Familiegegevens en opleiding
Feye Jaski werd geboren op 05 december 1810 te Schiermonnikoog als zoon van Christiaans Jans Jaski en Geertruid Remts Coerkamp.
Hij trouwde te Schiermonnikoog op 07 juli 1836 met Lollina Benjamins Jaski, geboren te Schiermonnikoog op 17 december 1807 als dochter van Benjamins Jans Jaski en Lollina Teunis Mellema. Zij overleed te Amsterdam op 20 april 1891.
Feye overleed te Amsterdam op 07 december 1882.
Zijn broer was de koopvaardijkapitein Benjamin Christiaans Jaski (zie aldaar) 060.
“Feye Christiaan was bestuurslid van het College Zeemanshoop te Amsterdam en mede-adviseur van de Amsterdamse gemeenteraad inzake plannen voor het latere Noordzeekanaal.
Portretten van Feije Christiaansz Jaski en Lollina Benjamins Jaski staan op p. 82 van het boek Het Schiermonnikoger Zeemanscollege en Pensioenfonds door Ron R. van Staveren c.s., Schiermonnikoog 2009, 444 pp
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
F.C.Jaski (adres L.Bienfait & Zn) werd per 25 maart 1843 met vlagnummer 660 en op voordracht van kapitein J.P.Carst ingeschreven als effectief lid van het Amsterdams zeemanscollege “Zeemanshoop”. Zijn schip ten tijde van de inschrijving was de “Vier Gebroeders”002. Ten tijde van de inschrijving waren F.C.Jaski en zijn vrouw 32 resp. 35 jaar. Ingeschreven staan 1 zoon uit 1841 en 1 dochter uit 1838002a.
In de Algemene Vergaderingen van 18/25 april 1843 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Feye Christiaans Jaski, oud 33 jaar, voerend het fregat “Vier Gebroeders”, wonend te Schiermonnikoog, adres bij Bienfait & Zn te Amsterdam, op voordracht van kapitein J.P.Carst.023
F.C.Jaski was van 1856-1882 bestuurslid van het College Zeemanshoop019.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 28 december 1882 wordt het overlijden gemeld van F.C.Jaski.042.
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop (1882? Datum niet genoteerd) staat vermeld: “Hierna bericht de Voorzitter het overlijden van den Heer F.C.Jaski, die gedurende 26 Jaren Commissaris van Zeemanshoop was en brengt Hulde aan zijn nagedachtenis.”023.
In de notulen van de Algemene Vergadering van “Zeemanshoop” dd 08 december 1861023 staat de volgende passage:
“Eene Circulaire van Natura Artis Magistra aan Heeren Reeders en Gezagvoerders voor de vervoer en geschenken van vreemde dieren, en Naturaliën en moedigt de Kapiteins diensvolgens aan waarop de Heer F.C.Jaski het woord vraagt en zegt dat het gebleken is dat niet altijd Artis even gul is geweest ten opzigte der Heeren die vreemde dieren hadden aangebragt en vertrouwt dat door dat genootschap in het vervolg beter zal gevolg worden gegeven aan hunne nu herhaalde beloften in de circulaire.”
De schepen van de kapitein
Hij maakte in de jaren 1851 en 1852 met zijn Barkschip “Baltimore” een reis om de wereld. Het verslag van zijn wereldreis publiceerde hij in 1855 onder de titel: “Aantekeningen op mijn reis om de wereld”. In 1975 verscheen bij de uitgeverij De Boer Maritiem het boekje “Met barken en klippers de wereld rond, waarin deze wereldreis is beschreven.” 060
lidmaatschap van college Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
660 1843-1845 fregat De Vier Gebroeders L.Bienfait & Zn
1846 bark Catharina Johanna idem
1847-1852 bark Baltimore idem
1853 fregat California idem
301 1854-1881 geen opgave van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt F.C.Jaski als gezagvoerder op de volgende schepen:
* het fregat “Fanny”(gebouwd in 1840 te Kinderdijk, 799 ton o.m. varend voor L.Bienfait & Zn te Amsterdam) wordt niet met een kapitein Jaski door Bouma genoemd;
* 1843 t/m 1846 op de bark “Vier Gebroeders”, gebouwd in 1829 te Kinderdijk, 392 ton o.m., varend voor Bienfait & Zn te Amsterdam;
* 1847 t/m 1848 op de bark “Catharina Johanna”, gebouwd in 1835 te Amsterdam, 625 ton o.m., varend voor L Bienfait & Zn te Amsterdam;
* 1849 t/m 1852 van de bark “Baltimore”, gebouwd in 1848 te Krimpen aan de IJssel, 625 ton o.m., varend voor L.Bienfait & Zn te Amsterdam;
* 1853 t/m 1854 van het ijzeren 3/m schip de “California”, gebouwd in 1853 te Kinderdijk, 633 ton o.m., varend voor L.Bienfait & Zn te Amsterdam;
In dit overzicht zijn er discrepanties met de opgaven uit hiervoor gerefereerde bronnen. Ik denk dat het archief van de rederij Bienfait (zie A.W.Wicher Hoeth - De Geschiedenis van het Amsterdamsche Handelshuis Louis Bienfait & Soon) de meest betrouwbare bron is
Overige bijzonderheden
In najaar 1858 was F.C.Jaski gezagvoerder van de klipperfregat "California" en lag op de rede van Nagasaki. Heeft een dagboek bijgehouden006.
