1846. Na vertrek uit Batavia op 23 januari 1847 keert hij op 11 juni 1847 weer in Nederland terug. Hij bleef gezagvoerder op dit schip tot januari 1854 en was daarna betrokken bij de bouw van de klipper “Kosmopoliet I”. Volgens monsterrol 1682 dd 02 april 1855 was hij gezagvoerder en vertrok met 29 man vanuit Brouwershaven. De reis duurde 86 dagen en de tweede resp derde reis met dit schip 76 en 74 dagen. Hiermee had hij een record. Het schip maakte 18 reizen en werd in september 1871 naar Engeland verkocht.

Op 23 maart 1865 was de aanmonstering voor de “Kosmopoliet II” waarop hij gezagvoerder was gedurende 10 reizen waarna het schip op 25 juli 1876 in Rotterdam werd verkocht. In 1874 is hij reeder van het stoomschip “Martinus en Henriette” (gezagvoerder J.H.Stuit) en “Ridder van de Eikenkroon”. Hij overleed te Hees op 14 februari 1894071. (de geboortedatum klopt niet met de opgave uit zijn biografie066- zie hierna) 064 en 071.

In de zitting van 19 october 1874 van de parlementaire enquête door de Tweede Kamer “omtrent den toestand van de Nederlandsche koopvaardijvloot” (zitting 1874 - 1875) werd verhoord kapitein Jacob Bouten. Het verslag staat op p.425 t/m 428.

De kapitein wordt geïntroduceerd als Jacob Bouten, oud-gezagvoerder, wonend te Dordrecht en van 1844 tot 1869 gezagvoerder van de schepen “Cosmopoliet”. Hij stond altijd in betrekking tot de grote vaart en was altijd in dienst van hetzelfde kantoor. Zijn laatste reizen waren vooral op Java “maar mijne eerste reizen gingen rond Kaap Hoorn naar Valparaiso en St. Francesco en over Java terug. Als stuurman ben ik ook wel naar Buenos-Ayres en Havanna geweest.” Op vragen van de voorzitter omtrent het aannemen van lading antwoordde Bouten dat uiteraard de “factory” bij het uitvaren uit Nederland een beslissende stem had, maar dat zijn eigen beslissingsbevoegdheid buiten Nederland groot was en hij zich dan baseerde op lonende en voordelige vracht, daarbij geadviseerd door agenten in de vreemde havens.

De handelskennis van een kapitein moet dan groot zijn. In volgende vragen door de commissie stelt kapitein Bouten dat de handelskennis van gezagvoerders, waaronder hijzelf, onvoldoende is. Er zou in de opleiding aandacht aan moeten worden geschonken.

Bij terugkomst in Nederland waren zijn voornaamste werkzaamheden de lossing van de lading, de uitrusting voor de volgende reis en het nazien van het schip. De zorg voor de lading werd overgelaten aan de cargadoor. De havenkosten in vreemde havens waren hem redelijk bekend. De havenkosten in Nederland zijn vergelijkbaar, maar er zijn meerkosten voor het verzenden van goederen met ligters vanuit Nieuwe Diep en Brouwershaven.

De voorzitter vraagt naar de werking van een recent ingevoerde Tuchtwet. Bouten antwoordt: “Sedert de invoering der wet is de handhaving van de orde aan boord onzer schepen zeer achteruit gegaan. De wet is meer in het voordeel van het volk dan van de kapiteins; zij heeft hem veel van zijn gezag ontnomen. De bemanning weet zeer juist wat zij doen of laten mag; zo ver gaan zij, en niet verder. De kapitein heeft geen magt genoeg om zóó te straffen dat het eenigen invloed heeft. Alleen kan men straffen in het verminderen der gage, door in de boeijen te sluiten en buiten dienst te stellen, door de schuldige na de reis voor den regter te roepen. Maar gedurende de reis heeft de kapitein geen magt over het scheepsvolk. Het is den matrozen onverschillig of zij in de boeijen zijn of niet, want dan behoeven zij niet te werken, en worden toch gevoed. Daarenboven zijn de schepen in het algemeen zoo zwak bemand, dat zij geen volk kunnen missen. Kan het er dus eenigszins bij door, dan laat men de man maar in dienst.”

