Familiegegevens en opleiding
Jacob van der Linden werd geboren in 1806 te Krimpen aan de Lek.
Hij trouwde met Agata Boogaart, geboren 1813 te Krimpen aan de Lek. In 1840/1854 woonde hij op de Hoogt E443 te Dordrecht. In 1860 vertrok hij naar Krimpen aan de Lek
Hij overleed in 1867 in Krimpen aan de Lek064
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.van der Linden, adres Daniels & Arbman, werd met vlagnummer 377 effectief lid van "Zeemanshoop" per 20 juni 1837 op voorspraak van W.Blom. Bij de inschrijving werd als zijn schip vermeld de "Orion". Toegevoegd is "bedankt"002.
In de Algemene Vergaderingen van 13/20 juni 1837 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop werd als effectief lid voorgesteld/benoemd Jacob van der Linden, oud 31 jaar, voerend de “Jacob Cats”, wonend te Dordrecht, en met als adres D.D.Buchler te Amsterdam, voorgesteld door kapitein W.Blom023.
-
v/d Linden uit Dordrecht was in de periode 30 juni 1837 t/m zijn overlijden in 1867 met vlagnummer 6 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart”.111
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In de Bestuursvergadering van 28 september 1843 en de Algemene Vergadering dd 24 oktober 1843 van Zeemanshoop wordt melding gemaakt van een brief van kapitein J.van der Linden “waarbij Z.Ed. een kaart van het eiland St.Helena ten geschenke aanbied” De schenking wordt in dank aanvaard en ter inzage gegeven.023
In het kasboek van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” dd november 1836 staat een storting van f 15,- als entreegeld van kapitein J.van der Linden.064b
In de Bestuursvergadering dd 19 januari 1844 van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” staat de mededeling dat kapitein A.(moet zijn J.) van der Linden heeft geschonken een in “steendruk gebragte kaart van het eiland St.Helena.”. Deze wordt in dank aanvaard.064a.
In het kasboek van het Armenfonds van het Dordtse zeemanscollege staat de gift van f 15,- door de erven van kapitein J. van der Linden.064b.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
377 1837 fregat Jacob Cats A.van Hoboken & Zn te Rotterdam
1838-1846 fregat Orion A.van Blussé van Oud Alblas c.s. te
Dordrecht
1848-1852 bark Admiraal Piet Hein van Baggen & Co te Amsterdam
1853 geen vermelding van schip en boekhouder
130 1854-1860 bark Louisa Kroonprinses van Zweden G.Mauritz te Dordrecht
1861 geen vermelding van schip en boekhouder
1862-1863 bark Louisa Kroonprinses van Zweden G.Mauritz te Dordrecht
1864 geen vermelding van schip en boekhouder
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:
kapitein naam schip vertrek terugkomst
-
van der Linden Louise Kroonprinses der Ned (sic) 18 mei 1860 02 juni 1861
Louise Kroonprinses van Zweden 10 januari 1863 22 november 1863
In Ledenlijsten de Dordtse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staatJ. van der Linden als gezagvoerder064a:
* 1842 t/m 1846 fregat “Orion” boekhouder Blussé van Oud Alblas
* 1850; 1852 t/m 1854 bark “” Admiraal Piet Hein boekhouder van Baggen & Co te
Amsterdam
* 1855 t/m 1859; 1861 bark “Louisa, Kroonprinses van Zweden boekhouder G.Mauritz te Dordrecht
Bouma025 vermeldt J. van der Linden als gezagvoerder gedurende:
* 1838 op de het 3/m schip “Jacob Cats”, gebouwd in 1835 op de werf van Cornelis Gips te Dordrecht, 790 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht (deze opgave klopt niet met die van het troepentransport. Bouma noemt in 1836 J.Ingerman als gezagvoerder. Wellicht is die direct na de afbouw in 1835 de kapitein geweest, terwijl half 1836 van der Linde hem heeft opgevolgd. Ook voer van der Linden in 1837 volgens de AAKZ001 voor van Hoboken in Rotterdam).
