1809
KC 200509
Uitgezeild.
Texel, 18 mei. De HOOP, kapt. J. Simons, naar Bergen.
KC 130909
Texel, 11 september. Binnengekomen De HOOP, kapt. J. Simons, van Teneriffe.
KC 201109
Uitgezeild. Texel, den 18de. De HOOP, kapt. J. Simons, naar Bergsund.
1810
KC 070310
Zeetijding.
Den 5de in Texel binnengekomen: HERMINA BOUMAN, kapt. M. Mulder, van Noorwegen, de HOOP, kapt. J. Simons, VROUWENGUNST, kapt. K. Eijsjes, NOOIT GEDAGT, kapt. H.J. Zevende (opm: vermoedelijk Zeven), alle van Fahrsund; de drie laatstgemelde zijn genomen door de Franse kapers l’AIMABLE MAGDALENE, kapt. Sterk, en LE DUNKERQUOIS, kapt. Dergardin.
CvA 031110
Advertentie. Ten overstaan van den Keizerlijken commissaris-generaal voor de middelen te water, in het departement Amsterdam, zal de vendumeester in hetzelve departement, op woensdag den 7de van de slachtmaand 1810, des middags ten een uur, aan het bureau van het commissariaat, op het Singel, bij het klooster, te Amsterdam, publiek, voetstoots, verkopen: drie á drie en een half honderd zwaar hout, gelost uit het Prijsschip VROUWENGUNST, genomen door de Franse kapers l’AIMABLE MADALAINE en LA DUNKERQUOIS;Voorts, ad opus habentium, vier á vier en een halve honderd zwaar hout, gelost uit het Prijsschip de HOOP, eveneens genomen door de Franse kapers l’AIMABLE MADALAINE en LA DUNKERQUOIS;
De veilcondities zullen, op het secretarij der middelen te water van het departement Amsterdam, door een iegelijk kunnen gelezen worden; iemand nadere onderrichting verlangende, adressere zich ten kantore van den vendumeester voornoemd.
CvA 101210
Advertentie. Ten overstaan van den Keizerlijken commissaris-generaal voor de middelen te water, in het departement Amsterdam, zal de vendumeester in hetzelve departement, op woensdag den 19de van de wintermaand, voormiddags ten 10 uren, in den Brakkegrond, in de Nes, te Amsterdam, publiek, voetstoots, verkopen:
Een extra welbezeild smakschip, genaamd VROUWENGUNST.
Een extra welbezeild smakschip, genaamd de HOOP, beide genomen door de Franse kapers l’AIMABLE MADALAINE en LA DUNKERQUOIS.
Met derzelver staand en lopend want, ankers, zeilen, touwen en verdere scheepsgereedschappen, breder bij gedrukte inventarissen omschreven, welke bijtijds zullen worden uitgegeven bij den boekverkoper de weduwe J.W. Smit, op den Fluwelen-Burgwal, bij de Halsteeg; kunnende de veilcondities op het secretarij der middelen te water, voor het departement Amsterdam, door een ieder gelezen worden.
1813
Op 18 december 1813 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de OTTO, aangevraagd door Lodewijk Klahn (cargadoor), Amsterdam, voor Ede Jeppes Carst als kapitein.
1814
LCO 290814
Texel. Den 24 met een Z. oosten wind is uitgezeild het schip (opm: smak) OTTO, kapitein E.J. Carst, naar Hull.
1815
LCO 110815
Texel. Uitgezeild; OTTO, kapitein E.J. Karst, naar Hull.
LCO 011015
Texel binnen gekomen OTTO, kapt. E.J. Carst, van Londen.
1816
Op 29 maart 1816 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de OTTO, aangevraagd door Ede Jeppes Carst, Amsterdam, voor zichzelf als kapitein.
RC 270416
Advertentie. J.H. de Witt en J.E. Lublink, makelaars, zullen op maandag den 29 april 1816, des avonds ten 6 uren, te Amsterdam, in het Nieuwezijds-Heeren-Logement, op de Haarlemmerdijk, verkopen:
1. het extraordinair welbezeild Brikschip CHARLOTTA MARIA, kapt. Jacobus Nadort, lang over steven 73 voet, wijd, binnen zijn huid, 21 en 3 vierde voet, hol, in het ruim, 9 en 1 half voet, het dek, hoog aan boord, 5 en 1 half voet, alles Amsterdamse maat;
2. het extraordinair welbezeild Smakschip de JONGE BEURSMAN, laatst gevoerd door kapt. Jan Teunis Klein, lang over steven 74 voet, wijd, binnen zijn huid, 15 en 1 half voet, hol, in het ruim, 7 voet 6 duim, alles Amsterdamse maat. Nadere onderrigting bij voornoemde makelaars.
