Inloggen

 

 

                                                                                                                         HET COLLEGE "ZEEMANS-VOORZORG"

                                                                                                                                      OPGERICHT 1 JULI 1851

                                                                                                                                           TE HARLINGEN

 

                                                                                                                           

 

 

 

            INHOUD

 

 

            1.     Algemenene Inleiding

                    1.1.   De doelstelling van het College "Zeemans-voorzorg"

                    1.2.   Motivering voor dit rapport

                    1.3.   Bronnen

            2.     De Inventaris van het College-Archief

            3.     Ledenlijsten uit Zeemans-Almanakken

            4.     Bewerking van de personele gegevens

                    4.1.   Lijst van gezagvoerders met vlagnummers en periode van lidmaatschap van het College

                    4.2.   Lijst van vlagnummers en de gezagvoerders die dit nummer hebben gevoerd

                    4.3.   Bestuursleden

                    4.4.   Verloop van het aantal Gewone Leden Eerste klasse

                    4.5.   Verloop van het aantal Gewone Leden Tweede klasse

                    4.6.   Aantal overleden gezagvoerders tijdens de beroepsuitoefening

            5.     Afkortingen en Referenties

 

 

            Tabellen:

            1.     Lijst van gezagvoerders met vlagnummers en hun periode van lidmaatschap van het College

            2.     Lijst van vlagnummers en de kapiteins die dit nummer voerden

            3.     Lijst van Bestuursleden van het College "Zeemans-voorzorg"

 

 

            Bijlagen:

            A.    Inventarislijst van het Archief van College Zeemans-voorzorg (RAF, 130-04)

            B.    Register van Gewone Leden Eerste Klasse (RAF, 130-04/26-27)

            C.    Register van Gewone Leden Tweede Klasse (RAF, 130-04/28)

            D.    19 ledenlijsten uit het Achief van het College (RAF,130-04/29-46)

            E.    Lijsten van gezagvoerders en stuurlieden (RAF, 130-04/48)

            F.     Lijst van weduwen van gewone leden (RAF,130-04/49)

            G.    Ledenlijsten uit de Amsterdamschen Almanak voor Koophandel en Zeevaart en "Neêrlands Vloot en Reederijen" van Sweijs.

 

      S.Parma                                                                                                              

      Hilversum

      ovember 1998

 

1.  ALGEMENE INLEIDING

     1.1. De doelstelling van het College "Zeemans-Voorzorg".

     Op 18 februari 1851 verscheen er in Harlingen een rondschrijven (ref.1) met de volgende tekst:

 

                                            Circulaire aan Ingezetenen der stad Harlingen

            De ondergeteekenden zijn aangezocht geworden om ter dezer Stede even als op andere Zeeplaatsen een Zeemans Collegie tot stand te brengen of eene inrigting ten doel hebbende in het bijzonder om het lot van achtergebleven Weduwen en Weezen van zeelieden dezer stad te helpen verzachten, en verder om in het algemeen eene weldadige strekking te hebben voor zeelieden dezer plaats en zoo veel mogelijk bevorderlijk te zijn voor den bloei van Harlingens zeevaart en koophandel, volgens een nader deswegens op te maken reglement.

            Overtuigd gelijk zij zijn van het wenschelijke der instandbrenging van zulk eene nuttige en weldadige inrigting, hebben zij gemeend, het aanzoek daartoe niet te mogen weigeren en zich bereid verklaard te willen trachten aan de vestiging er van bevorderlijk te wezen. Zij roepen daartoe de welwillende medewerking in van hunne stadgenooten en noodigen hen bij dezen uit, om het ook zeker in hunne schatting belangrijk plan te ondersteunen en door eene ruime jaarlijksche Bijdrage mede te werken tot het verkrijgen van een daartoe vereischt fonds.

            Zij vleyen zich met de overtuiging dat zoodanige voorstel weerklank zal vinden in hunne harten en zij onder begunstiging willen mede arbeiden om het lot van ongelukkig geworden weduwen en wezen te helpen verzachten.

            Verder stellen zij zich voor bij aldien de zaak genoegzame deelneming mogt verlangen in een nader te houden bijeenkomst, verslag hunner verrigtingen te doen, en verdere belangen de zaak betreffende te bespreken en te bepalen.

