Inloggen

                                                                                                                                            HET ZEEMANSCOLLEGE “DE TROUW”
                                                                                                                                                                         te
                                                                                                                                                            OUDE PEKEL-A

                                                                                                                                                                  1851-1899

 

                                                                                                                                      

 

 

 

 

 

 

                                                 

 

                                                                                            Schoenerbrik BERNARDUS GODELEVES  Oude Pekela, kapitein H.H.Kral, vlagnummer 12.
                                                                                                                                      Varend voor F.L.Drenth te Pekela
                                                                                                                             Schilderij in het Kapiteinshuis Nieuwe Pekela


  


NAVOLGEND OVERZICHT GEEFT GEEN VOLLEDIG OVERZICHT VAN DE HISTORIE VAN “DE TROUW”.
IK HEB GEEN KENNIS KUNNEN NEMEN VAN GEGEVENS UIT HET GEMEENTEARCHIEF VAN OUDE PEKELA EN HET KAPITEINSHUIS TE NIEUWE PEKELA.
IK HEB MIJ GEBASEERD OP GEGEVENS DIE ZIJN AF TE LEIDEN UIT DE LEDENLIJSTEN IN DE AMSTERDAMSCHE ALMANAK VOOR KOOPHANDEL EN ZEEVAART EN VOORAL OOK OP HET ARTIKEL VAN A.WESTER IN HET JAARVERSLAG 1999 VAN HET KAPITEINSHUIS TE NIEUWE PEKELA.

OKTOBER 2016
S.PARMA
Hilversum

 

1. Ontstaan en levensduur van het College “De Trouw” te Oude Pekela.
In 1823 werd in Pekela een naamloos, vlagvoerend zeemanscollege opgericht (zie mijn rapportage “Het naamloze zeemanscollege uit Pekela 1823-1851, Hilversum april 2016, 3 pp, 3 bijlagen).

Dit College van beide Pekela’s eindigde in 1851. Er werd gesproken van een “als societeit bestaand hebbend College”. (citaat uit de Almanak 1862 van het zeemanscollege “Harmonie” uit Wildervank). Deze wel erg beperkte werkwijze was kennelijk voor aantal Pekelder kapiteins reden om een nieuwe Collegestructuur te propageren

En in de NRC van 16 januari 1851 wordt dan ook vermeld dat op 09 januari 1851 een nieuw Zeemanscollege te Oude Pekela is gevormd met als naam “De Trouw”.
“Oude Pekela, 10 januari. Gisteren heeft zich hier onder de naam van Zeemanscollegie een talrijke vereniging gevormd, van welker bedoeling men niet alleen dadelijk, maar vooral in de toekomst de heilzaamste gevolgen mag verwachten. Aan deze vereniging, die voor het merendeel uit zeelieden bestaat, hebben zich ook de reders en andere belangstellende vrienden van de zeeman aangesloten. Ieder lid van het college betaalt jaarlijks 2 gulden contributie. Door het nu reeds aanzienlijk bedrag dezer gelden, stelt men zich voor, de lust tot de zeevaart in deze gemeente aan te wakkeren bij de lagere volksklasse, en wel voornamelijk door aan hulp behoevende jongelingen voorschotten tot de eerste uitrusting naar zee te doen, en verder ook het onderwijs te bekostigen, dat zij, om wel te slagen, bijzonder voor dit vak behoeven. De algemene deelneming aan deze vereniging bewijst, dat men instemt met de weldoordachte zienswijze van onze waardige burgemeester (van wie het denkbeeld en de oprichting dezer vereniging is uitgegaan), dat het beste middel, om het pauperisme krachtdadig te bestrijden is: de armoede voor te komen en te verminderen, door de arme uit de staat van werkeloosheid en vernedering op te heffen. En hoe zou men dit in een sterk bevolkte kolonie doelmatiger kunnen, dan door minvermogende knapen en jongelingen, die lust en aanleg voor de zeevaart hebben, van het nodige te voorzien, en aan bekwame, zorgdragende scheepskapiteins toe te vertrouwen, die genegen zijn een bijzondere waakzaam oog, vooral op de zedelijke vorming dier wel eens gedeeltelijk verwaarloosde jongelingen te houden? De ervaring heeft reeds het nut hiervan door de voorbeelden bewezen. Er bevinden zich n.l. in deze gemeente en elders reeds scheepskapiteins, aan wie of door de diakoniën of door mensenvrienden alhier, de nodige uitrusting werd bezorgd, en die nu eervol tot de rang van welvarende burgers zijn opgeklommen. De teruggave der voorschoten, boven vermeld, wordt door het college verwacht, zodra de begunstigden door de zegen van God daartoe in staat zullen zijn, en hiervoor wordt geen andere waarborg geëist, dan het gevoel van dankbaarheid voor genoten weldaden, dat in ieder menselijk hart aanwezig is en niet het minst bij de voorspoedige zeeman wordt gevonden. Overigens is de bedoeling van dit college de onderlinge verbreiding en vermeerdering der kennis van alles, wat tot de zeevaart betrekking heeft, zowel als de bevordering van de belangen der zeevarenden in het algemeen. Dat het ook als zodanig heilzaam moge werken, en het der ijverige directie gelukken moge, om ook in dit opzicht de vergadering tot het beste doel te leiden.”

