zie ook bij J.C.Meyer
Familiegegevens en opleiding
Joseph Coening Meyer werd geboren te Batavia op 28 april 1824 als zoon van Annet Coening (verdere bijzonderheden onbekend) en vermoedelijk notaris Joseph Meyer te Batavia. Hij werd al op jeugdige leeftijd voor zijn opvoeding naar Den Haag gestuurd.
Hij trouwde op 31 januari 1855 te Dordrecht met Antoinetta Josephine Hordijk, geboren in 1822 te Dordrecht als dochter van Jacob Hordijk en Agatha van Meeteren, overleden op 30 september 1859 te Dordrecht. Er is in de bijlagen een notariële akte waarin de aantekening over de naam Joseph Coening, bijgenaamd Meyer, 30 jaar, geboren te Batavia, zoon van Annet Coening, verblijfplaats of datum van overlijden onbekend, geen geboorteakte, zeer jong overgebracht naar Nederland te Den Haag onder de naam Joseph Coening Meyer.
Hij woonde in 1858 in de Wijnstraat nr. 86 te Dordrecht met zijn vrouw en zoontje Joseph Anthonie, geboren in 1856 te Dordrecht.
Hij trouwde voor de 2e maal op 21 augustus 1861 te Dordrecht met Pieternella Johanna Catharina Kley, 15 jaar, (met dispensatie van de Koning), dochter van kapitein Pieter Kley en Johanna Catharina Schotman.
Hij overleed op 25 (of 24?) mei 1870 te Rotterdam.
Hij werd op 20 juli 1851 met nr. 330 ingewijde als leerling-vrijmetselaar van de Dordtse vrijmetselaarsloge “`La Flamboyante” en kreeg in 1854 zijn meesterstitel in de loge “Frederik Karel” te Den Helder.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.Coeningh Meijer was met vlagnummer R443 in de periode 1856 t/m 1862 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Jan Coening Meyer wonend te Dordrecht was in de periode 18 februari 1853 tot aan zijn overlijden in 1870 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” met vlagnummer D7.111-
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1862 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat “het Bestuur zich verpligt heeft gezien, artikel 37 van het Reglement toe te passen … “ op J.Coening Meijer. (Dit artikel voorziet in royement bij het niet voldoen aan de financiële verplichtingen)058.
In het kasboek van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” staat op 26 maart 1853 de storting door kapitein Coening Meijer van f 15,- als entreegeld voor lidmaatschap van het college.064b
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen 1858 en 1859 vande Maatschappij tot Nut der Zeevaart staat kapitein J.Coening Meijer met vlagnummer R443 in de ledenlijsten als gezagvoerder van de bark “Jan Schouten”, 361 last, varend voor Gerard Mauritz te Dordrecht058.
J.Coening Meyer was van 1853-1861 gezagvoerder van de bark “Jan Schouten”. Gebouwd in 1853 te Dordrecht, 721 ton o.m., varend voor G.Mauritz te Dordrecht025.
Bouma025 vermeldt J.C.F.Meyer als gezagvoerder gedurende:
* 1853 op de sch.kof “Groningen”, gebouwd in 1845 te Pekela, 183 ton o.m., varend voor Kranenburg & Zn te Amsterdam. Het Handelsblad dd 25 oktober 1852 maakt melding van een brief van stuurman J.C.Meyer dat kapitein Stoelman op 14 oktober 1852 in het Engels Kanaal door het overslaan van de brikszeilboom overboord werd geslagen en verdronk. Kennelijk heeft stuurman Meyer hem opgevolgd als kapitein. Kapitein Meyer werd op 04 april 1853 bij St. Owen aangezeild en gezonken. De kapitein benevens 6 man van de equipage kwamen om, de stuurman werd gered alsmede een deel van de inventaris en de ladingzie ook 013. (zie ook Tijdschrift Zeewezen 1854, pp.108 en het Handelsblad van 11 april 1853)
1853 t/m 1862 van de bark “Jan Schouten”, gebouwd in 1853 op de werf van Jan Schouten te Dordrecht, 721 ton o.m., varend voor G.Mauritz te Dordrecht. Het schip is in 1862 verkocht naar J.R.Veder & Zn te Rotterdam en herdoopt in “Zeemanshoop”.
