Inloggen
WILLEM III - ID 8087


Kroniekberichten

Datum 05 maart 1871
Krant LC - Leeuwarder Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Leeuwarden, 4 maart. De Stoomvaart Maatschappij Nederland zal den 15 mei de directe stoomvaart op Nederlands-Indië door het Suez Kanaal beginnen. Het stoomschip WILLEM III, te Glasgow gebouwd, zal dan van het Nieuwediep vertrekken onder de gezagvoerder E. Oort. De passagegelden bedragen NLG 1.000 en NLG 700 per persoon in de eerste klasse (verschillend naar mate de inrichting der gebruikte hutten) en NLG 350 in de tweede klasse. De reis moet, zoals men weet, uiterlijk binnen vijftig dagen worden volbracht.

Afbeelding
Datum 10 maart 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Kiellegging, bouw en stapelloop van schepen

Rotterdam, 9 maart. Wij vernemen, dat het eerste stoomschip der Stoomvaart-Maatschappij Nederland, WILLEM III, kapt. E. Oort, gisteren van de werf van de heren John Elder & Co. te Glasgow is te water gelaten.

Afbeelding
Datum 29 maart 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant

Advertentie. Stoomvaart-Maatschappij Nederland. Vervoer van passagiers en goederen van Nederland naar Java door het Suezkanaal. Het nieuw gebouwde ijzeren stoomschip WILLEM III, kapt. E. Oort, 3.000 tonnen, paardenkracht 400 nominaal, 1.600 effectief, met bijzonder ruime en comfortabele inrichting en uitrusting voor passagiers, ijskamer en speciekamer, vertrekt van het Nieuwediep naar Batavia op de 15e mei e.k. Te bevragen bij de cargadoors: De Vries & Co., Amsterdam IJgracht U 32. Kuyper, van Dam & Smeer Rotterdam, Wijnhaven, wijk 2 nummer 241.

Afbeelding
Datum 12 april 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Rotterdam, 11 april. Directeuren der Stoomvaart-Maatschappij Nederland maken in het Handelsblad bekend, dat het bericht omtrent de voor het stoomschip WILLEM III aangenomen passagiers op een misverstand berust, voor zover daarmede kajuitpassagiers bedoeld zijn. In het geheel zijn slechts 90 plaatsen voor passagiers 1e klasse beschikbaar geweest. De aanvraag was dadelijk zeer groot, en dagelijks worden nieuwe contracten gesloten, doch alle plaatsen zijn nog niet bezet, en thans - vijf weken voor het vertrek -behoeven nog geen passagiers afgewezen te worden.

Afbeelding
Datum 01 mei 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant

Advertentie. Stoomvaart-Maatschappij Nederland. Geregelde vaart van Holland naar Java door het Suezkanaal, met de nieuw gebouwde eerste klasse en voor passagiers en goederen uitmuntend ingerichte stoomschepen. WILLEM III, PRINS VAN ORANJE, PRINS HENDRIK en CONRAD. Het stoomschip WILLEM III, gevoerd door kapt. E. Oort, zal 15 mei e.k. uit het Nieuwediep vertrekken.
Nadere inlichtingen zijn te bekomen bij de cargadoors De Vries & Co., Amsterdam, IJgracht U 32. Kuyper van Dam & Smeer, Rotterdam, Wijnhaven, wijk 2, nummer 241.

Afbeelding
Datum 05 mei 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Rotterdam, 4 mei. Wij vernemen dat volgens bericht uit Glasgow het stoomschip WILLEM III, bestemd om voor de Maatschappij Nederland met 15 mei e.k. de eerste reis naar Java door het Suezkanaal te ondernemen, gisteren een proeftocht volbracht heeft, die zeer voldoende resultaten heeft opgeleverd. Het zou, als het weer zulks toeliet, hedenavond van de Clyde naar het Nieuwediep vertrekken.

Afbeelding
Datum 06 mei 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Rotterdam, 5 mei. De directie van de Stoomvaart-Maatschappij Nederland verzoekt ons mede te delen, in antwoord op verschillende vererende aanvragen in deze dagen tot haar gericht, dat niets haar aangenamer zal zijn, dan de gelegenheid tot bezichtiging van het stoomschip WILLEM III in ruime mate te kunnen geven, doch dat de veelvuldige werkzaamheden, die aan boord moeten geschieden tussen de aankomst en het vertrek, daarvoor een onoverkomelijke hinderpaal zijn. Intussen zal zij zich beijveren om een nader te bepalen dag te vinden, waarop gelegenheid tot bezoek van belangstellenden kan worden verleend. De bewijzen zullen alsdan beschikbaar worden gesteld op zodanige wijze als later door de dagbladen algemeen bekend zal worden gemaakt.

Afbeelding
Datum 09 mei 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Rotterdam, 8 mei. Het stoomschip WILLEM III, kapt. Oort, van de Stoomvaart-Maatschappij Nederland, bestemd voor de opening der vaart van Nederland naar Java via het Suez-Kanaal, is heden ochtend van Glasgow te Nieuwediep binnengelopen.

Afbeelding
Datum 10 mei 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Nieuwediep, 8 mei. Het hier heden binnengelopen stoomschip WILLEM III, gezagvoerder E. Oort, hetwelk de 15e dezer de Nederlandse stoomvaart door het kanaal van Suez naar Java zal openen, mag in alle opzichten, wat betreft zijn uit- en inwendige sierlijke bouw een pronkstuk genaamd worden. De inrichting voor de passagiers is uitmuntend en laat niets te wensen over. De salons zijn met pracht en smaak gestoffeerd en men kan, wanneer men in het rond wandelt of zich op de mollige canapé ’s neervlijt, zich moeilijk verbeelden dat men zich aan boord van een schip bevindt. Ook de machine moet van de uitmuntendste constructie zijn en in zee aan alle eisen voldoen. De maatschappij Nederland heeft haar werk aan goede handen toevertrouwd. Daags vóór het vertrek van de boot zullen enige ingezetenen, als blijkt van hun belangstelling in een voor deze plaats zo belangrijke onderneming, een schitterend vuurwerk afsteken en aan de directie van de maatschappij een feest aanbieden.
ss WILLEM III

Afbeelding
Datum 16 mei 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Rotterdam, 15 mei. Naar wij van goederhand vernemen is het stoomschip WILLEM III, van de maatschappij Nederland, heden niet kunnen vertrekken omdat de keuring van het stoomwerktuig, die reeds in Engeland is geschied, volgens het verlangen van onze tegenwoordige regering nog eens hier te lande moet plaatsvinden en daarbij moeilijkheden gerezen zijn, die men verwachten mag dat zeer spoedig zullen worden uit de wereld geruimd.

