Inloggen

 

                                                                                                              ZEEMANSCOLLEGE "VOORZORG" TE NIEUWE PEKELA

                                                                                                                                                      1851

 

                                                                                                                         

 

 

 

NAVOLGEND OVERZICHT GEEFT GEEN VOLLEDIGE WEERGAVE VAN DE HISTORIE VAN HET COLLEGE “VOORZORG”. IK HEB GEEN KENNIS KUNNEN NEMEN VAN GEGEVENS DIE AANWEZIG ZIJN IN HET GEMEENTEARCHIEF VAN PEKELA EN WELLCHT ANDERE GRONINGER ARCHIEVEN. IK HEB MIJ GEBASEERD OP GEGEVENS DIE ZIJN AF TE LEIDEN UIT DE LEDENLIJSTEN VAN HET COLLEGE IN ZEEMANSALMANAKKEN EN OP EEN AANTAL KRANTENARTIKELEN.


INHOUDSOPGAVE
1. Ontstaan en levensduur van het college
2. Doelstelling
3. Nummervlag
4. De leden
5. Nadere bijzonderheden van de effectieve leden
6. Het Bestuur.
 

1. Ontstaan en levensduur van het College “Voorzorg” te Nieuwe Pekela.

Al in 1712 werd in Pekela een Groot Compact opgericht, een onderlinge verzekering die bij verlies van schip een uitkering verstrekte.
In het begin van de 18e eeuw ontstonden op diverse plekken in west en noord Nederland (o.a. Amsterdam, Rotterdam, Veendam) zeemanscolleges met als één van de doelstellingen het geven van uitkeringen aan zeelieden en hun nabestaanden. De leden van deze Colleges kregen een nummer dat werd afgebeeld in de Collegevlag. De kapitein voerde zijn Collegevlag op zijn schip.
Zo werd in 1823 in Pekela een naamloos vlagvoerend zeemanscollege opgericht. Kennelijk functioneerde dit College niet naar behoeven en een aantal kapiteins en ingezetenen van zowel Oude als Nieuwe Pekela spraken zich uit “tot oprigting of vervorming van het vroegere slechts als sociëteit bestaan hebbende Collegie”. Dit leidde tot de oprichting van separate Colleges in beide Pekela’s.
Het College “Voorzorg” te Nieuwe Pekela werd volgens een vermelding in de ledenlijsten in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart, opgericht op 25 januari 1851. Volgens een bericht in de NRC van 16 januari 1851 was op 09 januari 1851 te Oude Pekela het college “De Trouw” gevormd, dus ruim twee weken eerder.

Eveneens in de NRC wordt op 24 februari 1851 aandacht geschonken aan de vorming van de beide Colleges.
“Ofschoon nu beide genoemde plaatsen wat het administratieve betreft van elkaar gescheiden zijn, blijft desalniettegenstaande die betrekking in alle andere opzichten, onafscheidelijk aan elkaar verbonden, zo als twee zusters door de band der vriendschap en bloedverwantschap innig verknocht en daardoor de wederzijdse wensen zoeken te voorkomen, zo ook hebben beiden plaatsen één belang, één hoofdtak van bestaan, namelijk de scheepvaart. Willen wij de doeleinden van beide genoemde verenigingen met een onpartijdig oog gadeslaan, dan kunnen wij één wens niet onderdrukkenen deze is: vereniging der beide zeemanscollegiën.”

In de Almanak 1862, uitgegeven door het zeemanscollegiën “De Harmonie” te Wildervank en “Voorzorg” te Pekela wordt het tien-jarig bestaan van “Voorzorg” herdacht. Hierin staat vermeld:
“Nadat dan in overleg met andere kapiteins door bemoeijing van kapts. E.H.Oldenburger, K.H.Bakker en R.R.Huisman, 99 scheepskapiteins uit de Nieuwe en Oude Pekela en een 50 tal ingezetenen der beide gemeenten als buitengewone leden zich bereid hadden verklaard tot de oprigting, of vervorming van het vroeger slechts als sociëteit bestaan hebbend Collegie medetewerken, werd zoo als gezegd, op donderdag den 23 Jan. 1851, de eerste vergadering te dezer plaatse belegd, ten einde een Reglement te arresteren en eene Directie te verkiezen, bestaande uit de HH. A.K.de Grooth, President; K.M.Brouwer, Penningmeester; L.J.Wolters, Secretaris; en van de gewone leden Kapt. K.H.Bakker, E.H.Oldenburger en R.R.Huisman.”

