Inloggen

                                                                                                                           HET ZEEMANSCOLLEGE "DE BLAAUWE VLAG"

                                                                                                                                                  OPGERICHT IN 1795
                                                                                                                                                    TE AMSTERDAM

 

                                                                                                                              

 

 

INHOUDSOPGAVE

1. Algemene inleiding  
2. De historie en het doel van het College    

3. De vlag van het College       
4. De ledenlijsten       
4.1.  Methode   
4.2. Hernummering    
4.3. Verloop van het ledental 
5. Referenties en noten     
6. Geraadpleegde bronnen  

Tabel A Lijst van gezagvoerder met vlagnummers en hun periode van lidmaatschap van het College.
Tabel B Lijst van vlagnummers met de kapiteins die dit nummer voerden. 

Bijlage 1 De ledenlijsten van het College “De Blaauwe Vlag” voorkomend in de Amsterdamse Almanakken voor Koophandel en Zeevaart. Jaargangen 1830 t/m 1841 (met uitzondering van 1832)
Bijlage 2 De ledenlijsten van het College “De Blaauwe Vlag” voorkomend in de Jaarverslagen van het Rotterdamse zeemanscollege “Maatschappij tot Nut der Zeevaart”. Jaargangen 1827 t/m 1830 en 1835 t/m 1840.

S.Parma
Hilversum
Juli 2002


Samenvatting

Dit rapport behandelt het Amsterdamse zeemanscollege “De Blaauwe Vlag”, opgericht in 1795. Het is het oudste Nederlandse zeemanscollege dat nummervlaggen voerde. De beschikbare gegevens zijn, wegens het ontbreken van een archief, uiterst spaarzaam. Ook de geraadpleegde litteratuur geeft vrijwel geen informatie. Op grond van ledenlijsten in de “Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart” en in Jaarverslagen van het Rotterdamse zeemanscollege “Maatschappij tot Nut tot Zeevaart” zijn gealfabetiseerde ledenlijsten opgesteld van de periode 1827 t/m 1840 met de perioden van lidmaatschap. Tevens zijn enige opmerkingen gemaakt over de historie, vooral in relatie tot het Amsterdamse college “Zeemanshoop” en het ledenverloop.

 


1. ALGEMENE INLEIDING
De primaire doelstelling van deze rapportage is het documenteren van de leden en hun lidmaatschapsperiode van het Amsterdamse zeemanscollege “De Blaauwe Vlag” De motivering is het bijeengaren van maritiem-biografische bijzonderheden van 19e eeuwse koopvaardijkapiteins in Nederlandse dienst ten gerieve van genealogen met zeevarenden in hun voorgeslacht. Het past in mijn rapportages omtrent andere zeemanscolleges zoals die over het Amsterdamse “Zeemanshoop”01, de Rotterdamse “Maatschappij tot Nut der Zeevaart”02, het Harlinger “Zeemansvoorzorg”03 en het in voorbereiding zijnde Schiermonnikoogse “De Herkenning”04. Zwaartepunt van dit rapport vormt derhalve de gealfabetiseerde ledenlijst in Tabel A. Het rapport heeft tevens het karakter van een werkdocument vooral ten dienst van mijzelf met verslaglegging van de werkzaamheden.
Bij de naspeuringen kwamen gegevens naar voren omtrent de historie van het college “De Blaauwe Vlag”, die een meer algemeen belang hebben bij de beschrijving van deze typisch 19e eeuwse organisatie- en verzekeringsvorm van zeelieden. Een grote belemmering bleek het volledig ontbreken van een archief van het College (zie paragraaf 6). Relevante gegevens heb ik vooral ontleend aan de jaarlijkse uitgaven sinds 1830 van de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart (AAKZ)05, een aantal Jaarverslagen van het Rotterdamse college “Maatschappij tot Nut der Zeevaart”06 en aan wat verspreide opmerkingen (vrijwel altijd zonder bronvermelding) in maritieme litteratuur.
Deze rapportage wordt geplaatst in de bibliotheken van de maritieme musea in Amsterdam, Rotterdam, Sneek en Groningen. Voor op- en aanmerkingen en vooral voor aanvullingen houd ik mij ten zeerste aanbevolen.