Afbeelding
Datum 16 mei 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Nieuwediep, 14 mei. Het wapperen van de nationale vlag van openbare en particuliere gebouwen verkondigde reeds vroeg in de morgen dat deze gemeente heden feest zou vieren. Spoortreinen en stoomboten brachten van overal uit ons vaderland een buitengewoon groot getal nieuwsgierigen en belangstellenden aan, die het zeldzaam prachtige stoomschip WILLEM III, hetwelk eerstdaags door het Suezkanaal naar Java zal vertrekken, te bezichtigen. De heusheid en voorkomendheid, waarmee de talloze bezoekers aan boord van dat stoomschip werden ontvangen, de goede regeling, waarbij een ieder in staat werd gesteld het gehele schip naar wens te bezien, verdienen allen lof. Hedenmiddag werd vanwege de directie van de Stoomvaart Nederland een prachtig diner aan boord gegeven, waarbij vele autoriteiten uit deze gemeente waren genodigd. Des avonds werd op het havenhoofd een schitterend vuurwerk afgestoken, hetwelk in alle opzichten voldeed; vooral muntte het slotstuk uit, hetwelk op verrassende wijze het stoomschip WILLEM III voorstelde. Het feest werd besloten door een bal, waarop de directie van de Stoomvaart Nederland was uitgenodigd en hetwelk in gepaste vrolijkheid tot de volgende morgen voortduurde. Prins Hendrik der Nederlanden, hedenavond per laatste trein hier aangekomen, zal morgen het stoomschip met een bezoek vereren.

Afbeelding
Datum 16 mei 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten gearriveerde, vertrokken schepen

Nieuwediep, 15 mei. Heden is alhier gearriveerd, om te embarkeren aan boord van het stoomschip WILLEM III, kapt. E. Oort, bestemd naar Batavia, via Suez, een detachement suppletie-troepen, sterk 125 militairen, waaronder 6 onderofficieren, onder bevel van de van verlof naar Indië terugkerende kapt. van de infanterie H. van Heijningen.

Afbeelding
Datum 17 mei 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Nieuwediep, 15 mei. Hedenmorgen heeft Z.K.H. Prins Hendrik der Nederlanden vergezeld van zijn adjudant en de directeur van de marine, het stoomschip WILLEM III bezocht en daar aan boord gedejeuneerd. De prins gaf aan de directie zijn tevredenheid over het prachtige schip en diens inrichting te kennen en verliet hoogst voldaan het sierlijke stoomschip. Naar men zegt, zal de WILLEM III aanstaande donderdag vertrekken.

Afbeelding
Datum 17 mei 1871
Krant PGC - Provinciale Groninger Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Amsterdam, 15 mei. Gisteren gaven de ingezetenen van Helder bewijs van hunne belangstelling in de geopend wordende stoomvaart tussen Nederland en Java, door het algemeen uitsteken der Nederlandse vlag, hetwelk een recht feestelijk aanzien gaf. Van overal stroomde een groot getal vreemdelingen derwaarts, om het kolossale en prachtige stoomschip WILLEM III, hetwelk de vaart naar Java zal openen, te bezichtigen. Ook aan de ramtorenschepen, in de haven gestationeerd, werd intussen een druk bezoek gebracht. Aan boord van het genoemde stoomschip werd vanwege directeuren der Maatschappij Nederland een prachtig diner gegeven. Des avonds werd aan het Havenhoofd een schitterend vuurwerk afgestoken, waaronder vooral uitmuntte een stuk met het devies 'Nederland', gehuld in eene schitterende zon, en het stoomschip, voorstellende de WILLEM III. Na afloop daarvan verenigden zich vele ingezetenen, die tot de feestelijkheden van deze dag hadden bijgedragen, in het lokaal Tivoli, waar men werd vergast op de voortreffelijke muziek van het stafmuziekcorps der marine. – Z.K.H. Prins Hendrik der Nederlanden kwam die avond met de laatste trein te Helder aan, om de volgende morgen een bezoek te brengen aan het prachtige stoomschip.

Afbeelding
Datum 19 mei 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Texel, 18 mei. Heden is het stoomschip WILLEM III van hier naar Java vertrokken.

Afbeelding
Datum 21 mei 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Rotterdam, 20 mei. Wij ontvingen heden per telegraaf het bericht uit Londen dat het stoomschip WILLEM III ( van de Maatschappij Nederland) van Amsterdam bestemd naar Batavia, verbrand is. Het vaartuig had 350 koppen aan boord. De stoomboot SCORPION is te Portsmouth aangekomen met 134 man die zij van de WILLLEM III gered had. De overige manschappen zijn, naar men gelooft, door andere vaartuigen gered. Wij ontvangen voorts uit Den Haag omtrent dit ongeluk het volgende bericht: Alhier is tijding ontvangen dat het stoomschip WILLEM III, bestemd naar Java door het Suezkanaal, op de hoogte van het eiland Wight in brand is geraakt en verongelukt. De passagiers zijn gelukkig gered. Het gouvernement had veel waarde aan boord, zowel in opium als aan geld. Van een van de passagiers van de WILLEM III is alhier het volgende bericht ontvangen: Het schip is geheel verbrand; alle passagiers gered; doch de lading en bagage zijn totaal verloren.
Bij de Maatschappij Nederland zelf is de volgende depêche ontvangen: Portsmouth, 20 mei, 10.50 des voormiddags. Maatschappij Nederland, Amsterdam. WILLEM III brandt. Equipage en passagiers zijn gered, dwars van Wight, avonds 10 uur. Molenaar, Nederlands consulaat, Portsmouth. Volgens telegram van kapt. Oort uit Portsmouth van zes uur des avonds, was het stoomschip WILLEM III tot de waterlijn verbrand en op de bank gesleept. Het schip was nog brandende en men was bezig gaten in de romp te maken. Alle opvarenden zijn gered. Men hoopt de specie nog te redden. Nog wordt ons uit Amsterdam gemeld, dat deze ramp aldaar een algemene sensatie teweegbracht en een diepe indruk maakte. Naar men verneemt, is de boot voor NLG 800.000, de lading voor NLG 1.400.000 verzekerd. Bijna alle assuradeurs te Amsterdam zijn daarbij betrokken.
ss WILLEM III na de brand

Afbeelding
Datum 23 mei 1871
Krant LC - Leeuwarder Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Leeuwarden, 22 mei. Wij vernemen omtrent de brand, die de prachtige stoomboot WILLEM III van de Maatschappij Nederland heeft getroffen, het volgende: De WILLEM III was donderdagavond van Nieuwediep vertrokken om door het kanaal van Suez de eerste reis naar Java te ondernemen. Het schip had een bemanning van 108 koppen, 73 passagiers en een detachement troepen, sterk 125 man, alzo in het geheel 306 mensen aan boord.
Nabij de Engelse kust, op de hoogte van ’t eiland Wight, is er brand aan boord ontstaan, die, niettegenstaande er buizen door het schip liepen welke een massa stoom konden uitlaten, niet te blussen is geweest.