In het Jaarverslag 1999 van de “Stichting Kapiteinshuis Pekela” schreef A.Westers een historie van het College “De Trouw” uit Oude Pekela. Hij vermeldt dat in een vergadering van 28 januari 1851 werd besloten dat het  naamloze College voortaan de naam “De Trouw” zou voeren. Dit suggereert dat leden van het naamloze College over zijn gegaan naar het college uit Oude Pekela. In mijn rapportage uit april 2016 vermelde ik dat uit de 164 leden van het naamloze College er 28 te boek staan als lid van “Voorzorg” en slechts 5 van “De Trouw. Verreweg het grootste aantal beëindigde het lidmaatschap van het naamloze college beëindigde het lidmaatschap vóór 1851. Van een exclusieve overgang van het naamloze college naar “De Trouw”zal dus geen sprake zijn geweest

Westers refereerde in het hiervoor vermelde artikel uit 1999 een circulaire uit december 1850 die leidde tot de oprichtingsvergadering van 1851 te Oude Pekela. Deze circulaire noemt tevens het initiatief om ook in Nieuwe Pekela een College op te richten. “Beide Collegiën trachten nu op verschillende wijze de belangen van de zeevaart te bevorderen; wij zullen ons altijd blijven verheugen, indien wij iets goed van de Voorzorg mogen vernemen, maar willen de wensch niet achterhouden dat de beide Collegiën zich eens mogen mogen vereenigen op de grondslagen door onze wetten aangegeven, overtuigd als zij zijn van de waarheid der spreuk “Eendragt maakt magt”.

Het heeft mij verwonderd dat een gemeenschappelijkzeemancollege in beide Pekela’s in 1851 werd opgesplitst in twee separate Colleges en ik vroeg mij af wat de reden daartoe zou zijn geweest. Ik legde die vraag voor aan de heren G.Koerts te Nieuwe Pekela en de heer A.Westers te Groningen, de voorzitter van de Het Kapiteinshuis te Nieuwe Pekela/Stichting Westers. Ook Koerts kon geen schriftelijk vastgelegde argumentatie refereren, maar als geboren Pekelder kan hij zich goed voorstellen dat beide dorpen een eigen zeemanscollege hebben opgericht. Hij merkte het volgende op:
“De bevolking van het Veenkoloniale gebied is een smeltkroes van nationaliteiten en religies die relatief vreedzaam samenwoonden en waarbij iedere groepering zeer lang vasthield aan  de eigen kerk en cultuur. De verzuiling was normaal en uitte zich ook in het verenigingsleven, zoals zangkoren, sportverenigingen, nutsdepartementen, middenstandsverenigingen, enz.. Daarbij speelde een rol dat Oude Pekela zich concentreerde op scheepsbouw, nijverheid en industrie, terwijl Nieuwe Pekela meer agrarisch was waar ook veel kapiteins woonden. Dat veroorzaakte tevens verschillen in de aard van de bevolking. Zelfs nu sinds 1990 de twee gemeenten zijn samengevoegd is van een echte integratie nog geen sprake.”
Westers veronderstelt een zekere animositeit maar een verschil in religie tussen de beide Pekela’s heeft volgens hem nooit een rol gespeeld.
Groepsgevoelens zijn overal en van alle tijden. In Amsterdam is iemand uit de Pijp een volstrekte andere persoon dan een Jordanees. Maar wat de reden ook geweest is: al bij de oprichting van de separate zeemanscolleges wordt aangedrongen op intensieve samenwerking en zelfs op een toekomstige fusie.