Op de vraag welke wijzigingen kapitein Bouten inzake de tuchthandhaving wenselijk achtte antwoordde hij:

“De Gezagvoerder moet meer magt hebben. Vóór de nieuwe wet was aan boord onzer schepen de orde spreekwoordelijk geworden, en op geen vreemde schepen was die zoo goed als bij ons. Nooit vonden er bij ons opstand en moeijlijkheden plaats, gelijk op vreemde schepen. Die nieuwe wet werkt ook slecht op de jongens. Deze, die men van de straat aan boord neemt, en de grootste deugnieten zijn, kwamen al dadelijk op de hoogte, wisten dat ze niet geslagen mogten worden en ze werden dus brutaal. Het is mij wel gebeurd een jongen een klap te geven; zoodra hij binnen kwam diende hij eene klagt tegen mij in, en ik werd voor den raad van tucht te Amsterdam getrokken. Ook is het meermalen gebeurd dat een kapitein, om dergelijke redenen door den raad van tucht anderhalf of twee jaren buiten betrekking is gesteld.”

Bouten vermeldt ook nog een ervaring van “mijn broeder, ook kapitein, …”. Dit verslagdeel heb ik opgenomen bij de beide broers, omdat mij niet duidelijk is om welke broer het gaat.

Op de vraag in hoever de macht van de kapitein zou moeten worden uitgebreid, zegt Bouten: “Ik wenschte dat de kapiteins het volwassen volk, zoodra het zich te buiten ging, in de voeding, en de jongens ligchamelijk straffen mogten.”. Bouten acht het gehalte der Hollandse zeelieden zeer verminderd. Ook de goudontdekkingen in Californië en Australië hebben een groot deel van het beste volk weggetrokken.

Op de vraag naar het oordeel van kapitein Bouten  over de schepen die in de vaart zijn zegt hij:

“Ik geloof dat de vorm van onze schepen goed is. Onze koopvaardijvloot kan met die van andere natiën wedijveren in zeilaadje en in manouvreren. Ik heb gevaren op de Cosmopoliet I en Cosmopoliet II en mijne reizen waren meestal onder de honderd dagen. Met het eerstgenoemde schip is mijne kortste reis van 74 dagen naar Java geweest. Ik heb weinige schepen aangetroffen, die genoemde schepen in zeilvermogen overtreffen.” Hij stelt dat het moeilijk zal zijn met zeilschepen de reis nog korter te maken. Commissielid Insinger zegt dat wellicht de beide genoemde schepen uitzonderingen en dat je onze koopvaardijvloot niet mag beoordelen naar het zeilvermogen van deze beide vaartuigen. Het antwoord van Bouten is:

“Er zijn ook anderen, die met genoemde schepen op eene lijn zijn te stellen. Ik noem de Noach’s, Jupiter, Jacob Roggeveen, Lichtstraal, Voorlichter, Liberaal. Dat zijn alle schepen van Hollandsche constructie.”.

Aan het eind van het interview vraagt de commissie naar de huidige functie van Bouten, die antwoordt sedert drie jaar directeur te zijn van de stoomvaart van Dordrecht op Londen. Die dienst bestond al langer. De uitvracht van deze diensten bestaat bijna uitsluitend uit vee, afkomstig uit Gelderland en Noordbrabant. en de dienst is eens per week.

Het kwam regelmatig voor dat jongelui van relaties van de reder aan boord werden geplaatst om wat discipline bij te brengen. Een bekend voorbeeld zijn de zoons van minister Thorbecke, die mee werden meegestuurd als scheepsjongens aan boord van de clipper ,,Kosmopoliet 1” in 1855 en daardoor onder de hoede kwamen van kapitein Jacob Bouten minister. Thorbecke was mede aandeelhouder van dit schip en bevriend met de reder Blusse uit Dordrecht.064.

Een serie gegevens over kapitein Bouten, in relatie tot schepen van Blussé, staan in het boek “De Clippers. Een nieuwe geschiedenis van de snelste Nederlandsche zeilschepen uit de tweede helft der 19e eeuw” door Anno Teenstra. Uitg. Holdert & Co NV Amsterdam, 1845.

 

Datum vanaf: 1864
Kapitein: Bouten, Jacob Luitjes
Overige informatie: 0

Familiegegevens en opleiding

Everhardus Martinus Chevalier werd geboren op 02 oktober 1836 te Dordrecht als zoon van Everhardus Martinus Chevalier, kapitein der koopvaardij, en Catharina Juriana Gips. In 1856 woonde hij in de Steegoversloot C1013 te Dordrecht. en in 1879 woonde hij aan de Wolwevershaven B326a te Dordrecht.