* 1870 t/m 1873 van de tjalk “Margaretha”, gebouwd in 1861 te Sappemeer, 61 ton o.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Groningen. Het schip is in 1873 verongelukt.
Overige bijzonderheden
Dordrecht heeft een rederij gehad die naar het schijnt uniek in ons land is geweest. Het was een rederij, waarvan aandeelhouders en bestuurders vrijmetselaars evenals de bouwer van de schepen en de kapiteins (markering door S.P. Om deze reden opgenomen in deze Lexicon). Het eerste schip van deze rederij was de Broedertrouw, een fregat van 810 ton dat gebouwd werd door Jan Schouten en in 1836 te water werd gelaten, tot het in 1857 werd verkocht. Na de Broedertrouw volgden de Delta en de Osiris, waarin uitsluitend leden van de Dordtse loge La Flamboyante participeerden. Het vierde schip van de maçonnieke rederij liep in 1853 van stapel en werd genoemd naar de in 1852 overleden scheepsbouwmeester Jan Schouten. Dan volgt als nummer vijf een schip dat voor rekening kwam van de gehele Nederlandse vrijmetselarij Ter ere van een maçonniek jubileum en ter gelegenheid van het feit dat prins Frederik, een zoon van Koning Willem I, zijn veertigjarig jubileum als grootmeester van de Nederlandse vrijmetselarij vierde, werd dit barkschip van 775 ton Grootmeester Nationaal genoemd049
In monsterrol nr. 944 in het Gemeentearchief van Dordrecht dd 12 september 1839 staat hij vermeld als leerling-stuurman met de naam Joseph de Meyer, 15 jaar, geboren te Batavia en varend op het fregat “Ida Willemina”, onder kapitein Pieter Romijn voor een reis met 37 man naar Batavia.
In een monsterrol nr 1211 dd 26 juni 1844 monsterde hij aan als 3e stuurman (vermeld als Joseph Coening Meyer), wonende te Den Haag, gage f 26,- per maand, op het fregat “Ida Willemina” onder kapitein G.G.Geerling voor een reis met 33 man naar Batavia. 064
In de monsterrol nr. 1599 dd. 27 oktober 1853 in het Gemeentearchief van Dordrecht staat J.Coening Meijer, wonend te Dordrecht, oud 29 jaar, geboekt als gezagvoerder op de bark “Jan Schouten”, varend voor G.Schouten te Dordrecht en vertrekkend met 25 man naar Batavia.
J.Coening Meyer verzorgde per 03 juni 1856 vanuit Brouwershaven met de “Jan Schouten” een troepentransport van 4 officieren en 120 manschappen naar Nederlands Oost Indië. Hij arriveerde te Batavia op 17 september 1856 na 106 dagen065.
De Harlinger Courant van begin april 1853 (preciese datum niet vermeld op de fotokopie) vermeldt het volgende bericht onder de rubriek SCHEEPS-BERIGTEN 096:
“JERSEY, 5 April. Het schip Groningen, kapt. Meijer v. Nickerie n. Amst. is gisteren na in de baai van St.Ouen aangezeild te zijn, alhier in de nabijheid totaal verongelukt; de kapitein en 6 man zijn daarbij verdronken, doch de stuurman gered en een gedeelte der lading en inventaris geborgen.”
Familiegegevens en opleiding
Gerrit Nicolaas Reuwert Phaff werd geboren te Zierikzee op 17 december 1830 als zoon van Annanias Phaff en Johanna Anthonia Akkerdaas.
Hij trouwde op 11 april 1857 te Zierikzee als stuurman ter koopvaardij met Maria Johanna Ochtman, geboren te Zierikzee op 23 maart 1833 als dochter van Jacob Ochtman, splitter der staatsloterij, en Jannetje Jacobs. Zij overleed te Zierikzee op 06 januari 1929, 95 jaar.