In de laatste 2 á 3 decaden van de 19e eeuw waren de topjaren van het zeemanscollege achter de rug. De “Kroniek van Pekela“;(zie Kuil, 2005)  meldde het volgende:
“07 december 1896
Met het verval van de scheepvaart hebben natuurlijk ook de zeemanscolleges veel van hun kracht verloren. Het in Oude Pekela bestaande college “De Trouw” heeft uit de vroegere dagen van voorspoed nog een fonds overgehouden dat enige duizenden guldens bedraagt. Allengs slinkt het ledental en verminderde ook de contributies. In de laatst gehouden vergadering van het college “De Trouw”, vrijdag j.l. gehouden, werd ter sprake gebracht de kas onder de tegenwoordige effectieve leden, weduwen en wezen te verdelen. Pondspondsgewijs verdeeld zou iedere deelhebber dan plm. f 400,- kunnen trekken en daarmede was dan het laatste spoor van de eens zo hoog staande zeemansstand uitgewist. Maar bij stemming werd uitgemaakt om niet tot deling en ontbinding over te gaan, Zes stemmen verklaarden zich vóór, zeven tegen verdeling van de kas.”

En ook een bericht dd. 30 januari 1896 in het Rotterdamsch Nieuwsblad meldde het dreigende einde.
“Evenals in meer plaatsen in het zuidelijk deel van Groningen, was vroeger te Oude Pekela een bloeiende reederij gevestigd, Maar de schipperij geraakte aan lager wal en Janmaat ging, als hij weder landrot geworden was, het zeegat niet weder uit, Zoo komt het, dat thans ook maatregelen beraamd worden om het zeemanscollege “De Trouw” te ontbinden. Toevoer van nieuwe leden heeft reeds lang opgehouden en het ledental verminderde daarom voortdurend. Met de kas is het echter nog goed gesteld, want er is een reservefonds van f 16.244 en aan 20 weduwen werd het afgeloopen jaar nog f 1170 uitgekeerd. Er zal nu voor de toekomst beraadslaagd worden, wat er met de nalatenschap moet plaats hebben.”

Maar begin 1899 was het dan toch zo ver en werd de opheffing gemeld.
“05 januari 1899
Na de zeilvaart dreigt nu ook het zeemanscollege “De Trouw” te Oude Pekela opgedoekt te worden. Reeds vroeger zijn er pogingen gedaan om de kas onder de leden en trekkende weduwen te verdelen, maar de reglementen stonden dit niet toe. Nu zijn de statuten gewijzigd en de voorstanders van liquideren oordelen, dat thans geen beletselen tegen deling meer bestaan. Zijn wij goed ingelicht, dan moet een deel van de kasgelden bestemd zijn om de trekkende weduwen een levenslange lijfrente te doen genieten, gelijkstaande met het thans genoten bedrag, terwijl het resterende aldan pond-pondsgewijze verdeeld kon worden. Met belangstelling wordt de afloop van deze operatie tegemoet gezien, want een regeling, geheel afwijkend van de bestaand, draagt nog lang niet aller goedkeuring weg.”.
en
“21 februari 1899
Het zeemanscollege “De Trouw” te Oude Pekela is ontbonden en zal aan de weduwen een lijfrente worden verstrekt, gelijkstaand aan de vroegere uitkering; het dan nog resterende kapitaal zal onder de effectieve leden gelijk worden verdeeld. Het kapitaal bedroeg nog ongeveer f 15,000,--.”
Ook de vermelding van de ledenlijsten in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart en de Rotterdamse Almanak van Sweys lopen tot en met 1899. Hoeveel trekkende weduwen er toen nog een lijfrente kregen is niet bekend maar er is dan sprake van 19 effectieve leden die ieder een percentage van het resterende kapitaal hebben gekregen, (Zie het overzicht in BIJLAGE 1).