In 1854 maakte F.C.Jaski met het 3/m-schip "Californië" van reder L.Bienfait & Zn te Amsterdam een reis van Londen naar Melbourne in de recordtijd van 86 dagen. "De dankbare passagiers vereerden den kapitein Jaski met een zilveren scheepsroeper als aandenken. Op 24 Januari 1857 echter arriveerde de “California” te Melbourne na een reis van 78 dagen van Liverpool!”"026(38/191 en 025).
Feij Christiaan Jaski "was ... een bekend en gewaardeerd oud-gezagvoerder, naar wiens deskundige stem kennelijk graag werd geluisterd, hetzij als bestuurslid van het college Zeemanshoop te Amsterdam, hetzij als lid van de in 1855 opgerichte Commissie examen van varenslieden, hetzij als mede-adviseur van de gemeenteraad van Amsterdam inzake de plannen voor het Noordzeekanaal (1858). Hij maakte vooral naam met een reis, waarvan een verslag verscheen onder de titel “Aanteekeningen op mijn reis om de wereld in de jaren 1851 en 1852 met het Barkschip "Baltimore", ...”.
" Uit 1826 dateert het volgende signalement: aangezicht ovaal, voorhoofd rond, ogen blauw, neus breed, mond ordinair, kin rond, haar en wenkbrauwen bruin". Hij voer van zijn 12de tot zijn 21ste op de binnen- zowel als op de buitenvaart. Het laatste was op de landen rondom de Oostzee en Engeland en wel vanuit Amsterdam, waar zijn reders woonden.. In 1830-'31 was hij in dienst van de Nederlandse marine. Sinds 1855 woonde hij in Nieuwendam bij Amsterdam, waar ook zijn rederij/handelshuis stond, Louis Bienfait en Soon. Hij was in dienst van deze rederij van 1840 tot 1854.
Van deze rederij is een boek verschenen door A.W.Wichers Hoeth waarin een overzicht van de schepen waarop Feij Christiaan heeft gevaren te weten: de bark "Catharina Johanna" (1840-1842), de bark "Vier Gebroeders" (1843-1846), het fregat "Fanny" (1847-1848), de bark "Baltimore" (1848-1852) en het fregat "Californië" (1853-1854) (zie de discrepanties met de hiervoor gegeven opgaven uit de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart001 enuit Bouma025). Hij was de eerste kapitein op de "Baltimore" en zijn relaas over een reis om de wereld heeft betrekking op dit schip.
"De reis met de "California" was de laatste die Jaski voor Bienfait en Soon maakte. Op 22 juli (1853) verliet het schip met een grote lading en talrijke passagiers (emigranten) Londen om reeds na 86 dagen op 17 oktober in Port Adelaïde te arriveren". De 164 passagiers schonken hem als dank een zilveren roeper en een gecalligrafeerde oorkonde. Jaski kwam op 28 juni 1854 terug in Nederland.
Uit jaargang 1877 van Sweijs021 blijkt dat Feije Christiaan Jaski toen reder was van de "Cornelia Geertruida" en de "Willem van der Voort". Hij bezat het laatste schip, een 2/m schoener van 1859 - 1879. Tevens was hij agent van de lijnbaan Noord-Holland te Edam, van de weduwe Van der Voort en Co. En tenslotte was hij handelaar in gezouten vlees, agent in metalen, scheepsbelegbladen, staven en spijkers. In 1873 leed hij aanzienlijke schade door financiële deelname in de Ned.Ind.Droogdok Mij., "welke onderneming op een fiasco uitliep, mede doordat het grote dok reeds twee maanden na de ingebruikneming onverwachts in de diepte der zee verdween".
De totale vloot van Jaski werd door van der Molen ontleend aan de lijsten van van Sluijs in het NSM:
* 1855 - 1861: de kof "Epimachus", gebouwd in 1849 en gestrand in 1861;
* 1856 - 1883: de clipperbrik "Cornelia Geertruida", gebouwd in 1856 en afgekeurd in 1883;
* 1858 - 1863: de hoeker "Zeehond" (ex Sophie), gebouwd in 1850 en verkocht in 1863;
* 1859 - 1879: de ijzeren schoener "Willem van der Voort", gebouwd in 1859 en vergaan in 1879;
* 1862 - 1876: de kof "Johanna Maria", gebouwd in 1862 en gezonken in 1876;
* 1880 - 1888: de brik "d'Elmina", gebouwd in 1865, in 1880 in veiling gekocht en in 1888 afgekeurd.
“Verder voerde Jaski van 1862 tot 1869 de administratie over de schoener “Terschelling”, van W.W.Rotgans, die kapitein-reder van dit schip was".
"Jaski speelde in 1875 een vooraanstaande rol bij het verzet van de zeekapiteins tegen de voorstellen van de regering om Batavia in Tandjong Priok aan een nieuwe en betere haven te helpen". Hij bepleitte juist de verbetering van de bestaande haven040.
