Familiegegevens en opleiding
Maarten Ameriksz. Schaap werd geboren te Katwijk op 24 maart 1782 als zoon van Amerik Cornelisz. Schaap en Lijsbeth Cornelisd. Plokker.
Hij trouwde te Katwijk op 06 juli 1805 met Trijntje Arijsd. van Duijvenbode, geboren te Katwijk op 22 augustus 1786. Het echtpaar kreeg 2 kinderen en wel Amerik (Katwijk 16 juli 1810) en Ary (Rotterdam 11 juli 1811 – 15 augustus 1839 in de Zuider Atlantische Oceaan bij St.Helena. Trijntje overleed op 30 juni 1837.
Maarten overleed op 26 februari 1870.054-159
Maarten Schaap werd gedoopt op 24 maart 1782 te Katwijk aan Zee als zoon van Amerik Cornelisz. Schaap en Lijsbeth Plokker. Hij huwde in 1805 met Trijntje Arysd. van Duyvenbode. Hij overleed op 26 februari 1870005.
Foto (nr.67) beschikbaar van kapitein Maarten Schaap047.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
M.Schaap was met vlagnummer R69 in de periode 1826 t/m 1870 effectief lid van het Roterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. De ledenlijsten uit de periode 1820 t/m 1825 ontbreken. Het is waarschijnlijk dat hij in één van de jaren uit genoemde periode tot het College is toegetreden058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de Jaarverslagen 1858 en 1859 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) wordt vermeld dat M.Schaap een ondersteuning kreeg van f 200,- ’s jaars vanwege ouderdom en/of behoeftigheid. (uit de vaarperioden concludeer ik dat met deze M.Schaap bedoeld wordt Maarten Ameriksz.).
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van het College staat kapitein M.Schaap met vlagnummer R69 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
1849, 1851, 1855, 1858, 1859, 1862 t/m 1867 alle zonder vermelding van schip en reder
Bouma025 vermeldt M.Schaap als gezagvoerder gedurende:
-
* 1819 t/m 1828 van de galjoot “Jonge Hendrika”, gebouwd in 1812, bouwlocatie niet vermeld, 163 ton, varend voor Hoboken te Rotterdam. (Bouma boekt deze mededeling in onder de naam M.Schaap, dus met 1 initiaal. Het is dus de vraag, ook gezien de overlappende vaarperiode met het volgende schip, of het hier om Maarten Ameriksz gaat.);
-
* 1826 t/m 1831 op de brik “Willem”, gebouwd in 1826 te Rotterdam, 230 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
-
* 1833 t/m 1834 op het fregat “Jonge Adriana”, gebouwd in 1818, 400 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
-
* 1835 t/m 1841 op het fregat “Neerlands Koning”, gebouwd in 1825 te Rotterdam, 630 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Het fregat “Neerlands Koning” liep op 22 februari 1826 op de werf Rotterdams Welvaren van A.van Hoboken te Rotterdam van stapel. “Dit schip was het, dat onder Kapitein Maarten Schaap, van Katwijk, het vertrouwen verwierf, om in 1835 de door de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij te Feijenoord gebouwde ijzeren Stoomboot “Hecla” naar Soerabya te vervoeren. De Hecla en de Etna, waren de eerste ijzeren stoomboten voor het Indische Gouvernement en werden te Soerabya, opgebouwd, nadat zij in stukken waren aangevoerd.” Maarten Schaap zou volgens Smit026 een dagboek van deze reis hebben bijgehouden waaruit hier een resumé:
“... Den 15 October monsterde ik mijn volk weer voor die reis: drie stuurlieden, een dokter, tezamen met den kapitein 35 koppen ... “. Beschreven wordt hoe de uit elkaar genomen ijzeren stoomboot werd geladen. Op 10 november 1835 vertrok men uit de Leuve-Haven. “Wij hadden 8 machinisten om de boot in de Oost weer in elkaar te zetten, daarbij nog 10 passagiers, met een melkkoe voor scheepsgebruik”. Op de 15de voer hij uit van Hellevoetsluis. Op 03 januari 1836 voer men op de hoogte van het eiland Trinidad en op 09 februari tussen de eilanden St.Paul en Amsterdam. Na een orkaan in de Indische Oceaan kwam hij op 08 maart 1836 op de rede van Batavia. “Zoo heeft ons de Heere weder behoed, geleid en in alle wederwaardigheden gunstig bewaard. Hem zij eer en dank daarvoor toegebracht”. Er volgen enige bijzonderheden over de omgeving van Batavia, waar kapitein Schaap kennelijk wat rondtoerde. Op 19 maart zeilde hij naar Soerabaja waar hij 24 maart 1836 arriveerde en de ijzeren boot werd gelost. Vervolgens werd o.a. suiker geladen zowel in Soerabaja als Passoeroean voor de Nederlandsche Handels Maatschappij en weer terug gezeild naar Batavia. Intussen was Schaap nogal ernsig ziek geworden en hij doet daaromtrent uitgebreid verslag. Op 09 mei 1836 werd de terugreis aanvaard “Ik bevond mij zeer wel en had ook goede eetlust, maar een eeuwig suizen in het linker oor.” Na Kaap de Goede Hoop kwam het schip in zeer zwaar weer en liep aanzienlijke schade op “... onze fok was midden door , stagzeil uit de lijken. Het grootzeil gedeeltelijk aan stukken.”
Maarten voer in 1803-1808 als schipper onder Papenburgse vlag op het bomschip Hoffnung (door hem ook wel Hoop genoemd), van 1809-1819 op het 75 last metende kofschip Jonge Marie (Jeune Marie), van 1819-1819 op het 240 ton (120 last) metende galjootschip Jonge Hendrika, van 1826-1832 op de 370 ton metende (kleine-)brik Willem, een vierkant getuigde tweemaster, bouwjaar 1826 met lengte van ~27 meter over de stevens. “(Van de tewaterlating werd, in opdracht van Van Hoboken, door de zeeschilder Izaak Schouwman, een tekening gemaakt.)”; van 1832-1834 op het 430 ton (200 last) metende en in 1818 te Kopenhagen gebouwde fregatschip Jonge Adriana en van 1834-1841 op het 689 ton (338 last) metende, in 1826 op de werf “Rotterdams Welvaren” gebouwde, fregatschip Neerlands Koning. “Dit was tevens het laatste schip waarop Schaap voer en kapitein is geweest. Alle voornoemde schepen waren van rederij Anthonie van Hoboken ( en zonen)”.
Hij voer met de nummervlag R69 van het Roterdamse college “Maatschappij tot Nut der Zeevaart”. “Hij legde een “Dagboek mijner reizen” aan, waarin een uitvoerige beschrijving van zijn lotgevallen wordt gegeven (origineel in Katwijks Museum). In 1988 in boekvorm verschenen”.
Het artikel bevat een portret van Maarten Ameriksz. Schaap en een afbeelding door I.Schouman uit 1827 van de brik “De Jonge Marie”054-159.
Anthony van Hoboken nam eind 1798 een bomschuit over van Jacob Spaanderman te Katwijk aan Zee. Schipper was Cornelis Schaap, “die sinds oktober 1795 aan boord gezelschap had van zijn broertje Maarten: een knaap die op zijn twaalfde jaar was gaan varen en die tot 1841(!) in dienst van van Hoboken zou blijven. Maarten was een gedienstig en nauwgezet iemand, die van al zijn reizen uitvoerig aantekening zou houden in een dagboek. De bomschuit droeg in 1801 de naam Neptunus toen Cornelis Schaap het scheepje in juni van dat jaar voor de enige eigenaar Anthony van Hoboken publiekelijk mocht gaan veilen - de bom lag die maand op het strand van Scheveningen. Maarten heeft het er in zijn dagboek over; hij noteerde dat de schuit na een reis van Londen naar Katwijk werd geveild omdat hij “te slegt wier om koopmansgoeder over te varen”. Op deze bomschuit had Maarten in 1795 zijn eerste reis van Rotterdam naar Hull gemaakt (met een lading vlas); het schip kwam van Sunderland terug naar Rotterdam (met steenkool).
“Cornelis en Maarten Schaap - die dertien jaar jonger was dan zijn broer - waren Katwijkers. Maarten was nog maar negen jaar oud toen zijn vader Amerik stierf en dertien toen ook zijn moeder overleed.”
“Enkele maanden voordat Anthony van Hoboken de bomschuit in 1798 zou kopen, waren de gebroeders Schaap en twee anderen tijdens hun achste overtocht naar Engeland - in april van dat jaar - gearresteerd. De Engelsen waren er bij de controle achtergekomen, dat het schip ten onrechte de vlag van Pruisen voerde en dat het eigendom was van een Katwijkse reder. Hun vaartuig werd naar Yarmouth overgebracht en de vier opvarenden moesten naar het gevangenkamp Norman Cross bij Peterborough. Ze hebben er van eind april tot september van dat jaar gezeten en mochten daarna met hun eigen schip naar hun land terug”. Daarna nam van Hoboken het schip en de gebroeders Schaap over en na reparatie vertrok het eind december 1798 voor weer een reis naar Londen. “Bij Maassluis al werd de bemanning door een strenge vorst overvallen - “dat wij de bom in de haven moesten bergen voor het ijs”, schreef Maarten Schaap in zijn dagboek. Eerst in maart 1799 konden ze daar wegvaren.”069-p.40/41.