                                                                                                                                 (get)         J.Foekens        

                                                                                                                                (get) Zeilmaker & Co        

                                                                                                                                 (get)     D.A.de Jong        

     Kennelijk had deze oproep snel succes want al op 21 juni 1851 verscheen een tweede rondschrijven (ref.1) met de tekst:

 

                                            Circulaire aan Ingezetenen der stad Harlingen

            Aangemoedigd door de welwillende medewerking en ruime bijdragen van vele Ingezetenen dezer stad ter instandbrenging van een zeemanscollegie alhier ten doel hebbende om het lot van weduwen en wezen van Harlinger Zeelieden te helpen verzachten, - nemen wij bij dezen de vrijheid, UEd als inteekenaar of belangstellende tot daarstelling der genoemde inrigting beleefdelijk te verzoeken eene vergadering te willen bijwonen, welke zal gehouden worden op woensdag 25 Juny 's avonds ten 7½ ten huize van D.Minnema alhier, waarin wij wenschen verslag te doen van onze verrigtingen ter dier zake, verdere bepalingen ter instandbrenging dezer Inrigting vastgesteld te zien en door UEd verdere medewerking of deelneming het duurzaam bestaan dezer zoo nuttige instelling te verzekeren. De commissie ter vestiging der voornoemde Inrigting

                                                                                                                                 (get)     D.A.de Jong         

                                                                                                                                (get) Zeilmaker & Co         

                                                                                                                                   (get)       J.Foekens          

Op 15 juli 1851 vonden de eerste inschrijvingen plaats en trad het College Zeemans-voorzorg in werking. Er was sprake van gewone leden in twee, later drie, klassen (gezagvoerders en zeelieden van lagere rang) en buitengewone leden, zeg donateurs. Het eerste Reglement bevatte een aantal interessante artikelen. Zo konden zeelieden alleen Gewoon Lid worden, die in Harlingen woonden en jonger waren dan 40 jaar. Weduwen en wezen van gezagvoerders hadden recht op een uitkering ongeacht of ze op zee of aan de wal waren overleden. Maar weduwen en wezen van zeelieden van lagere rang kregen alleen een uitkering wanneer er sprake was van overlijden tijdens de reis (gerekend tussen aan- en afmonstering). Meestal waren vrouw en kinderen (zonen tot 14 jaar en dochters tot 16 jaar) de begunstigden, maar indien de zeeman ongehuwd was kon ook de moeder, mits weduwe, als begunstigde worden aangewezen. Rangen en standen telden zwaar in die tijd. Zo hadden buitengewone leden en gezagvoerders wèl stemrecht maar leden 2e klasse niet. Ook de hoogte van de uitkering werd statutair geregeld en bedroeg voor gezagvoerders bij de aanvang van het College ¦300,-, uit te keren in halfjaarlijkse termijnen over een bepaalde meerjarige periode. Het reglement is later vele malen aangepast. Zo was de woonplaats Harlingen niet meer een absolute voorwaarde en werd geleidelijk aan de uitkering verhoogd, aan het eind van de 19e eeuw tot ¦1600,-.

 

Het past niet in het karakter van dit rapport om in te gaan op de verdere historie van het College. Een uitgebreide bespreking is te vinden in A.E.Hannema,1931 (ref.2). De auteur was Plaatsvervangend Commissaris in het Bestuur van het College. Voorts is een kort overzicht van doel en historie van het College te vinden in Vellekoop, 1969 (ref.3). Ook wordt aandacht aan de historie van het College geschonken in een binnekort te verschijnen boek door T.F.J.Pronker, 1999 (ref.4).

 

     1.2. Motivering voor dit rapport

In studies omtrent zeegeschiedenis wordt over het algemeen de aandacht eerder gericht op de historie van schepen dan op die van de bemanningsleden. Het bekende werk van van Sluis (ref.5)  bevat ettelijke delen over de schepen uit de 18e en 19e eeuw en maar enkele omtrent de gezagvoerders. Recent heeft Bouma (ref.6) monnikenwerk verricht met zijn lijst van 19e eeuwse zeilschepen. De lijst is echter gealfabetiseerd op scheepsnamen en niet op de gezagvoerders.

In de genealogische litteratuur bestaan diverse overzichten van personen binnen een bepaalde beroepsgroep (b.v. Duinkerken, 1992. Ref.7). Van gezagvoerders in de koopvaardij zijn er enkele regionaal georiënteerde publicaties zoals die van Terschelling (Dekker & Roggen, 1972. Ref.8) en Katwijk (van der Plas & Meijles, 1996. Ref.9). Een breder overzicht van koopvaardij-kapiteins in Nederlandse dienst is, voor zover mijn kennis rijkt, niet beschikbaar. Ik ben derhalve begonnen met het samenstellen van een dergelijke lijst met daaraan toegevoegd zoveel mogelijk bijzonderheden uit het maritieme leven van de gezagvoerders. Mijn motivering is dus meer genealogisch dan maritiem-historisch geëinspireerd.

Een belangrijke bron voor genoemde lijst zijn de ledenregisters van zeemanscolleges. Deze zijn veelal niet beschikbaar op alfabetische volgorde, maar naar datum van inschrijving of naar vlagnummer. Een vereiste is het beschikbaar hebben of maken van deze bronnen via alfabetisering van de kapiteinsnamen. Ik heb als eerste werk het totale ledenbestand van het Amsterdamse zeemanscollege "Zeemanshoop" gealfabetiseerd (Parma, 1997. Ref.10) en ben doende dit uit te breiden met gegevens uit de inschrijfregisters (ref.11) en de gegevens uit ledenlijsten van het Weldadig Zeemansfonds van dit College (ref.12).

