Inloggen
Gezagvoerder

Schaap, Maarten Ameriksz

Naam: Schaap, Maarten Ameriksz
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 5
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
NEERLANDS KONING 1826 Fregat Sailing Vessel 8704 Bekijk schip
WILLEM 1826 Brik Sailing Vessel 10507 Bekijk schip
VROUW MARIA 1813 Kof Sailing Vessel 10934 Bekijk schip
JONGE HENDRIKA 1780 Galjoot Sailing Vessel 11485 Bekijk schip
FREDERIC DE ZESDE 1815 Fregat Sailing Vessel 12954 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Maarten Ameriksz. Schaap werd geboren te Katwijk op 24 maart 1782 als zoon van Amerik Cornelisz. Schaap en Lijsbeth Cornelisd. Plokker.

Hij trouwde te Katwijk op 06 juli 1805 met Trijntje Arijsd. van Duijvenbode, geboren te Katwijk op 22 augustus 1786. Het echtpaar kreeg 2 kinderen en wel Amerik (Katwijk 16 juli 1810) en Ary (Rotterdam 11 juli 1811 – 15 augustus 1839 in de Zuider Atlantische Oceaan bij St.Helena. Trijntje overleed op 30 juni 1837.

Maarten overleed op 26 februari 1870.054-159

Maarten Schaap werd gedoopt op 24 maart 1782 te Katwijk aan Zee als zoon van Amerik Cornelisz. Schaap en Lijsbeth Plokker. Hij huwde in 1805 met Trijntje Arysd. van Duyvenbode. Hij overleed op 26 februari 1870005.

Foto (nr.67) beschikbaar van kapitein Maarten Schaap047.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

M.Schaap was met vlagnummer R69 in de periode 1826 t/m 1870 effectief lid van het Roterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. De ledenlijsten uit de periode 1820 t/m 1825 ontbreken. Het is waarschijnlijk dat hij in één van de jaren uit genoemde periode tot het College is toegetreden058.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de Jaarverslagen 1858 en 1859 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) wordt vermeld dat M.Schaap een ondersteuning kreeg van f 200,- ’s jaars vanwege ouderdom en/of behoeftigheid. (uit de vaarperioden concludeer ik dat met deze M.Schaap bedoeld wordt Maarten Ameriksz.).

 

De schepen van de kapitein

In de Jaarverslagen van het College staat kapitein M.Schaap met vlagnummer R69 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

1849, 1851, 1855, 1858, 1859, 1862 t/m 1867 alle zonder vermelding van schip en reder

 

Bouma025 vermeldt M.Schaap als gezagvoerder gedurende:

  • * 1819 t/m 1828 van de galjoot “Jonge Hendrika”, gebouwd in 1812, bouwlocatie niet vermeld, 163 ton, varend voor Hoboken te Rotterdam. (Bouma boekt deze mededeling in onder de naam M.Schaap, dus met 1 initiaal. Het is dus de vraag, ook gezien de overlappende vaarperiode met het volgende schip, of het hier om Maarten Ameriksz gaat.);
  • * 1826 t/m 1831 op de brik “Willem”, gebouwd in 1826 te Rotterdam, 230 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
  • * 1833 t/m 1834 op het fregat “Jonge Adriana”, gebouwd in 1818, 400 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
  • * 1835 t/m 1841 op het fregat “Neerlands Koning”, gebouwd in 1825 te Rotterdam, 630 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam.