M.Schaap verzorgde per 25 januari 1837 vanuit Hellevoetsluis met de “Neêrlands Koning” een troepentransport van 6 officieren en 23 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 14 mei 1837 na 109 dagen-65*.
Hij vertrok op 22 april 1838 met de Neerlands Koning vanuit Hellevoetsluis met 1 officier. Aankomsttijd en reisduur zijn niet vermeld065.
Van Maarten Amerikz Schaap bestaat een biografie “Maarten Schaap, een Katwijker ter Koopvaardij’ 1782-1870” door J.R.Bruijn en E.S.van Eyk van Heslingen. Verhandelingen KNAW, Afd. Letterkunde, Nw. Reeks 135, Cie voor Zeegeschiedenis 17. NH Uitgevers Maatschappij, Amsterdam, 1899, 210 pp.
Maarten Schaap en zijn broer Cornelis werden ca. 1801 door van Hoboken naar Sneek gestuurd om een aldaar gebouwde kof naar Rotterdam te varen. Zijn metgezellen naar Rotterdam vroegen hem om kapitein op het schip te worden. “Schaap was nog geen twintig jaar oud en vond zichzelf te jong om deze verantwoording toen al te kunnen dragen. Van Hoboken was het met Maarten eens en stelde hem voor op de kof te blijven varen, maar dan met Volkert Plug als schipper. Schaap stemde toe en kreeg de belofte dat hij later een ander scheepscommando zou krijgen.”069 – 57
Op de leeftijd van 21 jaar werd Maarten voor van Hoboken kapitein op de bom “Hoffnung” (met een Duitse naam, want het schip voer onder Papenburgse vlag). “Met een lading vlas en lijnzaad moest de bom naar Leith in Schotland, dat na een ongelukkige reis werd bereikt: mast en tuig kapot en bovendien op sleeptouw genomen. In mei 1804 zette Schaap pas weer voet aan wal in Rotterdam, meldde zich op het kantoor aan de Wijnhaven en hoorde van Van Hoboken dat die zeer wel tevreden was. “ -69 – p.59.
In 1809 werd het koninkrijk Holland opgeheven en ingelijfd bij Frankrijk. Napoleon verordonneerde dat de schepen Franse namen moesten krijgen. De Van Hoboken-correspondentie wijst uit dat Maarten Schaap in voorjaar 1812 met de “Jeune Marie”, de vroegere Jonge Marie met een lading klaverzaad naar Londen zeilde. Één en ander wordt uitgebreid in het dagboek van Schaap uiteengezet.069 - p.76
“Schipper Maarten Schaap zou met de Jonge Maria tot in 1819 zijn aandeel leveren aan de vaart langs de West- en Zuid-Europese kusten. Als één van de weinige Van Hoboken-schippers was hij al vóór het eind van 1813 naar Londen uitgevaren. … De Theems lag die winter vol ijs. De Jonge Maria liep daar vertraging door op en was niet eerder dan in maart 1814 terug in Rotterdam. Vandaar zeilde de kof naar Lissabon, om zout te halen. Acht dagen na vertrek uit de Taag-monding moest het schip echter omkeren, omdat er een lek was ontdekt.” Vanwege gevaar van kaping door Algerijnse zeerovers moest het schip eigenlijk in konvooi varen, en Schaap voer naar Vigo en was in september 1815 zonder problemen weer terug in Rotterdam.
Een jaar later echter werd hij met zijn schip en ook zijn broer Ary Schaap met de “Koophandel” in handen van zeerovers en kwam in gevangenschap in Marokko terecht. Ze kwamen echter na verloop van tijd weer vrij en ze mochten met hun schepen weer vertrekken. “Op 2 januari 1817 hees men op de Jonge Maria de zeilen en in volle zee dankten de zeelieden God voor hun bevrijding.” Op de terugreis werd door zwaar weer ernstige schade geleden en men kwam begin februari in Brielle aan. Daarna volgde in 1817 en 1818 nog reizen naar Londen en de Middellandse Zee, o.a. met kaas uit Edam. (De gegevens zijn kennelijk ontleend aan het dagboek van Maarten Schaap)
In 1819 werd Maarten de opvolger van Haje Everts Henrichs op de galjoot “Jonge Hendrika” en maakte reizen naar het Middellandse Zeegebied. 069 p.105/106
“Anthony van Hoboken had kapitein Maarten Schaap in 1826 als gezagvoerder op de Willem gezet. Schaap, die al zo’n derig jaar voor hem voer, was toen 43 jaar oud. Ruim zeven jaar was hij de hoogste in rang op de Jonge Hendrika geweest en met dit schip was hij in het begin van 1825 met een lading katoen en lijnzaad uit de Egyptische haven Alexandrië komen varen. Langdurig slecht weer voor de West-Europese kust bracht forse schade toe aan schip en lading … In mei van dat jaar was hij opnieuw in Alexandrië, maakte daar een pestepidemie mee, maar kwam wonderwel zonder één ziek bemanningslid in Rotterdam terug. … In juni 1826 had Van Hoboken Schaap gepromoveerd tot kapitein van zijn nieuwe brik en Schaap droeg op zijn beurt het scheepscommando van de Jonge Hendrika over aan Ary Plug, zoon van de overleden Volkert. … De bewapende brik vertrok (op 30 november 1826) met een volle lading en met zeven passagiers … Op 15 december was het schip in zee … en zag … op 13 april 1827 voor het eerst … de Javaanse kust. … op 28 april kon de Willem … bij Batavia ankeren. Twee dagen erna liep Maarten Schaap zware koorts op. … Schaap werd ondergebracht in de woning van Van Hobokens vertegenwoordiger Ten Brink, waar hij snel opknapte. Half mei zeilde hij met de brik naar Tjeribon … voer terug naar Batavia … vertrok op 3 juni naar de thuishaven en meerde op 12 oktober weer af in Rotterdam. … Twee dagen later alweer werd er geladen voor Batavia … Op Oudejaarsdag 1827 liet de brik Helvoet achter zich … Tussen 6 april en 18 mei 1828 lag de brik in de Tafelbaai bij Kaapstad … Het traject Kaapstad naar Java werd in 49 dagen afgelegd.” Het kwam op 13 maart 1829 weer in Rotterdam aan. “Drie weken later was het schip opnieuw in zee, wederom voor een trip naar Java. (zeer veel geciteerd uit het dagboek van Schaap dat ter raadpleging wordt aanbevolen – S.P.!!)
In oktober 1829 schreef koopman Van Hoboken aan diverse relaties een brief waarin hij stelde dat het schip de “Willem” onder kapitein Maarten Schaap binnen 8 agen gereed zou zijn om naar Batavia te vertrekken.069 – p.155-.
“Op de laatste reis van de Willem waren er acht passagiers aan boord. Onder hen was F.Elgerhuizen, de zoon van de commandant van het bij Batavia liggende eilandje Onrust; daar werden sinds de 17e eeuw al schepen gerepareerd. het toeval wilde dat de Willem na het vertrek van Batavia (op 18 december 1831) niet ver van Onrust op een rif liep. De Willem zat gevaarlijk en Schaap was bang zijn brik te verliezen. … de Willem moest eerst op Onrust repareren, voordat het schip Rotterdam kon vertrekken.069 – p.161.
Begin dertiger jaren had de Indiëvaart te maken met een embargo vanuit Engeland en Frankrijk vanwege de stellingname van deze landen in het Belgisch-Nederlandse conflict. Schepen liepen de kans in Engelse havens te worden opgebracht en vastgehouden. In 1832, toen dit embargo een feit werd, waren diverse schepen uit Indië onderweg naar Nederland maar niet van de politieke situatie op de hoogte.”Eén van de uit Indië naar Rotterdam onderweg zijnde Van Hoboken-schepen die kon ‘ontsnappen’ wass de Jonge Adriana. … Gezagvoerder … was Maarten Schaap, die in april 1832 de brik Willem voor dit fregat had verruild en er op 16 mei van dat jaar met lading en dertien passagiers bij Helvoet de zee mee was opgegaan. … Schaap en zijn bemanning bereikte Batavia op 29 juli 1832. Zonder passagiers, maar met volle ruimen zeilde men daar op 21 september weer vandaan. Op 11 november rondde het schip Kaap de Goede Hoop; zestien dagen later ankerde de Jonge Adriana op de rede van het eiland Sint Helena. … Op 27 december – ten zuidwesten van Madeira – werd het fregat … gepraaid”. Daar hoorde Schaap van het embargo en kreeg de raad niet naar een Nederlandse haven te gaan. Het koos New York als bestemming., waar hij op 27 januari 1833 aankwam. Begin juli hoorde Schaap dat er een alliantie met Engeland en Frankrijk was gesloten en het embargo werd opgeheven. “De Jonge Adriana kon op 11 juli 1833 van New York vertrekken; 39 dagen later was get fregat bij Goeree.” 069 – p.184-188 Er staan vele bijzonderheden in het relaas omtrent het verblijf in bv. New York. Aanbevolen de oorspronkelijke tekst te lezen, die overigens is ontleend aan het dagboek van Schaap.