Gerrit N.R.overleed op 05 april 1864 te Zierikzee, 33 jaar, koopvaardijkapitein.zeeuwengezocht
Zierikzeesche Courant06 april 1864
Advertentie. Heden overleed na een smartelijk lijden in de ouderdom van 33 en na een gelukkige echtvereniging van bijna 7 jaren, mijn geliefde echtgenoot de heer G.N.R. Phaff, in leven gezagvoerder op het barkschip ZEEMANSHOOP.
M.J. Ochtman, weduwe van G.N.R. Phaff. Zierikzee, 5 april 1864.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
G.N.R.Phaff was met vlagnummer R20 in de periode 1861 t/m 1864 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1864 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) wordt vermeld dat hij in 1864 is overleden058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart staat kapitein G.N.R. Phaff met vlagnummer R20 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1862, 1864 van de bark “Zeemanshoop” 361 last varend voor J.R.Veder & Zonen te Rotterdam.
Bouma025 vermeldt G.N.R.Phaff als gezagvoerder gedurendee:
* 1862 t/m 1864 van de bark “Zeemanshoop” ex Jan Schouten, gebouwd in 1853 te Dordrecht, 721 ton o.m., varend voor J.R.Veder & Zn te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Zierikzeesche Courant 01 april 1864
Te Zierikzee gearrriveerd op 01 april 1864 de “Zeemanshoop”, kapt. G.Phaff, komend van Java op weg naar Rotterdam
Familiegegevens en opleiding
Johannes Reiniersen werd geboren op 03 januari 1838 te Amsterdam. Hij behaalde op 28 juli 1860 het diploma 1e stuurman voor de grote vaart005.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.Reiniersen was met vlagnummer R20 in de periode 1864 t/m 1877 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der zeevaart058.
J.Reiniersen was in 1871 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein J.Reiniersen met vlagnummer R20 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1864 t/m 1866 van de bark “Zeemanshoop” 361 last varend voor J.R.Veder & Zonen te Rotterdam
* 1867 van de bark “Cheribon” 398 last varend voor P.van Rossem & Zoon te Rotterdam
* 1874 geen vermelding van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt J.Reiniersen als gezagvoerder gedurende:
* 1865 t/m 1867 van de bark “Zeemanshoop” ex Jan Schouten, gebouwd in 1853 te Dordrecht, 721 ton o.m., varend voor J.R.Veder & Zn te Rotterdam;
* 1871 van het fregat “Europa”, gebouwd in 1863 te Krimpen aan de Lek, 1275 ton o.m., varend voor J.R.Veder & Zn te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Jan Daniël van Monnom werd geboren op 28 november 1819 te Amsterdam als zoon van de Nederlands Hervormde Daniël Cornelis van Monnom en Suzanna Margaretha van Diessen. Hij vestigde zich op 05 april 1859 te Rotterdam en woonde o.a. aan de Groote Draaisteeg Wijk 1 nr. 84. Hij behaalde op 31 maart 1860 het diploma 1e stuurman voor de grote vaart.
Hij trouwde op 07 juli 1858 te Rotterdam met Cornelia Clasina Zandbergen, geboren op 18 januari 1829 te Den Haag als dochter van de Remonstrantse Nicolaas Zandbergen en Catharina de Ruiter. Cornelia was de weduwe van Cornelis Frederik Fahnholltz.
Jan Daniël overleed op 25 februari 1870 te Rotterdam aan de Boomgaardslaan nr. 69005.