* 1839 t/m 1847 van het 3/m schip “`Orion”, gebouwd in 1838 op de werf van Cornelis Gips te Dordrecht, 914 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht;
* 1849 t/m 1853 van de bark “Admiraal Piet Hein”, gebouwd in 1848 op de werf van Jan Schouten te Dordrecht, 671 ton o.m., varend voor van Baggen & Co te Amsterdam;
* 1855 t/m 1861 van de bark “Louisa Kroonprinses van Zweden”, gebouwd in 1854 op de werf van Jan Schouten te Dordrecht, 564 ton o.m., varend voor G.Mauritz te Dordrecht;
* 1863 t/m 1864 op hetzelfde schip en voor dezelfde rederij.
Overige bijzonderheden
-
van der Linden verzorgde per 18 juli 1836 vanuit Hellevoetsluis met de “Jacob Cats” een troepentransport van 5 officieren en 130 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 02 november 1836 na 97 dagen065.
-
van der Linden vertrok op 10 januari 1863 van Nieuwediep met de “Kroonprinses Louise van Zweden” (sic) en 1 landmachtsoldaat naar Indië. Hij arriveerde te Batavia op 05 mei 1863 na een reis van 115 dagen065.
Dordrecht, 30 october 1837
Zaterdag 28 october omstreeks half vijf is hier van de werf de Merwede van de scheepsbouwmeester C. Gips en Zonen met het beste gevolg te water gelaten, het voor Rotterdamsche rekening gebouwde fregatschip Soerabaja en is onmiddellijk daarna voor een reederij binnen deze stad op voornoemde werf de kiel gelegd voor het fregatschip Orion.
De Soerabaja, 624 ton, werd gebouwd voor J. Serruys en Co.
De Orion, 914 ton, voor A. Blussé van Oud-Alblas.
Bron: www.grotezeilvaart.nl
Het fregat de ´Jacob Cats” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 15 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein J.van der Linden:
3de reis Augustus 1837 naar Batavia en weer terug in mei 1838.
Het fregat de “Orion” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 11 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein J. van der Linden:
1ste reis november 1838 naar Batavia en terug in augustus 1839
2de reis januari 1840 naar Batavia en terug in januari 1841
3de reis februari 1842 naar Batavia en terug in februari 1843
4de reis maart 1844 naar Batavia en terug in januari 1845
5de reis augustus 1845 naar Batavia en terug in september 1846
Gegevens van P. Blussé te Vught die ze ontleende aan het Blusséarchief in het Stadsarchief van Dordrecht.
Ontleend aan van Blokland-Visser064:
MRD = monsterrol in het Gemeentearchief van Dordrecht
Op 26 november 1830 (MRD 468) was hij 1e stuurman op het fregat “Stad Dordrecht” onder kapitein Klaas van Schinkel en vertrok met 41 man naar Batavia.
Op 05 december 1831 (monsterrol 526, Gemeentearchief van Dordrecht) monsterde hij als 1e stuurman aan op het fregat “Stad Dordrecht” voor een reis naar Batavia, onder kapitein Klaas Schinkel uit Dordrecht.
Op 11 juli 1836 (MRD 786) was hij 1e stuurman op het fregat “Jacob Cats”, onder kapitein Jan Ingerman.
Op 14 juli 1836 draagt Klaas Schinkel het gezag over aan Jacob v/d Linden en deze vertrekt met de “Jacob Cats” op 28 juli 1836 uit Hellevoetsluis met 40 man naar Batavia. Hij is op 07 mei 1837 terug in Amsterdam
Op 05 juli 1837 (MRD 827 Dordrecht) monsterde hij als gezagvoerder op het fregat “Jacob Cats”, en vertrekt op 06 augustus 1837 voor een reis naar Batavia. Hij is terug op 01 mei 1838
Op 20 september 1838 (MRD 900), is Jacob van der Linden, wonend te Dordrecht, oud 32 jaar, kapitein op het fregat “Orion” en vertrekt op 1 november 1838 uit Hellevoetsluis met 42 man naar Batavia. Hij is terug in Amsterdam op 19 augustus 1839. Hij maakt met dit schip 6 reizen.