“In augustus 1834 had Schaap voor het laatst de Jonge Adriana naar Rotterdam gebracht; … Tegelijk met de door J.A.Pronk gecommandeerde Maria was hij met de Jonge Adriana op 6 april 1834 van de rede van Batavia vertrokken. Via Sint Helena … voer het schip in 123 dagen naar de thuishaven. Twee weken daarna was hij bij Anthony van Hoboken op kantoor. Deze vroeg hem hoe zijn schip beviel en of hij niet liever gezagvoerder op de Neerlands Koning zou willen worden. Schaap zei hem dat hij zich neerlegde bij wat Van Hoboken wilde en daar ‘altoos mee tevreden was’.
De … Neerlands Koning … vertrok met Maarten Schaap op 15 september 1834 vanuit Rotterdam naar Java. … Op 20 september zeulde de stoomboot Curaçao de Neerlands Koning het Goereese Gat uit. … Op 4 september 1835 was het volbeladen fregat in zijn thuishaven terug. … Op 16 oktober kreeg Schaap order om op Feijenoord de ‘uit malkander genoomen ijzeren stoomboot te lajen’: met bestemming Soerabaja. …Na 105 zeildagen … ankerde de Neerlands Koning op 8 maart 1836 op de rede van Batavia. Vandaar voer het schip naar Soerabaja. … Het vertrek naar Rotterdam was op 9 mei. … Na bij Kaap de Goede Hoop ongelooflijk bar weer te hebben ontmoet … waren Schaap … op 10 september in Rotterdam … terug…. Ongeveer een maand later moest de Neerlands Koning opnieuw naar de Oost. … 069 – p.198-200
Maarten Schaap beeïndigde in april op 1841 59 jarige leeftijd zijn 43 jaar geduurd hebbende verbintenis met Van Hoboken. “Een jaar daarvoor was Schaap met de Neerlands Koning aan zijn laatste reis naar Indië begonnen. … Op 29 september vertrok hij met de Neerlands Koning van de rede van Batavia huiswaarts zonder passagiers aan boord.
Rotterdamsche Courant 30 november 1816114
Amsterdam, 28 november. Volgens brieven van Lissabon, van den 6 november, zijn, door Marokkaanse kruissers, genomen de Nederlandse schepen de KOOPHANDEL, A. Schaap, en de JONGE MARIA, M. Schaap; het eerste was te Salé en het laatste te Larache opgebragt. (opm: zie ook RC 121216 en PGC 210117).
Rotterdamsche Courant 12 december 1816114
Amsterdam, 10 december. Directeuren van de Levantsche Handel en Navigatie in de Middellandsche Zee geven kennis, dat, volgens schrijven van Zijner Majesteits consul, Wm. Lobé, te Kadix (opm: Cadiz), van den 12 november laatstleden, Zijn Ed. van de Vice-Consul te Gibraltar, de heer Sewel, in dato 6 november, het natemeldene berigt heeft ontvangen:
Zie daar wat mij de heer Nyssen, ten aanzien van de reclamatiën, door Zijne Excellentie de Vice-Admiraal Van der Capellen, wegens de genomene schepen, meldt: Wij hebben, zo even, de gunstige verklaring van de Keizer van Marokko ontvangen, waar bij die Souverein aan alle de Consuls de verzekering geeft, dat alle schepen, toebehorende aan een Natie, waar mede hij in vrede is, welke door zijn kapers mogten genomen zijn, met derzelver equipagiën, ladingen en goederen zullen terug gegeven worden. Wij moeten dus hopen, dat, ingevolge de verklaring van de Marokkaanse Keizer, onze twee schepen (opm: zie RC 301116 en PGC 210117) in vrijheid zullen worden gesteld, en hunne reizen kunnen vervorderen.
Provinciale Groninger Courant 21 januari 1817114
Rotterdam, 15 januari. Men heeft nu de zekere tijding, dat de schepen van Arij Schaap en Maarten Schaap, door de Marokkanen genomen en opgebracht, door de keizer van Marokko, met derzelver ladingen, kost en schadeloos zijn ontslagen.
Rotterdamsche Courant 16 januari 1817114
Rotterdam, 15 januari. Men heeft nu een zekere tijding, dat de schepen van Ary Schaap (opm: de KOOPHANDEL) en Maarten Schaap (opm: JONGE MARIA), door de Marokkanen genomen en opgebragt, door de Keizer van Marokko, met derzelver ladingen, kost- en schadeloos zijn ontslagen.
Provinciale Groninger Courant 21 januari 1817114
Rotterdam, 15 januari. Men heeft nu de zekere tijding, dat de schepen van Arij Schaap en Maarten Schaap, door de Marokkanen genomen en opgebracht, door de keizer van Marokko, met derzelver ladingen, kost en schadeloos zijn ontslagen.
Rotterdamsche Courant 24 december 1818114
Amsterdam, 22 december. Den 21 november is te Gibraltar binnengelopen het schip de JONGE MARIA, M. Schaap, van Amsterdam naar Triëst.
Rotterdamsche Courant 29 januari 1820114
Te Rotterdam in lading liggende schepen naar:
….Marseille: het Galjootschip de JONGE HENDRIKA, kapt. Maarten Schaap….
Rotterdamsche Courant 28 april 1821114
Rotterdam, 27 april. Den 25 arriveerde te Helvoetsluis het schip de JONGE HENDRIKA, M. Schaap, van Bandohl (opm: Bandol, Var; 43 08 N 05 45 O); de wind O.
Den 27 arriveerde het schip MINERVA, D. Dirksen, van Howag.
Bij het vertrek der post is een uit zee komend schip in het gezicht; volgens rapporten van de zeeloodsen, is het kapt. H.E. Hendriks, van Smirna (opm: Izmir); de wind Z.Z.W.
Rotterdamsche Courant 07 augustus 1821114
Te Rotterdam in lading liggende schepen naar:
….Marseille: het Galjootschip JONGE HENDRIKA, kapt. Maarten Schaap
Idem: het Hoekerschip CORNELIA LUCIA, kapt. Jacob Altena, om den 11 te vertrekken…..
Rotterdamsche Courant 02 februari 1822114
Amsterdam, 31 januari. Volgens brief van Cette (opm: Sète), van den 19 dezer, liep aldaar het gerucht, dat kapt. Badger, naar Amsterdam gedestineerd, en de VROUW HENDRIKA, M. Schaap, beide te Bandohl liggende, verongelukt zouden zijn.
Rotterdamsche Courant 21 augustus 1821114
Rotterdam, 20 augustus. ….
….Den 20 zeilden DOLPHIJN, J. Touzeau, naar Guernsey; de JONGE HENDRIKA, M. Schaap, naar Marseille; HELENA, T.C. Gerdes, naar … ; VENILLIA, W. van der Kolff, naar Liverpool; MARGARETHA LAURENTIA, J. Kortrijk, naar Brest; GLASGOW, W. Paton, naar Leith; CLARA MARGARETHA, P.D. Dik, naar Liverpool; FLORA, J.W. Beresford, naar Rochester, en HOOP VAN EMDEN, S. Muller, naar Calais; de wind Z.O.
Rotterdamsche Courant 25 april 1822114
Rotterdam, 24 april. Den 22 arriveerde te Helvoetsluis de JONGE HENDRIKA, M. Schaap, van Bandohl.
Den 23 arriveerde MINERVA, J.T.G. Schutt, van Grijpswold (opm: Greifswald)
Rotterdamsche Courant 10 augustus 1822114
Rotterdam, 9 augustus. Den 8 dezer arriveerde te Helvoetsluis EMMA, J.J. Bokkenhagen, van Archangel, en zeilden de JONGE GIJSBRECHT PAULUS EN ADRIANA, M.D. Meijer, en HERSTELLER, A.F. Noorman, naar Liverpool; SOPHIA CHRISTINA, D.H. Dade, en NEPTUNES, J.C. Arends, naar Newcastle; de VROUW CAROLINA, H.C. Duwel, naar Londen; CONCORDIA, N. Olsen, en MARIA, C. Stibolt, naar Dramme; DOLPHIJN, J. Voss, en NEUTRALITÉ, G.L. Hagen, naar Rostock; CHRISTINA, J.H. Arenius, naar Finland; de JONGE HENDRIKA, M. Schaap, naar Marseille; de wind Z.W.
Den 9 zeilde BETSEIJ, J. Vergin, naar St. Ubes (opm: Setubal).
Familiegegevens en opleiding
Arie Plug werd geboren in 1806 te Noordwijk aan Zee als zoon van de Nederlands Hervormde Volkert Plug en Neeltje Schilpzand. Hij woonde te Maassluis en vestigde zich te Rotterdam o.a. aan de Waschbleeklaan Wijk 15 nr.34.
Hij was gehuwd met Jansje Parlevliet, geboren 01 november 1811 te Maassluis, Nederlands Hervormd.