2. DE HISTORIE EN DOEL VAN HET COLLEGE
“De Nederlandsche Zeelieden, door de gevaren van hun beroep, uitgesloten van deelneming in de gewone Weduwenfondsen en andere weldadige inrigtingen van gelyken aard, waren van ouds gewoon, zich, in de meest bezochte havens van ons Vaderland, te vereenigen in Zeemans-Collegiën, die voornamelyk ten doel hadden, om door onderlinge bydragen, in het lot van de nablyvende gezinnen der Leden te voorzien.”..
Deze motivering uit 182507 zal ook ten grondslag hebben gelegen aan de oprichting van een College in 1795 in Amsterdam.
Volgens diverse bronnen werd dit College op 14 maart 1795 ingesteld. Ik vermoed dat deze overeenkomstige opgaven zich baseren op een mededeling bij van den Hoek Ostende08 , maar deze auteur geeft geen bron voor zijn opgave. Tijdens een telefoongesprek in 1998 kon de heer van den Hoek zich ook niet meer herinneren, waar hij deze oprichtingsdatum vandaan had. Maar de datum lijkt mij betrouwbaar, gezien een tweetal berichten in de Amsterdamsche Courant (zie ook Bijlage 3):

26 maart 1795
“Commissarissen en Leden van het ZEEMANS COLLEGIE,
onlangs alhier opgericht, adverteeren by deezen, dat zy hier
van aan de Municipaliteit schriftelyk hebben kennis gegeeven
Uit naam van de Commissarissen,
AMSTERDAM      JOHANNES GRIM
den 24 Maart 1795.      Secretaris.
  Het eerste jaar der Bataafsche Vryheid.”

31 maart 1795
“Het Zeemans Collegie van Rustende en Navigeerende Schip-
pers te Amsterdam, dankt opentlyk den Zender van het Zee-
mans Monument, met het daar nevens gevoegd Byschrift: Blyk
myner achting voor braave Zeelieden, de sterkste Pylaaren van het
Gemeenebest in voor- en tegenspoed: Zy hebben dit Monument,
ter bevestiging van hunne Vaderlandlievende gevoelens, in hun
Vergaderkamer geplaatst.
    Uit naam van gezamentlyke Leden,
        JOHANNES GRIM, Secretaris.
AMSTERDAM 28 Maart 1795.
  Het eerste Jaar der Bataafsche Vryheid.”

Ik neem aan dat dit “Zeemans-Collegie” hetzelfde is als het College dat kennelijk later de naam “De Blaauwe Vlag” is gaan voeren. Petrejus09-p.99 stelt: “In 1833 waren er te Amsterdam zelfs twee colleges: het college “Zeemanshoop” en het Zeemans-Kollegie te Amsterdam”, daarbij dus de oorspronkelijke naam gebruikend. Echter in de ledenlijst uit jaargang 1833 van de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart (AAKZ) wordt voor het eerst de naam “De Blaauwe Vlag” gebruikt, ongetwijfeld refererend naar de kleur van de nummervlag (zie par.3).
De oprichting in 1795 was in “Het eerste jaar der Bataafse Vryheid”. Ik vraag mij af of de drang tot maatschappijvernieuwing mede heeft bijgedragen om juist dat jaar het College op te richten.

“De Blaauwe Vlag” is het oudste nummervlag-voerende zeemanscollege in Nederland geweest. Petrejus09-p.98/99 stelt dat “Het Dordtse college … wellicht het oudste (is) … “ (uit 1818), maar deze  veronderstelling is dus onjuist. Ook van Koldam c.s.10-p.107 weerspreekt de veronderstelling van Petrejus met de vermelding van “De Blaauwe Vlag uit 1795 en de mededeling dat Veendam vermoedelijk al stamt van december 1817. Vóór 1830 (1839) konden ook de colleges in Antwerpen (1819) en Oostende (oprichtingsdatum mij niet bekend) tot de oudere Nederlandse colleges gerekend worden.
Het veel oudere Terschellinger college “De Buul” was eveneens een onderlinge verzekering met een doelstelling overeenkomstig met die van 19e eeuwse zeemanscolleges. Een schrijven uit 1831 omschrijft deze als het volgt11:
“Dat de gesaamentlijke Seevarenden van oostterschelling seedert onhueglijke Jaaren een buijdel onderling hebben op gerigt om bij verlies van hun Schip of leeven tersee nog Eenige gelden te Rug tekunnen bekoomen het Zij tot weeder aankoop van Seekleederen of tot Steun voorde na blijvenden …”.
Men neemt aan dat deze “Schippersbuidel” werd opgericht in 1587. Maar het college voerde nimmer een nummervlag en kan dus niet middels scheepsafbeeldingen getraceerd worden.

In 1822 werd naast "De Blaauwe Vlag" een tweede Amsterdams college opgericht, het zeemanscollege "Zeemanshoop". Een aanduiding van de motivering daartoe is te vinden in een prospectus die in 1825 aan de leden van "Zeemanshoop" werd toegestuurd en waarin de volgende tekst voorkwam07:
“... te Amsterdam bestond sedert vele jaren een zoodanig Collegie, hetwelk door den druk der tyden in diep verval geraakt, by de herleving van Handel en Scheepvaart in 1814, wel een nieuw bestaan ontving, doch aan het hoofddoel van deszelfs instelling, nimmer volkomen en tot genoegen van alle de Leden beantwoord heeft. Dit gaf aanleiding dat sommige Leden en andere Zeelieden, op den eersten Mei 1822, een nieuw Collegie oprigtten, aan hetwelk zy den naam gaven van Zeemans-Hoop, en by welks daarstelling zy afweken van de gewone inrigting der andere Zeemans-Collegiën, daar zy het niet uit Zeelieden alléén deden bestaan, maar een aantal personen, die door hunnen stand of hun beroep in betrekking stonden tot de Scheepvaart, onder den naam van Honoraire Leden met zich vereenigden.”