2. Doelstelling
De in 1851 vrijwel gelijktijdig opgerichte zeemanscolleges in Oude en Nieuwe Pekela hadden aanvankelijk een verschillende doelstelling.
Bij ”Voorzorg” uit Nieuwe Pekela lag de nadruk op ondersteuning van zorg voor oud- kapiteins en weduwen en wezen, hetgeen aansluit bij overeenkomstige doelstellingen van b.v. de zeemanscolleges uit het westen van het land zoals Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht”.

Bij “De Trouw” echter lag dat aanvankelijke iets anders. In artikel 2 van de statuten van “De Trouw” wordt volgens Westers als doelstelling vermeld:
1e het bevorderen van de belangen der zeelieden, 2e het aankweeken van kennis van alles wat op de zeevaart betrekking heeft en 3e het verstrekken van een renteloos voorschot voor “eene eerste uitrusting aan hulpbehoevende jongelingen, die minstens den ouderdom van dertien jaar bereikt hebben”.
Aanvankelijke was dus een belangrijk doel “de lust tot zeevaart bij de lagere bevolkingsklasse te bevorderen door aan hulpbehoevende jongelingen een voorschot voor hun eerste uitrusting naar zee  te verlenen en verder ook het onderwijs te bekostigen dat zij voor dit vak nodig hadden,”. Westers meldt dat alras aan een 8 jongelieden zeemanskleren werden verschaft ter waarde van f 30 tot f 40.
Maar dit aspect werd kennelijk later minder opportuun geacht want in het reglement uit 1889 werd dit aspect van de oorspronkelijke doelstelling niet meer vermeld. De nadruk kwam nu te liggen op de zorg voor eventuele weduwen en wezen ingeval een kapitein kwam te overlijden. Er was inmiddels een Weduwen en Wezenfonds ingesteld, kennelijk los van het zeemanscollege maar wel beheerd door hetzelfde Bestuur.
De zeemansalmanak uit Veendam jaargang 1892/93 bevat vermelding van 31 effectieve leden waarvan er 25 lid waren van het “Weduwen- en Weezenfonds van het Zeemans-College “DE TROUW” te O.Pekela.”.
En in “Het Nieuws van den Dag” dd 20 februari 1886  meldt:
“Het Zeemanscollege “De Trouw”te Oude Pekela heeft in zijn 35-jarig bestaan aan 602 weduwe en weezen ruim f 35.000 uitgekeerd. De uitkeringen worden gaandeweg grooter, aangezien er vele weduwen sterven en er weinige bijkomen.”

3. De Nummervlag
In de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart wordt in de jaargangen 1852 t/m 1872 de vlag beschreven als:
“De No Vlag bestaat uit rood, wit en blaauw, ter hoogte van 7 voeten of 3 oude ellen, verdeeld als volgt: de hoogte van het rood vlaggedoek is 6/16 el, het witte katoen is 2½ el hoog, en het blaauwe vlaggedoek is 6/16 el hoog; de lengte der vlag is 11 voet of 5 oude ellen; de Nommers in dezelve zijn 4 voet hoog en één voet dik”

Vanaf  jaargang 1873 werd de beschrijving van de vlag gewijzigd in:
“De Numervlag bestaat uit rood, wit en blaauw, ter hoogte van 2 meter, verdeeld als volgt: de hoogte van het rood vlaggedoek is ¼ meter, het witte katoen is 1½ meter hoog en het blaauwe vlaggedoek ¼ meter hoog. De lengte der vlag is ongeveer 3,20 meter, de nummers hebben eene hoogte van 1,15 meter.”
Bij wet van 07 april 1869 werden alle oude benamingen voor maten afgeschaft en werd het gebruik van het metrieke stelsel voor bv. Winkeliers verplicht.