 

Overige bijzonderheden

Het fregat “Neerlands Koning” liep op 22 februari 1826 op de werf Rotterdams Welvaren van A.van Hoboken te Rotterdam van stapel. “Dit schip was het, dat onder Kapitein Maarten Schaap, van Katwijk, het vertrouwen verwierf, om in 1835 de door de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij te Feijenoord gebouwde ijzeren Stoomboot “Hecla” naar Soerabya te vervoeren. De Hecla en de Etna, waren de eerste ijzeren stoomboten voor het Indische Gouvernement en werden te Soerabya, opgebouwd, nadat zij in stukken waren aangevoerd.” Maarten Schaap zou volgens Smit026 een dagboek van deze reis hebben bijgehouden waaruit hier een resumé:

“... Den 15 October monsterde ik mijn volk weer voor die reis: drie stuurlieden, een dokter, tezamen met den kapitein 35 koppen ... “. Beschreven wordt hoe de uit elkaar genomen ijzeren stoomboot werd geladen. Op 10 november 1835 vertrok men uit de Leuve-Haven. “Wij hadden 8 machinisten om de boot in de Oost weer in elkaar te zetten, daarbij nog 10 passagiers, met een melkkoe voor scheepsgebruik”. Op de 15de voer hij uit van Hellevoetsluis. Op 03 januari 1836 voer men op de hoogte van het eiland Trinidad en op 09 februari tussen de eilanden St.Paul en Amsterdam. Na een orkaan in de Indische Oceaan kwam hij op 08 maart 1836 op de rede van Batavia. “Zoo heeft ons de Heere weder behoed, geleid en in alle wederwaardigheden gunstig bewaard. Hem zij eer en dank daarvoor toegebracht”. Er volgen enige bijzonderheden over de omgeving van Batavia, waar kapitein Schaap kennelijk wat rondtoerde. Op 19 maart zeilde hij naar Soerabaja waar hij 24 maart 1836 arriveerde en de ijzeren boot werd gelost. Vervolgens werd o.a. suiker geladen zowel in Soerabaja als Passoeroean voor de Nederlandsche Handels Maatschappij en weer terug gezeild naar Batavia. Intussen was Schaap nogal ernsig ziek geworden en hij doet daaromtrent uitgebreid verslag. Op 09 mei 1836 werd de terugreis aanvaard “Ik bevond mij zeer wel en had ook goede eetlust, maar een eeuwig suizen in het linker oor.” Na Kaap de Goede Hoop kwam het schip in zeer zwaar weer en liep aanzienlijke schade op “... onze fok was midden door , stagzeil uit de lijken. Het grootzeil gedeeltelijk aan stukken.”

Maarten voer in 1803-1808 als schipper onder Papenburgse vlag op het bomschip Hoffnung (door hem ook wel Hoop genoemd), van 1809-1819 op het 75 last metende kofschip Jonge Marie (Jeune Marie), van 1819-1819 op het 240 ton (120 last) metende galjootschip Jonge Hendrika, van 1826-1832 op de 370 ton metende (kleine-)brik Willem, een vierkant getuigde tweemaster, bouwjaar 1826 met lengte van ~27 meter over de stevens. “(Van de tewaterlating werd, in opdracht van Van Hoboken, door de zeeschilder Izaak Schouwman, een tekening gemaakt.)”; van 1832-1834 op het 430 ton (200 last) metende en in 1818 te Kopenhagen gebouwde fregatschip Jonge Adriana en van 1834-1841 op het 689 ton (338 last) metende, in 1826 op de werf “Rotterdams Welvaren” gebouwde, fregatschip Neerlands Koning. “Dit was tevens het laatste schip waarop Schaap voer en kapitein is geweest. Alle voornoemde schepen waren van rederij Anthonie van Hoboken ( en zonen)”.

Hij voer met de nummervlag R69 van het Roterdamse college “Maatschappij tot Nut der Zeevaart”. “Hij legde een “Dagboek mijner reizen” aan, waarin een uitvoerige beschrijving van zijn lotgevallen wordt gegeven (origineel in Katwijks Museum). In 1988 in boekvorm verschenen”.

Het artikel bevat een portret van Maarten Ameriksz. Schaap en een afbeelding door I.Schouman uit 1827 van de brik “De Jonge Marie”054-159.