Ook van den Hoek Ostende08-p.7 maakt een overeenkomstige opmerking, wellicht uit dezelfde bron:
“Het college De Blaauwe Vlag was al zeer spoedig zeer achteruit gegaan en na de herleving van handel en scheepvaart in 1814 niet weer tot bloei gekomen. Dit verdroot een aantal Amsterdamse koopvaardijkapiteins. Ook waren zij niet gelukkig met de toestand, waarin zich het zeevaartkundig onderwijs bevond, hoewel zij alle achting hadden voor de opleiding, die sedert 1785 op de Kweekschool voor de Zeevaart gegeven werd. Om dus in tweeërlei opzicht verbetering voor de Nederlandse, in het bijzonder de Amsterdamse, zeevaart tot stand te brengen, stichtten zij het College Zeemanshoop…”

Hoewel er dus zeker een relatie was tussen een minder gewenst functioneren van "De Blaauwe Vlag" en de oprichting van "Zeemanshoop" heb ik in de notulen van de ledenvergaderingen12 resp. Bestuursvergaderingen13, beide uit 1822, geen opmerkingen kunnen vinden die deze relatie verder toelichten.

Bij de oprichting van "Zeemanshoop" was er vrij zeker géén sprake van een conflict met "De Blaauwe Vlag". Dit is mede af te leiden uit het volgende: Er is in de verschillende bronnen sprake van een onderling verschillend aantal personen, die als oprichters van “Zeemanshoop” te boek staan. Swart14 meldde in een toespraak in 1863 met name “11 vrienden van de scheepvaart en eenige koopvaardij-kapiteins, met het doel om een genootschap of vereeniging van Zeelieden te vormen.” Maar Brugmans15 memoreerde in zijn feestrede bij de herdenking van het 50-jarig bestaan in 1872 “dat een achttiental scheepsgezaghebbers, wier namen aan deze wanden worden herinnerd, op de gedachte kwamen, om een Zeemans-Collegie op te rigten, …”. Van den Hoek Ostende08-p.25 vermeldde dat er sprake was van 20 effectieve leden die samen met 20 honoraire leden het College oprichtten. Ook in de naamsopgave van die oprichters treden verschillen op. Als ik de namen uit deze drie opgaven16 vergelijk met de beschikbare ledenlijsten uit 1827, dan waren de “Blaauwe Vlag”-leden C.F.Jansen, H.J.Bergveld, N.Hensken, J.F.Spiegelberg, C.Schröder (Schreuder) en D.Spreeuw tevens betrokken bij de oprichting van “Zeemanshoop.

Los van deze oprichters hadden een substantieel aantal Amsterdamse kapiteins een dubbellidmaatschap. In de periode 1827-1840 waren er van de 98 geregistreerde “Blaauwe Vlag”-leden minstens 62 (d.i. c.63%) eveneens lid van "Zeemanshoop"17. Hieronder bevond zich mij voorouderlijk familielid Klaas IJsbrands Parma. Van een enkeling kan geconcludeerd worden dat hij eerst lid werd van "Zeemanshoop" en pas later van "De Blaauwe Vlag". Zo werd W.Hasselaar op 08 november 1831 ingeschreven als lid van "Zeemanshoop" en in 1835 van "De Blaauwe Vlag". Klaas Welger werd op 3 december 1833 ingeschreven als effectief lid van "Zeemanshoop" en pas in de Almanak van 1835 voor het eerst als lid van "De Blaauwe Vlag" vermeld. Voor de meesten is de volgorde van lidmaatschap niet te achterhalen omdat de aanmeldingsdatum van "De Blaauwe Vlag" niet bekend is.
Het grote percentage dubbellidmaatschappen duidt er eveneens op, dat de aanleiding tot oprichting van "Zeemanshoop" niet op animositeit, maar op zakelijke overwegingen was gebaseerd. Overigens zullen bij leden van "De Blaauwe Vlag" financiële belangen een rol bij de continuering van het lidmaatschap een rol hebben gespeeld. Wellicht was een reden voor opheffing het uitsterven van de groep steuntrekkende leden.

Wanneer het college werd opgeheven heb ik niet kunnen achterhalen. De laatste ledenlijst in de AAKZ verscheen in de editie van 1841 en de opheffing zou dus in 1840/41 plaats gehad kunnen hebben. Ook in een artikel uit 1850 van Swart18 over Zeemanscolleges in Nederland, dat zich "buiten eenige eigene aantekeningen en deswegen ontvangene berigten ... voornamelijk bediend van van het jaarboekje getiteld: Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart voor de jare 1850, ...",  wordt "De Blaauwe Vlag" niet genoemd.