 


4. De Ledenlijsten
BIJLAGE 2 bevat gegevens van de 278 collegeleden over geboorte, huwelijk en overleden , lidmaatschappen van zeemanscolleges en schepen waarop zij hebben gevaren. BIJLAGE 3 is een verkorte weergave van Bijlage 2.

De ledenlijsten in de zeemansalmanakken geven geen melding van zg. vlagleden zoals gebruikelijk in diverse andere zeemanscolleges. Daar voeren vlagleden wel een nummer maar waren, met een gereduceerde lidmaatschapsbijdrage, uitgesloten van bv. uitkeringen. Leden met alle rechten worden dan “effectieve leden” genoemd
In andere zeemanscolleges kon een kapitein gedurende zijn lidmaatschap van vlagnummer veranderen. Reden kan zijn het overdragen aan een zoon.
Bij het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” werd in 1836 en 1854 een verplichte nummerwisseling doorgevoerd omdat de nummers zo groot werden dat zij op afstand moeilijk waren te lezen..
Bij “De Trouw” kwam een nummerwisseling spaarzaam voor en wel bij de leden Willem Harmsz de Boer (van 132→ 4); Jan Wolterz. de Grooth (van 89→10); Jan Steven Op ’t Holt (van 11→5); Harmannus Hendrikus Kral (van 15→10); Jacob Hindrikz. Middel (van 154→32); Georg L.B.J.Mooi (van 109→30); Lubbertus Lubbertz. Nieland (van 119→1); Jan Vos Peper (van 144→138); Pieter Janz. Tak (van 76→3); Albert Harmannus Tap (76→60); Harm Klaasz. Tap (van 6→33) en Pieter Wessel Wessels (van 103→28). In bijna alle gevallen was het tweede nummer lager dan het eerste.

“Goede Trouw heeft 154 vlagnummer toegekend. Vooral bij de vlagnummers van 1 t/m ca. 40 kon een vlagnummer door verscheidene kapiteins worden gevoerd. Als een vlagnummer door sterfte of opzegging vrij kwam dan werd deze veelal wederom uitgegeven. (Zie BIJLAGE 4)

De eerste ledenlijst uit 1852 telde 33 effectieve leden, In de daarop volgende jaren nam het aantal geleidelijk toe tot een maximum van 125 in 1859. (zie BIJLAGE 5) In de tweede helft van de zeventiger jaren was een duidelijke teruggang zichtbaar en in de negentiger jaren waren er nog maar 8 leden. Merkwaardig is een plotselinge toename in 1899, het jaar van opheffing, toen er 19 leden zijn vermeld in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart. Deze misten in dat jaar een vlagnummer (zie BIJLAGE 1) en wellicht geeft deze lijst ook niet meer de effectieve leden weer.

5. Nadere bijzonderheden van de effectieve leden
In geboorteakten uit de provincie Groningen na het invoeren van de Burgerlijke Stand staan meestal  de beroepen van de vaders vermeld. Van 239 leden van “De Trouw” blijken 131 de zoon te zijn van eveneens een zeeman, veelal schipper, dus ca. 55 %.
23 vaders van die 239 leden waren  landbouwers en 20 vaders zaten in de handel. De overige 61 vaders hadden
de gebruikelijke beroepen uit de lagere middenstand zoals logementhouder, bakker, timmerman, etc. Maar een paar keer kwamen beroepen voor uit de hogere standen zoals predikant, schoolmeester en arts.