De voorgaande alinea's zijn alleen ontleend aan F.C. & C.J.Jaski “Met barken en klippers de wereld rond. Memoires van F.C. en C.J.Jaski met een inleiding door S.J. van der Molen.”
De Boer Maritiem. 1975. 112 pp.
terwijl daarin vaak naar andere bronnen wordt verwezen. Een direkte controle in deze bronnen is aan te bevelen.
Op 24 april 1875 worden 7 leerlingen van de pas opgerichte zeevaartschool te Terschelling geëxamineerd door de Amsterdamse examinatoren L.Janse Bz en F.Jaski (Uit: "Het zeevaartkundig onderwijs op Terschelling (tot 1940)" door P.van Leunen in Cornelis Douwes nr. 17 juni/juli 1966 pp.328-337.)
In 1856 bestond het examencommité van de zeevaartschool te Harlingen uit 2 personen. The examination committee, in its turn, consisted of two members of the Committee, one captain in the merchant marine, and one academician. The very first exam took place on 27 March 1856. Rodenhuis and Alta were assisted by G.C. Tromp and F.C. Jaski, two examiners from Amsterdam. The fifth person was H.P. Schenk, a merchant marine captain from Oude Pekela. Shortly afterward, Tromp was replaced by J. Jonkhert, who in turn was replaced by L. Jansz. Dz. These three had all been affiliated with the Nautical College in Amsterdam. In his younger days Jaski had been a captain in the merchant fleet, and some twenty years later he acted as examiner on Terschelling.
Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”
Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp p.192
Feye Christiaansz Jaski werd geb./ged te Schiermonnikoog op 05/23 december 1810 als zoon van Christiaan Jansz Jaski en Geertruida Remts Courcamp. Hij huwde te Schiermonnikoog op 07 juli 1836 met (zijn volle nicht) Lollina Benjamins Jaski, geb./ged. te Schiermonnikoog op 17 november/13 december 1807 als dochter van Benjamin Jans Jaski en Lollina Teunis Mellema (de vader van Feye en die van Lollita waren broers en beiden ook scheepsgezagvoerder).
Feye werd koopvaardijkapitein en reder. Hij en zijn vrouw overleden te Amsterdam op 04 december 1882 resp.19 april 1891.
"Feye voer als scheepsgezagvoerder op een groot aantal barken en fregatten/clippers, zoals de "Baltimore" en de "California". Laatstgenoemde was het eerste stalen clipper schip door een Nederlandse werf gebouwd. Hij begon als gezagvoerder voor de Amsterdamse rederij van Louis Bienfait & soon. Vervolgens richtte hij een eigen rederij op voorvoornamelijk het vervoer van emigranten van Engeland naar Australië.
Gedurende vele jaren was hij bestuurslid van het in 1822 opgerichte "College Zeemanshoop", samen met o.a. P.C.Stachouwer en L.A. en A.A.Bienfait. In 1855 was Feije een der oprichters van de "Amsterdamsche Kanaalmaatschappij" (aanleg van het Noordzeekanaal) en in 1873 een der initiatiefnemers tot oprichting van de "Nederlandsch Indische Droogdokmaatschappij tot het oprichten en exploiteren van een droogdok bij de eilanden Amsterdam en Middelburg bij Batavia en Soerabaja". Deze N.I.D.M. beoogde eveneens de aanleg van kolendepots, op- en overslag mogelijkheden voor goederen en reparatie faciliteiten in een groot aantal havens op de route naar Nederlands Indië. Ondanks krachtige financiële steun van o.a. Koning Willem III en enkele reders zoals A.C.Wertheim, E.P.de Monchy (N.H.M.) en commissarissen van de Stoomvaartmij. Nederland, failleerde deze onderneming t.g.v.de vele in die tijd nog niet oplosbare technische problemen. Wel leidde het initiatief van Jaski in 1877 tot een sterke verbetering van de haven van Batavia, Tandjong Priok, waardoor schepen voortaan direct konden aanmeren en overslag van lading via prauwen tot het verleden ging behoren.Vanaf 1855 heeft kapitein Jaski vele jaren deel uitgemaakt van de Commissie Examens Varenslieden in het Zeemanshuis te Amsterdam en publiceerde hij over verbetering van route keuzes over de wereldzeeën en zeiltechnieken voor de grote zeezeilers uit die tijd. Zijn boek "Aantekeningen op mijn reis om de wereld in de jaren 1851-1852 met het barkschip Baltimore" werd in 1855 uitgegeven."
Feye Christiaans was gezagvoerder op de "Catharina Johanna" (1840-1842), de "Vier Gebroeders" (1843-1846), de "Catharina Johanna" 1846-1847), de "Fanny" (1847-1848), de "Baltimore" (1848-1852) en de "California" (1853-1854). In 1854 vestigde hij zich te Nieuwendam als reder en handelaar in scheepsuitrusting en bevoorrading. Zijn schepen waren de "Epimachus" (1855-1861), de "Cornelia Geertruida" (1856-1883), de "Zeehond" ("Sophie") (1858-1883), de "Willem van der Voort" (1859-1879), de "Johanna Maria" (1862-1876) en de "d'Elmina" (1880-188) Van 1862-1869 was hij reder/administrateur van de “Terschelling”. Huis en kantoor waren gevestigd te Amsterdam: Haringpakkerij 256 (thans Prins Hendrikkade 13, t.o. het Centraal Station).046. (het artikel bevat portretten van Feye Christiaansz Jaski en zijn vrouw Lollina Benjamins Jaski).