Hij trouwde  met Teuntje van der Hoeven, geboren te Sliedrecht op 13 februari 1851 en overleden te ’s Gravenhage op 25 juni 1929

Op 07 februari 1879 in de voormiddag om 11.30 werd te Dordrecht geboren Everhardus Martinus Chevalier als zoon van Everhardus Martinus Chevalier en Teuntje van der Hoeven. De aangifte werd, wegens afwezigheid van de vader, gedaan door doctor Herman Johannes de Graaf, verloskundige. De geboorte vond plaats in de Wolwevershaven B326A.

Blijkens het Zeeuws Archief huwde deze Everhardus Martinus, oud 30 jaar, op 08 februari 1909 te Vlissingen als eerste stuurman eener Stoomvaartmaatschappij met Hendrika Lijntje van den Heuvel, oud 20 jaar, geboren te Koudekerke op 14 oktober 1888 als dochter van Johan Pieter van den Heuvel en Helena Adriana Hendrina van Regenmorter. Gegevens van dit echtpaar zijn nà het huwelijk niet meer in het Zeeuwsarchief gevonden.

Cornelis Chevalier uit Maarn (0343 – 441426), 78 jaar, zegt dat zijn vader het wel had over een Oom Evert, die gezagvoerder was geweest en had gevaren voor de KPM. Ik heb geen verdere gegevens van deze derde Everhardus Martinus kunnen vinden. Het woord “KPM” duidt op een vertrek naar NOI.

 

Er was nog een kind van Everhardus Martinus Chevalier en Teuntje van der Hoeven en wel Catharina Juriana, geboren te Vlissingen op 02 maart 1890. Deze huwde te Vlissingen op 19 augustus 1915 met de scheepsbouwkundige Leendert Jan van Blerkom, 31 jaar, geboren te Delfshaven als zoon van Pieter van Blerkom en Francina Martina Lijders. Leendert Jan overleed te Vlissingen op 08 september 1951 op de leeftijd van 67 jaar en toen vermeld als zijnde zonder beroep.

Op de begraafplaats te Doorn ligt begraven Catharina Juriana Chevalier, geboren 02 maart 1890 en overleden 27 december 1974.

(Ten aanzien van van Blerkom op 16 maart 2008 gebeld met J. van Blerkom te Swifterbant. De Leendert Jan van Blerkom was een broer van zijn grootvader. Hij kon mij over de belevenissen van Everhardus M.Chevalier uit 1879, de eerste stuurman, geen bijzonderheden vertellen.)

Voorts een zoon Cornelis Johannes, geboren te Vlissingen op 03 december 1892. Vader Everhardus wordt aangeduid als directeur van een stoomboot dienst. Deze zoon overleed te Vlissingen op 16 september 1908 op 15-jarige laaftijd

Everhardus (de tweede!) overleed in te Vlissingen op 08 september 1903, oud 66 jaar, zoon van Everhardus Martinus Chevalier en Catharina Juriana Gips, directeur van de Provinciale Stoombootdienst, gehuwd met Teuntje van der Hoeven. Er is een successiememorie nr. 7/3478, inventarisnummer 860, filmcassettenummer 147. (niet ingezien).zeeuws archief

 

Tot nu toe zijn de reacties van de opgebelde Chevaliers dat zij afstammelingen zijn van de drukkerijtak, heden ten dage nog actief in Hednrik Ido Ambacht.

Genoemde heer Chevalier uit Maarn, meende dat er wel een relatie is tussen de drukkers, (waarvan er nu nog nakomelingen zijn in Hendrik Ido Ambacht) en de zeeliedentak maar concrete aanwijzingen kon hij niet geven. Die relatie ligt erg voor de hand, want zowel de drukkerstak als de zeeliedentak komen uit Dordrecht.

 

Hij werd op 22 december 1866 met nummer 498 lid van de Dordtse vrijmetselaarsloge “La Flamboyante”.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

Hij was effectief lid met vlagnummer 44 van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” van 14 maart 1867 t/m zijn overlijden op 08 september 1903.