3. DE VLAG VAN HET COLLEGE
Volgens de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart (AAKZ)05 was "De Nommervlag ... blaauw, met witte nommers. Deze nommers zullen stand houden tot nader kennisgeving. Directeuren zullen zorgen dat kopij dezes in alle onze zeehavens bekend is". Een afbeelding van de nummervlag komt niet voor bij Van den Hoek Ostende08 en in de AAKZ05. En ook Leen Smit nam geen afbeelding op van deze vlag in zijn tekening uit 1935 (zie van Koldam c.s.10-p.107).
In een publicatie van Nanninga19 echter staat een afbeelding van de vlag van het college De Blaauwe Vlag met daarbij het oprichtingsjaar 1795. In een telefoongesprek dd. februari 2001 met de heer Nanninga kon deze zich niet meer herinneren uit welke bron hij deze afbeelding had overgenomen.
Definitief uitsluitsel geeft een prent uit de verzameling van het Nederlands Scheepvaartmuseum te Amsterdam20 waarop een blauwe collegevlag is afgebeeld, die beantwoordt aan de beschrijving in de AAKZ. Deze vlag draagt het nummer 43 (zie afbeelding).

 


“Kaart van verschillende vlaggen, zoo als dezelve door de voornaamste handel en
scheepvaartdrijvende natiën thans ter zee gevoerd worden”
Auteur onbekend. Uitgave door Arbon en Krap te Rotterdam, 1821.
De kaart toont de verkenningsvlaggen van de Zeemanscolleges te
Amsterdam, Rotterdam, Antwerpen, Oostende, Dordrecht en Veendam.
(klik op de kaart om naar het origineel te gaan 43 Collectie kaarten en tekeningen van het Rijksarchief in Noord-Brabant, ca. 1500 - ca. 2000)

Ook in de collectie te Amsterdam bevinden zich (minstens) twee scheepsportretten, waar de blauwe vlag wordt getoond (zie frontpagina) en wel van:


* het fregat ‘Euterpe”, een portret van J.Mooij uit 1822 (collectienummer A 2123-02). Het schip voert een blauwe vlag met nummer 17421. In 1827-1830 werd dit nummer gevoerd door kapitein C.van Zameren, die ook lid was van het college “Zeemanshoop” met vlagnummer 192.


* de 3/m galjoothoeker “De Vrijheid” (collectienummer A 813-01). Het schip voert een blauwe vlag met nummer 132. Dit nummer werd in 1827-1830 gevoerd door M.van den Berg, tevens lid van “Zeemanshoop” met nummer 224.

Scheepsportretten met een afbeelding van een nummervlag van “De Blaauwe Vlag” zullen vooral gezocht moeten worden uit de periode vóór 1822, het oprichtingsjaar van “Zeemanshoop”. Dit laatste college stelde statutair vast, dat leden bij gepaste gelegenheden de vlag moesten voeren en kapiteins met een dubbellidmaatschap zullen de vlag van “Zeemanshoop” geprefereerd hebben.

Andere scheepsportretten zijn die van het pinkschip DE DRIE GEBROEDERS en het fregat WILLEM DE EERSTE

4. DE LEDENLIJSTEN

4.1. Methode
De AAKZ nam van 1830 t/m 1841 ledenlijsten op van "De Blaauwe Vlag" (zie Bijlage 1). In de Almanak van 1832 ontbreekt een opgave.
In de Jaarverslagen 1827 t/m 1830 en 1835 t/m 1840 van het Rotterdamse zeemanscollege “Maatschappij tot Nut der Zeevaart” zijn ledenlijsten van colleges in andere plaatsen opgenomen, waaronder die van de “ De Blaauwe Vlag” uit Amsterdam (zie Bijlage 2).
In Tabel A zijn opgenomen de namen van kapiteins en de periode van lidmaatschap plus het, in die periode, gevoerde vlagnummer. Daarbij zijn de volgende vóóronderstellingen gemaakt:
a: De gegevens uit de Jaargangen uit de AAKZ slaan op het lidmaatschap uit de jaren daarvóór. Bv.: de lijst uit Almanak uit 1835 slaat op de lidmaatschappen in 1834. De jaartallen uit de originele lijsten van de Almanak vanaf 1830 zijn in Tabel A daarom steeds met 1 verminderd.
b. De gegevens uit de Jaarverslagen van het Rotterdamse zeemanscollege uit de periode 1827 t/m 1830 slaan op het genoemde jaar. De Jaarverslagen zijn immers benoemd naar het verslagjaar zelf. De opgenomen ledenlijst van “De Blaauwe Vlag” is derhalve die uit het genoemde verslagjaar.
De juistheid van mijn verondestelling blijkt uit de vergelijking van ledenlijsten uit de dertiger jaren van beide bronnen. Zo is, als voorbeeld, de ledenlijst uit jaargang 1838 van de AAKZ identiek met die uit het Jaarverslag 1837 van het Rotterdamse zeemanscollege. Eveneens een ondersteuning vormt het feit dat in de AAKZ de laatste ledenlijst verscheen in jaargang 1841 en in de Jaarverslagen van het Rotterdamse college in 1840. Beiden blijken identiek te zijn.
In de opgaven omtrent de lidmaatschapsperiode ontbreekt steeds het jaar 1831 vanwege het ontbreken van de relevante ledenlijst in beide bronnen.
Er moet rekening worden gehouden met drukfouten in de spelling van de kapiteinsnaam, een ervaring die ik bij de bewerking van andere ledenlijsten uit de Amsterdamsche Almanak in vergelijking met andere bronnen, waaronder Sweijs25, heb opgedaan.