“Een bijlage C, uit een “Onderzoek aangaande de vereischten van een daar te stellen Kanaal naar de Noordzee, bij Holland op zijn smalst, ten einde te beantwoorden aan de behoefte van de Hoofdstad, zijnde een verkorte Waterweg van en naar de Noordzee, voor Zeeschepen zonder last te breken.”. In deze bijlage C, worden drie scheepsgezagvoerders genoemd: J.A. de Haas, C.P.Kuijper en F.C.Jaski.
Informatie door R. van Staveren te Wilnis. Ik heb geen jaartal en verdere bronvermelding.
Ook in “De Clippers” van Anno Teenstra, uitg. Holdert & Co, Amsterdam, 1945, 306 pp. staat in hfdst. V een relaas door kapitein Feye C. Jaski van zijn reis met de “California” naar Australië met ca honderd emigranten waar het na 86 dagen in Port Adelaïde aankwam en waarvoor hij een zilveren roeper als dank van de passagiers kreeg.
Van Port Adelaïde is het schip kennelijk doorgevaren naar Port Philip want van het binnelopen van deze haven bestaat een scheepsportret door J.Spin (Scheepvaartmuseum, Amsterdam). “Het onder zeil binnenloopen van deze haven met den smallen ingang was geen kleinigheid bij de stevige bries welke er stond, het eischte veel zeemanschap en een snel overzien van de situatie.Kapitein Jaski liet de bramzeils en het rootbovenbramzeil kalm bijstaan, zoodat het schip onder vol zeil op de haveningang toestormde.”
“Van Australië is de California naar Japan gevaren om 28 Juni 1854 weer in het vaderland terug te komen na een gelukkige vaart.”
Van een laatste reis met dit schip heeft Jaski verslag gedaan in een brief aan de reders. Teenstra beschrijft het binnenvaren te Decima en de moeilijkheden dat deze manoevre opleverde.
Na zijn terugkomst werd hij reder te Edam van de “Cornelia Geertruida” en de “St.Georg d’Elmina”, “welk schip op de Goudkust was gekocht en later in de buurt van Hongkong tijdens een typhoon met man en muis is vergaan.”
J.Spin schilderde in 1853 het klipperfregat “California”, Port Phillip binnenzeilend. Er is geen nummervlag afgebeeld. Op de afbeelding zijn een groot aantal passagiers afgebeeld, daar het schip in 1853 onder gezag van kapitein Jaski een reis naar Australië maakte. Het schilderij bevindt zich in de collectie van het NSM en is ook afgebeeld in de publicatie van van der Plas c.s.054.
Bouma025 vermeldt van de volgende schepen een Jaski te Amsterdam als reder:
* F.C.Jaski van de kof “Epimachus” (gebouwd in 1849 te Wildervank, 98 ton o.m.) in de periode 1856 t/m 1861. Het schip strandde in 1861 bij Berwick na verlies van tuig en geraakte wrak.
* F.C.Jaski van de brik “Cornelia en Geertruida”(gebouwd in 1856 te Amsterdam, 257 ton o.m.) van 1857-1883. Het schip arriveerde lek bij Martinique en werd aldaar afgekeurd;
* F.C.Jaski van de hoeker “Zeehond”(ex Sophie, ex Drie Johanna’s) (gebouwd in 1850 te Vlaardingen, 194 ton o.m.) van 1858-1863. Het schip werd in 1863 in Hamburg verkocht en vermoedelijk gesloopt;
* L.T.Jaski van het ijzeren 2/m schip de “Willem van der Voort”(gebouwd in 1859 te Amsterdam, 172 ton o.m.) van 1868 t/m 1878. Het schip strandde in 1878 op de kust van Maroim;
* F.C.Jaski van de kof “Johanna Maria” (gebouwd in 1862, 146 ton o.m.) van 1862-1876. Het schip zonk in 1876 na een aanvaring bij Kopenhagen;
* F.C.Jaski van de brik “Elmina”(gebouwd in 1865, 289 ton o.m.) van 1881-1888. Het schip werd te Keeling afgekeurd. In de periode 1881-1888 was L.T.Jaski gezagvoerder van dit schip!
F.C.Jaski verzorgde per 03 september 1841 vanuit Nieuwediep met de “Catharina Johanna” een troepentransport van 6 officieren en 62 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 21 december 1841 na 109 dagen065.
In een adres dd 12 december 1855 aan de Tweede Kamer der Staten Generaal drongen 58 gezagvoerders aan op de invoering van een Tuchtwet. Zij meldden dat de uitvoering van hun beroep dagelijks meer en meer werd belemmerd door de onmogelijkheid om aan boord der schepen behoorlijke orde en tucht te bewaren. Een van de ondertekenaars was Oud-gezagvoerder F.C.Jaski.104.
In de Harlinger Courant dd 21 november 1874 staat in de rubriek Scheepstijdingen het volgende bericht096:
Uitgegaan:
“Croonstad 14 Nov. Willem v.d.Voort, L.T.Jaski, Christiania.”