In het Jaarverslag 1999 van de “Stichting Kapiteinshuis Pekel”schrijft A.Westers: “Beide Collegién trachten nu op verschillende wijze de belangen van de zeevaart te bevorderen … maar willen de wensch niet achterhouden dat beide Collegiën zich eens mogen vereenigen…”. Een fusie heeft echter nooit plaatsgevonden.
Het College uit Oude Pekela werd in februari 1899 ontbonden waarbij aan weduwen een lijfrente werd verstrekt en het resterende vermogen onder de toen nog levende effectieve leden werd verdeeld.
Een einddatum van het College “Voorzorg” uit Nieuwe Pekela heb ik niet kunnen achterhalen, maar de Bestuursleden werden nog tot en met 1933 vermeld in de Almanak van Sweijs. (Zie BIJLAGE 1) “Voorzorg” heeft dus zeker ruim dertig jaar langer bestaan. In 1920 waren er nog 21 leden die aanspraak konden maken op een uitkering en wellicht dat deze betalingsverplichting een opheffing heeft vertraagd. In een brief dd 10 januari 2011 van Dr. Jurjen Leinega wordt gemeld dat in 1925 nog 10 leden, alle oud-kapiteins worden gemeld

 

2. Doelstelling
De in 1851 vrijwel gelijktijdig opgerichte zeemanscolleges in Oude en Nieuwe Pekela verschilden aanvankelijk in doelstelling. “De Trouw” in Oude Pekela vermeldde in zijn statuten vooral de bevordering van de lust tot de zeevaart bij de lagere volksklasse middels o.a. het verstrekken van een voorschot voor de aanschaf van de eerste uitrusting en het bekostigen van onderwijs. “Voorzorg” zou als primaire doel hebben gehad het geldelijk ondersteunen van oud-kapiteins en weduwen en wezen van op zee omgekomen leden.
In de Provinciale Groninger Courant van 02 februari 1854 staat het volgende bericht:
“Nieuwe Pekela, 30 januari. Het zeemans-college “Voorzorg” te Pekela, bekleedt met ere onder de nuttige inrichtingen zijn plaats. Gedurende de drie jaren van zijn bestaan, heeft het aan negen weduwen en wezen van zeelieden NLG 3.600 uitgekeerd. Van deze sterfgevallen vielen twee voor in 1851, zeven in 1852, terwijl men in 1853 van verliezen verschoond bleef. Onder deze waren vijf, die met man en muis verongelukt zijn, waaronder twee leden van de directie. Het jaar 1852 zal dus ook bij dit college als een moordjaar lang in geheugenis blijven.  “
Net als bij andere zeemanscolleges zal ook het lidmaatschap de sociale contacten van de leden hebben bevorderd. In voormeld artikel in de Provinciale Courant staat de melding:
“Ook in deze winter werden weder twee vergaderingen met vrouwen gehouden, die door redevoeringen en bijdragen opgeluisterd en telkens door een bijzonder talrijk en uitgezocht publiek werden bijgewoond

 

3. De Nummervlag
In de Amterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart 1851 t/m 1880 wordt de nummervlag van “Voorzorg” beschreven als:
“De Collegevlag is een witte Standaard met eene rooden rand, met een zwart cijfer, ter grootte van 4 voet”.
In de jaargangen 1881 t/m 1889  wordt deze beschrijving wat gedetailleerder nl.”
“De collegevlag is een witte standaard met een rooden rand van een half kleed breed, met een zwart nommer ter grootte van 4 en ter dikte van een ½ voet”

In de almanakken van Sweijs van 1859 t/m 1933 is de omschrijving summierder en wel:
“De Vlag is een Witte Standaard met eene roode rand en een zwart cijfer

Voor afbeelding zoek naar foto van de “Johanna” onder Egbert Hindriks Oldenburger met de wimpel van “Voorzorg”.

Collegeleden kregen bij aanmelding een vlagnummer. In totaal zijn er 188 nummers toegekend. (zie Bijlage xxx).
Een vlagnummer kon weer vrijkomen door overlijden of opzegging en dan weer worden toegekend aan een nieuw lid. De meeste nummers werden door twee of meer kapiteins gevoerd. Zo kende vlag 69 vijf kapiteins in de periode 1853 t/m 1904.
Bij uitzondering kon een kapitein tijdens zijn lidmaatschap twee nummers voeren, soms omdat zijn oorspronkelijke nummer overging naar zijn zoon. Bij die overgang kwam aan de actieve maritieme periode een eind maar bleef hij nog wel effectief lid van het College.

