Boston Evening, 1 juli 1858. A fine new clipper ship of 1000 tons, named OROZIMBO, was launched yesterday morning from the yard of Marcy & Pettigrew at Portsmouth, N.H. She is owned by Dr. P. Marcy, S.C. Thwing and captain J.J. Nickerton, who will command her.
JC 201074
Anjer, 17 oktober. Heden is alhier aangebracht per Engels schip DEWA GONGADHUR, kapt. J.B. Furner, de kapitein en equipage van het Nederlandse schip SUSANNA JOHANNA, dat op 38ºZB en 02ºWL verbrand is. Kapt. Hulshoff en zijn equipage betuigen hierbij openlijk hun beste dank aan kapt. Furner,die hen zo juist bijtijds van een wisse dood gered heeft door hen aan boord van zijn schip op te nemen en hen daarenboven gedurende de reis op de royaalste en meest beleefde wijze heeft behandeld en kost en logies heeft verstrekt. Zij zijn aan boord gekomen zonder enige bruikbare provisie en met slechts twee halve leggers drinkwater, zodat kapt. Furner genoodzaakt was op de reis water te distelleren. Gedurende de 35 dagen, die de kapitein en equipage op de DEWA GONGADHUR hebben doorgebracht, mochten zij de beste behandeling van kapt. Furner en zijn officieren ondervinden, en is in al hun behoeften ruimschoots voorzien.
BH 231074
Aangaande het ongeluk, het Nederlandse schip SUSANNA JOHANNA overkomen, zijn wij in staat gesteld het navolgende mede te delen.
Bedoeld vaartuig, gevoerd door kapt. L. Hulshoff, was van Newcastle uitgelopen met een volle lading steenkolen en bestemd naar Atchin (opm: Atjeh). Op de 9e september was het in goede staat zeilende in de Atlantische Oceaan op ongeveer 38ºZB en 02ºWL, toen de gezagvoerder, in de morgen van de 10e daaraanvolgende op dek komende, zijn stuurlieden mededeelde, dat het hem voorkwam, te oordelen naar een eigenaardige gaslucht in zijn kajuit, als zou de lading aan het broeien zijn.
Het luik achter de grote mast werd onmiddellijk opengemaakt, de zich tussendeks bevindende steenkolen werden onderzocht, maar men vond geen zweem van broeiing hoegenaamd. Men ging evenwel verder en daalde naar het ruim af en daar kregen de manschappen bijna onmiddellijk een overzicht van het gevaar dat hen dreigde. Het was onmiskenbaar uit de sterke gasdampen, die uit het geopende achterluik opstegen, dat de kolen door broeiing waren aangetast, en daarop riep de gezagvoerder dadelijk zijn volk bijeen in scheepsraad om te handelen gelijk besloten zou worden. Het plan van de gezagvoerder om onmiddellijk in de wind op te lopen, zogenaamd bijdraaien, werd ´t best geacht, waardoor de gehele bemanning natuurlijk beschikbaar kwam om in de lading te onderzoeken, hoever de smeuling zich uitstrekte. Men begon te graven, zo diep en zo uitgebreid mogelijk, zette de uitgegraven kolen over boord en begon de steeds warmer worden lading met water te begieten. Dat gebeurde in de loop van de voormiddag van de 10e september.
Ongeveer te 12 uur kwam het scheepsvolk boven, verklarende, dat zij het niet langer beneden konden uithouden, daar de damp hen dreigde te verstikken. Dat was waarheid, want de kapitein en stuurlieden, die mede in het ruim waren gegaan, moesten zich naar het dek haasten om een onvermijdelijke dood te ontvluchten. Geen half uur daarna sloegen de vlammen uit het achterluik en moest men ernstig op lijfsbehoud bedacht zijn. Gelukkig ontdekte men in dat hachelijke ogenblik op enige afstand een schip, dat, gebruik makende van de flinke bries, die er woei, met volle zeilen op het brandende vaartuig aanhield. Kapt. Hulshoff liet ondertussen met de meeste bedaardheid de giek klaar maken, pakte zijn scheepspapieren, een paar kijkers en verdere instrumenten, benevens enige medicijnen bijeen en gaf last het vreemde schip te praaien. Dat vaartuig, hetwelk weldra bleek het Engelse schip DEWA GONGADHUR te zijn, was inmiddels zo dicht genaderd, als de kapitein bij een holle zee en met het oog op het gevaar voor zijn eigen bodem kon overeen brengen. Toen begon de ontscheping, die tot des avonds 6 uur aanhield, daar de bemanning slechts bij weinigen tegelijk het brandend vaartuig met de kleine boot kon verlaten, en men eindelijk met ontzaglijke moeite, omgeven door vlammen en rook, ook nog de grote boot over boord moest zetten om niet door het vuur om te komen.
Het Engelse vaartuig, aan boord waarvan zich de geredden bevonden, ging in de avond van dezelfde dag nog onder zeil om zijn reis te vervolgen, terwijl men daar aan boord tot laat in de nacht het vuur van het brandende schip nog aan de horizon zag lichten. Kapt. Hulshoff en zijn equipage hebben weinig of niets gered, terwijl de ramp voor eerstgenoemde nog dubbel betreurenswaardig is, daar de reis met het verongelukte schip zijn eerste reis als kapitein was.
BH 231074
De gisteren per CORES DE VRIES alhier aangebrachte 17 schipbreukelingen, afkomstig van het verbrande schip SUSANNA JOHANNA, hebben voorzeker niet te roemen over de spoed en de menslievendheid, waarmede de autoriteiten te Batavia zich het lot van dergelijke ongelukkigen aantrekken. Aan de Kleine Boom ontscheept met hun geringe bagage, hebben die mannen daarvan gisteren morgen tot laat in de avond moeten wachten, omdat er niemand kwam opdagen om hun huisvesting te geven. Wel werd door de agenten van het verongelukte vaartuig bij de politie aangifte gedaan van hun aankomst, maar de assistent-resident was niet ten kantore. De eerste kommies op het politiebureau zou evenwel iemand zenden om hen af te halen en naar de schout te brengen, maar vergat zeker onder de beslommeringen van zijn ambt deze nietige aangelegenheid. Eindelijk toen het donker was geworden, begaven de matrozen zich maar zonder geleide op weg om de schout te vinden, doch ook dat was te vergeefs; de schout was uit.
Daarop gingen zij de gezagvoerder opzoeken en deden een beroep op zijn menslievendheid, waarop deze hen voor zijn rekening naar een logement verwees.
JB 241074
Volgens bericht van de resident van Bantam zijn in de avond van de 16e dezer te Anjer aangekomen 20 Europese schipbreukelingen, afkomstig van het Nederlandse schip SUSANNA JOHANNA, kapt. Hulshoff.