Afbeelding
Datum 24 mei 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Nieuwediep, 23 mei. Zr.Ms. stoomschip VALK is heden naar Portsmouth vertrokken om de koloniale troepen van het stoomschip WILLEM III terug te halen.

Afbeelding
Datum 24 mei 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Rotterdam, 23 mei. Omtrent het verbranden van het stoomschip WILLEM III meldt de Times het volgende: Het uitgebrande casco van het ijzeren schroefstoomschip kwam zaterdag omstreeks 12 ure te Spithead aan. Nadat het op de zandbank nabij Portsmouth was gezet, werden er gaten in geboord om het vuur uit te doven, dat steeds voortwoedde in het onverbrande overschot van de steenkolen vóór de machinekamer. Gelukkigerwijze zijn er bij deze snelle en algehele vernieling van een groot stoomschip op zee, dat als het ware opgevuld was met passagiers, geen mensenlevens te betreuren. De brand barstte uit, terwijl men het land in het gezicht had en tijdens een prachtige kalme nacht; er waren andere schepen dicht in de nabijheid om hulp te verlenen, zodat tot de laatste man aan boord een veilige gelegenheid vond om het brandende schip te verlaten. Zij, die geheel gekleed waren, mochten van geluk spreken. Heel wat vrouwen en kinderen landden te Portsmouth in nachtgewaad. Sommigen waren gedeeltelijk gekleed, doch barrevoets en zonder hoofddeksel. Allen bevonden zich in de toestand waarin zij het schip verlaten hadden om hun leven te redden. Al wat hun toebehoorde was een prooi van de vlammen geworden. Een heer en dame, Duitsers, waren onlangs gehuwd en zouden zich te Batavia gaan vestigen; alles wat zij bezaten, ter waarde van GBP 1.500 hadden zij bij zich in de vorm van allerlei goederen, waarmee zij ginds een toko zouden openen. Dit alles ging te loor en ongelukkig genoeg voor hen, was het niet verzekerd; zij zijn nu van alle middelen ontbloot. Dit geval is echter volstrekt niet énig onder de ongelukkige passagiers. De meerderheid van de geredden werd zaterdagochtend vroeg te Portsmouth aan wal gebracht door de SCORPIO, een schroefboot, van Sunderland naar Charente; de rest volgde aan boord van de loodskotter MARY van Portsmouth. Dit kleine vaartuig (24 tonnen) nam niet minder dan 114 personen aan boord, waaronder 48 soldaten en hun officieren met familie, behorende tot een detachement bestemd naar Batavia, benevens 20 dames en 12 kinderen. De heer Coote, de loods van de kotter, constateert dat hij vrijdagavond, ten ongeveer 10 ure – het vuurschip van de Ower in peiling noord oost- op ongeveer acht mijlen van de kotter snel achtereenvolgens wit, rood en blauw vuur in zuidelijke richting zag: blijkbaar een sein van enig schip, dat zich in nood bevond. De wind woei toen flauw uit het N W; maar desniettemin zette men de kotter onmiddellijk koers in de richting, waarin de noodseinen gezien werden, terwijl het gewone loodssignaal in antwoord herhaaldelijk gegeven werd. Daar de kotter, wegens de flauwe koelte, slechts zeer weinig vaart liep, zo werd de boot met twee roeiers voorgespannen, die gedurende meer dan een uur de kotter opsleepten – totdat het punt bereikt was, vanwaar de noodseinen gegeven waren en waar thans de bemanning van de MARY een groot schip vond dat van voor tot achter hevig brandde. Rondom het schip zag men verscheidene lichten: lantarens in de boten, in welke de passagiers en een gedeelte van het volk zich gered hadden. De levende lading van vier van die boten – ten getale van 114 personen – werd dadelijk aan boord van de MARY genomen; en de overigen roeiden, op raad van Coote, een ander vaartuig tegemoet, dat op het brandende schip afkwam… ( Hier volgen enige overbekende aanduidingen omtrent schip en lading)… Sommige van de geredde passagiers verzekerden, dat acht vaatjes kruit of ammunitie op last van de gezagvoerder waren overboord geworpen. Niemand – zelfs niet van de aanwezige officieren – wist echter te zeggen, hoeveel de ganse voorraad ammunitie bedragen had; en daarom moest de kotter zich voorzichtigheidshalve op behoorlijke afstand van het brandende schip houden – in afwachting of er ook nog meer levens zouden kunnen gered worden. Een Franse schoener en de stoomboot SCORPIO voegden zich bij de MARY. Ook een andere loodskotter, de ALARM, schipper Greenham, kwam assistentie bieden; en een van de loodsen van deze kotter begaf zich aan boord van de SCORPIO, om die boot voor Spithead binnen te loodsen. De CAMBRIA, een Londense sleepboot, die mede van het uitkijkstation aan St. Catherine’s Point, op de WILLEM III was afgekomen, nam het verongelukte vaartuig op sleeptouw en bracht het voor Spithead, des zaterdags ongeveer op de middag. Daar het vuur nog immer in het ruim geweldig voortwoedde en dekken en masten reeds verteerd waren, zo werd het schip tot hoog op de zandbank tussen Spithead en de ingang van de haven van Portsmouth weggesleept en daar geboord. Spoedig was de haven-admiraal, Sir James Hope, langszij; onder diens leiding werden door kapt. Moriarty C.B., met behulp van de sleepboten CAMEL en PELTER en van de drijvende brandweer, de meest krachtdadige pogingen aangewend tot overmeestering van de vlammen. Tot gisterenmiddag (21 mei) werd voortdurend water in het wrak gespoten. Desniettegenstaande is het vuur nog niet geheel geblust; de kolenmassa brandt nog van binnen. Gelijk de boot nu op de zandbank ligt, heeft zij een hoogst merkwaardig aanzien. De ijzeren huid boven de waterlijn is, ten gevolge van de ontzettende inwendige hitte, in allerlei bochten gewrongen. Aan boord zelf is het schouwspel nog vreemder. Alles, van voor tot achter, vormt een verwarde massa van dooreen gewrongen ijzer. Van wat brandbaar was, is niets meer te vinden; de ijzeren dekbalken zijn gebogen en gebroken, als door een vulkanische werking. Nadat de passagiers en troepen op zaterdag te Portsmouth aan wal waren gebracht, werden de laatsten gemonsterd op het terrein tegenover het kantoor van de Nederlandse consul, de heer Van den Bergh. De soldaten waren allen slechts ten dele gekleed; doch waren ze vrolijk en hun hoera’s klonken herhaaldelijk, toen hun officieren voor het front kwamen en een aantal vrouwen en kinderen, mede slechts half gekleed, hen voorbij trok. Op bevel van de luitenant-generaal Lord Templetown, zijn de soldaten ingekwartierd in de Anglesea Barracks te Portsea. Het voorkomen en gedrag van deze soldaten en hun officieren op de plaats van monstering pleiten zeer voor hun geoefendheid en discipline. Enige passagiers schrijven de ramp hieraan toe, dat uit de machine door de kajuit pijpen liepen, die een grote hitte uitstraalden. Dit is evenwel een blote gissing. De oorzaak van de brand kan slechts blijken uit een officieel onderzoek.
Aan een particuliere brief uit Londen ontlenen wij nog het volgende omtrent deze zeeramp. Niet lang na het vertrek van het stoomschip merkten reeds enkele van de passagiers met bevreemding op, dat het beschot van de hutten op menige plaats ongewoon heet was en gaven daarvan aan anderen kennis; maar ongelukkig genoeg werden deze wenken in de wind geslagen; het antwoord luidde steeds: “wij zullen morgen zien”. Toen de volgende morgen aanbrak, bestond het schone schip niet meer. Een onvermijdelijk gevolg van het overhaast vertrek was natuurlijk, dat menige klacht, al dan niet gegrond, door de passagiers geuit werd, zowel over bediening, stowage, bemanning enzovoort. Ik wil mij geen oordeel aanmatigen over de meerdere of mindere juistheid van die klachten; veel meer genoegen is het mij te kunnen constateren
1º. het kloekmoedig gedrag van de gezagvoerder, die alles in het werk stelde wat naar menselijke berekening gedaan kon worden om hen die aan zijn hoede waren toevertrouwd, te helpen; die de orde zoveel mogelijk handhaafde en het geluk had, na veel krachts-inspanning, allen op de Engelse kust behouden te zien aankomen;
2º de menslievende handelwijze van de bemanning van de loodsboot nummer 2, EILAND WIGHT en van een Franse kotter, kapt. Aubriët, door wier hulp men de vaste wal bereikte.
De brand is wellicht ontstaan door de stoompijpen, die overal langs het hout waren aangebracht; misschien ook is hij veroorzaakt door het zelfontbranden van Adrianopels garen. Vrijdagavond laat, toen reeds velen ter ruste waren gegaan, hoorde men eensklaps de vreselijke kreet (vreselijk vooral op zee): brand! brand! Meer dan 40 vrouwen en een 16-tal kinderen, door angst overweldigd, snelden ijlings naar het dek, gevolgd door vaders, echtgenoten, broeders, vrienden! Welk een ontzagwekkend gezicht! Het schip, waaraan men zijn leven en bezittingen heeft toevertrouwd, zich verlatende op de hechtheid en de sterkte van het vaartuig, staat in lichterlaaie vlam! Dodelijk bleek is aller gelaat, zelfs dat van de moedigsten. De kust, ofschoon in het gezicht, is 18 Engelse (4 Nederlandse) mijlen verwijderd (opm: 33.300 meter). Geen hulp is nog zichtbaar. De sloepen worden neergelaten: de eerste is onbruikbaar, niet voldoende dicht; de tweede en derde zijn in de touwen verward, daarom besluiten de aan boord zijnde zeeofficieren te doen, wat de plicht van de ondergeschikten was. Zij slagen er in de onmisbare middelen voor aller behoud gereed te maken: de kinderen verlaten het eerst het schip – voor het merendeel zijn zij ongekleed en in dekens en spreien gewikkeld, daarna volgen de vrouwen, ten slotte de mannen, die met een traan in het oog zovelen, hun dierbaar, in de ranke sloepen zien afdalen. Het is intussen zaterdag geworden; de wind legt zich, het is, Gode zij dank, om een zeemansuitdrukking te bezigen, “slecht water” (opm: vlak water); de duisternis doet het fel brandend schip te beter uit komen. Daar dobberen 6 à 7 kleine boten op de baren, zó beladen dat er groot gevaar bestaat voor omslaan of zinken. Eindelijk ziet men een naderend licht, het wordt bereikt en wie schetst de gevoelens van de straks nog onzeker ronddobberende honderden, toen zij zich andermaal op een zeebouwend (opm: zeewaardig) vaartuig bevonden. Opmerkelijk (om dit in het voorbijgaan te zeggen) was de vraag van de Franse gezagvoerder: “Êtes vous des Allemands?” Op het ontkennend antwoord werd dadelijk hulp verleend. Een van de geredden ziet bij het schijnsel van de vlammen op zijn horloge: het is 2 uur min 10 minuten. Er wordt een ontploffing gehoord: 3 kruitvaten zijn aangetast; weldra springen ook de ketels. Het zo trotse als schone zeekasteel is in weinige uren een totaal wrak geworden. De gewaarwordingen, die allen bezielen, kan men met geen pen beschrijven. De traan in veler oog was een welsprekend bewijs van hetgeen in het hart omging. De ontvangst te Portsmouth was uitnemend, de bevolking gaf de treffendste blijken van deelneming en sympathie; zo zag men onder andere een meisje zich van haar schoeisel ontdoen, om een van de militairen het lopen makkelijk te maken. Er gaat slechts één stem van dankbaarheid op over de vriendelijke en deelnemende behandeling, de schipbreukelingen te Portsmouth betoond.