Tabel B is het spiegelbeeld van Tabel A en bevat de vlagnummers met daarachter de kapiteins die dat nummer in een bepaalde periode hebben gevoerd.

4.2. Hernummering
In Tabel B valt op, dat nummers hoger dan 51 maar één kapitein hebben gekend, terwijl het maximale eindjaar van de lidmaatschapsperiode 1830 is geweest. De vlagnummers lager dan 50 zijn in een groot aantal gevallen door méér dan 1 kapitein gevoerd. In Tabel A valt op dat verscheidene kapiteins twee vlagnummers hebben gevoerd, waarbij het nummer ná 1830 vrijwel altijd lager was dan dat in de periode ervóór. De verlaging in nummer vond altijd plaats tussen 1830 en 1832.
Op grond van deze feiten neem ik aan dat er begin dertiger jaren (wellicht 1832) een hèrnummering is doorgevoerd, waarbij de toenmalige vlagdragende leden een lager nummer kregen toegewezen. Dit systeem van hernummering werd later ook toegepast door het Amsterdamse college "Zeemanshoop" en het gevolg is dus dat een kapitein in de loop van zijn lidmaatschap méér dan één vlagnummer heeft gevoerd. Andere zeemanscolleges zoals het Rotterdamse “Maatschappij tot Nut der Zeevaart”02 en het Harlinger "Zeemansvoorzorg"03 pasten géén hernummering toe maar vulden opengevallen plaatsen in met latere aanmeldingen. Deze kapiteins behielden hun gehele lidmaatschapsperiode hetzelfde vlagnummer.
De reden voor de hernummering bij “Zeemanshoop” kan zijn het dreigend oplopen tot een nummer boven de 1000 en dus een moeilijker waarneming in een wapperende vlag. Bij “De Blaauwe Vlag” was deze reden niet aanwezig, hoewel twee cijfers in een wapperende vlag weer gemakkelijker zijn af te lezen dan drie cijfers.

4.3. Verloop in het ledental
De ledenlijsten uit de periode 1827 t/m 1830 bevatten ruim 170 vlagnummers waarvan er een substantieel aantal niet bezet waren, in de loop van deze vier jaren oplopend van c. 50% tot 65%. Vanaf 1832 is het aantal vlagnummers c. 50, waarbij het aantal onbezette nummer aanvankelijk veel lager was, nl. c.20% en geleidelijk opliep tot c.40%.
De geleidelijke afbouw van "De Blaauwe Vlag" blijkt uit het verloop in aantal leden.
1827 - 88  1830 - 62   1834 - 39   1837 - 30   1840 - 31
1828 - 72  1832 - 41   1835 - 37   1838 - 31
1829 - 62  1833 - 41   1836 - 37   1839 - 31
Het is redelijk om aan te nemen dat de afname in aantal leden inzette bij de oprichting van het college “Zeemanshoop” in 1822. Uit de tabel blijkt dat die afname flink doorzette, maar dat er toch een dertigtal leden lid bleven tot aan de opheffing. Opvallend is dat er zelfs in de dertiger jaren nog negen nieuwe leden werden ingeschrevenen wel de kapiteins C.Dingemans (nr. 51), W.Hasselaar* (nr. 49), J.Hoffding (nr. 47), D. de Jong (nr. 46), V.Kramer* (nr. 49), J.J.Remkes* (nr. 45), K.J. de Vries (nr. 40), K.Welger* (nr. 48) en C. van der Windt (nr. 50). Zeker vier van hen (gemerkt met een *) waren eveneens lid van “Zeemanshoop”.
De dubbellidmaatschappen van “Zeemanshoop” en “De Blaauwe Vlag” waren tot aan het eind in 1840 vrij algemeen. Zeker 14 van de 31 leden waren lid van beide zeemanscolleges