Hij overleed op 05 oktober 1854 te Noordwijk aan Zee.005
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
A.Plug was met vlagnummer R76 in de periode 1826 t/m 1854 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. De ledenlijsten van 1820 t/m 1825 ontbreken, dus het mogelijk dat hij in één van de jaren uit de genoemde periode tot de Maatschappij is toegetreden.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslagen 1855, 1858 en, 1859 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat de weduwe van kapitein A.Plug een jaarlijkse uitkering kreeg van f 150,-058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein A.Plug met vlagnummer R76 als gezagvoerder vermeld in de ledenlijsten van058:
* 1849, 1851 zonder vermelding van schip en reeder
Van Sluijs013 vermeldt A.Plug als kapitein op de “Jonge Hendrik” (1828-1832), de “Willem” (1832-1835), de “Prinses Marianne” (1835-1838), de “Rhoon en Pendrecht” (1839-1842), en de “Twee Anthony’s” (1844-1848).
Bouma025 vermeldt A.Plug als gezagvoerder gedurende:
* 1829 t/m 1831 van de galjoot “Jonge Hendrika”, gebouwd in 1812, bouwlocatie niet vermeld, 163 ton o.m., varend voor Hoboken te Rotterdam;
* 1832 t/m 1835 op de brik “Willem, gebouwd in 1826 te Rotterdam, 230 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1836 t/m 1838 op het 3/m schip “Prinses Marianne”, gebouwd in 1831 te Kinderdijk, 710 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1840 t/m 1842 op het 3/m schip “Rhoon en Pendrecht”, gebouwd in 1834 te Rotterdam, 825 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1845 t/m 1848 op de bark “Twee Anthony’s”, gebouwd in 1844 te Rotterdam, 799 ton o.m., varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
"Op 13de september 1836 begaven wij ons vol goede moed op de rede van Hellevoetsluis aan boord van het Koopvaardijschip Prinses Marianne. De manschappen ontvingen instructies voor de reis, maar vragen naar de taak die ons in Afrika te wachten stond werden niet beantwoord. Onze missie bleef strikt geheim. Na twee dagen lichtte kapitein A.Plug het anker en zette koers naar de Nederlandse bezittingen aan de westkust van Afrika. Na Santa Cruz op het eiland Teneriffe te hebben aangedaan, kwamen wij zonder buitengewone ontmoetingen op onze reis de 26ste van de volgende maand voor het fort Sint Antonio te Axim op de kust van Guinea voor anker. De 31ste verzeilden wij naar het meer oostelijk gelegen Sint George D'Elmina, dat sinds 1637 in Nederlandse handen is. Daar ontscheepten wij de volgende dag en zetten voet op de Goudkust" (tegenwoordig Ghana).
Uit: De zwarte met het witte hart. Door Arthur Japin. Amsterdam, Arbeiderspers. 1997, p.39.
Citaat is een verslag door adjunct-commissaris Van Drunen, officier der Nederlandsche zending naar de koning van Ashanti.
Bouma22 vermeldt een "Prinses Marianne" gebouwd in 1831 te Kinderdijk voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam. De eerst vermeld kapitein is echter uit 1839. kennelijk is A.Plug een kapitein uit de voorgaande periode geweest.
De “Prinses Marianne” was een fregat, gebouwd in 1831 te Rotterdam, groot 378 last/715 ton o.m.. De eerste kapitein was J.Admiraal (1832-1835), de tweede A.Plug (1835-1838), beiden varend voor reederij A.van Hoboken & Zn te Rotterdam013.
"De Drie Gebroeders" in het Nauw van Calais op weg naar Paramaribo057:
09 oktober 1839 "... praaide kapt. Plug schip Rhoon en Pendrecht van Rotterdam gedistineerd naar Batavia”.
Op 29 augustus 1845 vertrok de stuurmansleerling Wilhelmus Hendricus Kannegieter vanuit Rotterdam naar Batavia op de bark "Twee Anthony's" onder kapitein Plug. Hij was geplaatst vanuit de Amsterdams Kweekschool voor de Zeevaart en keerde aldaar terug op 02 december 1846. De rederij was A.van Hoboken & Zn te Rotterdam004-533/1981 en 025.
A.Plug verzorgde per 15 september 1836 vanuit Hellevoetsluis met de “Prinses Marianne” een troepentransport van 4 officieren en 30 manschappen. In St. Georg d’Elmina werden 73 Afrikaanse recruten aan boord genomen, terwijl 1 officier en 2 manschappen ter plaatse achterbleven. Hij arriveerde te Batavia op 27 januari 1827 na 134 dagen.
Hij vertrok per 03 september 1845 vanuit Hellevoetsluis per “Twee Anthony’s” met 1 officier. Aankomstdatum te Batavia en reisduur zijn niet vermeld065.
Op 03 september 1845 schreef ene Otto een brief aan zijn ouders “Aan boord der Twee Anthohy’s”. Hij begint te melden dat zij reeds een heel eind op weg zijn, “want de reede van Hellevoetsluis hebben wij al verlaten”. “Onze “Twee Anthony’s” is een flink fregat, met drie masten en twee verdiepingen … Elk dezer drie masten droeg … een andere vlag; op de eerste vlag stond de naam van het schip, op de tweede R.95, dit was dus een zoogenaamde nummervlag; de derde vertoonde nationale kleuren. (deze opgave van het vlagnummer is fout. R.95 hoort bij een kapitein H.Schut).
Genoemde Otto vermeldt voorts: Het schip is een “ flink fregat, met drie masten en twee verdiepingen.” Rondom het verdek (dit is het onderste dek) staan tien kanonnen, twaalfponders”. De briefschrijver beschrijft op een zeer nauwkeurige wijze de indeling van het schip, voor degenen die hierin geïnteresseerd zijn, aantrekkelijke lektuur. Daarna wordt de kapitein beschreven: “… een ferme, flinke, bedaarde kerel, die hoe langer hoe meer meevalt. Een paar matrozen, die wij toevallig over den “oude” hoorden spreken, verzekerden ons, dat er geen betere is in geheel Rotterdam.” De totale bemanning bestaat uit 38 man. Er wordt een uitgebreid overzicht gegeven, wat per dag zoal wordt gegeten. De reisbeschrijving gaat door in een twee volgende brieven dd 21 december resp. 23 december 1845, met verslag van de gebeurtenissen aan boord, zoals het passeren van de evenaar, het vangen van vissen, ontmoetingen met dolfijnen en walvissen, nautische handelingen, weersomstandigheden, e.d., kortom het gebruikelijke gekeuvel van een zoon aan zijn ouders. Overigens een interessant tijdsbeeld van het leven aan boord van een willekeurige passagier.Het bevat geen verdere bijzonderheden over kapitein Plug.
Uit: “Vóór zestig jaren” door Jeanne Reyneke van Stuwe. L.J.Veen-Amsterdam, geen datum. VEEN’S GELE BIBLIOTHEEK. Citaten op de pp.6, 7, 13, 14.
“In juni 1826 had Van Hoboken Schaap gepromoveerd tot kapitein van zijn nieuwe brik (de “Willem”) en Schaap droeg op zijn beurt het scheepscommando van de Jonge Hendrika over aan Ary Plug, zoon van de overleden Volkert.” (dus eerder dan Bouma en van Sluys vermelden!)069 – p.149.
In 1835 schreef Van Hoboken aan Baudt, de directeur voor de koloniën waarin “de firma de Prinses Marianne onder Bauds aandacht hqd gebracht; een schip dat werd gevoerd door kapitein Ary Plug, wiens vader Volkert in Van Hobokens dienst als een ‘braaf kapitein’ was overleden en die vanaf zijn jeugd was opgevallen door ‘een uitmuntend gedrag’”069 – p.191.
Het schip de “Rhoon en Pendrecht” werd in begin 1841 verbouwd om geschikt te worden gemaakt voor het transport van een lading kamelen, die in Indië als lastdier dienst zouden moeten doen..”Eind april van dat jaar kwam het fregat, dat in Rotterdam een enorme hoeveelheid hooi, stro, gerst en water had geladen, aan op de rede van Sante Cruz de Tenerife. Kapitein Ary Plug zond Van Hoboken vijf dagen na aankomst bericht dat de kamelen – veertien stuks en allemaal vrouwtjes – met een zeildoeken ‘broeking’ aan boord waren gehesen. … Voor de verzorging van de kamelen reisden ook twee eilandbewoners mee. .. De Rhoon en Pendrecht loste zijn opvallende lading op 30 juli 1841 in Batavia.”069 – p.229 Uit het verdere relaas blijkt dat het gebruik van kamelen als lastdier op Java geen succes is geworden.
Javasche Courant 11 juni 1833114
Uit berichten van St. Helena, lopende van de 1e januari tot de 18e maart j.l. blijkt, dat aldaar waren aangeweest de onderstaande Nederlandse schepen:
De 23. januari het schip ANTHONY, kapt. H. Bruhn, van Canton naar Rotterdam.
De 26. januari het schip GEZUSTERS, kapt. J. Ingerman, van Batavia naar Amsterdam.
De 27. januari het schip TWEE CORNELISSEN, kapt. J. Reinhardt, van Batavia naar Amsterdam, en het schip WILLEM, kapt. A. Plug, van Batavia naar Rotterdam.