Anthony van Hoboken nam eind 1798 een bomschuit over van Jacob Spaanderman te Katwijk aan Zee. Schipper was Cornelis Schaap, “die sinds oktober 1795 aan boord gezelschap had van zijn broertje Maarten: een knaap die op zijn twaalfde jaar was gaan varen en die tot 1841(!) in dienst van van Hoboken zou blijven. Maarten was een gedienstig en nauwgezet iemand, die van al zijn reizen uitvoerig aantekening zou houden in een dagboek. De bomschuit droeg in 1801 de naam Neptunus toen Cornelis Schaap het scheepje in juni van dat jaar voor de enige eigenaar Anthony van Hoboken publiekelijk mocht gaan veilen - de bom lag die maand op het strand van Scheveningen. Maarten heeft het er in zijn dagboek over; hij noteerde dat de schuit na een reis van Londen naar Katwijk werd geveild omdat hij “te slegt wier om koopmansgoeder over te varen”. Op deze bomschuit had Maarten in 1795 zijn eerste reis van Rotterdam naar Hull gemaakt (met een lading vlas); het schip kwam van Sunderland terug naar Rotterdam (met steenkool).

“Cornelis en Maarten Schaap - die dertien jaar jonger was dan zijn broer - waren Katwijkers. Maarten was nog maar negen jaar oud toen zijn vader Amerik stierf en dertien toen ook zijn moeder overleed.”

“Enkele maanden voordat Anthony van Hoboken de bomschuit in 1798 zou kopen, waren de gebroeders Schaap en twee anderen tijdens hun achste overtocht naar Engeland - in april van dat jaar - gearresteerd. De Engelsen waren er bij de controle achtergekomen, dat het schip ten onrechte de vlag van Pruisen voerde en dat het eigendom was van een Katwijkse reder. Hun vaartuig werd naar Yarmouth overgebracht en de vier opvarenden moesten naar het gevangenkamp Norman Cross bij Peterborough. Ze hebben er van eind april tot september van dat jaar gezeten en mochten daarna met hun eigen schip naar hun land terug”. Daarna nam van Hoboken het schip en de gebroeders Schaap over en na reparatie vertrok het eind december 1798 voor weer een reis naar Londen. “Bij Maassluis al werd de bemanning door een strenge vorst overvallen - “dat wij de bom in de haven moesten bergen voor het ijs”, schreef Maarten Schaap in zijn dagboek. Eerst in maart 1799 konden ze daar wegvaren.”069-p.40/41.

M.Schaap verzorgde per 25 januari 1837 vanuit Hellevoetsluis met de “Neêrlands Koning” een troepentransport van 6 officieren en 23 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 14 mei 1837 na 109 dagen-65*.

Hij vertrok op 22 april 1838 met de Neerlands Koning vanuit Hellevoetsluis met 1 officier. Aankomsttijd en reisduur zijn niet vermeld065.

Van Maarten Amerikz Schaap bestaat een biografie “Maarten Schaap, een Katwijker ter Koopvaardij’ 1782-1870” door J.R.Bruijn en E.S.van Eyk van Heslingen. Verhandelingen KNAW, Afd. Letterkunde, Nw. Reeks 135, Cie voor Zeegeschiedenis 17. NH Uitgevers Maatschappij, Amsterdam, 1899, 210 pp.

Maarten Schaap en zijn broer Cornelis werden ca. 1801 door van Hoboken naar Sneek gestuurd om een aldaar gebouwde kof naar Rotterdam te varen. Zijn metgezellen naar Rotterdam vroegen hem om kapitein op het schip te worden. “Schaap was nog geen twintig jaar oud en vond zichzelf te jong om deze verantwoording toen al te kunnen dragen. Van Hoboken was het met Maarten eens en stelde hem voor op de kof te blijven varen, maar dan met Volkert Plug als schipper. Schaap stemde toe en kreeg de belofte dat hij later een ander scheepscommando zou krijgen.”069 – 57

Op de leeftijd van 21 jaar werd Maarten voor van Hoboken kapitein op de bom “Hoffnung” (met een Duitse naam, want het schip voer onder Papenburgse vlag). “Met een lading vlas en lijnzaad moest de bom naar Leith in Schotland, dat na een ongelukkige reis werd bereikt: mast en tuig kapot en bovendien op sleeptouw genomen. In mei 1804 zette Schaap pas weer voet aan wal in Rotterdam, meldde zich op het kantoor aan de Wijnhaven en hoorde van Van Hoboken dat die zeer wel tevreden was. “ -69 – p.59.