 

E.M.Chevallier was met vlagnummer R35 in de periode 1877 t/m 1885 lid voor de vlag van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. Dat betekende dat hij wèl de Maatschappijvlag mocht voeren, maar geen recht had op financiële tegemoetkomingen058.

 

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1885 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij 1885 is overleden. (dit zal moeten zijn, dat hij in dat jaar zijn lidmaatschap heeft opgezegd.)058.

 

In het kasboek van het Dordtse college “Tot Nut van Handel en Zeevaart” staat dd 01 september 1903 een uitgave van f 300,- aan de de weduwe E.M.Chevalier geb. van der Hoeven. Deze eenmalige uitkering aan erven van overleden effectieve leden is reglementair bepaald en is in de loop van de jaren verhoogd tot f 300,-.064b

 

De schepen van de kapitein

In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat E.M.Chevalier als gezagvoerder064a:

*    1874                       stoomboot “Maas”                 Ned. Amerikaansche Stoomb. Maatschappij

      1891                       geen vermelding van een schip

 

In de Jaarverslagen van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart staat kapitein E.M.Chevallier met vlagnummer R35 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

*    1877, 1878, 1880   van het ss. “Schiedam”   2404 ton n.m.    varend voor Ned.Amer.Stoomv.Mij te Rotterdam

*    1881                       van het ss. “Schiedam”     2745 ton            varend voor Ned.Amer.Stoomv.Mij te Rotterdam

*    1882, 1883            van het ss “Zaandam”       3063 ton            varend voor Ned.Amer.Stoomv.Mij te Rotterdam

 

Bouma025 vermeldt E.M.Chevalier als gezagvoerder gedurende:

*    1868 van de bark “J.C.Schotel, gebouwd in 1849 te Dordrecht, 632 ton o.m., varend voor de Gebr. Blussé te Dordrecht;

*    1869 t/m 1871 op het fregat “Kosmopoliet II”, gebouwd in 1864 op de werf “De Merwede” van Cornelis Gips & Zn te Dordrecht, 1077 ton o.m., varend voor Gebr. Blussé te Dordrecht.

*    1872 van het 3/m schip “Kosmopoliet III”, gebouwd in 1869/1871 op de werf van Cornelis Gips & Zn aan de Wilgenbosch )te Dordrecht, 1385 ton o.m., varend voor de Gebr. Blussé te Dordrecht (zie ook 064)

*    1875 van het schroefstoomschip “Maas”, gebouwd in 1872 te Renfrew, 2037 ton o.m., varend voor de Ned. Amerik. Stoomv. Maatsch.;(van Blokland064 vermeldt hem in 1874 als gezagvoerder op de “Maas”

*    1878 t/m 1882 van het ijzeren schroefstoomschip “Schiedam” ex San Marcos, gebouwd in 1874 te Dumbarton, 2850 ton o.m., varend voor de Nederl. Amerik. Stoomv. Maatsch. te Rotterdam;

*    1882 t/m 1885 van het schroefstoomschip “Zaandam”, gebouwd in 1882 te Rotterdam, 3063, varend voor de Nederl. Amerik. Stoomv. Maatsch. te Rotterdam.

 

Overige bijzonderheden

Gegevens van de “Kosmopoliet II” staan o.a. in De glorietijd van het zeilschip door Edward P. de Groot (Alkmaar, 1989). Het Maritiem Museum te Rotterdam bezit twee olieverfschilderijen van de “Kosmopoliet II” vervaardigd door E. de Vries resp. F.J. van den Blijk.

 

E.M.Chevalier (sic) vervoerde per 28 juli 1868 van Brouwershaven met de “J.C.Schotel” een detachement van 25 landmachtsoldaten naar Indië. In St.George d’Elmina werden 80 Afrikaanse recruten aan boord genomen. Hij arriveerde te Batavia op 07 januari 1869 na een reis van 163 dagen.

Hij vertrok op 25 april 1869 van Brouwershaven met de “Kosmopoliet II” een transport van 2 officieren en 150 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 20 juli 1869 na een reis van 86 dagen.

Hij vertrok op 07 mei 1870 van Brouwershaven met de “Kosmopoliet II” en een detachement van 2 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 10 augustus 1870 na een reis van 95 dagen065.

Hij vertrok op 17 oktober 1872 van Rotterdam met de “Kosmopoliet III” en 1 landmachtofficier naar Indië en arriveerde te Batavia op 04 januari 1873 na een reis van 79 dagen065*.