Afbeelding
Datum 25 mei 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Rotterdam, 24 mei. Ziehier wat heden de Times nog meedeelt omtrent het wrak van de WILLEM III en nopens de zeeramp zelve: Het comité van Lloyds, daartoe bevoegd, heeft last gegeven de gaten die in de romp van het schip geboord waren, dicht te maken, het water uit te pompen en het casco in de haven van Portsmouth te slepen- zodra het vuur, dat gisteravond ( maandag) tegen zonsondergang nog smeulde, geheel zal geblust zijn. Dit alles zal geschieden met goedkeuring en assistentie van de haven-admiraal en overige autoriteiten. In de haven zullen de overblijfselen van het vuur worden weggeruimd; alles van waarde wat nog niet vernield is, zal worden aan wal gebracht en naar de toestand van de machine en van de ijzeren romp beneden de waterlijn een onderzoek worden ingesteld. Men beschouwt het als mogelijk dat een aanzienlijke hoeveelheid passagiersgoederen, die mede in het ruim van het vaartuig geborgen zijn geweest, zal kunnen behouden worden, zonder andere schade dan die het water er aan kan hebben veroorzaakt. Een groot deel van de aan boord zijnde specie ( ter waarde van GBP 18.000) is reeds uit de speciekamer gehaald en gedeponeerd op het kantoor van de inkomende rechten te Portsmouth; en ontwijfelbaar zal het gehele bedrag van de specie voor de dag komen, wanneer het water zal zijn uitgepompt. De Duitse consul-generaal te Londen heeft aan de consulaire agent te Portsmouth opgedragen, alle nodige uitgaven voor de zich onder de schipbreukelingen bevindende Duitsers te bekostigen en hen naar de naaste Duitse haven te doen transporteren. In het geheel waren er 14 Duitsers aan boord – waaronder de heer M.E.E. Rosa, met vrouw en twee zusters, die – gelijk gisteren reeds werd medegedeeld – al hun bezittingen ter waarde van GBP 1.500 verloren hebben; - ook de andere passagiers hebben al wat ze bij zich hadden in de vlammen moeten achterlaten; doch bijzondere omstandigheden en de grootheid van het verlies maken het geval van de heer Rosa meer dan gewoon hard. Eenparig hoort men de passagiers met de grootste lof gewagen van de energie en de tegenwoordigheid van geest van de gezagvoerder E. Oort – zowel toen de brand pas ontdekt was, al later, toen het bleek dat aan blussen niet te denken viel en de meest geschikte maatregelen moesten genomen worden tot behoud van de passagiers. Aan de andere kant verklaart kapt. Oort, dat de aanwezigheid van het detachement militairen veel tot redding van de passagiers heeft bijgedragen. De bemanning was eerst drie dagen aan boord; het vaartuig en zijn tuigage waren geheel nieuw en zou het onmogelijk zijn geweest de zes nieuwe en zware boten van een met mensen opgevuld schip, vóór en achter brandend, te water te krijgen – indien niet de soldaten en hun officieren met moed en bedaardheid hulp hadden verleend.