5. REFERENTIES EN NOTEN
01 S.Parma, 1997.  Gealfabetiseerde opsomming van kapiteinsnamen, scheepsnamen en namen van reders/eigenaren/boekhouders uit de lijst van “effectieve leden” van het College Zeemanshoop zoals vermeld in Bijlage 3 van de publikatie van Mr. J.H.van den Hoek Ostende uit 1972.  Typoscript 70 pp.
Het rapport bevat 1) een gealfabetiseerde lijst van gezagvoerders met het jaar van hun benoeming tot effectief lid, hun (eerste) vlagnummer en het schip waarover zij het gezag voerde; 2) een gealfabetiseerde lijst van de schepen zoals voorkomend onder 1 met vermelding van hun type, gezagvoerder en reeder/eigenaar/boekhouder; 3) een gealfabetiseerde lijst van reeders/eigenaren/boekhouders met hun schepen; 4) een kopie van de lijst uit de publicatie uit van den Hoek Ostende - 1972.
02 S.Parma, 2002.  Het Rotterdamse zeemanscollege “Maatschappij tot Nut der Zeevaart”. Gealfabetiseerde lijst van vlagvoerende leden met de perioden van hun lidmaatschap; Lijst van vlagnummers met bijbehorende gezagvoerders; Lijst van bestuursleden.  Typoscript 6 pp met 3 Bijlagen.
03 S.Parma, 1998.  Het College “Zeemans-Voorzorg” opgericht 1 juli 1851 te Harlingen.  Typoscript 8 pp met 3 tabellen en 7 bijlagen.
De tabellen betreffen 1) een gealfabetiseerde lijst van gezagvoerders met vlagnummers en hun periode van lidmaatschap; 2) een lijst van vlagnummers en de kapiteins die dit nummer voerden; 3) een lijst van bestuursleden van het College.
04 S.Parma, in voorbereiding.  Het zeemanscollege “De Herkenning” opgericht in 1859 te Schiermonnikoog.  Typoscript in voorbereiding.
Het rapport zal in ieder geval bevatten een gealfabetiseerde lijst van gezagvoerders en hun periode van lidmaatschap en een lijst van vlagnummers met de kapiteins die dit nummer voerden.
05 Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart.
Een jaarlijkse uitgave van het College Zeemanshoop van 1826 t/m 1943 waarin de ledenlijsten van alle colleges met een nummervlag werden opgenomen. Aanwezig in de bibliotheken van (in ieder geval) de scheepvaartmusea in Amsterdam en Rotterdam.
06 Jaarverslagen van het Rotterdamse zeemanscollege “Maatschappij tot Nut der Zeevaart”.
Aanwezig in het Gemeentearchief van Rotterdam. (Code J-126) en het Maritiem Museum “Prins Hendrik” te Rotterdam (Code Maat 17).
07 C.van der Vijver, ongedateerd.  Geschiedkundige beschrijving van het College Zeemanshoop.
Typoscript in archief van het College "Zeemanshoop" (GAA-ingang 491 nr.399). Ook in: Geschiedkundige beschrijving der stad Amsterdam.
Derde deel, Amsterdam 1846, p.109-116.
Van der Vijver verwijst naar een “prospectus, gerigt aan de Leden by de verzending van de goedgekeurde en bekrachtigde Reglementen” in 1825.
08 J.H.van den Hoek Ostende, 1972.  De geschiedenis van het College Zeemanshoop. 1822-1972.  Amsterdam. Uitgegeven door het College Zeemanshoop ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan.
09 E.W.Petrejus, 1975.  Het schip vaart uit. Onze zeilvaart in de negentiende eeuw. De Boer Maritiem. 159 pp.
10 Wilco van Koldam, Harm van Veen en Jan Nico Wilkens, 1979.  Veenkoloniale Zeevaart. Veendam, Uitg. Schuur Veendam BV, 296 pp.
Op p.107 staat een afbeelding van nummervlaggen van Nederlandse zeemanscolleges, getekend door Leen Smit te Alblasserdam in 1935”. De vlag van het college “De Blaauwe Vlag ontbreekt echter.
11 H.van Dieren, 1986.  Oude archieven over de Buul.  In: De Buul. 400 jaar zeeverzekering op Terschelling 1587 - 1987. Het Fonds “Groot-Schippersbuidel of Zeemans-Assurantiebeurs der vijf Oostersche Dorpen te Hoorn op Terschelling”  p.12-23.  Onder redactie van W.Smit. Uitg. Smit & Wytzes, Urk-Terschelling, 92 pp.
12 Notulen van algemene of ledenvergaderingen van het college 1822-1910.  GAA-ingang 491 nrs.1/19.