Blijkens een monsterrol (Gemeentearchief te Dordrecht) dd 02 oktober 1839 monsterde kapitein Jacob van der Linden op de “Orion”aan voor een reis naar Batavia met een equipage van 40 man.
Volgens monsterrol nr. 1380 dd Op 21 mei 1848 (MRD 1380) is hij kapitein op de bark “Admiraal Piet Hein” en vertrekt met 27 man naar Batavia.
Volgens monsterrol nr. 1655 dd Op 05 oktober 1854 (MRD 1655) was hij gezagvoerder op de bark “Louise Kroonprinses der Nederlanden” en vertrok met 21 man naar Akyab.
Een scheepsportret door J.Spin van de “Orion” bevindt zich in de privécollectie van Mr. P.Blussé van Oud Alblas te Rotterdam. Het schip is getoond te Den Helder aanlopend met de Dordtse vlag nr.6 van kapitein van der Linden in de fokkemast en diens Amsterdamse vlag nr. 377 in de bezaan. melding dd 15 maart 2009 van Mr. Blussé
Amsterdamsche Courant 10 oktober 1844
“Schepen in lading naar Batavia:
Gekoperd 2-deks fregat ORION, kapt. J. van der Linden, van Dordrecht. … “
NRC 13 maart 1848
Dordrecht, 12 maart. Naar men verneemt zal a.s. woensdag de 15e dezer van de werf van de scheepsbouwmeester J. Schouten alhier te water worden gelaten het nieuw, gekoperd, tweedeks fregatschip ADMIRAAL PIET HEIN, voor rekening van de heren Van Baggen & Co te Amsterdam. Hetzelve zal gevoerd worden door kapt. J. van der Linden en is bestemd voor de vaart op de Oost-Indiën.
NRC 16 maart 1848
Dordrecht, 15 maart. Heden middag omstreeks 1 ure is van de werf van de scheepsbouwmeester J. Schouten alhier te water gelaten het nieuw gebouwd en gekoperd tweedeks barkschip ADMIRAAL PIET HEIN, groot 500 Java-lasten, gebouwd voor rekening van de heren Van Baggen & Co te Amsterdam, welke bodem zal gevoerd worden door kapt. J. van der Linden en bestemd is voor de vaart op Oost-Indië. Daarna is de kiel gelegd voor een andere bodem, welke de naam zal voeren van IO.
NRC 17 april 1848
Advertentie. Te Dordrecht ligt in lading naar Batavia voor passagiers en goederen, om in het begin der maand mei te vertrekken, het nieuwgebouwd, kopervast en gekoperd barkschip ADMIRAAL PIET HEIN, gevoerd door kapt. J. van der Linden, hebbende uitmuntende inrichting voor passagiers en voerende een geëxamineerde scheepsdokter. Adres bij de scheepsmakelaar Hoyman & Schuurman te Amsterdam en Sandberg & Co. te Dordrecht.
NRC 16 november 1855
Door de Nederlandsche Handel-Maatschappij zijn bevracht de navolgende 11 schepen, als: ….
Voor Amsterdam: LOUISE KROONPRINSES VAN ZWEDEN, kapt. J. van der Linden, van Dordrecht….
NRC 02 oktober 1857
Batavia, 10 augustus. Scheepsvrachten. Gedurende de laatste maand hebben de volgende bevrachtingen plaats gehad: …..LOUISE KROONPRINSES VAN ZWEDEN NLG 105 voor suiker en lichte goederen….
Familiegegevens en opleiding
Jan de Ridder werd geboren in 1819 te Krimpen aan de Lek.
Hij overleed in juni 1852 aan boord van zijn schip de bark “J.C.Schotel” op thuisreis van Batavia.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
-
de Ridder was in de periode 30 april 1847 t/m 1852 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” met vlag 56. Tijdens de inschrijving was zijn schip de “Orion”.111 en 64a
-
de Ridder was met vlagnummer R260 in de periode 1849 t/m 1852 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1855 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat de weduwe van kapitein J. de Ridder een uitkering kreeg van f 210,85 voor onderstand van haarzelf en twee kinderen incl. schoolgeld. In 1858 en 1859 was de jaarlijkse uitkering f 204,40058.