NRC 27 februari 1870
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
Hij was met vlagnummer R363 in de periode 1859 t/m 1870 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058
J.D.van Monnom was in 1868 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein J.D. de Monnom met vlagnummer R363 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1859 van de bark “Constantia” 375 last varend voor J.R.Veder & Zoon te Rotterdam
* 1862 t/m 1866 van de bark “Maria Anna” 293 last varend voor J.R.Veder & Zonen te Rotterdam
* 1867 van de bark “Zeemanshoop” 376 last varend voor J.R.Veder & Zonen te Rotterdam
Bouma025 vermeldt J.D. van Monnom als gezagvoerder gedurende:
* 1861 t/m 1867 op de bark “Maria Anna”, in 1851 gebouwd te Krimpen aan de IJssel, 553 ton o.m., varend voor J.R.Veder te Rotterdam. Het schip werd in 1867 verkocht en gesloopt;
* 1868 t/m 1869 van de bark “Zeemanshoop” ex Jan Schouten, gebouwd in 1853 te Dordrecht, 721 ton o.m., varend voor J.R.Veder & Zn te Rotterdam. Het schip voer in 1870 voor van Overzee & Co te Rotterdam en was herdoopt in “Ada”;
* 1870 van de bark “Constantia”, gebouwd in 1850 te Krimpen aan de IJssel, 741 ton o.m., varend voor J.R.Veder te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
“In verband met het aan de grond lopen in de Roompot van het te Rotterdam thuis behorende schip Maria Anna werd volgens W.C. de Crane (een reeder uit Zierikzee) “een intrique” op touw gezet “die niets meer of minder bedoelde, dan het zeegat De Roompot, waarvan mijne woonplaatst Zierikzee de klaringspost is, feitelijk zoo goed als af te sluiten voor de groote zeevaart”. Een en ander is opgeschreven in W.C. de Crane Wederlegging eener onjuiste beoordeeling van het zeegat DE ROOMPOT, Zierikzee. !867067.
Na raadpleging van Bouma025 concludeer ik dat het hier gaat om de stranding in de Roompot van de bovenvermelde bark “Anna Maria” onder commando van kapitein van Monnom.
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.G.Wiebenga was met vlagnummer R51 in de periode 1869 t/m 1903 lid voor de vlag van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. Dit betekende dat hij wèl de Maatschappijvlag mocht voeren, maar geen recht had op financiële tegemoetkomingen058
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” dd 07 januari 1897 staat de uitslag van een wedstrijd voor de best bijgehouden kompasjournalen in 1894/1895 waarbij is toegekend de gouden medaille aan kapitein F.H.Bonjer, de zilveren medaille aan kapitein G.Stenger en bronzen medailles aan S.Turfboer en J.G.Wiebenga.042.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein J.G.Wiebenga met vlagnummer R51 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1874 bark “Ada” 376 last varend voor van Overzee & Co te Rotterdam
* 1877, 1878 bark “Emma” 747 ton n.m. varend voor van Overzee & Co te Rotterdam
* 1880, 1881 bark “Soerabaja” 747 ton n.m. varend voor J.Koning te Rotterdam
* 1882 bark “Lotos” c. 900 ton varend voor J.Koning & van Delden te Rotterdam
* 1883, 1885, 1886 bark “Lotos” 958 ton varend voor J.Koning & van Delden te Rotterdam
* 1887, 1888 geen vermelding van schip en boekhouder
* 1890 bark “Evertsen” c.2100 ton varend voor de Ned.Scheepv.Mij te Rotterdam
* 1891 t/m 1896 bark “Evertsen” 1418 ton varend voor de Ned.Scheepv.Mij. te Rotterdam
* 1897 t/m 1900 geen vermelding van schip en boekhouder
J.G.Wiebenga was van 1883-1888 kapitein van het ijzeren fregat “Lotos”, gebouwd in 1883 door Bothof & Gravenstein te Slikkerveer, varend voor reder J.Koning & van Delden te Rotterdam052
J.G.Wiebinga was van 1891-1896 kapitein van de stalen bark “Evertsen”, gebouwd in 1891 bij Rijkee & Co te Katendrecht, 1418 ton, varend voor de Reederij Nederlandsche Scheepvaart Maatschappij, Zurmühlen & van Vessem, te Amsterdam. Het schip werd in 1897 verkocht naar Duitsland en herdoopt tot “Tellus”025 en 052.
Kapitein J.G.Wiebenga was de eerste gezagvoerder van de ijzeren bark "Lotos" (958 ton), in 1883 gebouwd op de werf van Jan Smit Fopz te Slikkerveer door de hoofdbaas Bothof en zijn collega Gravestijn voor rederij J.Koning & Van Delden te Rotterdam026(39/314).