Met de hiernavolgende bijdrage omtrent het Harlinger zeemanscollege "Zeemans-voorzorg" wil ik  de genealogische toegankelijkheid verder uitbreiden. Het vormt daarmee basisinformatie voor de maritiem-biografische bijzonderheden van 19e koopvaardijgezagvoerders.

 

     1.3. Bronnen.

     Er is gebruik gebruik gemaakt van de volgende bronnen betreffende "Zeemans-voorzorg":

a.  Het Archief van het College "Zeemans-voorzorg".

     Dit Archief wordt bewaard op het Rijksarchief te Leeuwarden onder Ingang 130-04. Het omvat 50 nummers.

b.  De jaarlijkse ledenlijsten van het College "Zeemans-voorzorg" in de Amsterdamschen Almanak voor Koophandel en Zeevaart (ref.13) en in de almanakken van Sweijs "Neêrlands Vloot en Reederijen" (ref.14).

 

2.  DE INVENTARIS VAN HET COLLEGE-ARCHIEF

     Bijlage A is een kopie van de tekst zoals afgedrukt bij Ingang 130-04 op het RAF. Ik heb alleen de nummers ingezien met betrekking tot de 19e eeuw en maak daarbij de volgende opmerkingen:

nr.13-17.      De notulen bevatten soms biografische bijzonderheden, die het noteren waard zijn. Zo wordt diverse keren vermeld wanneer een lid door bedanken of overlijden het College verliet. Ook waren kapiteins lid van het Collegebestuur die het woord voerden in vergaderingen. Relevante gegevens zijn niet in dit raport opgenomen, maar wel vermeld in mijn tentatieve register van 19e eeuwse koopvaardij-kapiteins.

nr.18-19       Het Register van Uitgaande Stukken is opgenomen in 2 Brievenboeken waarin de uitgaande stukken werden overgeschreven (nr.18) of gekopieerd (nr.19). Vooral de kopieën uit nr.19 zijn vaak slecht leesbaar.

                    De meeste correspondentie heeft betrekking op financiële en reglementaire zaken. Maar het geeft tevens een inzicht op overige bemoeienissen van het College vooral op het gebied van de zeevaart. Vanuit genealogisch oogpunt is de adressering van brieven aan leden interessant omdat het informatie geeft over de verblijfplaats in een bepaald jaar. De informatie is niet in dit rapport opgenomen maar direkt verwerkt in mijn tentatieve register van 19e koopvaardij-kapiteins.

nr.26-27.      Bijlage B is een weergave van gegevens uit de Registers van Inschrijving van Gewone Leden in de Eerste Klasse. Leden Eerste Klasse waren gezagvoerders. Register 26 bevat de inschrijvingen over de periode 01 juli 1850-01 januari 1863 en Register 27 die uit de periode 01 januari 1863-06 januari 1921. De gegevens zijn gealfabetiseerd op persoonsnamen. Zie verder de Toelichting bij de Bijlage B.

nr.28.           Bijlage C is een weergave van gegevens uit het Register van Inschrijving van Gewone Leden in de Tweede (en Derde) Klasse. Ook hier is gealfabetiseerd op persoonsnamen. Zie verder de Toelichting bij de Bijlage C.

nr. 29-46.     In de periode 1852-1930 zijn 19 jaaroverzichten van gewone en buitengewonne leden bewaard gebleven (zie Bijlage D). Het betreffen lijsten uit:

                    1852   1879   1880   1882   1882/83   1902   1903   1905   1906   1914  1915   1916   1917   1918   1919       1920   1921  1929   1930

                    In Bijlage D zijn alleen opgenomen de lijsten van de gewone leden. Maar de lijst uit 1880 is compleet dus inclusief de buitengewone leden en als voorbeeld bijgevoegd.

                    De lijsten van 1852 t/m 1919 zijn voorzien van vlagnummers en vaak ook van het schip van de gezagvoerder in dat jaar. In de jaren 1920 t/m 1930 is geen vlagnummer meer opgegeven. Kennelijk werden vanaf die periode geen kapiteinsvlaggen meer op de schepen gevoerd. 

nr.48.           Het betreft 2 bladen waarop

                    *       Scheepsgezagvoerders op heden zonder schip zijnde als gewoon en buitengewoon lid van het Collegie Zeemans-voorzorg;

                    *       Leden die nog niet geteekend hebben.

                    Beide stukken zijn ongedateerd en dus van geringe genealogische waarde maar zij kunnen dienen als controle op de schrijfwijze van de namen van leden (zie Bijlage E).

nr.49.           Een lijstje van weduwen van gewone leden uit de beide klassen (Bijlage F), dat een aanvulling is op genealogische gegevens uit de Bijlagen B en C.