De 28. januari het schip ASIA, kapt. J. Boot, van Batavia naar Middelburg.
De 30. januari het schip VASCO DA GAMA, kapt. P. de Boer, van Batavia naar Rotterdam.
De 16. februari het schip DORTENAAR, kapt. P. Kraaij, van Batavia naar Dordrecht.
De 28. februari het schip MARCO BOZZARIS, kapt. J.G. Adriaan, van Batavia naar Amsterdam.
De DORTENAAR en de MARCO BOZZARIS waren ten gevolge van orders uit Engeland onder embargo gelegd. Kapt. P.Kraaij van de DORTENAAR was ten gevolge van een val van zijn paard op de 23 februari, 11 dagen later overleden
Datum vanaf: |
1832 |
Kapitein: |
Plug, Arie |
Overige informatie: |
1832 – 1835 |
Familiegegevens en opleiding
Johannes Franciscus Klomp, Rooms Katholiek, werd geboren te Rotterdam op 06 juli 1803 als zoon van Frans Klomp en Joanna Hendriks. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Vissersdijk Wijk 4 nr. 112.
Hij was getrouwd met Maria Catharina Hendriks en voor de 2e maal met Maria Hendrika Hollander, geboren 08 juni 1822 te Rotterdam, Rooms Katholiek.
Hij overleed te Rotterdam aan de Vissersdijk nr. 112 op 18 april 1861005.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.F.Klomp (adres Hoboken) werd per 12 juni 1838 op voordracht van B.P.Markus en met vlagnummer 415 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdams zeemanscollege "Zeemanshoop".Bij de inschrijving was zijn schip de "Willem". Toegevoegd is "overleden"002. Ten tijde van de inschrijving was de man 35 jaar en de vrouw 26 jaar002a.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” van 05/12 juni 1838 werd als effectief lid ingeschreven Johannes Franciscus Klomp, voerend de brik “De Jonge Willem”, wonend te Rotterdam, met adres bij de heer R.J.Martens te Amsterdam, op voordracht van kapitein P.P.Martens. Zijn leeftijd is niet genoemd. Hij kreeg vlagnummer 415023.
J.F.Klomp was met vlagnummer R73 in de periode 1835 t/m 1861 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058
J.F.Klomp was afwisselend commissaris in 1852 en 1857-1858 en permanent commissaris van de Maatschappij in 1859-1860058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
415 1838 brik Willem A.van Hoboken & Zn, Rotterdam
1839-1845 fregat Anthonie idem
1846-1848 geen vermelding van schip en boekhouder
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein J.F.Klomp met vlagnummer R73 als gezagvoerder in de ledenlijsten van:
* 1849, 1851, 1855 van het fregat “Twee Anthony’s” 420 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1858, 1859 geen schepen vermeld
Bouma025 vermeldt J.F.Klomp als gezagvoerder gedurende:
* 1836 t/m 1838 op de brik “Willem”, gebouwd in 1826 te Rotterdam, 230 ton o.m., varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam
* 1839 t/m 1845 op het 3/m schip “Anthony”, gebouwd in 1827 te Rotterdam, 470 ton, varend voor A. van Hoboken te Rotterdam;
* 1848 t/m 1849 van het 3/m schip “Neerlands Koning”, gebouwd in 1825 te Rotterdam, 630 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam
* 1850 t/m 1856 op de bark “Twee Anthony’s “, gebouwd in 1844 te Rotterdam, 799 ton o.m., varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam.
Lloyd’s vermeldt087: “03 Okt 1850 “TWEE ANTHONYS on shore.”
Overige bijzonderheden
J.F.Klomp verzorgde per 29 september 1840 vanuit Hellevoetsluis met de “Anthonie” een troepentransport van 5 officieren en 30 manschappen. In St.Georg d’Elmina werden 1 Europeaan en 83 Afrikanen aan boord genomen. Hij arriveerde te Batavia op 20 maart 1841 na 176 dagen. Onderweg was 1 militair overleden.
Op 08 september 1842 vertrok hij vanuit Hellevoetsluis met aan boord 1 officier en 1 militair. Aankomstdatum en reisduur zijn niet vermeld.
Op 06 januari 1856 vertrok hij vanuit Hellevoetsluis met de “Twee Anthonys” en een contingent van 6 officieren en 150 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 28 april 1856 na 113 dagen058.
De “Anthony” onder gezag van kapitein J.F.Klomp, varend voor van Hoboken in Rotterdam, vertrok op 16 oktober 1841 van Rotterdam met een aantal passagiers naar Java. Van de reis is een verslag bewaard gebleven: “Het journaal der reis van Mevrouw de Wed. J.H.Sampson, Mej. op de Laeij en J. op de Laeij”. Dit verslag bevindt zich in het Scheepvaartmuseum te Amsterdam onder Cat.1-178. Oosterwijk069 p.252 – 253 citeert uitvoerig uit dit verslag.
Familiegegevens en opleiding
Amerik Schaap werd geboren te Katwijk op 19 maart 1797.
Hij trouwde met Emmerensje Drost, geboren te Rotterdam op 28 juli 1801 en overleden 14 november 1877.
Amerik Schaap werd geboren op 14 maart 1794 te Katwijk aan Zee als zoon van de Nederlands Hervormde Ary Schaap en Leintje Schuyte. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Grote Draaisteeg Wijk 1 nr. 96. Hij huwde op 30 april 1823 te Rotterdam met Emmerensje Drost, geboren/gedoopt op 27/28 juli 1801 te Rotterdam als dochter van Pieter Drost en Maria Neurenberg005.
Amerik Arysz Schaap werd gedoopt op 17 maart 1797 te Katwijk als zoon van Ary Ameriksz Schaap en Leuntje Jacobsd. Schuyte. Hij trouwde te Katwijk met Emerentia Drost en overleed ter plaatse op 07 augustus 1876.054
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
A.Schaap (adres A.van Hoboken & Zn) werd met vlagnummer 246 per 26 februari 1828 ingeschreven als effectief lid van Zeemanshoop op voordracht van kapitein B.J.Martens. Als zijn schip wordt genoemd de “Rhoon en Pendrecht”, in het register doorgestreept en vervangen door “Gertrude”002.
Amerik Schaap, oud 31 jaar, afkomstig uit Rotterdam en met adres B.J.Martens, voerende het fregat “Rotterdams Welvaren”, werd in de Algemene Vergaderingen van 19/26 februari 1828 van Zeemanshoop als effectief lid voorgedragen/benoemd op voordracht van kapitein B.J.Martens. Zijn vlagnummer werd 246023.
Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 19 mei 1829003.
A.A.Schaap was effectief lid van Zeemanshoop in de periode 1828 t/m 1876 met de vlagnummers 246 (1828 t/m 1836), 151 (1836 t/m 1854) en 43 (1854 t/m 1876).
-
Schaap was met vlagnummer R113 in de periode 1826 t/m 1876 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. De ledenlijsten uit de periode 1820 t/m 1825 ontbreken. Het is derhalve mogelijk dat hij in één van de jaren uit deze periode tot de Maatschappij is toegetreden058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 29 februari 1872 staat een verszoek om onderstand door kapitein A.Schaap welke hem in de vergadering dd 28 maart 1872 wordt toegekend ingaande 01 mei 1872.042.
In de Bestuursvergadering dd 25 april 1872 staat een verzoek van kapitein A.Schaap “dat de onderstand hem toegekend te Rotterdam moge betaald worden.” Hem wordt verwezen naar art. 58 van het Reglement.042 Dit artikel regelt de wijze van uitbetaling. Uitbetaling alleen ten kantore van het Weldadig Zeemans Fonds aan de rechthebbende of een gemachtigde.
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 27 augustus 1874 vraagt kapitein A.Schaap om te worden vrijgesteld van contributiebetaling. Dit wordt geweigerd als zijnde in strijd met de reglementen.042.
In de Bestuursvergadering dd 31 augustus 1876 vraagt de wed. A.Schaap om de reglementaire uitkering welke haar in de vergadering van 28 september 1876 wordt toegekend ingaande 01 november 1876.042.
In de notulen van de Algemene Vergadering van “Zeemanshoop” dd 16 april 1872 staat vermeld dat per 01 mei 1872 een uitkering in de 1e klasse is toegekend aan kapitein A.Schaap. 023. (dit is de enige kapitein Schaap met de initiaal A die lid was van Zeemanshoop, dus voormelde mededeling zal wel op deze kapitein slaan.)
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 10 november 1874 staat vermeld dat A.Schaap een ontheffing vraagt om contributie te betalen. Dit wordt afgewezen.023.
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 10 oktober 1876 staat vermeld dat een uitkering is toegekend aan de wed. A.Schaap geb. Drost te Rotterdam (geen ingangsdatum).023
A.Schaap was afwisselend commissaris in 1839, permanent commissaris in 1841, secretaris in 1846, vice-voorzitter in 1847/1848 en wederom permanent commissaris van 1856-1861 van de Maatschappij058.