In het kasboek van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” dd 11juni 1847 staat de inboeking van f 15,- als entreegeld van kapitein J. de Ridder.064b
In de notulen van de Bestuursvergadering van het Dordtse zeemanscollege “Tor Nut van Handel en Zeevaart” dd 16 september 1852 staat dat aan de weduwe van kapitein de Ridder f 100,- is uitgekeerd.064a-
In het kasboek van het Dordtse College dd 16 september 1852 staat de de boeking van de uitkering aan de weduwe van kapitein J. de Ridder van de regelementair toegestane f 100,-.064b
De schepen van de kapitein
In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat J. de Ridder als gezagvoerder064a:
* 1850; 1852 bark “J.C.Schotel” boekhouders Gebr. Blussé te Dordrecht
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein J. de Ridder met vlagnummer R260 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1849, 1851 van de bark “J.C.Schotel” 334 last varend voor Gebr. Blussé te Dordrecht
Bouma025 vermeldt kapitein de Ridder (zonder initiaal, maar het moet een J. zijn) als gezagvoerder van:
* 1850 t/m 1852 van de bark “J.C.Schotel, gebouwd in 1849 op de werf van Cornelis Gips te Dordrecht, 632 ton o.m., varend voor de Gebr. Blussé te Dordrecht.
Bouma vermeldt geen kapitein de Ridder als gezagvoerder van de “Orion”.
Overige bijzonderheden
Het fregat de “Orion” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 11 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein J. de Ridder:
6de reis mei 1847 naar Havanna en terug in oktober 1847
De bark de “J.C.Schotel” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 9 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein J. de Ridder:
1ste reis mei 1849 naar New York en Batavia en weer terug in oktober 1850
2de reis december 1850 naar Valparaiso en Batavia. Na zijn overlijden bracht J. van Beest Holle het schip in 18gustus 1852 weer terug in Nederland
Gegevens van P. Blussé te Vught die ze ontleende aan het Blusséarchief in het Stadsarchief van Dordrecht.
Ontleend aan van Blokland-Visser064:
Volgens monsterrol nr. 509 dd 09 mei 1831 in het Gemeentearchief van Dordrecht was hij scheepsjongen met een maandgage van f 9,- op de galjoot “De Hersteller” en vertrok met 10 man naar Rio de Janeiro onder kapitein Cornelis van der Wind uit Krimpen aan de Lek.
Per 23 mei 1847 is hij kapitein op het fregat “Orion”, in 1838 gebouwd op de werf van Cornelis Gips te Dordrecht, varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht en vertrok naar Havanna, waarvan hij op 17 oktober 1847 terugkeerde. Daarna ging hij aan de wal om toezicht te houden bij de aanbouw van de bark “J.C.Schotel”.
Volgens monsterrol nr. 1410 dd 29 maart 1849 te Dordrecht was hij gezagvoerder van de “J.C.Schotel” en vertrok op 21 mei 1849 uit Hellevoetsluis met 16 man naar Batavia. Hi arriveerde weer in Nederland in oktober 1850.
Monsterrol nr 1467 dd 30 november 1850 in het Gemeentearchief van Dordrecht bericht het vertrek van de bark “J.C.Schotel” voor P.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht naar Valparaiso onder kapitein J. de Ridder, wonend in Krimpen aan de Lek, oud 32 jaar.. De terugreis uit Java begint op 09 april 1852. Onderweg op de Indische Oceaan overleed hij en nam de toenmalige 1e stuurman Johannes van Beest Holle het gezag over en werd in 1852 kapitein op dit schip.064
Logboek nr. 50 in het archief 124 van de rederij Blussé van Oud Alblas te Dordrecht begint het verslag in november 1850:
Kapitein Jan de Ridder vertrekt met 22 bemanninsleden naar Valparaiso in Chili en vandaar naar Batavia met als 1e stuurman P.J.L.B.Batenburg, 2e stuurman Johannes P. van Beest Holle en 3e stuurman Willem van Wijngaarden van Rees.