Afbeelding
Datum 26 mei 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Rotterdam, 25 mei. De raad van bestuur van de Stoomvaart Maatschappij Nederland heeft gisteren benoemd tot leden van een commissie van onderzoek naar de vermoedelijke oorzaken van de ramp van de WILLEM III, met uitgebreide volmacht tot het horen van alle belanghebbenden, de heren Cornelisse, mr. C.A. Crommelin en Julius G. Bunge. Passagiers, die op het verongelukte stoomschip WILLEM III het gedrag van de Nederlandse officieren en troepen gezien hebben tijdens het verschrikkelijk ongeluk, dat deze schone bodem getroffen heeft, zowel als de Engels toeschouwers, die de soldaten in volmaakte orde op de vaste wal geschaard zagen toen zij behouden aan land waren gekomen, brengen warme hulde toe aan de onversaagdheid en volmaakte krijgstucht van die soldaten die de eer van de Nederlandse vlag waardig hebben opgehouden in een gevaar, zo groot als een dat de krijgsman ooit bedreigen kan. Wij vernemen dat de soldaten, na het kruit overboord geworpen te hebben en de matrozen geholpen te hebben om de zware boten in zee te brengen, in volmaakte orde op het dek in gelid geschaard bleven staan, terwijl zij de passagiers met de boten vertrekken zagen en bedaard afwachten tot ook zij gered konden worden. De Engels dagbladen hebben de aandacht op dit kloeke gedrag gevestigd dat ons Nederlands leger de grootste eer aandoet.
Van een van de passagiers van het verongelukte stoomschip WILLEM III ontvangen wij het volgend schrijven: Wanneer ik nog iets bij het juiste verhaal van het droevig lot van de WILLEM III, voorkomende in het Dagblad van Zuid-Holland van 23 en in de Rotterdamsche Courant van 24 dezer mag voegen, dan is het de hoop dat aan de kapt. Coote, van de loodskotter MARY 2/ S.W. een ruime beloning moge ten deel vallen. Het was in zijn vaartuig dat wij met 121 koppen opgenomen en met de meeste menslievendheid bejegend werden. De vrouwen en kinderen werden in de kajuit gelaten; menig kind kon er rust vinden in de 4 kooien die onze redders beschikbaar stelden, terwijl de overige vrouwen op de banken konden rusten of liggen en tot bedaren komen. De geredden die op het dek bleven, waaronder ook ik behoorde, werden van de zeilen en dekens voorzien. Kapt. Coote gaf ons brood en boter, wat we onderling deelden. Gelukkig zullen we allen gewis zijn, wanneer wij vernemen dat hem en zijn opvarenden de ruimste beloning is uitgereikt en dat zij met die beloning volkomen tevreden zijn. Hoe diep treft het niet in uren van gevaar redding te vinden en hoe voelt men zich geneigd de namen bekend te maken van kloeke en tevens menslievende mannen. Het is daarom dat ik niet nalaten kan, de officieren van de marine te nomen, die zich als passagiers met ons aan boord van de WILLEM III bevonden en onschatbare diensten hebben bewezen aan de in levensgevaar verkerende passagiers en equipage. De sloepen werden onder hun beleid te water gelaten, wat als de voorname reden van de goede afloop van de ontschepen kan genoemd worden. In de sloep waar behalve de administrateur van het verbrande stoomschip ook de dames en kinderen zaten, had ik ook mij gered; deze sloep werd gecommandeerd door de luitenant ter zee 2e klasse W. Wesselink aan wie wij erkentelijkheid en tevens bewondering verschuldigd zijn voor het moedig en kalm gedrag aan de dag gelegd bij de gevaarlijke taak die hij zichzelf had opgelegd - om een eivolle sloep te bestieren, onder de meest ongunstige omstandigheden; - de sloep namelijk was lek en het water drong er dermate in dat we gevaar liepen te zinken, wilden wij niet terugkeren naar het schip, dat aan een vulkaan gelijk, aan alle kanten door een ontzaglijke vuurgloed verteerd werd. Met de weinige hulpmiddelen, de heer Wesselink ten dienste ( de sloep had geen roer), heeft hij ons behouden op de kotter MARY gebracht en is onmiddellijk daarna teruggekeerd om de nog aan boord van het brandende stoomschip zijnde bemanning te redden. De heren Lucardie, H. Kempe-Tadema, allen luitenant ter zee 2e klasse hebben in andere sloepen de lofwaardigste diensten bewezen. De 1e luitenant der mariniers, De Wendt, heeft zich in die noodlottige nacht doen kennen als een officier vol moed en beleid; de kruitkamer wist hij open te maken, heeft hij het aanwezige kruit kunnen verwijderen, door het overboord te werpen en zodoende een gevaar van ons afgewend dat, bij dien verschrikkelijke omvang, die de vuurmassa toen reeds verkregen had, ons met een wisse dood bedreigde. Deze officier heeft voorts het stuk geladen, waarvan het zundgat verstopt was en na het met een naald, die hij in de grote salon moest gaan halen, te hebben bruikbaar gemaakt, heeft hij een paar noodschoten kunnen lossen, waarop de kotter MARY op ons is afgekomen. Aangenaam is het mij de namen van al die mannen te mogen bekend maken, die ik steeds met achting en vriendschap zal blijven gedenken. Ook de kapitein van de WILLEM III, Van Oordt, kan aanspraak maken op waardering van zijn kloeke houding, bij het redden van de aan zijn beleid toevertrouwde passagiers, equipage en troepen. Wij hebben in ogenblikken van gevaar een hechte steun in hem gevonden.

