Familiegegevens en opleiding
Egbert Oort werd geboren te Amsterdam op 17 juli 1836 als zoon van de mastenmaker Daniel Oort en Beerrendina Dengerink.
Hij trouwde te Amsterdam op 26 mei 1876 als zeeman met Gezina Oort, geboren te Amsterdam 28 maart 1852 als dochter van de mastenmaker Johan Oort en Gerritjen Dengerink, 24 jaar. In Amsterdam geen overlijden gevonden tussen 1863-1955.
Egbert overleed te Amsterdam op 15 oktober 1891 op de Oudewaal, geen beroep, 55 jaar.
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt E.Oort als gezagvoerder gedurende:
* 1871 van het schroefstoomschip “Willem III”, gebouwd in 1871 te Glasgow, 2735 ton o.m., varend voor de Stoomvaard Mij. Nederland te Amsterdam. Uitgebrand in het Engels Kanaal en verkocht;
* 1872 van het schroefstoomschip “Conrad”, gebouwd in 1872 te Glasgow, 2270 ton o.m., varend voor de Stoomv. Mij “Nederland” te Amsterdam.
* 1873 van het schroefstoomschip “Prins Hendrik”, gebouwd in 1871 te Glasgow, 2147 ton o.m., varend voor de Stoomvaart Mij. Nederland te Amsterdam. Het schip strandde in de Rode Zee en zonk.
Overige bijzonderheden
Op 18 mei 1871 vertrok het ss “Willem III” voor zijn eerste reis van Den Helder naar Batavia met aan boord een aantal passagiers en een detachement soldaten van het KNIL. Op 19 mei brak er brand uit aan boord en moesten de opvarenden het schip verlaten. Zij werden door een Britse kotter gered en te Portsmouth aan land gebracht. De Willem III werd nog brandend te Portsmouth binnengesleept en op een bank gezet, waarna de brand kon worden geblust. Het wrak werd verkocht aan Engelse kopers en later weer hersteld. Als “Quang Se” kwam het schip in januari 1873 weer in de vaart voor een nieuwe eigenaar.
Het ss “Willem III” werd in 1871 gebouwd bij John Elder & Co te Glasgow, mat 2735 Brt en voer voor de Stoomv. Mij “Nederland” te Amsterdam 072.
Naar aanleiding van de ramp met het ss “Willem III” onder kapitein E.Oort werd een civiele procedure gevoerd. Daarbij “veroordeelde ‘het provinciaal geregtshof’ in Zuid-Holland in hoger beroep primair de kapitein van de ‘Willem III’ tot vergoeding van de door een inlader geleden schade, overwegende dat de oorzaak van de brand onbekend was gebleven en de kapitein er niet in geslaagd was te bewijzen dat de brand aan overmacht te wijten was geweest.”104.
Bossenbroek065 vermeldt op p.64 de aanvankelijke aarzeling bij de overheid om stoomschepen in te schakelen bij het troepentransport: “De lotgevallen van het eerste stoomschip, de Willem III, waarop ondanks de aanvankelijke weigering toch een detachement van 5 officieren en 125 onderonderofficieren en manschappen aanwezig was, stemde bovendien niet tot groot enthousiasme: kort na de afvaart in mei 1871 brandde het schip volledig uit en het werd als wrak naar Portsmouth gesleept; de koloniale militairen overleefden overigens de ramp.”065
Op 27 september 1873 stootte het ss “Prins Hendrik” op een rif in de Rode Zee bij het eiland The Brothers en zonk. Alle opvarenden werden gered.
Het ss. “Prins Hendrik” werd gebouwd in 1871 bij John Elder & Co te Glasgow en mat 3065 Brt. Hij voer voor de Stoomvaart Mij. Nederland te Amsterdam072.
In het boek “Oceaanreuzen”, van Anne Doedens en Liek Mulder (ik heb geen verdere bijzonderheden) zou op p. 121 de mededeling staan: “1873. de Prins Hendrik (I) (1871, 3065 brt, My Nederland) liep op een rif in de Rode Zee en zonk. Dank zij de financiële steun van Prins Hendrik kon de maatschappij dit verlies met twee nieuwe schepen compenseren.”
In het tijdschrift “De Zee” Jg.13, p.86, 1891 staat vermeld de samenstelling voor 1891 van de rijkscommissie voor de examens ter verkrijging van een diploma als stuurman aan boord van koopvaardijschepen. Daarin is opgenomen als plaatsvervangend lid E.Oort, oud-gezagvoerder in de grote vaart te Amsterdam.
Op 23 maart 1872 vertrok kapitein E.Oort van Nieuwediep met de “Conrad” en een detachement van 3 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 02 mei 1872 na een reis van 40 dagen.
Op 24 augustus 1872 vertrok hij van Nieuwediep met de “Conrad” en een detachement van 2 officieren en 50 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 03 oktober 1872 na een reis van 40 dagen065.
Op 14 juni 1873 vertrok hij uit Nieuwediep met de “Prins Hendrik” en een detachement van 6 officieren en 400 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 07 augustus 1873 na een reis van 54 dagen065*.