F.C.Jaski voer met de bark “Baltimore” op 03 maart 1851 vanuit Hastings via Kaap Hoorn naar Valparasio, aankomst 08 juni 1851. Daarna voer het via de Pacific door naar Batavia waar het op 03 oktober 1851 aankwam.121
Familiegegevens en opleiding
Evert Poestkoke werd geboren te Amsterdam op 30 juli 1819
Hij huwde met Wilhelmina Viëtor, geboren te Amsterdam op 16 maart 1824 en overledden op 11 februari 1912..
Evert overleed in 1862. Bij zijn overlijden is Amsterdamals woonplaats opgegeven.003 en 118
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
E.Poestkoke werd met vlagnummer 638 effectief lid van Zeemanshoop per 03 juli 1855 op voorspraak van A.Viëtor. Zijn schip was de "Baltimore". Toegevoegd is "overleden"002.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop van 26 juni/03 juli 1855 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Evert Poestkoke, oud 35 jaar, voerend de bark “Baltimore”, voor rekening L.Bienfait & Zn te Amsterdam, wonend op de Haarlemmerdijk te Amsterdam, op voordracht van kapitein A.Viëtor.023.
Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 02 juni 1857003.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 30 april 1863 vraagt de wed. E.Postkoke geb. Viëtor om de reglementaire uitkering welke haar in de vergadering van 28 mei 1863 wordt toegestaan ingaande 01 februari 1863 voor haar en 5 kinderen. 042
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd. 09 juni 1863 staat vermeld dat per 01 februari 1863 aan de weduwe E.Poestkoke geb. Viëtor een uitkering in de 1e klasse is toegekend voor haar en 5 kinderen.023.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
638 1855-1856 bark Baltimore L.Bienfait & Zn
1857-1860 fregat Oceaan idem
1861-1862 fregat Amsterdam idem
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093
E.Poestkoke Oceaan 17 augustus 1859 18 september 1860
Amsterdam 06 februari 1862 09 juni 1863
Bouma025 vermeldt E.Poestkoke als gezagvoerder gedurende:
* 1853 t/m 1857 van de bark “Baltimore”, gebouwd in 1848 in Krimpen aan de IJssel, 625 ton o.m., varend voor L.Bienfait & Zn te Amsterdam;
* 1858 t/m 1860 van het 3/mschip “Oceaan”, gebouwd in 1857 te Kinderdijk, 920 ton o.m., varend voor L.Bienfait & Zn te Amsterdam;
* 1862 t/m 1864 van het ijzeren fregat “Amsterdam”, gebouwd in 1854 te Amsterdam, 799 ton o.m., varend voor L.Bienfait & Zn te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
Kapitein Poestkoke zeilde in 111 dagen van Liverpool naar Melbourne, en ontmoette daar de “Electra” onder kapitein Wegman, die over deze trip 76 dagen had gedaan.
Uit “De Clippers”, van Anno Teenstra, Uitg. Holdert & Co Amsterdam 1945.
Familiegegevens en opleiding
Gerrit Hendrik werd geboren op 20 februari 1824 te Amsterdam als zoon van Gerrit Hendrikz. Brakke en Anna Helena Kleine
Geert Hendrik Brakke trouwde op 04 juni 1858 te Den Helder met Catharina Kikkert, geboren op 06 november 1836 te Oude Schild/Texel als dochter van Simon Kikkert en Grietje Lap. Zij overleed op 11 februari 1923 te Alkmaar, 86 jaar
Gerrit overleed op 19 november 1867 aan boord van de “Baltimore” in Straat Soenda en werd begraven in Batavia. Hij was toen 43 jaar
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
G.H.Brakke werd met nr.744 effectief lid van Zeemanshoop per 29 juni 1858 op voorspraak van J.A.de Haas. Zijn schip was de “Baltimore”002.
In de notulen van de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd 22/29 juni 1858 staat vermeld dat tot effectief lid is voorgedragen/benoemd Gerrit Hendrik Brakke, oud 34 jaar, voerend de bark “Baltimore”, voor rekening van L.Bienfait & Zn , adres bij S.Kikkert te Nieuwediep, op voordracht van kapitein J.A. de Haas.023.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 30 januari 1868 vraagt de wed. van kapitein G.H.Brakke geb. Kikkert om de reglementaire uitkering welke haar in de vergadering van 27 februari 1868 wordt toegekend per 01 december 1867 voor haar en 4 kinderen.042
In de Bestuursvergadering dd 30 april 1868 vraagt de wed. G.H.Brakke geb. Kikkert om nog een uitkering voor een kind hetgeen het Bestuur toestaat.042 (is zijn intussen weer bevallen?)
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 01 juli 1918 dankt de wed. Brakke voor de extra uitkering voor één jaar.042.
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 24 maart 1868 staat vermeld dat per 01 december 1867 een uitkering in de 1e klasse afd A is toegekend aan de wed. kapitein G.H.K.Brakke voor haar en 4 kinderen.023.