 

      De bark “J.C.Schotel” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 13 reizen waarvan de een aantal onder kapitein E.M.Chevalier. Data en bestemmingen niet genoemd.

      De medium clipper “Kosmopoliet II” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 10 reizen waarvan een aantal onder gezag van kapitein E.M.Chevalier.

      De medium clipper “Kosmopoliet III” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 2 reizen waarvan de eerste in juli 1871 naar Batavia onder gezag van kapitein E.M.Chevalier. Datum terugkomst niet vermeld.

Gegevens van P. Blussé te Vught die ze ontleende aan het Blusséarchief in het Stadsarchief van Dordrecht.

 

Ontleend aan van Blokland-Visser064 is het volgende:

MRD = monsterrol in het Gemeentearchief van Dordrecht.

Op 04 april 1851 (MRD 1487) monsterde E.M.Chevallier aan als jongen van 14 jaar, met een maandgage van f 4,- op het fregat “Bernard Hertog van Saksen Weimar”, onder gezag van kapitein Pieter Hendriks Hazewinkel uit Veendam reder Hendrik Brunner te Dordrecht, voor een reis naar Batavia.

Op 29 november 1855 (MRD 1718) monsterde hij als 3e stuurman, oud 19 jaar, met een maandgage van f 24,- op het fregat “Bato”onder kapitein W.F.Broeksmit voor een reis naar Batavia.

Op 06 september 1858 (MRD 1845) is hij, oud 22 jaar, wonend te Dordrecht , voor een maandgage van f 40,-,  2e stuurman op de bark “Cornelis Gips”, reeder G.van Hoogstraten te Dordrecht onder kapitein Marinus van Rijn van Alkemade voor een reis naar Australië, Java en Londen.

Op 15 juni 1863 (MRD 2044) monsterde Everhardus Martinus Chavalier als 1e stuurman aan op de “Kosmopoliet I” onder gezag van kapitein Jan Koning. Everhardus was toen 27 jaar en wonend te Dordrecht. Op 30 mei 1864 (MRD) monsterde hij wederom als 1e stuurman op hetzelfde schip voor een reis naar Batavia en op 06 juni 1865 (MRD 3264) voor een derde keer.

Op 16 maart 1867 (MRD 2252)  is hij gezagvoerder op de bark J.C.Schotel” met als reder de Gebr. Blussé te Dordrecht.

Op 10 april 1869 (MRD 2362) is hij kapitein op de “Kosmopoliet II” en vertrekt voor een reis naar Java met 35 man.

Op 22 juli 1871 (MRD 36) is hij kapitein van de “Kosmopoliet III” met een equipage van 35 man voor wederom een reis naar Java.

In 1874 was hij gezagvoerder op het stoomschip “Maas” voor de reederij Ned/Amerikaanse Stoomboot Maatschappij.

In 1877/82 is hij kapitein op de s.s. “Schiedam” 2404 ton reder Ned/Amerikaans Stoomboot My. te Rotterdam. In 1883/85 is hij kapitein op de ss “Zaandam” reder Ned/Amerikaans Stoomboot My te Rotterdam.

In 1891 heeft hij geen schip meer064

 

p.37-38. Besproken is de historie van de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij. Na het in de vaart zijn van een aantal schepen werd gepleit om een 5de schip aan de vloot toe te voegen. “Het waren Prins Hendrik der Nederlanden en W.A.Scholten die de jonge rederij de helpende hand boden. Onder hun leiding werd een syndicaat gevormd dat in 1877 een 2236 brt metend schip kocht, de       SAN MARCOS, dat aan de rederij werd verhuurd en onder de naam van SCHIEDAM in de vaart werd gebracht. In de voorwaarden werd nadrukkelijk gestipuleerd dat de NASM het schip te allen tijde tegen de koopprijs, verminderd met 5 procent per jaar voor afschrijving, kon overnemen. De rederij nam voor f 50,000,- deel aan het syndicaat. De aankoop bleek een goede te zijn. De SCHIEDAM voer vanaf het begin zeer voordelig.”