In de akten van de geboorte van kinderen van Collegeleden maar ook die van overlijden of de huwelijken van kinderen staan eveneens vaak de beroepen van de vaders vermeld. Daaruit blijkt dat een lid van “De Trouw” na zijn maritieme periode soms overging naar een niet maritieme walbaan. Van 244 effectieve leden hebben er 56 na hun maritieme periode een walberoep uitgeoefend, waarbij kastelein/logementhouder met 13 en koopman met 18 vermeldingen populair waren.
98 effectieve leden bleven hun maritieme beroep tot aan hun overlijden uitoefenen, waarvan er 70 i.c. bijna 30% van het totaal zijn vermist, op zee zijn verongelukt of in het buitenland zijn overleden. Zeeman was een riskant beroep!
Tenslotte staan van die in totaal 244 leden er 90 leden na hun zeemansloopbaan te boek als “zonder beroep”, rentenier of “rustend zeeman”.

Het lidmaatschap van “De Trouw” uit Oude Pekela werd vaak gecombineerd met lidmaatschappen van andere zeemanscolleges uit Noord- en West Nederland. Meestal was dan een lid tevens verbonden met  nog één ander College, maar het kwam ook voor dat men lid was van 2 en zelfs 3 andere Colleges. Voorbeelden zijn  kapitein Lodewijk Fokkez. Ringeling die tevens lid was van de Colleges in Nieuwe Pekela, Delfzijl en Rotterdam en kapitein Garrelt Egbertz. Schuur met extra lidmaatschappen van het naamloze College uit Pekela en de Colleges uit Nieuwe Pekela en Delfzijl.
Populaire extra lidmaatschappen uit Noord-Nederland waren die met de Colleges uit Nieuwe Pekela (55 leden), Wildervank (11 leden) en Delfzijl (11 leden). Eventuele dubbellidmaatschappen met het College te Veendam heb ik (nog) niet genoteerd.
Wat betreft West-Nederland waren 14 leden tevens lid van “Zeemanshoop” te Amsterdam, 8 van de “Maatschappij to Nut der Zeevaart” te Rotterdam en 7 van “Tot Nut van Handel en Zeevaart” te Dordrecht.

6. Begunstigers
Vele zeemanscolleges verkregen het grootste deel van hun inkomen uit de bijdragen van Begunstigers. Wat betreft “De Trouw” wordt over deze groep niet gerept in de zeemansalmanakken van Amsterdam en Rotterdam. Maar ik trof op het Veenkoloniaal Museum te Veendam  een naamlijst van effectieve leden van het College te Oude Pekela uit 1892/93 waarbij ook een overzicht is gegevens van Begunstigers. (Zie BIJLAGE 6). Er was toen sprake van 31 effectieve leden en van 30 begunstigers. Één begunstiger kwam uit Nieuwe Pekela en een tweede uit Winschoten. De overige 28 waren afkomstigs uit Oude Pekela.
In 1892/1893 was het “De Trouw” aan het eind van zijn bestaan en gezien de ervaring van andere Colleges met begunstigers zal in vroegere jaren het aantal vele malen groter zijn geweest

Volgens dezelfde bron als hiervoor waren er aparte begunstigers voor het Weduwen en Weezenfonds (zie BIJLAGE 7). Deze kwamen niet alleen ui geheel Nederland maar ook uit diverse buitenlandse plaatsen zoals St.Petersburg, Kopenhagen, Stettin en Bordeau,. Het betroffen dan personen die een relatie hadden met de scheepvaart zoals reders en (scheeps) makelaars, en ook leveranciers van victualiën.

6. Bestuursleden
De jaarlijkse opgaven van de ledenlijsten in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart bevatten ook steeds een opgave van het Bestuur van het College. In de gehele periode van 1852 t/m 1899 is steeds sprake van een President, een Secretaris, een Penningmeester  en 3 Commissarissen. Vanaf 1864 t/m 1899 wordt ook een Bode genoemd, maar die maakte geen deel uit van het Bestuur. (Zie BIJLAGE 8-A).