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 04 april 1907 staat een: “Brief van de Weduwe G.H.Brakke, vragende of bij hare uitkeering uit het Weldadig Zeemansgonds geen vergissing heeft plaatsgehad. Door de heeren Secretarissen beantwoord.”023. (er is geen toelichting op de aard van de vergissing)
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
744 1858-1867 bark Baltimore L.Bienfait en Zn
1867 “overleden”
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:
G.H.Brakke Baltimore 10 juli 1860 26 juni 1861
Baltimore 12 februari 1862 20 maart 1863
Baltimore 18 juni 1863 04 september 1864
Baltimore 20 maart 1865 26 december 1865
Baltimore 31 mei 1866 01 april 1867
Baltimore 05 augustus 1867 03 juni 1868
Bouma025 vermeldt G.H.Brakke als gezagvoerder gedurende:
-
1857 van het 3/msch. “Eclipse”, gebouwd in 1855 te Quebec, 1315 ton o.m., varend voor L.Bienfait & Zn te Amsterdam;
-
1858 t/m 1868 van de bark “Baltimore”, gebouwd in 1848 te Krimpen aan de IJssel, 625 ton o.m., varend voor L.Bienfait & Zn te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
In het kader van de discussie over de invoering van de Tuchtwet in Nederlands Indië werd in 1865 een memorie aangeboden “aan zijn Excellentie den Gouverneur Generaal van Nederlandsch-Indië over de Wettelijke bepalingen omtrent de handhaving der orde en tucht aan boord der koopvaardijschepen binnen Nederlandsch-Indië.” Deze memorie werd ondertekend door G.H.Brakke.104.
Annie Romein-Verschoor schreef in haar autobiografie (“Omzien in Verwondering. Herinneringen van Annie Romein-Verschoor”, Privedomein Nr. 17, De Arbeiderspers, 1978, p, 11 e.v.) over haar moeder die de dochter was “van een kapitein van de grote vaart en van de oudste dochter van een oorspronkelijk Tesselse boer Kikkert, die in de gouden tijd van Den Helder, vóór het graven van het Noordzeekanaal, toen Den Helder voorhaven van Amsterdam was, een bloeiende bakkerij op het Havenplein dreef”.
Deze grootvader-kapitein van moederskant kreeg in 1868 in Straat Soenda een hartaanval en werd in Batavia begraven. “Mijn grootmoeder, die toen 30 was en haar vijfde kind verwachtte, viel terug op een bescheiden uitkering van “Zeemanshoop”,…en een klein kapitaaltje, hoofdzakelijk in huisjes belegd, dat mijn grootvader had oververdiend met “negociëren”, de onwettige maar winstgevende en door veel koopvaardijkapiteins …gretig gedreven handel in luxe-voorwerpen als horloges, sieraden, e.d.
Annie Romein beschreef haar grootmoeder als iemand die ingekapseld zat in de wrok over haar weduwschap. Ze woonde nog jaren lang in een huis op de Nieuwlandersingel in Alkmaar. Ook van haar moeder heeft ze weinig informatie over haar grootvader-kapitein Brakke gehoord. Zij sprak over hem als “mijn beste brave vader, die in zijn korte leven alles gedaan had om goed voor zijn gezin te zorgen (de huisjes!), die aan de wal altijd een grijze hoge hoed droeg, die in Calcutta door zijn krachtdadige welbespraaktheid- in het Engels nog wel – een proces over een aanvaring glansrijk gewonnen had, die zo hoog stond aangeschreven bij zijn rederij ”de heren Bienfait”, zei mijn grootmoeder nog altijd met eerbied in haar stem, en op Batavia met de vlag over de kist begraven was.
“Toen wij in 1906 op Batavia kwamen, nam mijn moeder ons mee op een bedevaart naar Tanah Abang. Daar liet ze zich door een functionaris van het kerkhof een groen heuveltje aanwijzen als het graf van haar vader. …”
“Bij mijn grootmoeder in “het salon” hing een aquarel….voorstellende de driemastbark Baltimore voor Dungeness, kapitein G.H.Brakke….”
Familiegegevens en opleiding
Otto Jansz Doeksen werd per 21 november 1835 op Terschelling geboren als zoon van Jan Cornelis Doeksen en Liesbeth van Marlen.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
O.J.Doekzen van Terschelling werd met vlagnummer 817 effectief lid van Zeemanshoop per 05 april 1864 op voorspraak van K.J.van Hemert. Zijn schip was "De Zwaan"002.
In de notulen van de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd 29 maart/05 april 1864 werd voorgedragen/benoemd als effectief lid Otto Jan Doekzen, oud 28 jaar, voerend de bark “De Zwaan”, voor rekening van L.Bienfait & Zn, wonend te Terschelling, op voordracht van kapitein K.J. van Hemert.023.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van het College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
817 1864-1866 bark de Zwaan L.Bienfait en Zn
1867 geen opgave van schip en boekhouder
1868-1869 bark Baltimore L.Bienfait en Zn
1870 geen opgave van schip en boekhouder
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:
Doekzen, O. de Zwaan 08 juni 1864 07 mei 1865
de Zwaan 29 augustus 1865 “in Engeland”
Bouma025 vermeldt O.J.Doeksen als gezagvoerder gedurende:
* 1865 t/m 1867 van de bark “Zwaan”, gebouwd in 1854 te Alblasserdam, 494 ton o.m., varend voor L.Bienfait & Zn te Amsterdam. Het schip werd in 1867 verkocht in Liverpool;
* 1869 t/m 1870 van de bark “Baltimore”, gebouwd in 1848 in Krimpen aan de IJssel, 625 ton o.m., varend voor L.Bienfait & Zn te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
In het Archief van de Waterschout staat als gezagvoerder van de bark “Baltimore” vermeld Willem de Wijn met reizen die aanvingen op 26 mei 1870 en 06 juni 1871.