Een overzicht van de opbrengst van dit schip, in de periode dat Chevalier gezagvoerder was, staat op p. 38:

                                                       1873           1874        1875           1876             1877             1878

kajuitpassagiers                                   17                14               24                  25                  29                   27

tussendekpassagiers                       235              75              79               114                 86                 96

passagegelden                        f 15.812         5.331         6.220            8.335            6.765            6.755

goedernvrachten                    f 49,054       38.725      39.438         44.361         42.531          46.282

aantal reizen                                      12                20            23                 23                  25                 30

Uit:” Brug over den oceaan. Een eeuw geschiedenis van de Holland Amerika Lijn”, door A.D.Wentholt, 1973 Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam/’s Gravenhage

 

Een genealoog  (dd 2013) van de familie Chevalier is Ir. Peter Chevalier, Hoef ten Halve 3, 5268 LT Helvoirt, 0411-641267, e-mail peterchevalier@gmail.com

 

 

Datum vanaf: 1869
Kapitein: Chevalier, Everhardus Martinus
Overige informatie: 0

Familiegegevens en opleiding

Teunis Huizer werd geboren in 1832 te Maassluis. Hij woonde in 1876/1877 in Nederl. Oost-Indië.

Hij overleed op 07 december 1882.064

 

Teunis Huizer werd geboren te Zwijndrecht op 30 oktober 1832.

Hij huwde op 07 juni 1860 te Maassluis met D.A.Steur. Hij overleed te ’s Gravenhage op 31 mei 1891. Hij was een oudere broer van scheepskapitein Aart Huizer. (zie aldaar).

Informatie dd 27 juni 2004 van mevr. E.C.Huizer-Sibinga Mulder te Naarden.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

Teunis Huizer wonend te Maassluis was in de periode 14 juni 1871 t/m zijn royement in 1880 met vlagnummer 13 lid van het Dordtse zeemanscollege met vlagnummer D13.111

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” dd 07 december 1882 staat een opsomming van geroyeerde leden waaronder:

Vlag 13. T.Huizer. Naar O.I. vertrokken. Niet betaald sedert 1876/77. Geroyeerd 1880.064a

 

De schepen van de kapitein

In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staatT.Huizer als gezagvoerder064:

*    1874                      fregat “Kosmopoliet II”                                 boekhouders gebr. Blussé te Dordrecht

 

Bouma025 vermeldt T.Huizer als gezagvoerder gedurende:

*    1862 van het fregat “Tonia”, gebouwd in 1855 te Krimpen aan de IJssel, 573 ton o.m., varend voor H.Veder te Rotterdam;

*    1872 t/m 1876 op het fregat “Kosmopoliet II”, gebouwd in 1864 op de werf “De Merwede” van Cornelis Gips & Zn te Dordrecht, 1077 ton o.m., varend voor Gebr. Blussé te Dordrecht. Het werd tijdens een publieke verkoping te Rotterdam voor f 35.000,- verkocht aan reeder Overzee & Co, die het schip ogenblikkelijk doorverkochten voor f 45.000,- aan H.Bisschoff & Co te Bremen. Daar werd het schip gereduceerd tot bark en herdoopt tot “Kathinka”. Acht jaar later is het schip vergaan op 04 september 1883 bij een storm in de Golf van Biskaje, op weg naar New York met een lading salpeter en mineraalwater (zie ook 064).

Gezagvoerder Huizer bleef daarna niet varen voor Blussé, maar wordt vanaf 1878 in de boekjes Nêerlands vloot en reederijen van H.Sweijs, genoemd als gezagvoerder van de stoomboot ‘Tjiliwong’ van 58 ton 3n 35 pk van het Bataviaansch Prauwenveer te Batavia

Uit een brief dd 14 april 2000 van de heer R.Brand, bibliothecaris van het Maritiem Museum te Rotterdam aan mevr. E.C.Huizer-Sibbinga Mulder te Naarden.

 

Overige bijzonderheden

In Gens Nostra 56(02), 2001 staat op p.142 een inhoud van het blad van de Familiestichting Huyser nr. 49 14e jaargang, november 2000. Daarin de volgende tekst: “Een zeevarende Huizer [Teunis Huizer, geb. Zwijndrecht 1839, gezagvoerder 1872-76 op clipperschip]”. (Dit moet zijn de “Kosmopoliet II” van de rederij Blussé van Oud Alblas in Dordrecht)

NOG NADER BEKIJKEN.