 

3.  LEDENLIJSTEN UIT ZEEMANS-ALMANAKKEN.

     Ieder jaar zijn ledenlijsten van Zeemans-voorzorg verschenen in de AAKZ en in de Almanak-reeks van Sweijs. De lijsten zijn gekopieerd en bijgevoegd als Bijlage G:

*   uit de Almanakken van de AAKZ in de periode 1853-1858; 1894-1898; 1907-1920.

*   uit de Almanakken van Sweijs in de periode 1859-1893; 1899-1906.

     Deze dubbele bron heeft te maken met

     -      het verschijnen van (de lijsten in) de almanakken van Sweijs in slechts de periode 1859-1906. De verschijning van de AAKZ-almanakken beslaat een bredere periode;

     -      het niet compleet zijn van Sweijs in de periode 1894-1898;

     -      het efficiënter ruimtebeslag van de lijsten van Sweijs zodat ik minder hoefde te kopiëren.

     In de gekopieerde lijsten zijn die uit de periode 1853-1893 jaarlijkse ledenlijsten met opgave van het vlagnummer. Vanaf 1895 wordt in vele gevallen tevens het schip vermeld waarover in dat jaar de gezagvoerder het commando had. In de lijsten uit Sweijs staan achter de namen een verwijzing  naar de pagina waar nadere informatie wordt gegeven over schip, gezagvoerder en 
     reder/boekhouder.

        In de periode 1921-1931 worden in de almanakken van de AAKZ nog wel de bestuursleden van het college vermeld, maar ledenlijsten zijn afwezig.

 

4.  BEWERKING VAN DE PERSONELE GEGEVENS

Voor een bewerking van de personele gegevens die basis-informatie bieden voor de genealoog en de maritiem historicus kan ik vier bronnen toepassen: de ledenlijsten uit het Archief van het College, de inschrijfregisters uit hetzelfde Archief en de ledenlijsten uit de AAKZ en uit Sweijs. Ik heb twee bewerkingen toegepast nl. het opstellen van een lijst van de kapiteins met hun periode van lidmaatschap van het College, en het opstellen van een lijst van vlagnummers met daarachter de kapiteins die dit nummer hebben gevoerd. Deze bewerking bleek wat lastiger dan voorzien vanwege de volgende barrières:

     *     tussen de bronnen komen talloze verschillen voor in de schrijfwijze van familienamen en in de voorletters van personen. Het is zaak om niet te snel te concluderen dat het om één en dezelfde persoon gaat, omdat het zeemansberoep vaak een familietraditie was en er dus sprake kan zijn van vader/zoon/broer-relaties;

     *     het is soms waarschijnlijk of zelfs evident, dat er fouten zijn gemaakt bij de toekenning van een vlagnummer.

     *     soms ontbreekt de dagtekening, dus het moment van inschrijving. Ik ben ervan uitgegaan dat de inschrijving chronologisch plaats vond op opeenvolgende folio's. Bij het ontbreken van een dagtekening werd uit voorafgaande en volgende dagtekeningen een schatting gemaakt van de datum van inschrijving;

     *     soms zijn in een bepaald jaar in de ene ledenlijst wèl en in de andere géén jaren ingevuld. Ook komen in sommige lijsten met de hand geplaatste correcties en doorhalingen voor waarvan de relevantie niet duidelijk is;

     *     het aantal kapiteins met vlagnummer in de Almanaklijsten is groter dan in de Inschrijfregisters. Kennelijk zijn niet alle kapiteins ingeschreven. De reden is me onduidelijk maar een mogelijke verklaring is de volgende: een gewoon lid eerste klasse kreeg altijd een vlagnummer, maar soms is de toevoeging geplaatst dat "De met een * geteekende Gezagvoerders ... geen aanspraak (hebben) op uitkeering van het Collegie". Wellicht heeft de administrateur dit type van leden niet (altijd) ingeschreven; ze hadden immers geen toekomstige financiële konsekwenties voor het College;

     *     "Zeemansvoorzorg" had de gewoonte om opengevallen nummers (door sterfte of opzegging) op te vullen met nieuw-aangemelde leden. In principe droeg dus een lid zijn gehele lidmaatschapsperiode eenzelfde nummer. Maar er blijken uitzonderingen op deze regel te zijn en enkele kapiteins hebben twee nummers gevoerd;

     *     de ledenlijsten in de Almanak-afleveringen zullen vooral slaan op het voorafgaande jaar. Maar er zouden ook leden op de lijsten voor kunnen komen die pas in het verschijningsjaar van de Almanak lid zijn geworden. Dit is niet onmogelijk omdat uit correspondentie in 1855/56 vanuit Harlingen met de secretaris van het College "Zeemanshoop" te Amsterdam (de uitgever van de AAKZ) blijkt dat pas in juli/augustus een gecorrigeerde ledenlijst werd verzonden. Er was dus gelegenheid om mutaties uit het eerste halfjaar te verwerken, maar of dat ook inderdaad gebeurde is onzeker.  Voor de lijsten van het Amsterdamse College "Zeemanshoop" in de AAKZ is dat zeker wèl gebeurd, want aan het eind van die Almanak-jaargangen komen correctielijsten voor. Maar die correcties en aanvullingen ontbreken voor het Harlinger "Zeemans-voorzorg".

