Inloggen
Gezagvoerder

Kerkhoven, Jacobus Pieter

Naam: Kerkhoven, Jacobus Pieter
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 2
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
MARTHA EN ELISABETH 1808 Brik Sailing Vessel 11235 Bekijk schip
FANNY 0 Fregat Sailing Vessel 17044 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

In de notulen van de Algemene Ledenvergadering van Zeemanshoop van 03 mei 1825 is als effectief lid voorgesteld kapitein Jacobus Pieter Kerkhoven, oud 62 jaar, uit Harlingen, op voordracht van H.Jansonius. In de vergadering van 10 mei 1825 werd de voordracht afgekeurd023.

In de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 20 oktober 1825 wordt de opmerking gemaakt dat de zoon, stuurman Johannes Jacobus Kerkhoven, heeft meegedeeld zijn “ontevredenheid over het deballoteren van zijnen vader als Effectief  Lid van het Kollegie voorgesteld.”042.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

Bouma025 vermeldt J.P.Kerkhoven als gezagvoerder van/in:

*    1825 t/m 1828 van de brik “Martha Elisabeth”, geen vermelding van bouwgegevens, eigenaar en thuishaven.

 

Het Archief van de Amsterdamse Waterschout op het Stadsarchief te Amsterdam bevat monsterrollen op naam van Jacob Pieterse Kerkhoven op de:

”Hoopende Visser”, dd 25 juli 1796 (Pruisische vlag); 24 maart 1798 (Pruisische vlag);

“Hoop”, dd 19 december 1801; 28 mei 1805 (Pruisische vlag);

“Martha & Elisabet”, dd 28 juni 1825 en 15 november 1826.

 

Overige bijzonderheden

Rotterdamsche Courant 18 januari 1817

Amsterdam, 16 januari. Te Havana is den 8 november laatstleden (opm: 1816) gearriveerd Jacob P. Kerkhoven, van Antwerpen; dezelve was den 30 oktober overvallen door twee gewapende vaartuigen, een schooner en een kotter, welker manschap de kaptein, super carga en equipagie op een onmenselijke wijze hebben mishandeld, het grootste gedeelte der lading geroofd en geplunderd, en ook grote schade aan het schip hebben toegebragt; hebbende alles medegenomen of vernield, wat roerend was, levensmiddelen, lopend tuig, compassen, kaarten, en alles wat aan de kaptein, super carga en equipagie toebehoorde; voorts het schip in brand gestoken, welke echter, na het vertrek der rovers, weder geblust is. Wijders hadden zij de zich aan boord bevindende gouden specien (opm: munten) niet gevonden, en waren dus dezelve bewaard gebleven; maar het schip was door dit ongeval in een deplorablen staat te Havana aangekomen.

 

Rotterdamsche Courant 29 juni 1822114

Londen, 25 juni. Men verneemt, dat van Plymouth naar Holland gezonden een duikers-klok, onder directie van de heer Crusoe, welke aangenomen heeft, om de lading van een schip, hetwelk 22 jaren geleden gezonken is, op te vissen; men zegt dat dit vaartuig aan boord had 72 metalen stukken geschut, 30.000 pond sterling aan gouden munt, 30 tonnen goud in staven en 25 tonnen zilver in staven; hetzelve ligt, bij hoog water, op dertig voeten diepte. is (opm: zie RC 020722 en 300822)

 

Rotterdamsche Courant 02 juli 1822114

Amsterdam, 30 juni. In Terschelling is binnengekomen J.P. Kerkhoven (opm: voerende vermoedelijk de brik MARTHA EN ELISABETH) van Londen, aan boord hebbende de duikelaars-klok voor Terschelling (opm: zie RC 290622 en 310822).

 

Rotterdamsche Courant 31 augustus 1822114

Londen, 28 augustus. Omtrent vijf-en-twintig jaren geleden is op de Hollandse kust het fregat de LUTINE verongelukt, hetwelk een en een half millioen aan geld en goud aan boord had, hetgeen door het Engelse gouvernement als subsidie aan de koning van Pruissen gezonden werd en bij de assurantie-compagnie van Lloyd’s verzekerd was, welke dan ook die som aan de afzenders vergoed heeft. Na dat dit schip ontdekt en bevonden is op de Hollandse kust gezonken te zijn, hebben gemelde assuradeuren aan het gouvernement der Nederlanden verlof gevraagd, om het geld uit het overblijfsel van het wrak te laten opvissen, hetgeen hun geweigerd is, om reden, dat genoemd governement begrijpt, dat dit schip, gedurende de oorlog met Holland, gestrand zijnde, van regtswege Hollands eigendom geworden is. (opm: zie RC 290622 en 020722)