De schepen van de kapitein
Vermelding in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Scheepvaart001:
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
246 1828-1830 fregat Rotterdams Welvaren A.van Hoboken te Rotterdam
1831 fregat Antonia idem
1832-1833 fregat Batavia idem
1834-1835 fregat Rhoon en Pendrecht idem
152 1836-1838 fregat Rhoon en Pendrecht idem
1839-1840 geen vermelding van schip en boekhouder
1841-1851 fregat Gertrude A.van Hoboken te Rotterdam
1852 geen vermelding van schip en boekhouder
1853 fregat Bezoekie A.van Hoboken te Rotterdam
43 1854-1855 fregat Bezoekie idem
1856-1875 geen vermelding van schip en boekhouder
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein A. Schaap met vlagnummer R113 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1849, 1851 van het fregat ”Gertrude” 515 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1855 van de bark “Bezoekie” 395 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1858, 1859, 1862 t/m 1867, 1874 geen schip en reederij vermeld
Bouma025 vermeldt A.Schaap als gezagvoerder gedurende:
1824 t/m 1825 op de brik “Dijkzicht” ex Drie Gebroeders, bouwjaar en -plaats niet vermeld, 287 ton o.m., varend voor A.van Hoboken te Rotterdam. Bouma vermeldt in 1819-1824 als kapitein van dit schip M.A.Jacometti.
* 1829 t/m 1831 op het 3/m schip “Rotterdams Welvaren, ex Elisabeth? ex Flora?, gebouwd te Middelburg, bouwjaar niet vermeld (maar is vermoedelijk 1811), 345 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1830-1831 op het fregat “Anthony”, gebouwd in 1827 te Rotterdam, 470 ton o.m., varend voor A.van Hoboken te Rotterdam.
* 1833-1838 op het fregat “Batavia”, gebouwd in 1829 te Rotterdam, 710 ton o.m., varend voor A.van Hoboken te Rotterdam;
* 1839 op de brik “Willem”, gebouwd in 1826 te Rotterdam, 230 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1835-1840 op het fregat “Rhoon en Pendrecht”, gebouwd in 1834 te Rotterdam, 825 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
-
* 1841 t/m 1852 op het fregat “Gertrude”, gebouwd in 1840 te Rotterdam, 990 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
-
* 1853 t/m 1856 op de bark “Bezoekie”, gebouwd in 1853 te Rotterdam, 747 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam.
De onderlinge vaarperioden kloppen vaak niet. Ik acht de opgaven uit de Amsterdamsche Almanaak voor Koophandel en Zeevaart001 het meest betrouwbaar Het lijkt erop, dat Schaap de eerste kapitein was op de “Rhoon en Pendrecht”, de “Gertrude” en de “Bezoekie”.
In 1824 was A.Schaap gezagvoerder van het Rotterdamse fregat “Dijkzigt” (154 lasten). De boekhouder was A.van Hoboken012.
A.Schaap was in 1840 gezagvoerder van de “Gertrude” (600 last), op 28 juli 1840 te water gelaten op de werf “Rotterdams Welvaren” van A.van Hoboken & Zn te Rotterdam voor rederij A.van Hoboken & Zn 027.
Overige bijzonderheden
Op 04 januari 1848 vertrok van Batavia het fregat “Gertrude” onder kapitein A.Schaap, was 10 maart 1848 te St.Helena en arriveerde 14 mei 1848 te Brouwershaven na een reis van 130 dagen026(38/299).
Amerik Arysz Schaap was in 1819 gezagvoerder op de brik Dijkzigt, van 1826-1829 op het fregat Rotterdams Welvaren en daarna op de Anthonie en de Batavia (perioden niet vermeld), van 1833-1839 op het 1200 ton metende, in 1833 gebouwde fregat Rhoon en Pendrecht, van 1842-1849 op het 515 last metende fregat Gertrude en in 1852 op de 395 last metende bark Bezoeki.
In het Notarieel Archief van Katwijk van 08 april 1840 staat hij vermeld als woonachtig in Rotterdam.
Hij was met vlagnummer R113 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart en met de nrs. 246/152/43 van het Amsterdamse college Zeemanshoop.
De publicatie bevat zwart-wit afbeeldingen van de brik Dijkzigt (I.Schouman 1821/1822), het fregat Anthony (I.Schouman 1827) en het fregat Rhoon en Pendrecht (J.Spin, 1849)054-151.
A.Schaap vezorgde per 2 januari 1826 met de “Rotterdams Welvaren” een troepentransport van 3 officieren en 75 manschappen. Het schip arriveerde te Batavia op 02 mei 1826 na 120 dagen, waarbij onderweg 1 militair was overleden.
Met hetzelfde schip voer hij uit op 22 januari 1827 met een detachement van 5 officieren en 87 manschappen. Hij kwam in Batavia aan op 26 juli 1827 na 185 dagen en verloor onderweg 2 militairen
Op 26 oktober 1829 voer hij uit met de “Anthonie” en 3 officieren en 130 manschappen. Hij arriveerde te Batavia na 125 dagen op 28 februari 1830 en had onderweg 1 militair verloren.
Op 30 juni 1835 nam hij met de “Batavia” 1 militair mee. De aankomstdatum te Batavia is niet vermeld.065*.
Op 18 april 1836 vertrok hij met de “Rhoon en Pendrecht” en 1 militair. De aankomstdatum te Batavia is niet vermeld.065*
Op 12 april 1837 vertrok hij met de “Rhoon en Pendrecht” met aan boord 1 officier en arriveerde te Batavia op 06 juli 1837 na 85 dagen.
Met hetzelfde schip vertrok hij op 23 april 1838 met een detachement van 12 officieren en 201 manschappen. Het schip maakte een tussenstop in St. George d’Elmina waar 12 officieren, 201 onderofficieren en manschappen achterbleven en 2 officieren, 70 Europeanen plus 100 Afrikanen inscheepten. 3 van de Afrikaanse recruten plus nog 2 andere militairen stierven onderweg en met 65 man arriveerde het schip in Batavia op 24 oktober daaraanvolgend na 184 dagen065.
Op 28 mei 1839 vertrok hij met de “Jacobus” inclusief 4 officieren en 20 manschappen. Ook toen was er een tussenstop in St.George d’Elmina waar 70 Afrikaanse recruten inscheepten. Het schip kwam op 12 oktober 1839 na 146 dagen aan, terwijl onderweg 2 manschappen waren overleden065. Deze opgave met de “Jacobus” klopt niet met Bouma025. Volgens andere opgavenbv.001 zou de gezagvoerder van dit schip Ary Maartenszoon Schaap geweest zijn. Zie aldaar.
Op 16 juli 1847 vertrok hij met de “Gertrude” en een contingent van 3 officieren en 160 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 20 oktober 1847 na 96 dagen.
Op 18 april 1850 vertrok hij met hetzelfde schip en 5 landmachtofficieren. Hij arriveerde te Batavia op 28 juli 1850 na 101 dagen.
Op 31 mei 1851 vertrok hij met hetzelfde schip. Aan boord was 1 landmachtofficier. Hij arriveerde te Batavia op 10 september 1851 na 102 dagen.
Alle voorgaande afvaarten geschiedden vanuit Hellevoetsluis065.
Op 04 september 1853 vertrok hij vanuit Brouwershaven met de “Bezoekie” en een contingent van 3 officieren en 120 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 07 december 1853 na 94 dagen. Ònderweg stierven 2 manschappen06
Ary Schaap was met de “Rhoon en Pendrecht” in februari 1838 vertrokken uit Nederland als onderdeel van een strafexpeditie naar Guinea, het tegenwoordige Ghana, vanwege opstand en moordpartijen door een lokale stam. “De Rhoon en Pendrecht was op 9 mei 1838 bij de Canarische Eilanden: 28 dagen na vertrek uit Rotterdam.” Na het uitvoeren van de expeditie vertrok het schip naar Java “met waarschijnlijk 140 recruten aan boord. Het schip kwam in de laatste week van oktober in Batavia aan.”
“Ary Schaap werd voor zijn aandeel als scheepskapitein aan de strafexpeditie in maart 1839 benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandsche Leeuw.”069 – p.212-213.
In de “Biografie van Cornelis Abrahamsz Jr” staan de volgende bijzonderheden080:
23 november 1847. Reede van Cheribon met de “Urania” onder kapitein C.Abrahamsz. Jr:
“We vonden hier … noch 2 a 3 kapiteins zijnde Schaap, met de Gertrude, Kapt. v.d. Hoeve, en Kapt. Kersjes de Jong. Wij ondervonden van deze Kapiteins, zoo wel als van de andere Heeren, en ook van de Inwoners der plaats, daar wij kennis mee maakten veel vriendschap.”080-p.211.
08 december 1847. op de reede van Cheribon:
“We ligtte nu ons anker, zette onze zeilen bij en rigtte onze koers naar Soerabya, terwijl Schaap met de Gertrude naar Batavia vertrok.”080.
Voorts:
23 november 1847 te Cheribon:
Anna Abrahamsz., aan boord van de Urania” onder gezag van haar vader, logeerde in een logement. “Wij vonden hier … kapt. Schaap … welke hier ook kamers hadden. In het logement was het zeer zindelijk en wij hadden hier zeer goed eten.”
p.35 uit: Anna Abrahams. Journaal eener Oostindiesche Reis. De belevenissen van een tienjarig meisje in 1847 en 1848.