Op 1 december 1850 komt de loods Willem van Twist aan boord, het schip wordt met de stoomboot ,,Kinderdijk” van Dordrecht naar Brouwershaven gebracht. Daar ging van Twist van boord en werd vervangen door de loods W.Adams. Het 1e deel van de reis eindigt na 127 dagen te Valparaiso op 9 juni 1851.
2e deel van deze reis begint op 7 augustus 1851 in Valparaiso. Het schip vertrekt naar Batavia, op 12 april 1852 zeilen ze in Straat Madura. Het logboek wordt getekend door kapitein J. de Ridder en de toen 1e stuurman J.van Beest Holle. Deze was bevorderd nadat 1e stuurman P.J.L.B. Batenburg op weg naar Valparaiso bij Kaap Hoorn dienst weigerde en op 26 augustus 1851 werd gedegradeerd. Op 2 mei 1852, het schip is dan op de Indiche Oceaan, tekent kapitein J.de Ridder voor het laatst het logboek van de reis. Daarna wordt hij ziek op 7 juni 1852 is de kapitein ernstig ziek en bevind zich op 31°29' Z.B.-35°14' O.L. Kort daarna zal de kapitein overlijden aan boord. Op 26 augustus 1852 is het schip weer terug in Nederland.064
In “Reizen rond Kaap Hoorn onder Nederlandse vlag. Overzicht vanaf de ontdekking in 1616 tot het einde van de Nederlandse grote zeilvaart in 1911”. door H.Hazelhoff Roelfzema. Uitgave Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarder, 2010, 88 pp plus Bijlage met een Chronologisch Register van Reizen van 1616 tot 1911.121
p.52-55: “Naar Californië 1849- 1851. Oceaan, Drie Gebroeders, Jan van Hoorn, J.C.Schotel”
De gegevens zijn ontleend aan het scheepsjournaal uit het Gemeentearchief van Dordrecht. Het zal hetzelfddee zijn als het hiervoor vermelde logboek nr. 50, archief 124.
Enkele opmerkingen van Hazelhoff Roelfsema:
“Dit schip vertrok op 22 december 1850 van Brouwershaven met een gemengde lading, voornamelijk bestaande uit steenkool, plaatstaaf- en bandijzer, tegels, mop- en vloerstenen, planken, latten en sparren, alsmede veel colli waarvan in het journaal slechts de merken worden genoemd. Heel januari werd in Kanaalhavens gewacht op het einde van een reeks zuidwester stormen en een gunstige gelegenheid om de oceaan op te zoeken, hetgeen tenslotte op 1 februari 1851 met een NO-wind kon geschieden. De Atlantische reis verliep normaal.”
Hazelhoff beschrijft gedetailleerd de ronding van Kaap Hoorn.
“Op de rede van Valparaiso werd van 4 tot 8 juni een storm ondervonden waarbij een schoener, een brik en een stoomboot op het strand geslagen werden. Na lossen en (gelijktijdig) laden werd 5 augustus onttuid met hulp van de equipages van de Hollandse bark Everdina Elisabeth, kapitein Tönjes, en de schoener Diana, kapitein Kluin. Na vertrek werd het journaal vanaf 24 augustus behalve door kapitein De Ridder mede ondertekend door 2de stuurman Van Beest Holle en na enige tijd nog alleen door deze persoon. Kapitein De Ridder was ernstig ziek en overleed tijdens de reis. Het wekt enige verbazing dat niet de 1ste stuurman Batenburg opvolger is geworden. De familie Holle was echter geparenteerd aan de Blussé’s en bezat aandelen in het schip.
Na aankomst in San Francisco deserteerden de timmerman, de kok, de hofmeester, twee matrozen en twee lichtmatrozen. De vloer-, straat- en bouwstenen werden gelost en een partij vaatjes voor de firma Blussé ingenomen, alsmede voldoende ballast voor de oversteek. Voor de deserteurs konden – volgens het journaal – geen vervangers worden gevonden (of de kapitein vond de daarvoor te betalen premie te hoog) en met 20 koppen werd naar Java vertrokken. Op 1 februari 1852 arriveerde de J.C.Schotel in Soerabaja….”