 

T.Huizer vertrok op 03 augustus 1871 van Brouwershaven met de “Kosmopoliet II” en een detachement van 3 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 29 oktober 1871 na een reis van 87 dagen. (Ook vermeld in monsterrol te Dordrt nr. 35)

Op 02 augustus 1872 vertrok hij van Brouwershaven met de “Kosmopoliet II” en een detachement van 2 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde op 14 november 1872 te Batavia na een reis van 104 dagen065.

 

Op 23 oktober 1874 valt het schip om in onbeladen toestand door een windvlaag in de haven van Schiedam en liep vol. Het schip werd gelicht.064.

 

Gegevens van de “Kosmopoliet II” staan o.a. in De glotietijd van het zeilschip  door Edward P. de Groot (Alkmaar, 1989). Het Maritiem Museum te Rotterdam bezit twee olieverfschilderijen van de “Kosmopoliet II” vervaardigd door E. de Vries resp. F.J. van den Blijk.’

 

      De medium clipper “Kosmopoliet II” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 10 reizen waarvan een aantal onder gezag van kapitein T Huizer.

Gegevens van P. Blussé te Vught die ze ontleende aan het Blusséarchief in het Stadsarchief van Dordrecht.

 

Van Blokland-Visser064 vermeldt het volgende:

Op 7 juli 1871 (monsterrol nr 35 in het Gemeentearchief van Dordrecht) is hij kapitein op de medium/clipper “Kosmopoliet 2,” 569 last, gebouwd in 1865  op de werf van Cornelis Gips, met als reder Gebr Blusse te Dordrecht en vertrekt op 3 augustus 1871 naar Batavia met als 1e stuurman Samuel J.Krijt (uit Dordrecht) met een transport van 3 officieren en 125 manschappen. Hij komt na een reis van 87 dagen aan in Batavia op 29-10-1871.

Op 12 december 1874 vertrekt hij met de “Kosmopoliet 2” met 31 man naar Batavia met als 1e stuurman Samuel J. Krijt.

In 1876/77 woont hij in Oost Indië.

 

 

Datum vanaf: 1872
Kapitein: Huizer, Teunis
Overige informatie: 0

Afbeeldingen


Omschrijving: KOSMOPOLIET II, kapitein Jacob Bouten (vlagnummer 18)
Collectie: Dordracum illustratum - Dordrecht
Vervaardiger: Onbekend
Onderwerp: Zeeopname

Omschrijving: Nog een foto van de KOSMOPOLIET ii
Collectie: Zijlma, Ron
Vervaardiger: Onbekend
Onderwerp: Havenopname

Omschrijving: KOSMOPOLIET II
Collectie: Klootwijk, Jan
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: KOSMOPOLIET II, kapitein T. Huijzer, links KOSMOPOLIET
Collectie: Gemeentelijk Prentverzameling, Dordrecht
Vervaardiger: Böger, F.
Onderwerp: Zeeopname

Omschrijving: Het huttenplan van (rechts) de KOSMOPOLIET II. Hieruit blijkt, dat het schip over 15 hutten voor passagiers beschikte, t.w. voor families en voor een of twee personen.
Collectie: Klootwijk, Jan
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: Advertentie van de veiling van dit schip.
Collectie: Kruidhof, Bert
Vervaardiger: Unknown
Kroniekberichten

Toon kroniekberichten
Akten

ARCHIEF NA Den Haag 3.03.54 - 160 archiefnummer Dordt 248.
__________________________________________________

BIJLBRIEF
Naam schip: KOSMOPOLIET II

Plaats en datum: bijlbrief dd. 13 februari 1865

Soort schip clipperschip

Te voeren door kapt.

Bouwwerf / verkoper C. Gips & Zonen, scheepsbouwmeesters te Dordrecht

Eigenaar / aankoper Gebr. Blussé, Dordrecht, e.a.

Groot volgens meetbrief 569 lasten

Tuigage en aantal dekken

Afmetingen

Kiellegging

Tewaterlating

Plaats en nummer van registratie Dordrecht

Datum van registratie 14 februari 1865

Notaris

Prijs (bij aan-/verkoop vermeld)

Bijzonderheden






Researcher/datum research ML/290106

Naam KOSMOPOLIET II
Archiefinstelling Nationaal Archief Den Haag
Jaar 1865
Toegang 3.03.54
Inventaris 160

Bronnen
Documentatie Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarders (SKHV), w.o. collectie Hoedemaker/Smit/Suyk