In 1809 werd het koninkrijk Holland opgeheven en ingelijfd bij Frankrijk. Napoleon verordonneerde dat de schepen Franse namen moesten krijgen. De Van Hoboken-correspondentie wijst uit dat Maarten Schaap in voorjaar 1812 met de “Jeune Marie”, de vroegere Jonge Marie met een lading klaverzaad naar Londen zeilde. Één en ander wordt uitgebreid in het dagboek van Schaap uiteengezet.069 - p.76

“Schipper Maarten Schaap zou met de Jonge Maria tot in 1819 zijn aandeel leveren aan de vaart langs de West- en Zuid-Europese kusten. Als één van de weinige Van Hoboken-schippers was hij al vóór het eind van 1813 naar Londen uitgevaren. … De Theems lag die winter vol ijs. De Jonge Maria liep daar vertraging door op en was niet eerder dan in maart 1814 terug in Rotterdam. Vandaar zeilde de kof naar Lissabon, om zout te halen. Acht dagen na vertrek uit de Taag-monding moest het schip echter omkeren, omdat er een lek was ontdekt.” Vanwege gevaar van kaping door Algerijnse zeerovers moest het schip eigenlijk in konvooi varen, en Schaap voer naar Vigo en was in september 1815 zonder problemen weer terug in Rotterdam.

Een jaar later echter werd hij met zijn schip en ook zijn broer Ary Schaap met de “Koophandel” in handen van zeerovers en kwam in gevangenschap in Marokko terecht. Ze kwamen echter na verloop van tijd weer vrij en ze mochten met hun schepen weer vertrekken. “Op 2 januari 1817 hees men op de Jonge Maria de zeilen en in volle zee dankten de zeelieden God voor hun bevrijding.” Op de terugreis werd door zwaar weer ernstige schade geleden en men kwam begin februari in Brielle aan. Daarna volgde in 1817 en 1818 nog reizen naar Londen en de Middellandse Zee, o.a. met kaas uit Edam. (De gegevens zijn kennelijk ontleend aan het dagboek van Maarten Schaap)

In 1819 werd Maarten de opvolger van Haje Everts Henrichs op de galjoot “Jonge Hendrika” en maakte reizen naar het Middellandse Zeegebied. 069 p.105/106

“Anthony van Hoboken had kapitein Maarten Schaap in 1826 als gezagvoerder op de Willem gezet. Schaap, die al zo’n derig jaar voor hem voer, was toen 43 jaar oud. Ruim zeven jaar was hij de hoogste in rang op de Jonge Hendrika geweest en met dit schip was hij in het begin van 1825 met een lading katoen en lijnzaad uit de Egyptische haven Alexandrië komen varen. Langdurig slecht weer voor de West-Europese kust bracht forse schade toe aan schip en lading … In mei van dat jaar was hij opnieuw in Alexandrië, maakte daar een pestepidemie mee, maar kwam wonderwel zonder één ziek bemanningslid in Rotterdam terug. … In juni 1826 had Van Hoboken Schaap gepromoveerd tot kapitein van zijn nieuwe brik en Schaap droeg op zijn beurt het scheepscommando van de Jonge Hendrika over aan Ary Plug, zoon van de overleden Volkert. … De bewapende brik vertrok (op 30 november 1826) met een volle lading en met zeven passagiers … Op 15 december was het schip in zee … en zag … op 13 april 1827 voor het eerst … de Javaanse kust. … op 28 april kon de Willem … bij Batavia ankeren. Twee dagen erna liep Maarten Schaap zware koorts op. … Schaap werd ondergebracht in de woning van Van Hobokens vertegenwoordiger Ten Brink, waar hij snel opknapte. Half mei zeilde hij met de brik naar Tjeribon … voer terug naar Batavia … vertrok op 3 juni naar de thuishaven en meerde op 12 oktober weer af in Rotterdam. … Twee dagen later alweer werd er geladen voor Batavia … Op Oudejaarsdag 1827 liet de brik Helvoet achter zich … Tussen 6 april en 18 mei 1828 lag de brik in de Tafelbaai bij Kaapstad … Het traject Kaapstad naar Java werd in 49 dagen afgelegd.” Het kwam op 13 maart 1829 weer in Rotterdam aan. “Drie weken later was het schip opnieuw in zee, wederom voor een trip naar Java. (zeer veel geciteerd uit het dagboek van Schaap dat ter raadpleging wordt aanbevolen – S.P.!!)