Afbeelding
Datum 27 mei 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Berichten uit het buitenland incl havens

Portsmouth, 24 mei. De Nederlandse oorlogstoomboot DE VALK, commandant Clifford, is alhier aangekomen om de troepen en de geborgen specie van de WILLEM III naar Nederland over te brengen. De steenkolen worden uit de WILLEM III gelost. Hedenmorgen brak de brand weer in de kolenhokken uit, doch is weer geblust. Een stoompomp zal langszijde komen om het vaartuig leeg te pompen en zal het dan zo spoedig mogelijk in de haven gebracht worden.

Afbeelding
Datum 02 juni 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Verslagen van rederijen etc..

Amsterdam, 1 juni. Aan het verslag van de Stoomvaart-Maatschappij Nederland, uitgebracht in de algemene vergadering van aandeelhouders 30 mei 1871, ontlenen wij het volgende: Het stoomschip WILLEM III (zie lager) is de 18e mei met een lading stukgoederen, 62 passagiers 1e klasse, 7 passagiers 2e klasse, benevens een detachement militairen, bestaande uit 125 man, waaronder 6 onderofficieren, van het Nieuwediep naar de rede gestoomd, heeft daar enige uren vertoefd tot regeling van de kompassen en is die dag ten 8 ure ’s namiddags van de rede van Texel gestoomd met bestemming naar Batavia, via het Suezkanaal. Aan de volgende schepen wordt met ijver gewerkt. De PRINS VAN ORANJE is de 4e mei van stapel gelopen en zal naar directeuren vertrouwen, in juli eerstkomende de reis van Nederland naar Batavia kunnen aanvaarden. Deze beide eerste schepen zijn gebouwd volgens de beschrijving die indertijd aan zijne excellentie de minister van koloniën is aangeboden en geannexeerd is aan het contract van de regering met de Commissie tot bevordering van Nationale Stoomvaart op Nederlandsch-Indië, (zie Staatscourant 3 maart 1870) welk contract is overgegaan op de Stoomvaart-Maatschappij Nederland, (zie Staatscourant van 18/19 september 1870); de twee volgende wijzigingen zijn in het oorspronkelijk bestek gemaakt: 1e. het voortstuwend vermogen bestaat uit een machine van 400 paardenkracht in plaats van 325; 2e. de inrichting voor passagiers is vergroot, zodat 90 passagiers 1e klasse kunnen worden overgevoerd. De twee volgende schepen die PRINS HENDRIK en CONRAD zullen heten, zijn echter met goedvinden van de regering vergroot. Zij zullen 30 voet langer worden en daardoor nog meer lading capaciteit bezitten dan de eersten, terwijl de diepgang van het volbeladen schip iets minder zal wezen. Tot deze wijziging werd door de raad van bestuur besloten op de 1e oktober 1870; de gunstige berichten van het Suezkanaal in de loop van de zomer ontvangen, gaven aanleiding om met vertrouwen over te gaan tot een vergroting, die een niet onbelangrijk voordeel zal opleveren, indien onze verwachtingen omtrent de lading niet geheel worden teleurgesteld. Immers zal belangrijk meer vracht kunnen verdiend worden zonder evenredige verhoging van exploitatiekosten. Van groot belang voor de maatschappij is het goederenvervoer en het is het ernstig streven om door billijke tarieven en prompte bediening de goederenhandel het meest mogelijke voordeel van de directe lijn tussen Nederland en Indië te verzekeren. Ten einde de onderhandelingen met inladers en de expeditie van de stoomschepen te doen geschieden door personen van beproefde ondervinding op dat gebied, hebben directeuren zowel hier te lande als op Java bestaande cargadoorsfirma’s aangesteld om als vrachtagenten voor de Maatschappij werkzaam te zijn. Directeuren vertrouwen dat ontvangers en verschepers van goederen daardoor op de snelste en eenvoudigste wijze geholpen zullen worden en dat deze regeling zal bijdragen om onze nieuwe lijn haar rechtmatig aandeel te doen verwerven in het goederenvervoer. Uit de overlegde balans blijkt dat de stortingen van de aandeelhouders zonder enig verlies zijn ingekomen, dat de daarvoor gemaakte rente voldoende is om de onkosten van het eerste jaar en een deel van de oprichtingskosten te bestrijden en dat voorts de gelden hoofdzakelijk werden besteed aan de in aanbouw zijnde stoomschepen daar voor het etablissement te Nieuwediep in het afgelopen jaar nog geen uitgaven werden gedaan. Het rapport eindigt aldus: “Tot dusverre hadden wij geschreven, toen op 20 mei ll. het bericht tot ons kwam dat ons schone stoomschip WILLEM III, aan welks bouw en uitrusting zovele zorgen waren besteed en dat zoveel goeds voor onze maatschappij beloofde, nauwelijks een etmaal na zijn vertrek van het Nieuwediep in brand was geraakt. Gelukkig zijn de talrijke passagiers en de gehele bemanning gered en te Portsmouth aangebracht. De brand is in de late avond van de 19e ontdekt en het schip is de volgende dag nog steeds brandende op droogten in de nabijheid van Portsmouth gesleept. Alle pogingen zijn aangewend, ook met krachtige medewerking van de Engelse autoriteiten om zoveel te behouden als maar mogelijk was, doch het schip moest grotendeels onder water worden gezet om de brand meester te worden. Het ontstaan van deze brand is ons nog steeds ten enenmale onverklaarbaar en wij rekenen het onze plicht om bij het onderzoek dat deswege zal worden ingesteld, onzerzijds zoveel mogelijk mee te werken om de ware oorzaak op te sporen. Wij willen U niet ontveinzen dat wij deze gebeurtenis als een ramp voor de maatschappij beschouwen. De gesloten verzekering tegen zeegevaar zal de directie geldelijke schade weliswaar binnen enige grenzen bepalen, maar het goede vooruitzicht op winst dat deze voorspoedig begonnen reis opleverde, is natuurlijk in rook vervlogen en de teleurstelling van zovelen die lijf en goed aan het schip toevertrouwden, doet ons pijnlijk aan. Intussen mijne heren, laat deze eerste tegenspoed U niet te ontmoedigen, evenmin als hij ons zal tegenhouden met vaste tred voort te gaan op de aangewezen weg. De volgende schepen worden in geregelde opvolging in de vaart gebracht en indien wij het voorrecht mogen hebben dat deze bodems voorspoedige reizen maken, hopen wij U in een volgend verslag toch nog gunstige resultaten van de exploitatierekening te kunnen aanwijzen. Immers in zijn korte loopbaan heeft onze eersteling nog kunnen aantonen dat het ons niet bezwaarlijk zal vallen om met dergelijke schepen aan de eisen van spoed en kolenverbruik te voldoen, die de grondslag uitmaakten van onze berekening, terwijl ook de exploitatiekosten in geen opzicht teleurstelling opleverden. Laat ons dus tonen, dat rustige volharding, ook onder aanvankelijke tegenspoed, nog niet vreemd is aan onze volksaard. Het blijft thans evenzeer als bij de oprichting van onze maatschappij een dringende behoefte om Nederland en Nederlands-Indië het voordeel te doen genieten van de verkorte afstand door het Suezkanaal; in de vervulling van die taak naar haar beste krachten heeft onze stoomvaartmaatschappij een schone toekomst.