13 Notulen van de bestuursvergaderingen van het college 1825-1937.  GAA-ingang 491 nrs.21-32.
14 Jacob Swart, 1863.  Toespraak bij de Eerste Algemeene Vergadering van het Collegie Zeemanshoop in het nieuwe locaal op den Dam te Amsterdam gehouden op den 6 Januari 1863 door Jacob Swart. Tijdelijk Voorzitter van het Collegie voornoemd.  Amsterdam, A.Zweesaardt en Zoon, 16 pp.  AA Ingang 957 nr. 4.
15 A.Brugmans, 1872.  Feestrede bij de herdenking van het vijftigjarig bestaan van het collegie “Zeemanshoop”.  Amsterdam, Erven H.van Munster & Zn, 31 pp.
16 De namen van gezagvoerders die in de diverse publicaties worden genoemd als initiatiefnemers voor de oprichting van “Zeemanshoop” waren:
Van den Hoek Ostende 1972 (alleen gezagvoerders)
  J.Theunisse, J.Cremer, J.F.R.Precht, L.H.Schneider, D.Grim, W.Blom, C.J.Jonker, J.F.Spiegelberg, H.G.Bergveld, B.J.Smeengh, J.E.de Boer, L.F.Heijne, N.Hensken, J.B.Frerichs, C.Schröder, R.Witzen, D.Spreeuw, K.Visman, A.van den Abeele en J.van den Oever.
Brugmans 1872 (alleen gezagvoerders)
H.J.Schimmel, J.Cremer, J.Theunisse, C.F.Jansen, H.J.Bergveld, C.Schröder, N.Hensken, C.J.Jonker, L.Heijde, D.Grim, J.F.R.Precht, J.C.Ludders, B.J.Smeengh, D.J.Bulsing, Jan E.de Boer, J.Steffers, J.ten Boekel en P.C.Staghouwer.
Swart 1863 (gezagvoerders en wellicht ook honoraire leden)
Schimmel, Theunissen, Witzen, Cremer, Smeengh, Frerichsen, Grim, Schreuder, Jonker, Heyde en Precht.
17 Van sommige personen is het dubbellidmaatschap niet zeker, vanwege verschillen in schrijfwijze. Deze zijn niet meegeteld en het percentage dubbellidmaatschappen kan dus groter zijn geweest. Zie ook Tabel A.
18 Jacob Swart, 1850.  Zeemanscollegiën in Nederland  1o Januarij 1850.  Verhandelingen en Berichten betrekkelijk het Zeewezen en Zeevaartkunde.  Door G.A.Tintal en J.Swart. Jaargang 1850 (1):12-23.
19 G.W.Nanninga, 1973.  De zeemanscolleges en hun vlaggen.  Gruoninga 23:123-128.
20 Kaart van verschillende vlaggen, zoo als dezelve door de voornaamste handel en scheepvaartbedrijvende natiën thans ter zee gevoerd worden.  Uitgave door Arbon en Krap te Rotterdam, 1821.  Nederlands Scheepvaart Museum te Amsterdam. Collectienummer A 0148-426.
21 Van Sluijs23 vermeldt kapitein J.M.Kennert in 1805 als gezagvoerder van het schip de “Euterpe”.
De Amsterdamsche Courant meldt op 11 april 1805 in de rubriek Zeetijdingen: “Te Yarmouth zijn binnen gezonden de Schepen de Vrouw Margaretha, kapt. G.H.Steur, van hier naar Quimper, Euterpe, Kapt. J.M.Kennert, van Rotterdam naar Bordeaux … “
Kapitein Kennert komt niet voor in de beschikbare ledenlijsten van De Blaauwe Vlag.
22 Volgens van Sluijs23 is dit schip in 1786 door kapitein Cornelis Doedes de Jong “nieuw uitgehaald” en mat toen lengte 126 voet / wijdte 18¼ voet / hol 13¼ voet. Het schip voer onder directie van Andries Drupper en werd in 1787 te Amsterdam in veiling gebracht en verkocht voor ƒ 2000,-.
De Amsterdamsche Courant van 22 februari 1794 bevat in de rubriek “Nederlanden” het bericht
“ Heden is van de Zuidwal in vlot water gekomen, ’t Schip De Vrijheid, Kapt.C.Doedes de Jong”.
Cornelis Doedes de Jong voer blijkens monsterrollen in het Archief van de Waterschout24 vanuit Amsterdam op de “Vrijheid”in de jaren 1787 t/m 1804. Hij komt niet voor in de beschikbare ledenlijsten van “De Blaauwe Vlag”.
23 J. van Sluijs, ongedateerd.  Lijsten van koopvaardijschepen, koopvaardijkapiteins en reeders uit de 18e en 19e eeuw.  Fotokopie van een collectie van verscheiden duizenden kaartjes.  Allen aanwezig in het Nederlands Scheepvaart Museum te Amsterdam.
24 Archief van de Waterschout.  GAA: 38/1-152.
25 H.Sweijs.  Neêrlands Vloot en Reederijen. Alphabetisch opgemaakt.  Rotterdam. 1858 - 1906.
Aanwezig in de bibliotheken van (in ieder geval) de maritieme musea in Amsterdam en Rotterdam.