In oktober 1829 schreef koopman Van Hoboken aan diverse relaties een brief waarin hij stelde dat het schip de “Willem” onder kapitein Maarten Schaap binnen 8 agen gereed zou zijn om naar Batavia te vertrekken.069 – p.155-.

“Op de laatste reis van de Willem waren er acht passagiers aan boord. Onder hen was F.Elgerhuizen, de zoon van de commandant van het bij Batavia liggende eilandje Onrust; daar werden sinds de 17e eeuw al schepen gerepareerd. het toeval wilde dat de Willem na het vertrek van Batavia (op 18 december 1831) niet ver van Onrust op een rif liep. De Willem zat gevaarlijk en Schaap was bang zijn brik te verliezen. … de Willem moest eerst op Onrust repareren, voordat het schip Rotterdam kon vertrekken.069 – p.161.

Begin dertiger jaren had de Indiëvaart te maken met een embargo vanuit Engeland en Frankrijk vanwege de stellingname van deze landen in het Belgisch-Nederlandse conflict. Schepen liepen de kans in Engelse havens te worden opgebracht en vastgehouden. In 1832, toen dit embargo een feit werd, waren diverse schepen uit Indië onderweg naar Nederland maar niet van de politieke situatie op de hoogte.”Eén van de uit Indië naar Rotterdam onderweg zijnde Van Hoboken-schepen die kon ‘ontsnappen’ wass de Jonge Adriana. … Gezagvoerder … was Maarten Schaap, die in april 1832 de brik Willem voor dit fregat had verruild en er op 16 mei van dat jaar met lading en dertien passagiers bij Helvoet de zee mee was opgegaan. … Schaap en zijn bemanning bereikte Batavia op 29 juli 1832. Zonder passagiers, maar met volle ruimen zeilde men daar op 21 september weer vandaan. Op 11 november rondde het schip Kaap de Goede Hoop; zestien dagen later ankerde de Jonge Adriana op de rede van het eiland Sint Helena. … Op 27 december – ten zuidwesten van Madeira – werd het fregat … gepraaid”. Daar hoorde Schaap van het embargo en kreeg de raad niet naar een Nederlandse haven te gaan. Het koos New York als bestemming., waar hij op 27 januari 1833 aankwam. Begin juli hoorde Schaap dat er een alliantie met Engeland en Frankrijk was gesloten en het embargo werd opgeheven. “De Jonge Adriana kon op 11 juli 1833 van New York vertrekken; 39 dagen later was get fregat bij Goeree.” 069 – p.184-188 Er staan vele bijzonderheden in het relaas omtrent het verblijf in bv. New York. Aanbevolen de oorspronkelijke tekst te lezen, die overigens is ontleend aan het dagboek van Schaap.

“In augustus 1834 had Schaap voor het laatst de Jonge Adriana naar Rotterdam gebracht; … Tegelijk met de door J.A.Pronk gecommandeerde Maria was hij met de Jonge Adriana op 6 april 1834 van de rede van Batavia vertrokken. Via Sint Helena … voer het schip in 123 dagen naar de thuishaven. Twee weken daarna was hij bij Anthony van Hoboken op kantoor. Deze vroeg hem hoe zijn schip beviel en of hij niet liever gezagvoerder op de Neerlands Koning zou willen worden. Schaap zei hem dat hij zich neerlegde bij wat Van Hoboken wilde en daar ‘altoos mee tevreden was’.