Afbeelding
Datum 07 juni 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Berichten uit het buitenland incl havens

Portsmouth, 4 juni. Gisterenmorgen heeft men getracht de stoomboot WILLEM III in de haven te slepen. Met laag water is de stoompomp van Londen met nog andere pompen bezig geweest het schip leeg te pompen. Drie stoomboten hebben al het mogelijke gedaan het schip af te slepen, doch vruchteloos, het is niet vlot gekomen. De platen in de midscheeps zijn tot onder water ontzet.

Afbeelding
Datum 14 juni 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Berichten uit het buitenland incl havens

Portsmouth, 11 juni. De stoomboot WILLEM III is, nadat een gedeelte kolen en beschadigde lading en provisie (opm: proviand) gelost was, vlot gekomen en naar Spithead gebracht.

Afbeelding
Datum 15 juni 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Berichten uit het buitenland incl havens

Portsmouth, 12 juni. De stoomboot WILLEM III is alhier in de haven gesleept.

Afbeelding
Datum 16 juni 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant

Naar men weet is het casco van de WILLEM III op zondagavond jl. eindelijk vlot gepompt en in de haven van Portsmouth gesleept. De agent van Lloyds te Portsmouth heeft onmiddellijk maatregelen genomen tot het schoonruimen van de romp. Men gelooft, zegt de Timers, dat een aanzienlijk gedeelte van de lading en wellicht ook een deel van de passagiersgoederen door de vlam is gespaard gebleven.

Afbeelding
Datum 23 juni 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant

Londen, 21 juni. Het stoomschip WILLEM III is nu dicht en de platen in de midscheeps zijn hersteld. De lading en de steenkolen wordt gelost. De 17e dezer waren er 256 colli’s geborgen; men is van plan de geborgen goederen publiek te Portsmouth te verkopen.

Afbeelding
Datum 05 juli 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Rotterdam, 4 juli. Naar de Times meldt, is er van de lading der WILLEM III veel meer gespaard gebleven, dan men heeft durven hopen. Meer dan 1.000 ton steenkolen zijn uit het wrak gehaald, en zullen te Portsmouth verkocht worden. Doch wat meer zegt, ongeveer 1.000 kisten - passagiersgoed of lading, wordt niet opgegeven - zijn geborgen geworden en naar Londen opgezonden. Over ’t geheel moet ’t grootste gedeelte van de goederen, die in het ruim beneden de waterlijn gestuwd waren, er vrij onbeschadigd afgekomen zijn.

Afbeelding
Datum 22 juli 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Berichten uit het buitenland incl havens

Portsmouth, 20 juli. Drie verkopingen van geborgen goederen uit het stoomschip WILLEM III hebben te samen GBP 5.000 opgebracht.