6 GERAADPLEEGDE BRONNEN

Ter vermijding van overbodig onderzoek geef ik hierna de geraadpleegde bronnen en personen:
(GAA = Gemeentearchief van Amsterdam).

Inzake data van oprichting en opheffing
1. In de Amsterdamsche Courant van 26 Maart 1795 staat de opmerking dat van de oprichting van het College schriftelijke kennis is gegeven aan de Municipaliteit van de stad. Derhalve heb ik geraadpleegd in het GAA:
5053-240 t/m 245 Archief Nieuw Stedelijk Bestuur. De Administratieve Municipaliteit, ingekomen stukken;
5053-354 t/m 367 Idem. De Municipaliteit, ingekomen stukken;
5053-610 Idem Gemeentebestuur, ingekomen stukken;
5033-1017 Idem Comité van Koophandel en Zeevaart van het Nieuw Stedelijk Bestuur. Notulen beginnend op 07 juli 1795. Betreft een overheidsorgaan, vooral gericht op de handel, waarbij scheepvaart betrokken is.
In geen van deze archieven heb ik een verwijzing naar “De Blaauwe Vlag” of het “Zeemans-College” teruggevonden

2. Nagekeken de Amsterdamsche Courant op berichten van het “Zeemans-College” resp. “De Blaauwe Vlag”:
* maart en april 1795 (vanwege de oprichting). Alleen berichten op 26 en 31 maart 1795 (zie bijlage 3);
* januari t/m april 1841 (vanwege een eventuele opheffing). Geen berichten gevonden.

3. Inzake de opheffing in 1840/1841 is geen vermelding aangetroffen in de Notulen van Algemene en Bestuursvergaderingen noch in de Ingekomen Stukken van het college “Zeemanshoop” uit de relevante perioden. GAA 491/1-19 en 491/52-57.

4. Geen vermelding in “Copieën van uitgaande stukken der penningmeester van het College Zeemanshoop en Weldadig Zeemansfonds 1825-1916”. GAA 491/171.

5. In een aantal publikaties waarin de historie van zeemanscolleges en vooral die van “Zeemanshoop” is beschreven heb ik geen nadere informatie inzake oprichting en opheffing kunnen vinden i.c.
van der Vijver 1846; Swart 1850; Witkamp 1862; Swart 1863; Brugmans 1872; Kalff, 1878, Korver 1962; Crone 1965
Zie voor de referenties de publikatie van van den Hoek Ostende, 1972, p.67
Ook de publicatie van J.R.Bruijn  Zeevarenden  p.146-190 uit de Maritieme Geschiedenis der Nederlanden, Deel 3. De Boer, 1977, 435 pp. geeft geen nadere bijzonderheden.

Inzake het Archief van het College
Inzake een Archief van het College heb ik geïnformeerd bij:
Het Nederlands Scheepvaart Museum te Amsterdam (Dhr. D.Wildeman).
Het Maritiem Museum “Prins Hendrik” te Rotterdam.
Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (incl Nederlands Economisch Historisch Archief) te Amsterdam.
Het Instituut voor Maritieme Historie te Den Haag (Dhr. van Royen)
Gemeentearchief van Amsterdam.
Het Rijksarchief van Noord-Holland te Haarlem. (Dhr. Felius)

Inzake de vlag van het College
1. In een artikel van G.W.Nanninga in Gruoninga 1973 staan een serie vlaggen van Nederlandse zeemanscolleges waaronder die van de “Blaauwe Vlag”. De heer Nanninga (telefonisch geconsulteerd in 2001) kon zich de bron niet meer herinneren.
2. De scheepsafbeeldingen en de kaart met collegevlaggen, afkomstig uit het Nederlands Scheepvaart Museum te Amsterdam, verkreeg ik door bemiddeling van de heer Daalder, medewerker van het Museum, waarvoor mijn dank.

 

Rapport zeemanscollege De Blaauwe Vlag inclusief tabel A en B

Bijlage 1 LEDENLIJSTEN VAN HET COLLEGE “De Blaauwe Vlag” VOORKOMEND IN DE AMSTERDAMSE ALMANAKKEN VOOR KOOPHANDEL EN ZEEVAART JAARGANGEN 1830 T/M 1841 (MET UITZONDERING VAN 1832)

Bijlage 2 LEDENLIJSTEN VAN HET COLLEGE “De Blaauwe Vlag” VOORKOMENDE IN DE JAARVERSLAGEN VAN HET ROTTERDAMSE ZEEMANSCOLLEGE “Maatschappij tot Nut der Zeevaart” JAARGANGEN 1827 T/M 1830 EN 1835 T/M 1840

Bijlage 3 ADVERTENTIES IN DE AMSTERDAMSCHE COURANT

Bijlage 4 ONTVANGEN AANVULLINGEN EN CORRECTIES