     *     een zeer belangrijk gegeven is het verschil in aantal ingeschreven gezagvoerders, zoals vermeld in Bijlage B (totaal 179) en het aantal gezagvoerders dat kan worden afgeleid uit de lijsten van Sweijs en de AAKZ (in totaal maximaal 234). Ik spreek van "maximaal" omdat niet altijd duidelijk is of twee namen met geringe verschillen in schrijfwijze niet toch dezelfde persoon betreffen; bij twijfel heb gekozen voor twee personen. Hoe het ook zij, er zijn zeker 40-50 personen niet ingeschreven.

 

     4.1. Lijst van gezagvoerders met vlagnummers en hun periode van lidmaatschap van het College.

     Vanwege de hiervoor gemelde onzekerheden vereist het opstellen van de lijst van kapiteins een Salomonsoordeel over de gememoreerde onzekerheden. Ik heb daarbij enkele uitgangspunten gehanteerd:

1.  Het jaar van vermelden in een Almanak-jaargang is met 1 verminderd voor de vaststelling van begin- en eindjaar van het lidmaatschap. Vermelding van het lidmaatschap in b.v. de Almanakjaargangen 1856-1872 is dus gesteld op een lidmaatschapsperiode 1855-1871.

2.  De schrijfwijzen en voorletters in het Inschrijfregister (Bijlage B) worden als de meest waarschijnlijke gehanteerd.

3.  De inschrijfdata en de eventuele vermelding van het overlijden of bedanken in het Inschrijfregister heb ik als geldend beschouwd voor de periode van het lidmaatschap, en niet de gegevens uit Sweijs of de AAKZ.

4.  In de ledenlijsten van het College-Archief vermelden die uit de periode 1920-1930 geen vlagnummer meer. Ik heb aangenomen dat de in deze lijsten genoemde leden hun vlagnummer van vóór 1920 hebben gehouden.

5.  De gegevens in mijn lijsten dienen door de gebruiker krities te worden gebruikt. Noodzaak voor correctie blijft mogelijk, bv het samenvoegen van namen, die nu nog separaat zijn vermeld.

 

4.2.      Lijst van vlagnummers met de kapiteins die dit nummer voerden.

     Tabel 2 is het spiegelbeeld van Tabel 1 en kiest de gevoerde vlagnummers bij het College als uitgangspunt. Gebruik kan van belang zijn bij analyse van scheepsportretten waarop een vlag van "Zeemans-voorzorg" zichtbaar is. Door combinatie van dit nummer met het jaar van afbeelden is de gezagvoerder in dat jaar te identificeren.

     Uiteraard gelden bij gebruik van deze Tabel dezelfde uitgangspunten als opgesomd in par.4.1.

 

4.3.      Bestuursleden

     In de publicatie van Hannema, 1931 (ref.1), komt op p.19/20 een lijst voor van bestuursleden van het College. Ook in de tekst (o.a. p.10) staan opmerkingen over de zittingsduur van bestuursleden. Zijn bron wordt niet vermeld, maar het ligt voor de hand dat hij zijn gegevens heeft ontleend aan het College-Archief. O.a. in de notulen van de Algemene Vergaderingen en ook in de uitgegane correspondentie wordt geregeld gerefereerd aan bestuursbenoemingen.

     Ik heb gegevens over bestuursleden eveneens verzameld en wel aan de hand van de opgaven in de AAKZ. Hoewel de vermelding van ledenlijsten in deze Almanak stopt in 1920, gaat de vermelding van Bestuursleden van het College door t/m 1930. Vanuit genealogisch oogpunt is de lijst interessant omdat er, naast buitengewone leden, altijd actieve gezagvoerders deel uitmaakten van het Bestuur. Het levert dus een gegeven op over de bestuurlijke activiteit van die kapiteins. Bij vergelijking van mijn resultaten met die uit Hannema vielen me enkele verschillen op en om die reden lijkt het mij dienstig ook mijn bevindingen hier op te sommen (zie Tabel 3). De Bestuursleden die tevens vlagvoerend gezagvoerder waren betreffen allemaal commissarissen. Ze zijn met vet plus hun vlagnummer gemerkt.

 

4.4.      Verloop van het aantal Gewone Leden Eerste Klasse

     Recent is in een rapportage van Suyk (ref.15) een overzicht gepubliceerd van het jaarlijks aantal effectieve leden per zeemanscollege in de periode 1859-1906. De gegevens zijn ontleend de Almanak van Sweys (ref.14) die in de periode 1859-1906 jaarlijks een overzicht publiceerde van de ledenaantallen per zeemanscollege. Hoewel niet expliciet aangegeven zal voor "Zeemans-voorzorg" dit aantal slaan op de gewone leden 1e klasse.