NRC 26 maart 1849
Rotterdam, 24 maart. Heden namiddag ongeveer ten vijf ure is van de werf ‘De Merwede’ van de scheepsbouwmeesters C. Gips & Zonen te Dordrecht met het beste gevolg te water gelaten het nieuw gebouwd en kopervast barkschip J.C. SCHOTEL, hetwelk gebouwd is voor rekening ener rederij onder directie der heren Gebr. Blussé en gevoerd zal worden door kapt. P. de Ridder. Het schip is bestemd voor de grote vaart.
NRC 21 mei 1849
Advertentie. Het nieuwgebouwd barkschip J.C. SCHOTEL zal op het einde van mei naar New York vertrekken.
Familiegegevens en opleiding
In de collectie krantenknipsels van het Centraal voor Genealogie te Den Haag bevinden zich overlijdensadvertenties van drie zusters van Cornelis Marius, met in alle drie gevallen zijn ondertekening.
Voorts melden overlijdensakten en gegevens uit de Bevolkingsregisters uit Amsterdam melden het volgende
-
Agatha Cornelia Borghorst, geboren te Amsterdam op 19 augustus 1797, overleden te Amsterdam op 12 november 1872 ’s middags zes uur op de Heerengracht 428 te Amsterdam, geen beroep, 75 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdensaangifte werd gedaan door twee aansprekers.
-
Maria Catharina Borghorst, geboren te Amsterdam op 13 mei 1802, overleden te Amsterdam op 16 december 1863 ’s middags één uur op de Heerengracht 429 te Amsterdam, geen beroep, 62 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdens aangifte werd gedaan door twee aansprekers.
-
Sara Maria, geboren te Amsterdam op 06 juni 1804, overleden te Amsterdam op 12 februari1 1876 op de Heerengracht 445, geen beroep, Nederlands Hervormd, 71 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdens aangifte werd gedaan door twee aansprekers. Volgens het Bevolkingsregister vestigde zij zich te Amsterdam op 23 oktober 1866, komende van Kapelle.
-
Dionisia Judina Margaretha Borghorst, geboren te Amsterdam op 06 maart 1806, overleden te Amsterdam op 15 oktober 1885 ’s middags half één op de Heerengracht 445 te Amsterdam, 79 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdensaangifte werd gedaan door twee aansprekers.
-
Johanna, geboren 25 januari 1810 te Amsterdam en overleden te Amsterdam op de Heerengracht 445 op 07 augustus 1895, 85 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdensaangifte werd gedaan door twee aansprekers.
De drie dagblad-aankondigingen werden gedaan door C.M.Borghorst, de broer van de overledene
Tevens is er een advertentie met :
“Heden overleed de Heer Cornelis Marius Borghorst in den ouderdom van 78 jaren, geliefde Broeder van Ja. Borghorst.
Amsterdam 18 Oct. 1889.”
De ondertekenaar was kennelijk zuster Johanna. De overlijdensakte en het Bervolkingsregister uit 1864 melden:
Cornelis Marius Borghorst, geboren te Tiel op 20 augustus 1811, overleden op 18 oktober 1889 ’s middags drie uur op de Heerengracht 445 te Amsterdam, geen beroep, 78 jaar, ongehuwde zoon van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdensaangifte werd gedaan door twee aansprekers.
Het Bevolkingsregister 1864 meldt tevens dat hij zich te Amsterdam vestigde op 24 februari 1863 komend uit Dordrecht. Hij vertrok op 26 oktober 1863 naar Harderwijk en kwam terug in Amsterdam op 04 januari 1869. Daarna bleef hij te Amsterdam
De tienjarentafel van overlijden 1883-1892 te Amsterdam vermeldt een aantal personen met de achternaam Borghorst, zoals een Elisabeth Johanna Jacoba, Harmanus, Johannes maar uit de akten blijkt geen verwantschap met Cornelis Marius.