Geannoteerde uitgave door de stichting Terra Incognita te Amsterdam. 1993. 72 pp.
Het Nederlands Scheepvaart Museum bezit een prent van de brik Dijkzicht, in 1821 of 1822 getekend door Izaak Schouman. Het voert de vlag van Zeemanshoop met nummer 113. 069 – p.112.
In particulier bezit van van Hoboken te Asselt is een prent van de “Rhoon en Pendrecht” met het kapiteinsnummer 113 van Ary Schaap. De prent staat afgebeeld in referentie 069 – p.211.
“Kapitein Martinus Azon Jacometti, die in augustus 1831 met zijn bemanning het schip (de “Batavia”) voor de tweede maal naar Nederland had teruggezeild, zou niet voor een derde maal uitvaren. Twee maanden na aankomst, in oktober van dat jaar, stierf hij onverwacht op 41 jarige leeftijd: na een ziekte van slechts twee dagen. Van Hoboken zette Ary Schaap van de Anthony – de neef van Maarten – op Jacometti’s plaats. Het was een promotie die er later toch zou hebben ingezeten, want Van Hoboken had voor deze Schaap reeds ‘eene andere klimmende bestemming’. Zowel Azon Jacometti als Ary Schaap waren, zoals Van Hoboken het uitdrukte ‘kwekelingen’ van hem.”… 069 – p.176
“De Rhoon en Pendrecht keerde in december 1834 in Rotterdam terug, met de van de Batavia overgestapte Ary Schaap als kapitein.”069 – p.176
Anthoy van Hoboken “verzocht in juni 1845 koning Willem II zijn kapitein Ary Schaap tot havenmeester van het Voornse Kanaal in Nieuwersluis te benoemen. Schaap had naar deze betrekking gesolliciteerd. … Van Hoboken greep terug op Schaaps verdiensten tijdens de in 1838 uitgevoerde expeditie naar de Guinese kust. … Schaap, die op grond van deze reis dus door Konning Willem I was geridderd, had bij zijn verblijf in Afrika een oogziekte opgelopen; dat was een kwaal die volgens Van Hoboken ‘het varen onraadzaam maakt’ en hem had gedwongen een andere baan te zoeken. “ Het verzoek baatte echter niet en de betrekking ging naar een andere en Schaap bleef nog enige jaren voor Van Hoboken varen.069 – p.261
Rotterdamsche Courant 30 oktober 1821114
Rotterdam, 29 oktober.
....Den 28 arriveerde kapt. Knocker, met de brieven van den 27, van Harwich, en zeilden PHANIX, J. Lewfestij, naar Guernsey; de FENIKS, J. Kardas, en FLORA, J.H. Jonker, naar Brest; FREDRIK, J. Davids, naar St. Ubes (opm: Setubal); OTTER, T. Downing, naar Sumatra; BARON VAN DER CAPELLEN, W. Purvis, en DIJKZIGT, J. Schaap, naar Batavia; de VROUW GERARDA, C. Schultz, en de TWEE VRIENDEN, H. Bos, naar Surinamen; AURORA, G. Johannes, naar Liverpool; dezelven zijn, door de stilte van wind, onder de Goereese haven ten anker gekomen; de wind O. dik en mistig.
Rotterdamsche Courant 06 november 1821114
Rotterdam, 5 november. Het schip de DIJKZIGT, kapt. A. Schaap,van Rotterdam naar Batavia, is den 3 dezer in goede staat te Harwich door contrarie-wind binnengelopen.
Rotterdamsche Courant 24 november 1821114
Rotterdam, 23 november. Uittreksel uit de Loyd’s List van den 20 november:
….Den 18 dezer is van Harwich vertrokken het aldaar binnengelopen schip DIJKZIGT, Schaap, van Rotterdam naar Batavia.
Rotterdamsche Courant 29 december 1821114
Rotterdam, 28 december. Uittreksel uit de Lloyd’s List van den 25 december:
De PALEMON, Cummins, van Londen naar St. Thomas, werd op vrijdag (opm: 21 december) bij Scilly zwaar lek en alleen met de fokkemast staande gevonden, door de DIJKZIGT, kapitein Schaap (opm: brik, kapt. A. Schaap), van Rotterdam naar Batavia, welke zaterdag te Plymouth is binnengelopen. De DIJKZIGT nam vier man der equipagie aan boord, en, trachtende de overigen te redden, verloor zij uit de boot drie van haar manschap, die verdronken. Zij verliet de PALEMON vrijdag nacht. De kapitein, een stuurman en drie mannen bleven aan boord; een stuurman en drie matrozen waren over boord geslagen…..
Rotterdamsche Courant 12 oktober 1822114
Batavia, 22 juni. Te Batavia is in het laatst van april of het begin van mei gearriveerd het schip de DRIE GEZUSTERS, M. Azon Jacometti, van Rotterdam, hebbende geen doden op deszelfs reis gehad, alsmede den 3 juni het schip de JONGE JACOBUS, J.J. Boon, van Rotterdam, laatst van de Kaap de Goede Hoop, en den 5 juni het schip DIJKZIGT, A. Schaap, van Rotterdam, laatst van Plymouth.
Ook waren er gearriveerd de schepen KATWIJK, J. van Duijn, en JORINA, T. van Duijvenbode, van Rotterdam, en de ARINUS MARINUS, J. Hahn, van Amsterdam, van welke het schip KATWIJK reeds den 21 juni de terugreis naar Rotterdam aanvaard had. De schepen JORINA en de JONGE ANTHONIJ, kapt. F. Azon Jacometti, waren den 26 juni naar Japan gezeild, en de schepen ARINUS MARINUS, de DRIE GEBROEDERS en DIJKZIGT zouden spoedig met troepen naar Borneo vertrekken…..
Familiegegevens en opleiding
Florus Guyt werd geboren in 1811 te Katwijk.
Hij werd in 1839 als 1e stuurman lid van de Dordtse vrijmetselaasloge “La Flamboyante”.
Hij trouwde ca 1835 met Lucretia Admiraal, geboren ca 1816. Lucretia zou na het overlijden van Florus Guyt zijn hertrouwd op 17 juni 1857 met A.Ogterop. Lucretia overleed op 07 maart 1900.
Florus overleed op 12 januari 1841 aan boord van zijn bark “Jacobus” op terugreis van Batavia .
Rotterdamsche Courant 20 februari 1841
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
Guyt (adres Hoboken) werd met nr.425 lid van Zeemanshoop per 07 augustus 1838 op voorspraak van J.J.Brouwer. Zijn schip was de "Johanna"002. Ten tijde van de inschrijving was de man 27 en de vrouw 22 jaar. Toegevoegd is “overleden” 002a.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” van 31 juli/07 augustus 1838 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Floris Guijt, oud 27 jaar, voerend de brik “Johanna”, wonende te Rotterdam en met als adres de heer J.Bondix te Amsterdam, op voordracht van kapitein J.J.Brouwers. Hij kreeg vlagnummer 425023. ( het merkwaardige is dat hier zeer duidelijk als vóórnaam FLORIS wordt opgegeven
F.Guijt was met vlagnummer R22 in de periode 1838 t/m 1841 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 29 april 1841 verzoekt de weduwe van kapitein F.Guyt, geb. L.Admiraal om een uitkering die in de vergadering van 24 juni 1841 per 01 februari 1841 wordt toegekend.042.
In de Bestuursvergadering dd 30 juli 1857 meldt L.Ogtrop, geboren Admiraal en vroeger de weduwe van F.Guyt Jr te zijn hertrouwd.042.
In de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 06 juli 1841 werd aan L.Admiraal, de weduwe kapitein F.Guyt, onderstand toegekend ingaande 01 februari 1841023.
In de notulen van de Algemene Vergadering dd 04 augustus 1857 staat vermeld dat L.Ogtrop geb. Admiraal, eerder weduwe van kapitein F.Guyt is hertrouwd en bedankt voor de uittkering.023.
In de notulen van de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd 01 juli 1897 staat een verzoek tot herstel van uitkering van de wed.R.A.Ogterop, eerder F.Guyt. “Af te handelen door de penningmeester.”023.
(Gezien informatie hiervoor was deze vrouw eerder weduwe van het effectief lid van Zeemanshoop Florus Guyt – zie aldaar).
In het Jaarverslag 1841 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) is vermeld dat F.Guijt in 1841 is overleden. In hetzelfde Jaarverslag staat dat zijn weduwe een uitkering kreeg van f 110,40 voor een periode van 11 maanden en 15 dagen. (hieruit is te concluderen dat kapitein Guyt is overleden c. 15 januari 1841.)058.