De … Neerlands Koning … vertrok met Maarten Schaap op 15 september 1834 vanuit Rotterdam naar Java. … Op 20 september zeulde de stoomboot Curaçao de Neerlands Koning het Goereese Gat uit. … Op 4 september 1835 was het volbeladen fregat in zijn thuishaven terug. … Op 16 oktober kreeg Schaap order om op Feijenoord de ‘uit malkander genoomen ijzeren stoomboot te lajen’: met bestemming Soerabaja. …Na 105 zeildagen … ankerde de Neerlands Koning op 8 maart 1836 op de rede van Batavia. Vandaar voer het schip naar Soerabaja. … Het vertrek naar Rotterdam was op 9 mei. … Na bij Kaap de Goede Hoop ongelooflijk bar weer te hebben ontmoet … waren Schaap … op 10 september in Rotterdam … terug…. Ongeveer een maand later moest de Neerlands Koning opnieuw naar de Oost. … 069 – p.198-200

Maarten Schaap beeïndigde in april op 1841 59 jarige leeftijd zijn 43 jaar geduurd hebbende verbintenis met Van Hoboken. “Een jaar daarvoor was Schaap met de Neerlands Koning aan zijn laatste reis naar Indië begonnen. … Op 29 september vertrok hij met de Neerlands Koning van de rede van Batavia huiswaarts zonder passagiers aan boord.

 

Rotterdamsche Courant 30 november 1816114

Amsterdam, 28 november. Volgens brieven van Lissabon, van den 6 november, zijn, door Marokkaanse kruissers, genomen de Nederlandse schepen de KOOPHANDEL, A. Schaap, en de JONGE MARIA, M. Schaap; het eerste was te Salé en het laatste te Larache opgebragt. (opm: zie ook RC 121216 en PGC 210117).

 

Rotterdamsche Courant 12 december 1816114

Amsterdam, 10 december. Directeuren van de Levantsche Handel en Navigatie in de Middellandsche Zee geven kennis, dat, volgens schrijven van Zijner Majesteits consul, Wm. Lobé, te Kadix (opm: Cadiz), van den 12 november laatstleden, Zijn Ed. van de Vice-Consul te Gibraltar, de heer Sewel, in dato 6 november, het natemeldene berigt heeft ontvangen:

Zie daar wat mij de heer Nyssen, ten aanzien van de reclamatiën, door Zijne Excellentie de Vice-Admiraal Van der Capellen, wegens de genomene schepen, meldt: Wij hebben, zo even, de gunstige verklaring van de Keizer van Marokko ontvangen, waar bij die Souverein aan alle de Consuls de verzekering geeft, dat alle schepen, toebehorende aan een Natie, waar mede hij in vrede is, welke door zijn kapers mogten genomen zijn, met derzelver equipagiën, ladingen en goederen zullen terug gegeven worden. Wij moeten dus hopen, dat, ingevolge de verklaring van de Marokkaanse Keizer, onze twee schepen (opm: zie RC 301116 en PGC 210117) in vrijheid zullen worden gesteld, en hunne reizen kunnen vervorderen.

 

Provinciale Groninger Courant 21 januari 1817114

Rotterdam, 15 januari. Men heeft nu de zekere tijding, dat de schepen van Arij Schaap en Maarten Schaap, door de Marokkanen genomen en opgebracht, door de keizer van Marokko, met derzelver ladingen, kost en schadeloos zijn ontslagen.

 

Rotterdamsche Courant 16 januari 1817114

Rotterdam, 15 januari. Men heeft nu een zekere tijding, dat de schepen van Ary Schaap (opm: de KOOPHANDEL) en Maarten Schaap (opm: JONGE MARIA), door de Marokkanen genomen en opgebragt, door de Keizer van Marokko, met derzelver ladingen, kost- en schadeloos zijn ontslagen.