DE GENERALE CONCLUSIE IS DAT JAN BORGHORST EN DIONISIA JUDINA MARGARETHA VAN ALTENA VIER DOCHTERS EN DE ZOON/KOOPVAARDIJKAPITEIN CORNELIS MARIUS HEBBEN GEKREGEN, DIE ALLE VIJF ONGEHUWD ZIJN GEBLEVEN EN OP LATERE LEEFTIJD SAMENWOONDEN OP DE HEERENGRACHT TE AMSTERDAM
ER ZIJN DUS IN DE HUIDIGE TIJD (2008) GEEN (WETTELIJKE) NAKOMELINGEN
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
C.M.Borghorst was met vlagnummer R22 in de periode 1841 t/m 1862 effectief lid resp. vlaggelid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Cornelis Marius Borghorst wonend te Dordrecht was met vlagnummer 49 lid van het Dortse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” in de periode 06 augustus 1844 t/m zijn bedanken in 1863.111 en 064
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1862 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1862 bedankte als lid voor de vlag.
In een kasboek van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” dd augustus 1844 staat geboekt een entreebedrag van f 15,- door kapitein C.M.Borghorst van de bark “Timor”.064b
De schepen van de kapitein
In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat C.M.Borghorst als gezagvoerder 64a:
-
1845, 1846 bark “Timor” boekhouder Blussé van Oud Alblas te Dordrecht
-
1850, 1852 t/m 1859 fregat “Orion” boekhouder Blussé van Oud Alblas te Dordrecht
-
1861 bark “Jan van Hoorn” boekhouder P. Blussé van Oud Alblas te Dordrecht
In de Jaarverslagen van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart staat kapitein C.M.Borghorst in de ledenlijsten als gezagvoerder in058:
-
1849, 1851, 1855, 1858 en 1859 op het fregat “Orion” 483 last varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht
De bark “Timor” van de rederij Blussé van Oud Alblas te Dordrecht heeft 14 reizen gemaakt waarvan de volgende onder kapitein C.M.Borghorst:
-
4de Augustus 1844 naar Batavia en terug in juli 1845.
-
5de September 1845 naar Batavia en terug in september 1846.
-
6de Februari 1847 en terug juli 1847 (bestemming niet opgegeven)
Het fregat de “Orion” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 11 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein C.M.Borghorst:
-
7de April 1848 naar Batavia en terug januari 1849
-
8ste Mei 1850 naar Batavia en terug in maart 1851
-
9de Mei 1852 naar Batavia en terug maart 1853
-
10de Mei 1853 naar Batavia en terug in december 1853
-
11de Augustus 1855 naar Batavia en terug in mei 1856
De bark de “Jan van Hoorn” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 13 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein C.M.Borghorst:
-
13de In de periode 1860-1861. Data en bestemming niet genoemd. Verkoop in 1862
Gegevens van P. Blussé te Vught die ze ontleende aan het Blusséarchief in het Stadsarchief van Dordrecht.
Bouma025 vermeldt kapitein C.M.Borghorst als gezagvoerder gedurende:
-
1842 t/m 1843 op de bark “Jacobus”, gebouwd in 1828 als 3 mast schip, 235 ton o.m., varend voor A.van Hoboken te Rotterdam;
-
1845 t/m 1846 van de bark “Timor”, gebouwd in 1840 te Dordrecht, 450 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht;
-
1848 t/m 1852 op het 3-mast schip “Orion”, gebouwd in 1838 te Dordrecht, 914 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht;
-
1853 t/m 1859 op hetzelfde schip maar nu varend voor Mr.P.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht. Het schip werd in 1858 getuigd als bark en in 1859 gesloopt.
-
1860 op de bark “Jan van Hoorn”, gebouwd in 1841 te Dordrecht, 579 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht. Het schip werd in 1862 verkocht naar Pruisen en herdoopt in “Merces” (volgens van Sluijs013 voor f800,--).
Overige bijzonderheden
C.M.Borghorst verzorgde per 20 augustus 1841 vanuit Hellevoetsluis met de “Jacobus” een troepentransport van 4 officieren en 20 manschappen. In St.Georg d’Elmina werden 70 Afrikaanse recruten aan boord genomen, waarvan er onderweg één overleed. Hij arriveerde te Batavia op 27 januari 1842 na 160 dagen. Onderweg was 1 manschap overleden065.