De voornaam staat dus vast, maar de verdere gegevens zijn onzeker.
Een Willem de Wijn werd geboren op 05 september 1832 te Texel als zoon van Abraham de Wijn, zeeman, en Antje Hoogschagen.
Hij trouwde op 17 februari 1870 te Amsterdam en wonende te Den Helder als zeeman met Carolina Louise van der Velden, geboren op 13 juni 1841 te Amsterdam als dochter van Jan van der Velden, zilversmit, en Wijnanda van Weerden. Een overlijdens datum en –plaats is niet teruggevonden in Amsterdam, Nieuwer Amstel, Sloten en Den Helder.
Het echtpaar woonde volgen het Bevolkingsregister te Den Helder vanaf 1872 te Den Helder, komend van Amsterdamwaarbij Willem weer is vermeld als “zeeman”. Een eventueel vertrek uit deze gemeente is niet genoemd. Het echtpaar had in ieder geval een zoon Willem, geboren 02 november 1870 te Amsterdam, die bij zijn huwelijk in 1896 vermeld staat als 1e stuurman en in een huwelijksakte van weer diens zoon wordt aangeduid als “commandeur van de marinewerf.”
Willem de Wijn overleed op 29 juli 1885 te Sloten en staat in de akte vermeld als zijnde zonder beroep.
Er is dus geen sluitend bewijs gevonden dat deze Willem de Wijn de kapitein van de “Baltimore” was, maar de zeemanstraditie binnen deze familie, maakt het wèl waarschijnlijk.
Voorgaand overzicht is gebaseerd op de volgende aanvullende gegevens:
In het Bevolkingsregister van Amsterdam, klapper 1874, wordt genoemd Willem de Wijn, hoofd van het gezin, geboren 09 januari 1828 te Den Helder, Nederduits Hervormd, van beroep zeeman, op 07 augustus 1879 te Den Helder getrouwd op 07 augustus 1879 te Den Helder met Antje Prins, geboren 12 maart 1827 te Den Helder. Willem staat als overleden op 29 februari 1880.
Volgens BR deel 574 fo.5 staat Antje Prins in februari 1882 vermeld als hoofd van het gezin, Nederduits Hervormd, weduwe en vertrekkend per april 1882, met haar kinderen naar een volgende adres in Amsterdam. Ze verhuisde vervolgens per mei 1885, augustus 1885 en 12 november 1888, met als laatste adres de Conradstraat. In de laatste opgave staat eerst “ambtshalve” hetgeen betekent dat haar verblijfplaats onbekend zou zijn, maar er is dan apart toegevoegd “woont nog op deze woonplaats, dwz in de Conradstraat.
Een overlijdensakte te Amsterdam meldt haar overlijden op 27 maart 1905, voormiddags half acht, oud 76 jaar, en als weduwe van Willem Jansz de Wijn, geboren te Den Helder als dochter van Cornelis Prins en Adriana Petriche Turreboe, beiden overleden.
Willem de Wijn overleed op 29 februari 1880 te Amsterdam. Een overlijdensakte te Amsterdam meldt het overlijden op 29 februari 1880, voormiddags half 12 op de Grimburgwal (is het Binnengasthuis), van Willem Jansz de Wijn, werkman, wonend op de Hoogte Kadijk 113, 52 jaar, geboren op Texel, echtgenoot van Anna Prins.
Volgens de geboorteakte werd Willem de Wijn, geboren te Den Helder op 07 januari 1828, ’s nachts om 1 uur, als zoon van Jan de Wijn, sjouwerman, en Trijntje Hemelrijk.
Hij huwde op 24 april 1856 te Den Helder als sjouwerman met Anna Prins, geboren 12 maart 1829 te Den Helder, ’s morgens om 10 uur, als dochter van Cornelis Prins, sjouwerman, en Adriana Petriche Turreboe. Zie de overlijdensgegevens hiervoor.
Willem overleed te Amsterdam, zie hiervoor.
Vanwege het laatste beroep als “werkman” en vanwege de hiernavolgende gegevens van een andere Willem de Wijn lijkt mij voorgaande persoon NIET de gezochte kapitein de Wijn.
In het Bevolkingsregister 1860-1880 van Den Helder staat dat een Willem de Wijn, zeeman, geboren op 15 september 1832 te Texel en Carolina Louisa v.d.Velden, geboren 13 juni 1841 te Amsterdam, beiden Nederduits Hervormd, zich hebben gevestigd in Den Helder in Wijk I-519 per 14 mei 1872, komend van Amsterdam. Een vertrek wordt niet genoemd.
In het Bevolkingsregister 1870-1880 te Den Helder komt geen vermelding voor van een W. de Wijn.