Bouma025 vermeldt J.G.Wiebenga als gezagvoerder gedurende:
* 1869 van de bark “Brouwershaven”, gebouwd in 1841 te Brouwershaven, 599 ton o.m., varend voor van Overzee & Co te Rotterdam;
* 1870 t/m 1876 van de bark “Ada”, ex Zeemanshoop, ex Jan Schouten, gebouwd in 1853 te Dordrecht, 721 ton o.m., varend voor van Overzee & Co te Rotterdam;
* 1876 t/m 1880 van de bark “Emma” ex Baron van Heemstra, gebouwd in 1862 te Middelburg, 751 ton o.m., varend voor van Overzee & Co te Rotterdam. Het schip voer in 1881 voor reeder J.Koning te Rotterdam en was herdoopt in “Soerabaya”;
* 1881 t/m 1882 op de bark “Soerabaya” ex Emma, ex Baron van Heemstra, gebouwd in 1862 te Middelburg, 747 ton o.m., varend voor J.Koning & van Delden te Rotterdam;
* 1883 t/m 1887 op de bark “Lotos”, gebouwd in 1882 te Slikkerveer, 900 ton n.m., varend voor J.Koning & van Delden te Rotterdam;
* 1891 t/m 1896 op de stalen bark “Evertsen, gebouwd in 1891 te Rotterdam, 2100 ton n.m., varend voor de Nederlandsche Scheepvaart Maatschappij Zurmühlen & van Vessem te Amsterdam. Het schip werd in 1897 verkocht naar Hamburg en herdoopt in Tellus.
In Bouma worden meer schepen dan de hiervoorgenoemde geregistreerd onder J.G.Wiebenga. In de verslagen van het Rotterdamse zeemanscollege worden echter 2 personen met de initialen J.G. genoemd. Zie ook onder Joh.G.Wiebenga hierna. Nader genealogisch onderzoek omtrent de verwantschap is noodzakelijk
Overige bijzonderheden
“Brouwershaven
De kiel van deze bark werd op 25 juni 1840 gelegd door scheepsbouwmeester C.Mak Czn op de Commerciewerf. Op 2 september 1841, om twee uur ’s middags, werd de Brouwershaven te water gelaten met het beste gevolg. Het schip werd vervolgens door een stoomboot naar Alblasserdam gesleept om te worden opgetuigd.
De Brouwershaven was 599 ton groot. Haar lengte bedroeg 125 voet, haar breedte 32 voet en haar diepte was 19 voet. De Nederlandse Handelsmaatschappij bevrachtte het schip voor Oost-Indië. …
Op 13 augustus 1861 werd het schip in Rotterdam geveild en voor 19.400 gulden verkocht aan de Fa.Van Overzee en Comp. te Rotterdam. … “. De volgende kapiteins waren A.Huizer, J.G.Wiebenga en P.J.L.Feensma (moet zijn Teensma). 074.
“Abraham de Vos … tekent … aan: Gedurende 46 jaar heeft deze bark gevaren, wat wel een bewijs is geweest van de solide bouw. Voor zover hem bekend was dit het langst varende schip geweest, dat in Zierikzee werd gebouwd”074.
In “Reizen rond Kaap Hoorn onder Nederlandse vlag. Overzicht vanaf de ontdekking in 1616 tot het einde van de Nederlandse grote zeilvaart in 1911”. door H.Hazelhoff Roelfzema. Uitgave Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarder, 2010, 88 pp plus Bijlage met een Chronologisch Register van Reizen van 1616 tot 1911.121
p.82-83 Kaap Hoorn of Kaap de Goede Hoop 1902 en 1905 Nicolaas Witsen
In de publicatie van de Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarders uit 2000 Verhalen van voor de mast staan de herinneringen van H.C.Willemse “Mijn reis als scheepstimmerman met het fregat Nicolaas Witsen”. Hazelhoff Roelfsema citeert daaruit betreffende een reis in 1902 die rond Kaap de Goede Hoop ging en niet via Kaap Hoorn..
