1906
De Courant 03-01-1906:
London, 2 Jan. Verlaten Tjalk. Op 1 januari, Is door de stoomtrawler “Strathavon” ( kapt Th. Zwart) IJmuiden in verlaten toestand binnen gesleept de ijzeren tjalk “Nieuwe Zorg” geladen met roggemeel. Het schip en lading zijn door de heer C.P. Planteydt in ontvangst genomen en door de strandvonderij geborgen. Volgens door de heer Planteydt ontvangen particulier telegram is de volledige equipage gered en te Bremen binnen gebracht. NB : Aan boord in de roef gevonden, zorgvuldig in gesloten fles bevond zich een brief met de volgende inhoud : 29 december op 30 december s `nachts geschreven op den datum dat wij den dood tegemoet gaan. Wij bidden dat God ons zielen mag zalig zijn. Die dit vindt moet het bekent maken. Wij vergaan met 5 man, vader, zoon 2 dochters en kok. Zoon 28 jaar, dochters 22 jaar en 20 jaar. Vader 63 jaar kok 16 jaar. Wij vergaan ter hoogte van Borkum aantekening P. Tattje Huisgenoten schip “Nieuwe Zorg” Andere papieren waren niet aanwezig. Ogenschijnlijk is het schip in aanraking geweest, daar de verschansing aan Bakboordzijde bij het oorwant enigszins was ingedrukt. Beide zwaarden waren gebroken. Het schip maakt geen water.
10-01-1906
Een bange nacht — Even vóór Nieuwjaar heeft de bemanning van het Groningsche tjalkschip „Nieuwe Zorg", schipper P. Tattje,een paar bange dagen en nachten in de Noordzee, benoorden Ameland, doorgebracht; vooral de nacht van 29 op, 30 december was voor de bemanning, die bestond uit de schipper, diens zoon, twee dochters en een koksmaat, om nooit te vergeten. Over dit ongeval meldt thans het „Nieuwsblad. v. h. Noorden" nog bij zonderheden uit een gesprek met een van de twee dochters van den schipper. In strijd met de aanvankelijke berichten, verzekerde zij dat het schip niet werd aangevaren, maar dat het een lek boven water aan bakboordzijde had gekregen, doordat van het vaartuig de beide zwaaiden wegsloegen. Er was een hoge zeegang en er heerste een strenge vorst. Het schip werd op een verschrikkelijke manier heen en weer geslingerd. De lichten van Borkum kon men onderscheiden, maar door den zware mist kom men geen land zien. In genoemden nacht stonden de mannen onophoudelijk aan de pompen. De meisjes, die half gekleed waren, hielden zich met mannenmoed op het dek staande. Zij hadden vaders jekkers aangetrokken en stookten de noodvuren. Alle kleren, die maar onder haar bereik kwamen, werden, met petroleum begoten en in brand gastoten, ten einde de aandacht te trekken. Zoo werden niet minder dan 30 liter petroleum vergoten en 4 pak lucifers verstreken. En nog kwam geen hulp opdagen. Eindelijk kreeg een schip de noodvuren in 't vizier. Het was de Duitsche stomer "Prosper", die zoo dicht mogelijk bij de tjalk trachtte te komen. Een vreugdekreet steeg van „De Nieuwe Zorg" op. Onmiddellijk werden van de „Prosper" lijnen uitgeworpen, maar zonder gevolg.
Telkens mislukten de pogingen tot redding. Toen werd de reddingboot uitgezet, en na een hardnekkige worsteling met de golven en het ijs gelukte het den twee officieren, en drie manschappen, die in de boot zaten, het schip te naderen. Eerst werden de meisjes gered, toen de zogenaamde ,„derde man", die in zee viel, maar spoedig in de boot werd getrokken, en ten slotte de zoon en vader. Tweemaal werd de tocht met de boot ondernomen, totdat alle opvarenden, zich op de „ Prosper" bevonden. De Nieuwe Zorg" werd aan zijn lot overgelaten , want op de „Prosper" dacht men niet' anders of het schip zou zinken. Welk een ellendig weer het was, kan men opmaken, uit
het feit, dat de ,„Prosper", die anders 10 mijlen in het uur vaart, nu slechts 1,5 mijl liep. De „Prosper" was echter nog maar nauwelijks weg, of een stoomtrawler nam, de „Nieuwe Zorg" op sleeptouw en bracht het schip naar IJmuiden. Op de „Prosper" werden de opvarenden aller liefderijkst verpleegd. De officieren stonden hunne bedden af en sliepen zelf op de vloer. De ongelukkigen, die langen tijd zonder eten waren geweest, moesten als 't ware geheel ontdooid worden.