Het lid van “Voorzorg” kon al eerder lid zijn geweest van het naamloze College uit Pekela. Soms nam hij dan zijn vlagnummer mee van het naamloze College naar Voorzorg (zie bv XXX)

 

4. De Leden
Het College kende gewone leden, zijnde gezagvoerders, die bij andere zeemanscolleges werden aangeduid als “Effectieve Leden”.
In de “Kroniek van Pekela” door D.Kuil uit 1999 wordt dd 19 april 1855 het volgende vermeld:
“Het zeemanscollege Voorzorg gevestigd te Nieuwe Pekela mag zich bij voortduring ineen gewenste bloei verheugen. Het had trouwens de belangrijke aanwinst van 40 buitengewone leden (donateurs) welke buitengewone leden ten getale van 280, en in 40 onderscheiden steden en dorpen van Nederland, België, Engeland, Pruisen, Oostenrijk, Rusland, Noorwegen en Portugal verspreid, het hunne tot de bloei van het college bijdragen”

In het in paragraaf 1 vermelde verslag van het 10-jarig bestaan van “Voorzorg” wordt voor 1862 gesproken van 168 gewone leden en 8 vlaggeleden “..te zamen alzoo 176 leden,.. waarvan 36 uit Oude Pekela.”.Bij andere zeemanscolleges mogen vlaggeleden wel de Collegevlag voeren, maar is gekort op bijvoorbeeld de uitkering bij ongeluk of overlijden. Dit zal bij “Voorzorg” overeenkomstig zijn geweest.
Naast de toename in de afgelopen jaren van de gewone leden is die van de buitengewone leden, zeg de donateurs, nog aanzienlijker. “Immers bedroeg dat getal in het eerste jaar der oprigting 154 in 20 onderscheiden stede en dorpen, in en buiten ons Vaderland wonende, die toen reeds met eene jaarlijksche contributie van f 603 – 90 het weldadig doel van de Voorzorg wilden helpen schragen. Wij mogen ons thans verheugen in een aantal van 399 Buitengewone leden, die in 73 onderscheidene steden en dorpen verspreid f 1385, alzoo meer dan het dubbele van voor 10 jaren contribueren”.

De uitkering aan trekkende weduwen en wezen was aanvankelijk f 400,- in eens. Maar in 1855 begon men met een jaarlijkse uitkering van f 50,-. In het begin van de 19e eeuw was de jaarlijkse uitkering gedaald tot f 40,- met de mogelijkheid van wederom f 50,- per jaar, (Nieuws van de Dag dd 04 februari 1901.)
Het Nieuws van Dag dd 28 januari 1889 meldt dat “Voorzorg” in 1888 aan 61 weduwen, weezen en 8 oud-kapiteins en 4 wezen een bedrag heeft uitgekeerd van f 5491,39 1/2 . Het vermogen was aanzienlijk nl, f 39.448, 74. Hetzelfde blad meldde op 19 september 1892 dat bij de penningmeester Klasen een inbraak had plaatsgevonden waarbij de brandkast met f 38.000 was ontvreemd. De brandkast werd zwaar beschadigd doch ongeopend teruggevonden in een land op ongeveer 700 meter afstand.
Vanwege mede de sterke achteruitgang in het aantal leden en dus inkomsten was het vermogen in 1900 gedaald tot f 27.000 terwijl

Hieruit blijkt dat, net als bij vele andere zeemanscolleges, donateurs aanwezig waren, die een belangrijke financiële bijdrage zullen hebben betekend.


Bijlage xxx bevat gegevens van 359 Collegeleden over geboorten, huwelijk en overlijden, lidmaatschappen van zeemanscolleges en schepen waarop zij hebben gevaren. Bijlage  xxx is een verkorte weergaven van Bijlage  xxx.

Al vanaf de oprichting melden zich een aanzienlijk aantal effectieve leden. Jaarverslag 1852 noemt al 120 leden. (zie bijlage xxx). In de zestiger jaren waren meer dan 160 kapiteins lid maar vanaf 1870 begon een constante daling tot 20 in 1920.
Een overeenkomstig verloop trad op bij het zustercollege “De Trouw” dat in totaal 278 leden telde maar ook een dertig jaar korter heeft bestaan.

 

5.  Nadere bijzonderheden van de effectieve leden

Kapiteinsfamilies bv. Fijn.

Het komt regelmatig voor dat een kapitein zijn maritieme opleiding begon als bv. koksmaat, lichtmatroos of matroos bij zijn vader. (zie bv. XXX)

Lidmaatschappen doorlopend tot overlijden, ook als de betreffende persoon rustend-schipper was geworden.