Een huwelijksakte te Amsterdam dd 17 februari 1870 meldt het volgende:
Willem de Wijn, geboren te Texel, zeeman, wonend te Den Helder, 37 jaar, (dus ca. 1833) zoon van Abraham de Wijn, overleden, en Antje Hoogschagen, wonend te Den Helder, trouwde met Carolina Louise van der Velden, wonend en geboren te Amsterdam, 28 jaar, dochter van Jan van der Velden, overleden en Wijnanda van Weerden.
De geboorteakte van Carolina meldt de geboorte op 13 juni 1841 te Amsterdam op de Egelantiersgracht, als dochter van Jan van der Velden, zilversmit, en Wijnanda van Weerden.
In het Bevolkingsregister te Amsterdam, overgenomen 1925, deel 135, fol.22, staat een Willem Abraham, geboren te Amsterdam op 02 november 1870, 1e stuurman en als huisvrouw Johanna Terwee, geboren op 13 augustus 1873 te Amsterdam. Het huwelijk van deze twee is te Amsterdam op 03 december 1896, waarbij wordt vermeld dat de vader van de bruidegom, i.c. Willem de Wijn, is overleden.
In de huwelijksakte dd 03 december 1896 te Amstersam staat dat Willem Abraham de Wijn, 26 jaar, varensgezel, geboren en wonende te Amsterdam, zoon van Willem de Wijn, overleden, en Carolina Louise van den Velden, zonder beroep wonend te Amsterdam, trouwt met Johanna Terwee, zonder beroep, geboren en wonend te Amsterdam, 23 jaar, dochter van Harmannus Terwee, overleden en Sophia Christina van der Velden. In de Huwelijkse Bijlagen van dit huwelijk wordt gemeld dat vader Willem de Wijn is overleden op 29 juli 1885 te Sloten. Voorts wordt in het Militieformulier van Willem Abraham vermeld dat hij stuurmansleerling is en woonachtig te Nieuwer Amstel.
Inderdaad vermeldt de overlijdensakte van vader Willem te Sloten de datum 29 juli 1885, ’s morgens half negen op de Overtoom Wijk E, nr. 31, 52 jaar, zonder beroep.
In een Huwelijksakte te Den Helder dd 01 augustus 1922 wordt als vader van de bruidegom genoemd ene Willem de Wijn, van beroep “commandeur op de marinewerf”. Dit kan niet de bovenvermeld Willem de Wijn zijn geweest, want die overleed in 1885. Die was vermoedelijk de grootvader.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
-
de Wijn was met vlagnummer 21 in de periode 1877 t/m 1884 effectief lid van het Helderse zeemanscollege de “Goede Bedoeling”.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt W.de Wijn als gezagvoerder gedurende:
* 1871 t/m 1878 van de bark “Baltimore”, gebouwd in 1848 te Krimpen aan de IJssel, 625 ton o.m., varend voor L.Bienfait & Zn te Amsterdam.
In de ledenlijsten van het college in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart staan in de lidmaatschapsperiode van de “Goede Bedoeling” geen schepen vermeld
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Wellicht betreft het hier Tjeerd Hoedemaker.
Tjeerd Hoedemaker werd geboren te Dokkum op 30 oktober 1836 als zoon van Klaas Hoedemaker en Leentje Hiddema.
Hij huwde te Dokkum op 13 maart 1861 met Aaltje Rademaker, geboren 29 februari 1840 te Dokkum als dochter van Reider Rademaker en Hiltje Geerts Jonkman.
Overlijdesngegevens van beiden niet in Friesland gevonden
Bron: Tresoar
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt T.Hoedemaker als gezagvoerder gedurende:
* 1862 t/m 1868 van de 2/m sch. “Aaltje”, ex Loreley, ex Sjoumenta, ex Buitenwerf, gebouwd in 1849 te Groningen, 117 ton o.m., varend als kapitein/eigenaar te Dokkum. Het schip is in 1868 gestrand en geraakte wrak bij Patzerl op weg van Riga naar Harlingen;
* 1875 t/m 1877 van de brik “Nella”ex Diana, gebouwd in 1853 te Pr. Edward Island, 235 ton o.m., varend voor F.Wibaut te Vlissingen. Het schip is in 1877 gestrand bij Kallboda (Helsingör) en wrak geraakt;
* 1879 t/m 1882 van de bark “Baltimore”, gebouwd in 1848 in Krimpen aan de IJssel, 625 ton o.m., varend voor J.& J.Vinke te Amsterdam. Het schip strandde in 1882 bij Terschelling.
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:
T.Hoedemaker Aaltje 17 juni 1862 25 september 1862
Overige bijzonderheden
Terschelling 18 october 1882
Het gestrande Nederlandsche barkschip Baltimore, kapitein T. Hoedemaker, is in den afgeloopen nacht vernield. De lading is naar zee gedreven, slechts een klein deel van het wrak is nog overgebleven.
De bark, 625 ton, werd in 1848 gebouwd in Krimpen aan de IJssel voor L. Bienfait en Zn., Amsterdam. Toen het schip strandde was het in het bezit van J. en J. Vinke, Amsterdam.
Bron: www.grotezeilvaart.nl
|