In de Jaarverslagen van 1849 1851, 1855 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat in de rekening van Ontvangst en Uitgaaf dat de weduwe van kapitein F.Guyt een jaarlijkse uitkering kreeg van f 150,-.058.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop in Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
425 1839 brik Johanna A.van Hoboken & Zn te Rotterdam
1840 brik Willem idem
1841 bark Jacobus idem
Bouma025 vermeldt F.Guyt als gezagvoerder gedurende:
* 1837 t/m 1838 van het fregat “Anthony”, gebouwd in 1827 te Rotterdam, 470 ton o.m., varend voor A.van Hoboken te Rotterdam
* 1839 op de brik “Johanna”, gebouwd in 1827 te Rotterdam, 180 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1840 op de brik “Willem”, gebouwd in 1826 te Rotterdam, 230 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* in 1841 op het fregat “Jacobus”, gebouwd in 1828, bouwlocatie niet vermeld, 235 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
“Het jaar 1841 zou het laatste worden waarin schepen van de firma A. van Hoboken en Z0nen zich in Elmina zouden laten zien. Drie maal gebeurde dit nig: door de menado, de Jacobus en de Europa. … Op 1 juli vertrok de Menado uit Rotterdam; in augustus werden 107 recruten in Elmina aan boord genomen. . De Jacobus voer in augustus (1841) het zeegat bij Hellevoetsluis uit; dit schip nam zeventig negers van de West-Afrikaanse kust mee naar Java.. … .069 – p.219
Het Maritiem Museum Prins Hendrik te Rotterdam bevat een aquarel van J.Spin uit 1838 van het fregat Anthony op een rede in Indië.
Datum vanaf: |
1839 |
Kapitein: |
Guijt, Floris |
Overige informatie: |
1839 – 1840 |
Familiegegevens en opleiding
Richardus Jozephus Rijken werd gedoopt op 21 april 1806 te Rotterdam als zoon van de Rooms-Katholieke Joannes Rijken, commies bij de Rijksbelastingen, en Agatha Wap, beiden wonende te Woerden. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Schiekade Wijk 14 nr. 468 en aan de Koningssteeg Wijk 2 nr. 86.
Hij huwde op 07 oktober 1832 te Rotterdam met Catharina Baaten, gedoopt 09 september 1810 te Rotterdam, als dochter van de Rooms-Katholieke Marinus Baaten, tapper, en Adriana Berke.l005.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
R.J.Rijken (adres bij A.van Hoboken & Zn) werd met vlagnummer 476 per 02 juli 1839 ingeschreven als effectief lid van Zeemanshoop op voordracht van kapitein B.J.Martens. Zijn schip ten tijde van de inschrijving was de "Johanna". Toegevoegd is "bedankt"002. Ten tijde van de inschrijving waren Rijken en zijn vrouw 33 resp. 30 jaar. Ingeschreven staat 1 zoon uit 1833002a.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” van 25 juni/02 juli 1839 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Richardus Josephus Rijken, oud 33 jaar, voerend de brik “Johanna”, wonend te Rotterdam en als adres aldaar bij A.van Hoboken & Zonen, op voordracht van kapitein B.J.Martens023.
R.J.Rijken werd per 14 april 1840 deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop Toegevoegd is: “de kapt van eenen anderen Haven als Amsterdm varende betaald ingevolge Art 35* dubb. Contr”. Bedankt per 1850002
R.J.Rijken was van 1841 t/m 1857 met vlagnummer R26 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
lid van het college Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
476 1839 brik Johanna A.van Hoboken & Zn te Rotterdam
1840 brik Willem idem
1841-1842 geen vermelding van schip en boekhouder
1843-1849 fregat Menado A.van Hoboken & Zn te Rotterdam
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum Rotterdam) staat kapitein R.J.Ryken als gezagvoerder in de ledenlijst van058:
* 1849 het fregat “Menado” 334 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1851 de bark “Amboina” 386 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1855 het fregat “Cortgene” 397 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
Bouma025 vermeldt R.J.Rijken als gezagvoerder gedurende:
* 1840 op de brik “Johanna”, gebouwd in 1827 te Rotterdam, varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1841 op de brik “Willem”, gebouwd in 1826 te Rotterdam, 230 ton o.m., varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1844 t/m 1852 op het 3/m schip “Menado” ex Borneo, gebouwd in 1830 te Rotterdam, 645 ton o.m., varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1852 op het 3/m schip “Amboina”, gebouwd in 1840 te Rotterdam, 722 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1853 t/m 1855 op het 3/m schip “India”, gebouwd in 1834 te Rotterdam, 850 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1856-1857 op de bark “Cortgene”, gebouwd in 1849 te Rotterdam, 752 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam
Overige bijzonderheden
R.J.Rijken vervoerde per 03 mei 1847 vanuit Hellevoetsluis met de “Menado” 1 militair naar Batavia. Aankomstdatum en reisduur zijn niet vermeld.
Op 13 oktober 1848 verzorgde hij vanuit Hellevoetsluis met de “Menado” een troepentransport van 5 officieren en 150 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 20 januari 1849 na 99 dagen.
Op 22 november 1851 voer hij vanuit Hellevoetsluis met de “Amboina” en 1 landmachtofiicier plus 1 manschap. Hij arriveerde op 12 juni 1852 na 203 dagen te Batavia. Er is geen melding omtrent deze uitzonderlijk lange reisduur065.
Op 10 mei 1854 vertrok hij vanuit Brouwershaven met de “India” met een contingent van 4 officieren en 140 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 18 augustus 1854 te Batavia na een reis van 100 dagen.
Op 20 mei 1855 vertrok hij van Hellevoetsluis met de “India” met aan boord 1 landmachtofficier en 5 manschappen. De aankomstdatum is niet vermeld 065.
Tijdens de reis van mei - september 1855 van de “India” waren passagiers Eduard Douwes Dekker (Multatuli) , zijn vrouw Tine van Wijnbergen en hun zoontje Edu. Deze overtocht werd als een “rustige zeereis van mei tot september 1855” beschreven.
p.297 in “MULTATULI. Leven en werk van Eduard Douwes Dekker. SUN,Nijmegen. 2002, 912 pp.
Familiegegevens en opleiding
Johannes Godfried Schröder werd geboren te Wijhe op 10 mei 1801.
Hij trouwde met Charlotte Woollet (? Onduidelijk geschreven). Geboren te Rotterdam op 15 november 1810.003
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
H.(sic) Schröder (adres A.van Hoboken & Zn) werd met vlagnummer 526 per 21 april 1840 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop op voordracht van kapitein R.J.Rijken. Als zijn schip wordt genoemd de “Johanna” 002. Ten tijde van de inschrijving waren Schröder en zijn vrouw 38 resp. 29 jaar. Ingeschreven staat 1 dochter uit 1839002a.
In de Algemene Vergaderingen van 14/21 april 1840 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Johannes Godfried Schröder, oud 38 jaar, voerend de brik “Johanna”, wonend te Rotterdam en met als adres A.van Hoboken & Zn aldaar, op voordracht van kapitein R.J.Rijken.023
Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 20 april 1841. Toegevoegd is: “de kapitein voor eene andere Haven van Amstm varende betaald ingevolge art 35* van het Regl. Dubb. Contr” Geroyeerd003.
J.G.Schröder was met vlagnummer R189 in de periode 1842 t/m 1857 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
lidmaatschap College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
526 1840 brik Johanna A.van Hoboken & Zz te Rotterdam
1841-1851 brik Willem idem
1852-1853 geen vermelding van schip en boekhouder
217 1854-1872 geen vermelding van schip en boekhouder
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein J.G.Schröder met vlagnummer R189 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1849 van de brik “Willem” 124 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1851, 1855 geen vermelding van schip en reder
Bouma025 vermeldt J.G.Schröder als gezagvoeder gedurende:
-
* 1841 van de brik “Johanna”, gebouwd in 1827 te Rotterdam, 180 ton o.m., varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam;
-
* 1842 t/m 1851 op de brik “Willem”, gebouwd in 1826 te Rotterdam, 230 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
C.Vermeij was met vlagnummer R405 in de periode 1854 t/m 1864 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1864 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) wordt vermeld dat hij in 1864 is overleden058
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van het College staat kapitein C.Vermeij met vlagnummer R405 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1855 van het fregat “Twee Gebroeders” 460 last varend voor H.Veder te Rotterdam
* 1858, 1859,
1862, 1863 van het fregat “President van Ryckevorsel” 449 last varend voor H.Veder te Rotterdam
Bouma025 vermeldt C.Vermeij als gezagvoerder gedurende:
* 1852 t/m 1853 op de brik “Willem”, gebouwd in 1826 te Rotterdam, 230 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1855 t/m 1857van de bark “Twee Gebroeders”, gebouwd in 1835 te Middelburg, 870 ton o.m., varend voor H.Veder te Rotterdam;
* 1858 t/m 1864 van het 3/mschip “President van Rijckevorsel”, gebouwd in 1856 te Krimpen aan de IJssel, 851 ton o.m., varend voor H.Veder te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Zierikzeesche Courant 30 maart 1864
Te Brouwershaven gearrriveerd op 28 maart 1864 de “President van Rijckevorsel” onder gezagvoerder A.Rotgans qq. komend van Batavia op weg naar Rotterdam. (is de gezagvoerder Vermeij niet in staat geweest deze reis als gezagvoerder te beeindigen?)
Datum vanaf: |
1850 |
Kapitein: |
Vermeij, C. |
Overige informatie: |
1850 – 1852 |
|