Op 06 april 1848 vertrok hij met de “Orion” vanuit Hellevoetsluis met 2 officieren en 150 manschappen en arriveerde te Batavia op 12 augustus 1848 na 128 dagen, waarbij onderweg 1 militair was overleden en 1 militair was gedeserteerd.
Onleend aan. van Blokland-Visser064:
Op 31 augustus 1844 vertrekt C.M.Borghorst als kapitein op de bark “Timor” naar Batavia.
Hij vertrekt op 6 mei 1848 als kapitein van het fregat “Orion” vanuit Hellevoetsluis naar Batavia en keert terug op 26 januari 1849. Hij is op dit schip gezagvoerder t/m 1859
Het verslag van een reis in 1854/55 is te lezen in het logboek nr 32 (Stadsarchief van Dordrecht onder nr. 124 i.c. rederij Blusse v Oud Alblas) en werd geschreven door 1e stuurman Johannes Andreas Butner uit Dordrecht. Het schip zeilt uit op 1 augustus 1855, op het 100e etmaal op 16 november 1855 komt men aan in Straat Sunda en op 16 mei 1856 is men weer terug in de Kalkhaven te Dordrecht.
In 1860 is hij kapitein op de bark “Jan van Hoorn” De 2e reis met dit schip vertrekt in juni 1861 en is terug in Holland in juni 1862 Het verslag van deze reis is te lezen in het logboek nrs 59/60 archief 124 rederij Blusse v Oud Alblas te Dordrecht Stadsarchief Dordrecht.
Krantenadvertentie uit 1846 in de collectie knipsels van het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag
“Te Dordrecht ligt in lading. Naar New York, het Nederlandscche Barkschip TIMOR, kapitein C.M.Borghorst, om tegen half November eerstkomende te vertrekken. Adres van Goederen en Passagiers bij de Cargadoors Visser en van der Sande te Dordrecht of bij de Kapitein aan boord.”
NRC 16 augustus 1848
“Rotterdam, 15 augustus. Volgens een ontvangen brief van kapt. C.M. Borghorst, voerende het fregatschip ORION, van Amsterdam met 150 man troepen naar Batavia bestemd, d.d. 6 juni was hij door de lange reis bevreesd voor gebrek aan levensmiddelen genoodzaakt te Rio de Janeiro binnen te lopen.”
NRC 25 augustus 1848
“Rotterdam, 24 augustus. Volgens bericht van Rio de Janeiro, dato 18 juni, heeft het fregatschip ORION, kapt. C.M. Borghorst, van Amsterdam met 150 man troepen naar Java bestemd, de 11e dier maand de reis voortgezet na zich van levensmiddelen te hebben voorzien.”
NRC 19 maart 1851
“Brouwershaven, 16 maart. Het fregatschip ORION, kapt. Borghorst, van Java hier binnengekomen, heeft bij het ten anker komen zijn beide kettingen gebroken, zodat de kapitein genoodzaakt was het schip bij het Dijkwater in zachte slijk te zetten, alwaar het zonder gevaar zit en aldaar zal lossen.”
NRC 18 april 1852
Rotterdam, 20 april. Door de Nederlandsche Handel-Maatschappij zijn heden bevracht de volgende … schepen:
ORION, kapt. C.M. Borghorst en JACOB CATS, kapt. J. Koning; de beide laatsten van Dordrecht.
NRC 29 juni 1854
Batavia, 26 april. Omtrent scheepsvrachten valt het volgende te vermelden:
“… Thans zijn nog disponibel: de VIER GEBROEDERS, ZES GEZUSTERS, MARIA EN ELIZE, JEANNETTE CORNELIA, JAN SCHOUTEN, KOOPHANDEL, ORION, THETIS, SPHYNX, JAVA, CASTOR, ANJER en STAD SCHIEDAM. Vele dezer schepen moeten naar de kust verzeilen ter lossing der aangebrachte lading, of zijn om andere redenen niet dadelijk disponibel, terwijl juist de beschikbare schepen voor de weinige ladingen, die zich nog voordoen, minder passend zijn.”
|