Afbeelding
Datum 23 juli 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

De Staats-Courant deelt het volgende verslag mede der verantwoording van Z.M. consul te Portsmouth, wegens zijn handelwijze bij de scheepsramp van de WILLEM III.
Op zaterdag 20 mei, ongeveer ten 10 ure a.m., ontving het Nederlands consulaat te Portsmouth bericht dat de Engelse stoomboot SCORPIO te Spithead was aangekomen met een aantal passagiers van een Nederlandse stoomboot, welke in het Kanaal verbrand was, en dat de kapitein van de SCORPIO, vergezeld van enige officieren van het verongelukte schip, dat later de WILLEM III bleek te zijn, juist aan wal gekomen en naar de woning van de
Nederlandse vice-consul, een zoon van de consul, gegaan was. Zonder verwijl begaf de vice-consul zich tot hen, en, na de Stoomvaart Maatschappij Nederland per telegraaf van het ongeval verwittigd te hebben, huurde hij terstond een sleepboot om de talrijke
schipbreukelingen van het schip af te halen, en ging zelf daarmede naar Spithead. De consul zelf wendde zich, intussen, tot het bureau van lord Templetown, de luit. gouverneur, om voor het detachement Nederlandse troepen huisvesting te verzoeken in de kazernen, opdat het,
terstond na hunne landing, daarheen zoude kunnen marcheren. Op die zaterdag werd echter de verjaardag gevierd van hare majesteit de koningin Victoria. De banken en de publieke instellingen waren, als op een feestdag, vroeg gesloten, en Lord Templetown was bezig met de parade van het garnizoen buiten de stad. De consul moest dus zijn terugkomst afwachten. De passagiers en troepen, die op de SCORPIO plaats genomen hadden, werden inmiddels allen behouden aan land gezet, en de eersten voorlopig in het bureau van het consulaat onder gebracht.
Zodra generaal Templetown van de parade teruggekomen was, begaf zich de consul met de kapitein Van Heiningen tot hem en erlangde terstond de nodige huisvesting en verpleging voor de Nederlandse troepen, welke daarop afmarcheerden. De scheepsbemanning werd naar het Royal Sailors Home gebracht.
De passagiers waren natuurlijk allen begerig om aan hunne vrienden in Nederland te telegraferen. Dit werd voor hen gedaan, en daarna werden zij door de vice-consul en de klerken van het consulaat naar verschillende hotels en herbergen gebracht en behoorlijk gehuisvest. Voor de voldoening der kosten stelde zich het consulaat bij de herbergiers borg.
Ondertussen kwam de loodskotter aan wal met nog weder ruim een honderdtal personen, voor wie op dezelfde wijze gezorgd werd. De schipbreukelingen, die het verlangden, werden ook door de vrouw van de vice- consul rondgeleid in verschillende winkels, waarvan de opening verkregen werd, niettegenstaande het zondag was, en waar zij zich tegen matige prijzen het benodigde verschaften. Het verzenden der telegrammen naar Nederland, het bezorgen der antwoorden en de beantwoording van menig telegram uit Nederland ten behoeve van zovelen, hield twee mensen druk bezig. Des zondags werd, door toedoen van de consul, het telegraaf bureau uitsluitend voor zijn gebruik open gehouden, en ook op die dag was de vice- consul tot twaalf ure des nachts bezig met het beantwoorden van telegrammen. Een groot gedeelte der kosten van dat telegraferen werd door de consul gedragen, en niet door de passagiers terug gegeven. Hij ontkent, overigens, ten stelligste dat hij van een hunner een horloge tot pand verlangd zou hebben, voor het verzenden van een telegram. Bij de grote uitgaven, die door hem voor het telegraferen gedaan moesten worden, kwam het er op de kosten van een telegram meer (4 sh. 3 d.) niet aan.
In de veronderstelling dat de Stoomvaart Maatschappij Nederland zich het lot der passagiers zou aantrekken, werd aan haar getelegrafeerd, doch het antwoord luidde, dat het de zaak was der assuradeurs, welke hunne Londense agent, de heer Wendt, naar Portsmouth zouden zenden. De heer Wendt bleef evenwel weg.
Ten aanzien der gouvernements-passagiers telegrafeerde de consul op zaterdag om instructies aan de minister van koloniën. Hij ontving zijner excellenties antwoord op zondag, en betaalde dan ook op maandag het aan die passagiers toekomende uit, en zo verder, tot op hunne terugreis naar Nederland, waarvoor hij hun ook de nodige gelden verstrekte.
Ten aanzien der zeeofficieren telegrafeerde de consul om instructies aan de minister van marine, en ontving van zijne excellentie tot antwoord dat hun het volstrekt nodige mocht verstrekt worden. Bij onderzoek bleek het echter, dat die officieren allen zelf de nodige geldmiddelen gevonden hadden en reeds vertrokken waren, zodat de consul dat voorschrift niet uit kon voeren. De consul vernam dat zij bijna allen enig geld gered hadden, sommigen meer, sommigen minder, en vooronderstelt dat zij elkander geholpen hebben.
Hetzelfde schijnt, volgens de verklaring van de consul, ook het geval geweest te zijn met vele passagiers, wie de middelen niet ontbroken hebben om aankopen te doen en hunne hotelrekeningen te betalen. Velen hunner verlangden echter vrij aanzienlijke geldelijke voorschotten van de consul, zelfs van GBP 50 tot GBP 100. De consul heeft zich daartoe bereid verklaard tegen de volgende dag (omdat zondags alle kassen gesloten zijn) mits hem enige zekerheid gegeven werd, en sloeg die aanvragers daarom voor, dat zij aan hunne vrienden of bankiers in Nederland zouden telegraferen om hun, bij het consulaat of elders, een krediet te openen, hetgeen binnen weinige uren had kunnen geschieden. Zij schijnen zich hierdoor min of meer beledigd te hebben gevonden en weigerden hierin te treden, met uitzondering van een hunner, die op zondagmorgen een telegram van dien aard ontving,
waarop de consul hem terstond het geld bezorgde dat hij verlangde, zodat hij ten 2 ure p.m. van Portsmouth vertrekken kon.
Wat betreft het inwisselen van Nederlands tegen Engels geld, zo verklaart de consul dat er geen geregelde koers tussen Nederland en Portsmouth bestaat, dat de gulden er niet meer dan 4 sh. 6 d. waard is en dat hij diegenen, welke bij hem hebben ingewisseld, het volle
bedrag heeft gegeven, dat hij zelf later van de wisselkantoren heeft terug ontvangen, zodat hij generlei voordeel van die transacties genoten heeft, hetgeen hij bereid is, des gevorderd, met bewijzen te staven. Hij hield overigens degenen die wisselen wilden, zoveel mogelijk
daarvan terug, en maakte hen opmerkzaam, dat zij beter deden zo mogelijk te wachten totdat zij te Londen zouden zijn, waar de koers veel minder nadelig was.
Hierbij verdient wel in overweging te worden genomen, dat het in Engeland geen gebruik is om geld, boven een zeer geringe som, in huis te hebben, maar dat men het in de banken deponeert; dat echter de banken des zondags gesloten zijn en op zaterdag 20 mei reeds ten 1 ure gesloten waren, zodat het de consul te Portsmouth, al had hij overigens geen bezwaar ondervonden, onmogelijk zou geweest zijn om gedurende die beide dagen geld in ruime mate voor te schieten.
Daar de consul ook te zorgen had voor de lading en de romp van de WILLEM III en voor de belangen der Maatschappij, zal het geen verwondering baren, dat hij niet persoonlijk iedere passagier kon te woord staan op het ogenblik dat deze dit verlangde. Zulks schijnt door de schipbreukelingen, die allen te gelijk geholpen wilden worden, niet genoegzaam in het oog gehouden te zijn; zoveel mogelijk is echter in ieders behoeften voorzien, en is alleen tegen het ad libitum voorschieten van geld door het consulaat bezwaar gemaakt, een bezwaar dat gemakkelijk uit de weg te ruimen geweest ware, indien slechts de geldvragers door hunne vrienden in Nederland, per telegraaf, een soort van borg hadden willen stellen.
Op dit verslag volgt in de Staatscourant nog het onderstaande :
Bij de toezending van bovenstaand verslag geeft Zr.Ms. gezant te Londen, die de vice- consul Van den Bergh ook mondeling over de zaak heeft gehoord, te kennen dat naar zijn mening zowel de Nederlandse consul te Portsmouth als de gezagvoerder van de WILLEM III niet alleen hun plicht gedaan hebben, maar zelfs lof voor hun gedrag verdienen.

Afbeelding