Via de heer K.P.Schaddelee te Hilversum (e/mail 14 augustus 2003) ontving ik een exposé van de hand van G. de Kinkelder van het Nationaal Archief te Den Haag omtrent de belevenissen van het ss “Tromp” (en ook de “Prins Hendrik”) tijdens het troepentransport: Ik noteer hieruit:
“De Tromp is in de Rode Zee op een koraalrif gestrand (zie bij J.P.Harms) en behoorlijk beschadigd; de troepen zijn aan land gegaan en nadien overgenomen door de Prins Hendrik (die overigens ook machine-pech kreeg en naar Aden moest worden gesleept); omdat dit laatste schip al 400 man troepen aan boord had was het te riskant om met het hele gezelschap naar Indië door te varen. Zo werd na wederom enig kamperen de Indus ingehuurd voor het transport van de troepen van de Tromp, een schip van de (Engelse?) P.& O. (Penisular and Oriental), vanaf Aden naar Singapore. Daar nam het uit Indië gestuurde stoomschip Prins Alexander de troepen over zonder dat deze aan land hoefden te gaan. … De Prins Hendrik kwam uiteindelijk in augustus 1873 te Batavia aan en vertrok een maand later weer richting Nederland; in de Rode Zee is het vervolgens op de rotsen gelopen en gezonken. … “
“De Prins Hendrik (verloor) in 1871 na een snele heenreis van 30 dagen op de eerste thuisreis de schroefbladen en (moest) door een andere ‘stoomboot’ naar een nabijgelegen haven … worden gesleept. Tijdens de vierde thuisreis stootte dit schip in de Rode Zee op 27 september 1873 op de zogeheten Brothers, een formatie van onderzeese klippen, en zonk na twintig uur. Alle passagiers en bemanningsleden werden gered.”
Uit: p.13 in “De eeuw van ‘Nederland’. Geschiedenis en vloot van de Stoomvaart Maatschappij ‘Nederland’” door A.J.J.Mulder.c.s. Uitg. Asia Maior. 2003.
“… de Prins Hendrik (I) die op de vierde thuisreis op de Brothersklippen in de Rode Zee stootte (had) op de uitreis daarvoor in de Rode Zee 300 man troepen voor Atjeh, een aantal gouvernementspassagiers voor Nederlands-Indië en een deel van de lading overgenomen van de Tromp , na de stranding van dit schip van de Nederlandse reder T.C.Engels en Co. te Vlissingen op 1 juli 1873, en naar Batavia gebracht.”
Uit: p. 14 van “De eeuw van de ‘Nederland’” door A.J.J.Mulder c.s., Asia Maior, juni 2003, 192 pp.
In de Harlinger Courant dd 08 oktober 1873 staat het volgende bericht096:
“Het stoomschip Prins Hendrik is, gelijk reeds kortelijk is gemeld, vergaan op de Brothers, kleine eilanden uit koraalriffen bestaande, die in het gevaarlijkste deel der Roode Zee, op een paar uren stoomens van Suez, liggen. Passagiers en bemanning werden gered en in veiligheid gebragt te Cosire, een kustplaats, die ongeveer 32 Engelsche mijlen van de Brothers afligt.
Het schip had op Java een volle retourlading gescheept en had aan boord de volgende passagiers: 12 volwassenen en 3 kinderen 1ste klasse, 6 volwassenen en 3 kinderen 2de klasse en 74 terugkeerende militairen.
Manifest en lijst van namen der passagiers kunnen eerst met de mail, die na 4 September Batavia verlaat, hier aankomen. Uit de brieven van 27 Aug. blijkt, dat destijds Gouvernementskoffij werd geladen te Samarang en Pekalongan, benevens 10,000 picols rijst te Losaring (nabij Indramajoe) en dat te Batavia verder zou worden opgevulde met koffij en tin voor particuliere rekening.
Wij vernemen dat de Stoomvaartmaatschappij Nederland de volle waarde der schepen door assurantie dekt, zoodat het eventueel verlies van dit schoone schip, hoe betrerenswaardig ook, voor de regelmatige ontwikkeling der vaart geen verlies vaan kapiteaal aan de Maatschappij zal veroorzaken.
(H.blad)
Volgens een nader telegram van den hoofdagent der stoomvaart-maatschappij Nederland in Egypte, omtrent het stoomschip Prins Hendrik, vreest hij, dat schip en lading verloren zullen zijn. Heden 5 October zou een stoomboot van Suez naar Korsaer vertrekken, om passagiers en equipage af te halen.”
In de Harlinger Courant dd 10 oktober 1873 staat096:
“Volgens nader telegram van den hoofdagent in Egypte omtrent het stoomschip Prins Hendrik, waren schip en lading totaal verloren. Schipbreukelingen worden Vrijdag te Suez verwacht. De Heer Anslijn vertrekt derwaarts om op alle mogelijke wijze hulp te verleenen.”
In de Harlinger Courant dd 15 oktober 1873 staat096:
“Volgens telegram van den heer Anslijn, hoofdagent in Egypte der Stoomvaart-maatschappij Nederland, uit Sueze verzonden 9 october, 10 uur des avonds, waren de troepen en equipage van het stoomschip Prins Hendrik in goeden welstand te Suez aangekomen. Door den hoofagent en den gezagvoerder werden maatregelen genomen voor de doorreis der passagiers. Zij ondervinden daarbij alle medewerking van de Egyptische Regering. Het stoomschip heeft in den nacht van 27 September de klippen (Brothers eilanden) geraakt en maakte dadelijk water. Kapitein Oort hield af naar de Egyptische kust, ten einde schip en lading in veiligheid te brengen, doch 5 mijlen van de kust zonk het schip in diep water. Er is niets gered dan de sloepen, waarmede de opvarenden Kossier hebben bereikt.”
In deHarlinger Courant dd 29 oktober 1873 staat096:
“Blijkens en mededeeling van de directie der stoomvaartmaatschappij ‘Nederland’ is de voor Nederland bestemde brievenmaal aan boord van het stoomschip Prins Hendrik bij de ramp van dat vaartuig niet kunnen gered worden. Uit de scheepsverklaring van den gezagvoerder blijkt dat het stoomschip, na het raken van de rots ‘the Brothers’ in diep water is gezonken, en dat bij het verlaten van het schip de brievenmaal niet kon worden medegenomen daar de ruimte in de scheepsbooten voor het redden van menschenlevens geheel benoodigd was.”