In BIJLAGE 8-B zijn de genealogische gegevens van de Bestuursleden en de boden vermeld. Daaruit blijkt dat in de eerste 10-15 jaren van het College de president, secretaris en penningmeester geen maritieme achtergrond hadden. Zij zullen vooral over bestuurlijke kwaliteiten beschikt hebben om een startende onderneming te leiden. Maar hun opvolgers hadden vrijwel altijd een carriëre als schipper achter de rug.
Deze Bestuursleden bleven een relatief lange periode hun functie uitoefenen, Zo werd J.J.Koerts in 1852 commissaris, in 1863 secretaris en in de periode 1870-1894 president, een bestuursperiode van ruim 40 jaar.
De commissarissen waren vrijwel altijd schipper geweest en bekleden bij hun aantreden een beroep aan de wal of worden aangeduid als oud-schipper. Uiteraard is er altijd een relatie met Oude Pekela omdat ze er geboren waren of waren ingetrouwd met een Oud-Pekelder vrouw. Hun lidmaatschap was vaak niet meer dan een aantal jaren. Uitzonderingen waren H.L.Heres en H.H.Pott die het 21 jaar uithielden. Er worden 21 commissarissen vermeld.
Het is voor mij opmerkelijk dat vele Commissarissen  wel lid waren geweest van “De Trouw” maar in de periode van hun Bestuursfunctie niet als zodanig staan geregistreerd. Was het gebruikelijk dat effectieve collegeleden hun vlagvoerende functie beëindigde als zij niet langere actief waren als zeeman? Of was er sprake van een niet-vlagvoerend lidmaatschap?

7. Bronnen
* http://www.wikipekela.nl/doku.php?id-scheepvaart
* Dick Kuil“Zeilende ter hoogte van … Een overzicht van Pekelder schippers, zeelieden en hun gezinsleden die waar, wanneer en onder welke omstandigheden op zee of in “den vreemde” in de periode 1801-1900 zijn overleden”.  CD samengestelde en bewerkt door Dick Kuil te Ten Boer, 01 maart 2005. Een print van de CD is aanwezig in het Noordelijk Scheepvaart Museum te Groningen.
* www.allegroningers.nl
* www.wiewaswie.nl
* www.noordelijkscheepvaartmuseum,nl  (monsterrollen)
* www.zeemansleed.nl
* www.marhisdata.nl   Kronieken
* Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart
* Almanak van Sweijs

 

RAPPORT COLLEGE “DE TROUW”

 

 

BIJLAGE 1 LEDENLIJST UIT DE PERIODE 1896 t/m 1899 ZOALS VERMELD IN DE AMSTERDAMSCHE ALMANAK VOOR KOOPHANDEL EN ZEEVAART EN DE ALMANAK VAN SWEYS

BIJLAGE 2 GEALFABETISEERDE LEDENLIJST VAN HET COLLEGE “DE TROUW” TE OUDE PEKELA,UITGEBREIDE VERSIE

BIJLAGE 3 VERKORTE LEDENLIJST VAN HET COLLEGE  “DE TROUW” TE OUDE PEKELA

BIJLAGE 4 VLAGNUMMERS VAN LEDEN VAN HET ZEEMANSCOLLEGE “DE TROUW” TE OUDE PEKELA

BIJLAGE 5 VERLOOP VAN HET AANTAL LEDEN VAN HET ZEEMANSCOLLEGE "DE TROUW" IN DE PERIODE 1853 T/M 1899

BIJLAGE 6 NAAMLIJST DER EFFECTIEVE LEDEN

BIJLAGE 7 BEGUNSTIGERS VAN HET WEDUWEN- EN WEEZENFONDS VAN HET ZEEMANSCOLLEGE "DE TROUW" TE OUDE PEKELA

BIJLAGE 8-A BESTUURSLEDEN VAN COLLEGE “DE TROUW”, OUDE PEKELA

BIJLAGE 8-B GENEALOGISCHE GEGEVENS VAN DE BESTUURSLEDEN

 

 

Externe Bronnen

Nederlandsche Staatscourant, no 14, 16 januari 1851, Delpher