     Vanwege de verschijningsperiode van de Sweijs-Almanak ontbreken voor "Zeemans-voorzorg"  de jaren 1851-1858. Met behulp van Bijlage B kan ik het aantal leden voor 1851-1858 vaststellen via de (opgetelde) inschrijving per jaar minus de sterfte en bedankjes per jaar. In Sweijs ontbreken eveneens de jaren 1894-1895, 1897 en 1907-1930. Voor deze jaren is Bijlage B een onvolledige bron voor het berekenen van het aantal leden per jaar, omdat er vooral in die jaren nogal wat leden niét zijn ingeschreven.

     Combinatie van de tabel van Suyk met mijn gegevens levert het volgende overzicht:

1851 - 34              1860 - 56              1869 - 61            1878 - 82              1887 - 65              1899 - 38

1852 - 32              1861 - 65              1870 - 57            1879 - 81              1888 - 62              1900 - 34

1853 - 36              1862 - 66              1871 - 62            1880 - 87              1889 - 60              1901 - 33

1854 - 38              1863 - 70              1872 - 54            1881 - 84              1890 - 60              1902 - 30

1855 - 52              1864 - 68              1873 - 57            1882 - 82              1891 - 55              1903 - 26

1856 - 65              1865 - 68              1874 - 57            1883 - 75              1892 - 54              1904 - 25

1857 - 74              1866 - 69              1875 - 70            1884 - 73              1893 - 53              1905 - 25

1858 - 75              1867 - 68              1876 - 76            1885 - 70              1896 - 43              1906 - 23

1859 - 54              1868 - 61              1877 - 79            1886 - 66              1898 - 39

 

                                                                             Het verloop in de opeenvolgende jaren kent enkele pieken en wel in 1857/58, in de periode 1863-1867 en in de periode 1878-1882 (zie nevenstaande grafiek. Na 1880 neemt het aantal leden sterk af tot ruim 20 in 1906.

 

                                                                             Om inzicht in het verloop te vergorten heb ik uit Bijlage B het aantal aangemelde leden per periode van 5 jaar afgeleid met als resultaat:

                                                                             1851/55 - 47  1876/80 - 19   1901/05 - 0

                                                                             1856/60 - 36  1881/85 - 4           1906/10 - 5

                                                                             1861/65 - 28  1886/90 - 2           1911/15 - 4

                                                                             1866/70 - 12  1891/95 - 3           1916/20 - 2

                                                                             1871/75 - 15  1896/00 - 2

 

                                                                             Bij het verloop van totaal aantallen per jaar en inschrijvingen per 5 jaar zijn enkele kanttekeningen te maken:

                                                                             *     Er zijn discrepanties in de getallen uit Sweijs/Suyk en mededelingen in de publikatie van Hannema (1931). Zo vermeldt Hannema voor 1859 69 gewone leden en Sweijs/Suyk 54, en Hannema voor 1877 61 gezagvoerders plus

     12 stuurlieden en Sweijs/Suyk 79 leden. Vermoedelijk vat Hannema onder de noemer van "gewone leden" zowel 1e als 2e klasse leden maar zelfs dan zij de getallen voor 1879 73 resp 79. Hannema vermeldt dat bij de oprichting van het College in 1851 zich 35 leden aanmelden, terwijl ik op grond van het Inschrijfregeister niet hoger kom dan 33.

*   De trendbreuk in mijn cijfer van 1858 en dat van Sweijs/Suyk in 1859 i.c. 78 resp. 54 is erg abrupt en klopt ook niet met mijn berekening van 1859 nl. 84. De verklaring voor deze discrepantie is mij niet duidelijk. Wellicht geeft Tabel B niet alle sterfgevallen en opzeggingen. Het kan ook zijn dat de totaalopgaven in Sweijs zich alleen baseren op de uitkeringsgerechtigde leden in de 1e klasse en de honoraire leden buiten beschouwing laat.

*   Het aantal aangemelde leden is in de eerste vijf jaren het hoogste. Binnen deze periode was het aantal in oprichtingsjaar 1851 zelfs 33. Dit hoge aanvangsaanbod is begrijpelijk want in het eerste reglement stond de voorwaarde dat het lid woonachtig was in Harlingen. Na het eerste jaar zal het toenmalige potentieel aan Harlingse gezagvoerders ook voor het grootste deel lid zijn geworden. Ook in de volgende decade is het aantal aanmeldingen nog vrij hoog mede door instroom vanuit de tweede klasse, waar stuurlieden overgingen naar de rang van gezagvoerder en dan werden overgeschreven naar de 1e klasse (zie par.4.5.). Maar na 1865 dan treedt een daling in inschrijvingen op met een opleving in 1876/80. Is er dan sprake van een nieuwe generatie, deels ook zonen van de vorige?