Daarna volgen citaten uit dezelfde publicatie van J.C.Joekes en J.Kuijpers “Herinneringen aan de laatste reis van het fregat Nicolaas Witsen: uit 1905 die wel een Kaap Hoornronding betreft
Het fregat “Nicolaas Witsen” onder kapitein J.G.Wiebenga was te Melbourne op 18 december 1904, werd gesignaleerd op 25 december 1904 ten Z. van Nieuw Zeeland en op 01 januari 1905 ter hoogte van Kaap Hoorn. Het schip ariveerde op 15 april 1905 te Falmouth en werd verkocht.121
In: “Een leven op zee” Brochure geschreven door P.J.Teensma Jr, Zomer 2013, 84 pp.
In deze brochure staat de mededeling dat Pieter Jeppe Teensma als stuurman voer op de bark “Soerabaia”. Hij reisde op 06 september 1882 vanuit Maassluis naar Indië en door naar Australïe. Op de terugreis zou, 2 dagen voor de aankomst in St. Helena, de kapitein, i.c. J.G.Wiebenga, zijn overleden, waarna Pieter Jeppe Teensma het commando overnam (zie ook bij Pieter Jeppe Teensma)
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt F.J.Cherpion als gezagvoerder gedurende:
* 1866 t/m 1871 van de bark “Julie” gebouwd in 1853 te Alblasserdam, 417 ton o.m., varend voor van Overzee & Co te Rotterdam;
* 1873 t/m 1875 van de bark “Julie” gebouwd in 1853 te Alblasserdam, 417 ton o.m., varend voor van Overzee & Co te Rotterdam. Het schip werd in 1875 verkocht naar het buitenland;
* 1876 t/m 1877 van de bark “Ada”, ex Zeemanshoop, ex Jan Schouten, gebouwd in 1853 te Dordrecht, 721 ton o.m., varend voor van Overzee & Co te Rotterdam. Het schip werd in 1877 verkocht naar Duitsland;
* 1877/1878 ook als gezagvoerder op de bark “Maarten van Rossem”, gebouwd in 1855 te Alblasserdam, 723 ton o.m., varend voor van Overzee & Co te Rotterdam (zie hierna bij de Scheepvaartberichten);
* 1879 t/m 1883 van het 3/mschip “Jan van Haaften”, gebouwd in 1875 te Alblasserdam, 1521 ton n.m., varend voor F.H. von Lindern te Alblasserdam;
* 1884 t/m 1885 van het 3/mschip “Prins Hendrik” ex ’s Gravenhage, gebouwd in 1866 te Bolnes, 1998 ton o.m., varend voor Voorhoeve & Jelier te Rotterdam.
Harlinger Courant dd 07 maart 1878, Scheepvaartberichten096
Ingekomen:
“Bij Dungeness 2 Maart. Maarten v. Rossem F.J.Cherpion. Batavia n.Rotterdam.”
Overige bijzonderheden
Rotterdam, 19 juli 1864
Kapitein F.J. Cherpion van het barkschip Joan, van hier naar Padang te Bahia aangekomen, deelt het volgende mede: In den morgen van 15 juni waren wij in goede staat zeilende op 2º30' W.L. toen wij een in brand staand schip in het oog kregen. Wij brasten onmiddellijk tegen om het schip af te wachten en om de nodige assistentie te kunnen verlenen. Het schip genaderd zijnde, bleek het de Nieuw Holland te zijn, kapitein B. Witting, van Amsterdam naar Batavia bestemd, bemand met 24 koppen, 2 passagiers en een Javaanse vrouw. Wij streken onmiddellijk de boot om de passagiers en een gedeelte van de equipage af te halen, terwijl de kapitein en het overige gedeelte pogingen aanwenden om een en ander te redden. Te 2 u. verlieten de achtergeblevenen het schip en nauwelijks was de boot afgestoken of de grote mast viel overboord en de vlammen verbreidden zich over het gehele schip, hetwelk spoedig geheel wrak was. Uit hoofden van het grote aantal manschappen die wij aan boord hadden, waren wij verplicht naar Bahia koers te zetten en kwamen op 25 juni gelukkig aldaar aan. Door de consul is alles geassisteerd, hebben wij de equipage hier achtergelaten, terwijl de passagiers en Javaanse vrouw bij ons aan boord zijn gebleven om de reis naar Padang mede te maken, die wij eerst op de 28ste kunnen vervolgen
|