| 1876-04-09: |
Final Fate: NRC 110476
Maassluis, 10 april. Gisteren morgen om 4 uur geraakte het te Rotterdam te huis behorende barkschip LODEWIJK, gezagvoerder Dupui, op het West op strand. Van hier vertrokken de sleepboten ZIERIKZEE met de ijssloep van B. Weltevreede en BROUWERSHAVEN met een goed bemande lichter. Door het stormachtige weder was het niet mogelijk met de lichter langs zijde van de LODEWIJK te komen; met de ijssloep werden al spoedig 3 passagiers en 2 zieke matrozen aan de Hoek van Holland aan wal gebracht. Door de sleepboot ZIERIKZEE werden tevergeefs pogingen in het werk gesteld om het schip af te brengen. Door de steeds toenemende wind en zee begon het schip zwaar te werken, eindelijk werd het lek en schoof nog 1½ scheepslengte vooruit. Het werd nu meer dan tijd dat de opvarenden, die zich steeds in het want bevonden, het wrak verlieten. De reddingsboot van ’t Loodswezen aan den Hoek van Holland, de redding willende beproeven, werd zodanig tegen het wrak geslingerd, dat zij onbruikbaar werd; vier van de vijf redders sprongen op het wrak; de reddingsboot, waarmede de scheepsjongen zich nog wilde redden, doch die daarbij verdronk, dreef met een man benoorden de hoofden, doch werd gelukkig door de sleepboot BROUWERSHAVEN opgenomen en in het Kanaal gesleept. Nu trachtte zowel de ZIERIKZEE als de ijssloep het wrak te naderen; maar de pogingen van beide vaartuigen werden telkens verijdeld. De toestand der schipbreukelingen werd hoe langer hoe hachelijker; 11 man bevonden zich op een kleine ruimte op het voorschip; telkens sloeg de zee over hen heen, en twee man geraakten zelfs te water, doch werden door hun lotgenoten gered. Inmiddels had men van den Hoek van Holland naar hier geseind om de bij ons gestationeerde reddingsboot van de Zuidhollandsche Maatschappij, schipper P. van Noord. Met alle mogelijke spoed vertrok deze per sleepboot BATO naar de plaats des onheils en kwam gelukkig nog bij tijds om de schipbreukelingen die zich op het wrak bevonden van een anders gewisse dood te redden. Twee matrozen, die uitgeput van vermoeienis en ziek waren, werden door de BATO overgenomen. Toen de schipbreukelingen alhier kwamen, werden zij in het logement Bellevue gebracht, waar zij verzorgd en van nieuwe kledingstukken voorzien zijn; één hunner, wiers levensgeesten uitgeput schenen te zijn, vereiste bijzondere zorg. Door krachtige inspanning van de chirurgijn Versteeg mocht het gelukken hem weder enigszins tot bewustzijn te brengen, maar de lijder is zo zwak, dat hij nog niet kon worden vervoerd en men voor zijn leven vreest. De overige manschappen zijn nog gisterenavond, deels per sleepboot BATO, deels per as, naar Rotterdam overgebracht.
NRC 110476
Rotterdam, 10 april. Ingezonden brieven. Mijnheer de redacteur!
Onder de rubriek zeetijdingen in uw courant van heden komt onder meer het volgende voor:
"Maassluis, 3 april. Het schip LODEWIJK, kapt. Dupuy, van de westkust van Afrika naar Rotterdam, is hedennacht op de West gestrand; sleepboten van hier zijn derwaarts tot assistentie; nadere bijzonderheden ontbreken.
De LODEWIJK zal weg zijn; door de ijssloep zijn hedenmorgen 3 passagiers en 2 zieke matrozen aan wal gebracht. Heden is de reddingboot langs de zijde van het schip en neemt de overige mensen over. Uitgezonderd de jongen is de equipage van de LODEWIJK door de reddingboot van hier gered. De LODEWIJK is wrak en in het vaarwater gezonken".
Dewijl velen van uw lezers onbekend zullen zijn met de uitdrukking "op de West gestrand" en misschien in de waan verkeren, dat het schip in het vaarwater aan de grond is geraakt, zo neem ik de vrijheid, om alle verkeerde gevolgtrekkingen voor te komen, u mede te delen dat de LODEWIJK, zoals ik gisteren aan de Hoek van Holland heb vernomen, geheel buiten het vaarwater aan de grond is geraakt (zijnde de West een bank, die zich langs en voor het Zuider Hoofd van de Waterweg uitstrekt), dat men daarop heeft getracht met behulp van de zeilen en een stoomboot, zolang deze bij het schip kon blijven, de LODEWIJK over de bank heen in het vaarwater te brengen, doch dat het schip bij die pogingen zoveel heeft geleden dat het, niettegenstaande aanhoudend pompen, vol water is gelopen en, zodra het in dieper water is gekomen, even beoosten de tweede witte ton, is omgeslagen en gezonken.
Wat de oorzaak is dat het schip, van een kanaalloods voorzien, zover buiten het vaarwater aan de grond is gekomen, is mij niet bekend.
Met de plaatsing van deze regels zult u verplichten Uw. Dv. Dienaar, D.C. Rietbergen.
Documentatie beschikbaar gesteld door de Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarders uit hun collectie dat tot stand kwam door het samenvoegen van de collecties van drie grote verzamelaars, kenners en liefhebbers van de Nederlandse grote zeilvaart: de heren M. Hoedemaker, L. Smit en K. Suyk Jr. |