     De zeer sterke afname in nieuwe leden na 1881 kan te maken hebben met het achterwege blijven van inschrijvingen in het Register. Maar het zal samenhangen met de veranderende arbeidsverhouding van bemanning met de reder, waarbij sociale voorzieningen wellicht in het arbeidscontract zijn opgenomen. Ook lijkt me het waarschijnlijk dat reguliere verzekeringsmaatschappijen de mogelijkheid boden levensverzekeringen af te sluiten. Ondanks het grote aantal leden in de tachtiger jaren blijkt uit het afnemen van de aanmelding dat het belang van "Zeemans-voorzorg" als onderlinge verzekeringsmogelijkheid aan het afnemen was. Maar wellicht de belangrijkste reden is het afnemen van de Harlinger scheepvaart.

     Wellicht dat een nadere analyse van de cijfers in relatie met sociale omstandigheden in parallel met soortgelijke tendensen bij andere zeemanscolleges een onderwerp voor een maritiem historicus is.

 

4.5.      Verloop van het aantal Gewone Leden Tweede Klasse

     Het totaal ingeschreven gewone leden in de 2e klasse was 100. Daarvan waren er 88 stuurman, 2 kok en 9 matroos. In het oprichtingsjaar 1851 was de aanmelding in deze klasse met 4 aan de karige kant, maar in de volgende jaren was er gestage aanwas. Ook hier heb ik in perioden van 5 jaar het aantal aanmeldingen afgeleid uit Bijlage C:

1851/55 - 22              1871/75 - 12                1891/95 - 6                  1911/15 - 5

1856/60 - 10              1876/80 - 7                         1896/00 - 2                  1916/20 - 3

1861/65 - 7                1881/85 - 10                1901/05 - 2

1866/70 - 7                1886/90 - 4                         1906/10 - 3

 

     Ook in dit register werd op het betreffende folio vermeld of een lid was overleden of had bedankt als lid. Van de 89 stuurlieden werden er 38 gezagvoerder, 7 werden als vermist of overleden opgegeven, 9 bedankten als lid en 35 bleven kennelijk stuurman. Van de 79 die dus lid bleven stroomden 38 = 52% door naar de 1e klasse. Dit is een minimumpercentage, want de nieuwe leden in deze klasse uit de periode 1911-1920 zijn wellicht pas na 1920 gezagvoerder geworden. Ook kunnen stuurlieden nà hun periode bij "Zeemansvoorzorg" lid zijn geworden van een ander zeemanscollege. Vooral in het vierde kwart van de 19e eeuw liep de scheepvaart in Harlingen sterk terug en zal de arbeidsmarkt bij reders in Holland welicht ruimer zijn geweest. Maar ook hier moeten we weer rekening houden met onvolledige administratie.

 

4.6.      Aantal overleden gezagvoerders tijdens de beroepsuitoefening.

     Het beroep van zeeman was, zeker tijdens de zeilvaart, een riskant beroep. Vandaar ook de oprichting van zeemanscolleges om bij ongelukken de financiële konsekwenties voor vrouw en kinderen te verzachten.

     In het Inschrijfregister is vermeld of een lid was overleden. Ik heb geen zekerheid dat het overlijden ook op het inschrijffolio werd aangetekend wanneer er sprake was van een honorair lid, dus zonder aanspraak op een uitkering. Het aantal vermeldingen is dus een minimum.

     Over de gehele inschrijfperiode van 1851-c.1920 met 179 ingeschreven leden is 31 keer d.i. c.17% van het totaal ingeschreven leden sprake van een overlijden tijdens de reis. Hierbij is in 21 gevallen sprake van vermissing door het vergaan van het schip of door een ongeluk aan boord. De andere 10 zijn in een buitenlandse haven door ziekte overleden  Ik heb geen inzicht of dit percentage in vergelijk met andere risicovolle beroepen hoog is.

 

5.  AFKORTINGEN EN REFERENTIES

AAKZ                   Amsterdamschen Almanak voor Koophandel en Zeevaart

GAA                    Gemeente Archief van Amsterdam

NGV                    Nederlandse Genealogische Vereniging

NSM                    Nederlands Scheepvaart Museum te Amsterdam

RAF                     Rijksarchief Friesland te Leeuwarden

Sweijs                  Neêrlands Vloot en Reederijen

 

 

1.         Register van uitgaande stukken, 18 februari 1851-06 december 1900, 1 deel. RAF, 130-04/18

2.         Hannema,A.E., 1931.   Het College "ZEEMANSVOORZORG" te Harlingen 1851-1931. Uitgave van het Collegie "Zeemans-Voorzorg" te Harlingen, 20 pp. Aanwezig in het NSM

3.         Vellekoop, Ingena, 1969   Collegie "Zeemansvoorzorg" te Harlingen 1851-1931.  Inleiding op de inventaris van het Archief van het College, 2 pp. RAF, 130-04. (Zie Bijlage A).