 

Provinciale Groninger Courant 21 januari 1817114

Rotterdam, 15 januari. Men heeft nu de zekere tijding, dat de schepen van Arij Schaap en Maarten Schaap, door de Marokkanen genomen en opgebracht, door de keizer van Marokko, met derzelver ladingen, kost en schadeloos zijn ontslagen.

 

Rotterdamsche Courant 24 december 1818114

Amsterdam, 22 december. Den 21 november is te Gibraltar binnengelopen het schip de JONGE MARIA, M. Schaap, van Amsterdam naar Triëst.

 

Rotterdamsche Courant 29 januari 1820114

Te Rotterdam in lading liggende schepen naar:

….Marseille: het Galjootschip de JONGE HENDRIKA, kapt. Maarten Schaap….

 

Rotterdamsche Courant 28 april 1821114

Rotterdam, 27 april. Den 25 arriveerde te Helvoetsluis het schip de JONGE HENDRIKA, M. Schaap, van Bandohl (opm: Bandol, Var; 43 08 N 05 45 O); de wind O.

Den 27 arriveerde het schip MINERVA, D. Dirksen, van Howag.

Bij het vertrek der post is een uit zee komend schip in het gezicht; volgens rapporten van de zeeloodsen, is het kapt. H.E. Hendriks, van Smirna (opm: Izmir); de wind Z.Z.W.

 

Rotterdamsche Courant 07 augustus 1821114

Te Rotterdam in lading liggende schepen naar:

….Marseille: het Galjootschip JONGE HENDRIKA, kapt. Maarten Schaap

Idem: het Hoekerschip CORNELIA LUCIA, kapt. Jacob Altena, om den 11 te vertrekken…..

 

Rotterdamsche Courant 02 februari 1822114

Amsterdam, 31 januari. Volgens brief van Cette (opm: Sète), van den 19 dezer, liep aldaar het gerucht, dat kapt. Badger, naar Amsterdam gedestineerd, en de VROUW HENDRIKA, M. Schaap, beide te Bandohl liggende, verongelukt zouden zijn.

 

Rotterdamsche Courant 21 augustus 1821114

Rotterdam, 20 augustus. ….

….Den 20 zeilden DOLPHIJN, J. Touzeau, naar Guernsey; de JONGE HENDRIKA, M. Schaap, naar Marseille; HELENA, T.C. Gerdes, naar … ; VENILLIA, W. van der Kolff, naar Liverpool; MARGARETHA LAURENTIA, J. Kortrijk, naar Brest; GLASGOW, W. Paton, naar Leith; CLARA MARGARETHA, P.D. Dik, naar Liverpool; FLORA, J.W. Beresford, naar Rochester, en HOOP VAN EMDEN, S. Muller, naar Calais; de wind Z.O.

 

Rotterdamsche Courant 25 april 1822114

Rotterdam, 24 april. Den 22 arriveerde te Helvoetsluis de JONGE HENDRIKA, M. Schaap, van Bandohl.

Den 23 arriveerde MINERVA, J.T.G. Schutt, van Grijpswold (opm: Greifswald)

 

Rotterdamsche Courant 10 augustus 1822114

Rotterdam, 9 augustus. Den 8 dezer arriveerde te Helvoetsluis EMMA, J.J. Bokkenhagen, van Archangel, en zeilden de JONGE GIJSBRECHT PAULUS EN ADRIANA, M.D. Meijer, en HERSTELLER, A.F. Noorman, naar Liverpool; SOPHIA CHRISTINA, D.H. Dade, en NEPTUNES, J.C. Arends, naar Newcastle; de VROUW CAROLINA, H.C. Duwel, naar Londen; CONCORDIA, N. Olsen, en MARIA, C. Stibolt, naar Dramme; DOLPHIJN, J. Voss, en NEUTRALITÉ, G.L. Hagen, naar Rostock; CHRISTINA, J.H. Arenius, naar Finland; de JONGE HENDRIKA, M. Schaap, naar Marseille; de wind Z.W.

Den 9 zeilde BETSEIJ, J. Vergin, naar St. Ubes (opm: Setubal).