Meeste  reizen in Europa maar enkele keer verder weg zoals de Kaap-Hoornronding van kap. Oosterhuis

Lidmaatschap van andere Colleges

6. Het Bestuur
Het Bestuur bestond uit een president, vice-president, secretaris, penningmeester, vice-penningmeester en twee commissarissen.

In de periode 1852 t/m 1932 zijn er 9 presidenten geweest die 2-11 jaar in dienst waren met uitzondering van de laatste president J.K.Klasen die 26 jaar functioneerde van 1906 t/m 1932. In 1933 was deze funktie onbezet en gegevens uit een latere periode ontbreken.
De meeste presidenten hadden een maritiem verleden maar staan vermeld als oud-schipper of zonder beroep in de periode dat ze president waren. Een uitzondering was Kornelius Mennes Brouwer, die als landbouwer ook burgemeester was.

Het Bestuur kende in de periode 1852 t/m 1923 11 vice-presidenten, met vacatures in In 1854 en 1858. Na 1923 was deze funktie afgeschaft. Alle vice-presidenten hadden een maritiem verleden als gezagvoerder maar waren tijdens hun bestuursfunktie oud-gezagvoerder of zonder beroep.

In de periode 1851 t/m 1933 heeft het College 5 secretarissen gehad. Daarvan hadden twee een maritiem verleden, maar vervulden tijdens hun bestuursfunktie een walbaan. De eerste secretaris was onderwijzer Lambertus Wolters en funktioneerde ruim 30 jaar tot aan zijn overlijden in 1884. Zijn opvolger Egbert Dik was aanvankelijke gemeentesecretaris en later burgemeester van Nieuwe Pekela. Hij trad af in 1895 na een veroordeling vanwege verduistering van gelden en de veroordeling tot 2½ jaar gevangenisstraf. Hij overleed in 1926 te Amersfoort.
De derde persoon Roelf de Groot was aanvankelijk schipper maar werd later zeepfabrikant. De vierde secretaris Johannes Boon was eveneens schipper maar werd later ontvanger van belastingen. De laatste secretaris K.Klaases/Klasen die ruim 20 jaar funktioneerde heb ik niet afdoende kunnen identificeren.

In de periode 1851 t/m 1833 waren er zeven penningmeesters en in 1909 een waarnemend penningmeester. Ook hier is sprake van oud-schippers die tijdens hun daaropvolgende walbaan kennelijk tijd hadden een bestuursfunctie te vervullen.

De funktie van vice-penningmeester wordt voor het eerst vermeld in 1863. In de periode 1885 t/m 1897 wordt deze funktie niet genoemd in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart. Het is onduidelijk of die funktie inderdaad is onderbroken of dat een vermelding achterwege is gebleven  Tot en met 1933 worden 5 personen als zodanig genoemd. Ook hier was in alle gevallen sprake van oud-schippers.

Het Bestuur heeft in de periode 1851 t/m 1933 vijf en dertig commissarissen gekend, in alle gevallen met een maritieme positie of historie. In de periode 1927 t/m 1930 zijn geen Commissarissen vermeld. De periode van lidmaatschap was vaak niet langer dan vijf jaar maar Commissarissen vervulden later vaak een inhoudelijke functie als bv. president of vice president. Ook kwam regelmatig voor dat een Commissaris voor een tweede termijn werd herbenoemd. Als voorbeeld Hindrikus van der Laan die twee maal werd benoemd en in totaal bijna 20 jaar als Commissaris funktioneerde.

 

RAPPORT COLLEGE “VOORZORG”

 

BIJLAGE 1 GEGEVENS VAN DE LEDEN VAN "VOORZORG" IN DE PERIODE 1926 T/M 1933

BIJLAGE 2 GEALFABETISEERDE LEDENLIJST VAN HET COLLEGE “VOORZORG” TE NIEUWE PEKELA UITGEBREIDE VERSIE

BIJLAGE 3 VERKORTE LEDENLIJST VAN HET COLLEGE “VOORZORG” TE NIEUWE PEKELA

BIJLAGE 4 VLAGNUMMERS VAN LEDEN VAN HET ZEEMANSCOLLEGE “VOORZORG” te NIEUWE PEKELA

BIJLAGE 5 LEDENAANTALLEN PER JAAR (1852-1920) VAN HET ZEEMANSCOLLEGE "VOORZORG" TE NIEUWE PEKELA

BIJLAGE 6 BESTUURSLEDEN VAN HET ZEEMANSCOLLEGE “VOORZORG” TE NIEUWE PEKELA

 

Externe Bronnen

Nederlandsche Staatscourant no 32, 6 februari 1851, Delpher