4.         T.F.J.Pronker, 1999.   Het Barkschip "Amicitia". Stichting Nederlandsche Kaap Hoornvaarders. Verwachte verschijning februari 1999.

5.         Sluis,J.van ,geen datum.   Lijsten van Nederlandse koopvaardijschepen, koopvaardijkapiteins en reders uit de 18e en 19e eeuw. Aanwezig in het NSM.

6.         Bouma,G.N., 1999.   De Nederlandse Koopvaardijvloot 1820-1900. Typoscript dat naar verwachting in 1999 een wijdere verspreiding zal krijgen. Het bevat een gealfabetiseerde lijst van koopvaardijschepen met opgave van bouwjaar, tonnage, verdere levensloop van het schip en de gezagvoerders van het schip.

7.         Duinkerken,W., 1992   Sinds de Reductie in Stad en Lande van Groningen. Biografisch-genealogisch Lexicon van de predikanten, die sinds 1594 de Gereformeerde en (sinds 1816) de Hervormde gemeenten tussen Eems en Lauwers hebben gediend. Deel 2.  Uitg. Profiel, Bedum p.311-600.

8.         Dekker en C.van Roggen,D.W., 1972.   Terschelling Buitengaats.  Gezamenlijke uitgave van Stichting Ons Schellingerland-Terschelling; Vereniging van Oudleerlingen der Zeevaartschool Terschelling; Vereniging van Vrienden der Terschellinger Musea-Terschelling. 136 pp.

9.         Plas en K.Meijles, W.van der, 1996   Katwijkse kapiteins en hun schepen  Katwijks Museum/Genootschap "Oud Katwijk".

10. Parma,S., 1972.    Gealfabetiseerde opsomming van kapiteinsnamen, scheepsnamen en namen van reders/eigenaren/boekhouders uit de lijst van "effectieve leden" van het College Zeemanshoop zoals vermeld in Bijlage 3 van de Publikatie van Mr.J.H.van den Hoek Ostende uit 1972.  Typoscript, Hilversum, 70 pp. O.a. aanwezig op het NSM, het Verenigingscentrum van de NGV te Naarden en de bibliotheek van het College Zeemanshoop te Amsterdam.

11. Naamregister der effectieve leden 1825-1878. GAA, 491-281.

12. Register van aangifte van voortdurende deelneming in het Weldadig Zeemansfonds. GAA, 491-290.

13. De Amsterdamschen Almanak voor Koophandel en Zeevaart is een jaarlijkse uitgave van het Amsterdamse College "Zeemanshoop". Het is dus een Amsterdamse aangelegenheid. De jaarlijkse uitgaven beslaat de periode 1826-1943. Aanwezig in het NSM en deels ook op het GAA.

14. De serie Almanakken, gewoonlijk aangeduid als de Almanak van Sweijs" kent een voorloper in 1853 en een jaarlijkse uitgave in 1858-1906 onder de formele naam  "Neêrlands Vloot en Reederijen". H.Sweijs was de eerste redakteur en is later opgevolgd door andere redacteuren. De uitgever was aanvankelijk P.M.Bazendijk te Rotterdam en later Rotterdams Dagblad Scheepvaart. Deze Almanak was dus een Rotterdamse aangelegenheid. Een serie is aanwezig op het NSM.

15. Suyk,K., 1998.   Zeemanscolleges.   Typoscript. 13 pp.

 

Rapport Zeemanscollege "Zeemans-Voorzorg"

               TABEL 1 LIJST VAN GEZAGVOERDERS MET VLAGNUMMERS EN HUN PERIODE VAN LIDMAATSCHAP VAN HET COLLEGE 

               TABEL 2 LIJST VAN VLAGNUMMERS MET DE KAPITEINS DIE DIT NUMMER VOERDEN

               TABEL 3 LIJST VAN BESTUURSLEDEN VAN HET COLLEGE "ZEEMANSVOORZORG


Bijlage A Inventarislijst van het Archief van College Zeemans-voorzorg (RAF, 130-04)

Bijlage B INSCHRIJVINGSLIJST VAN GEWONE LEDEN DER EERSTE KLASSE  VAN HET ZEEMANSCOLLEGE "ZEEMANSVOORZORG"

Bijlage C INSCHRIJVINGSLIJST VAN GEWONE LEDEN DER TWEEDE KLASSE  VAN HET ZEEMANSCOLLEGE "ZEEMANSVOORZORG"

 

HARLINGER KOOPVAARDIJKAPITEINS EN HARLINGER REDERS UIT DE TWEEDE HELFT VAN DE NEGENTIENDE EEUW

Bijlage LIJST VAN HARLINGER REDERIJEN in de tweede helft van de 19e eeuw

Bijlage LIJST VAN AANTAL HARLINGER REDERIJEN PER JAAR