(opm: beide schepen – evenals aandelen van de eveneens geveilde smak OTTO – waren afkomstig uit de boedel van de op 12 oktober 1815 failliet verklaarde Jan Keer, Amsterdam, die werden verkocht in opdracht van de curatoren Dirk Nieuwenhuysen, Everhardus Brink en Hermanus Lem; koper van de JONGE BEURSMAN werd voor NLG 1.125 Douwe Hitman, schipper te Schiermonnikoog; nieuwe naam JONGE MEINSINA; wie de koper van de brik is geworden is niet bekend)
1817
RC 201217
Amsterdam, 18 december. Volgens brief van Calais, van den 10 december, was die nacht, een mijl ten Oosten dier haven, gestrand het schip (opm: smak) OTTO, kapt. E.J. Karst (opm: ook Carst), van Amsterdam naar Havre en Rouaan; een gedeelte der lading was gelost, teneinde het schip aftebrengen (opm: zie RC 251217).
RC 251217
Amsterdam, 23 december. Aangaande het bij Calais gestrande schip OTTO, kapt. E.J. Karst, van Amsterdam naar Havre en Rouaan gedestineerd (opm: zie RC 201217) , wordt in een brief van de kaptein, van den 12 december, gemeld, dat de gaffel gebroken, verscheidene zeilen gescheurd en gesneden zijnde, het vergeefs getracht had het van de wal te houden, en na het kappen van ankers en touwwerk op strand geraakt was; door zwaar stoten was het schip lek geworden, doch hoopte hij hetzelve bij volle maan (opm: met springtij) weder af en te Calais binnen te brengen.
1818
Op 6 maart 1818 werd een Turkse Pas verstrekt voor de OTTO, met bestemming Bordeaux, aangevraagd door Ede Jeppes Carst, Amsterdam, voor zichzelf als kapitein. Het schip was binnenslands gebouwd en lag te Calais. Deze Pas werd op 6 oktober geroyeerd.
Op 16 oktober 1818 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de OTTO, aangevraagd door Jan Corver & Comp, Amsterdam, voor Ede Jeppes Carst als kapitein.
1819
LCO 010319
Amsterdam. Kapt. E.J. Carst, voerende het schip (opm: smak) OTTO, van hier naar Londen gedestineerd, meldt van Medemblik van den 23 dezer, dat hij den vorige avond aldaar met gebroken zwaard was binnengelopen, doch dacht wijl zijn schip voor het overige in goede staat was, binnen een paar dagen gereed te zullen zijn om de reis te vervolgen.
1821
RC 110121
Het schip (opm: smak) OTTO, kapitein E.J. Carst, van St. Malo naar Rotterdam, is, na reeds tot op de hoogte van Oostende te zijn geweest, den 25 december, wegens harde oostenwind en vorst, doch in goede staat, te Boulogne binnengelopen.
Op 31 maart 1821 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de OTTO, aangevraagd door G. Willems, Amsterdam, voor Ede Jeppes Carst als kapitein.
RC 260421
Te Rotterdam in lading ligt naar:
Stettin (opm: Szczecin): het schip (opm: smak) OTTO, kapt. Ede Jeppes Carst.
RC 220521
Rotterdam, 21 mei. Den 19 dezer zeilden uit de Maas de schepen de KOOPHANDEL, B.G. Harkema, naar Riga; de CLARA MARGARETHA, P.D. Dik, naar Bristol; ZELDENRUST, P. Gorter, naar Bergen; de DIANA, F. Popken, en INDUSTRIE, L. Spaanderman, naar Petersburg; de LOUISA, D. Guijt, naar Jerseij; de VROUW GEZINA, H.J. Kruiter, naar Oleron; de MARIA DOROTHEA, J.F. Schults, de NEPTHUNUS, J. Peters, en de ZEEBLOEM, J.P. Beekman,naar de Oostzee; de OTTO, E.J. Carst, naar Stettin (opm: Szczecin);
1822
RC 020722
Rotterdam, 1 juli. Van Vlissingen meldt men den 26: Voor Antwerpen bestemd aldaar ter rede gekomen de LIEFDE, M.W. Bakker, van Marennes; AURORA (opm: kof), S.J. Brouwer, van Liverpool; de VRIENDSCHAP, B.P. de Vries, van Marennes; de VREDE, J.J. Greeven, van Londen; de VROUW GEZINA, D.J. Greeven, van Liverpool; de VROUW LUMMEGINA, J.B. Goossen (opm: J.B. Goosens), van Noirmontier; JOHAN GEORGE, W.D. Kleininga, van Liverpool; het VERTROUWEN, J. Jans, van Liverpool; OTTO, E.J. Carst, van Croisic; de WILLEM, H.W. Kiers, van Lissabon, HENDRIKA, H.J. Schuring, en de TWEE GEBROEDERS, E.R. Borchers, beide van Liverpool.
RC 260922
Rotterdam, 25 september. Men meldt van Vlissingen den 23 dezer, dat den 21 aldaar ter rede gekomen de OOSTERSTAR, J. Moller, van Bergen, en NEPTUNES, G.G. Smit, van Christiaansand, beiden naar Brussel gedestineerd; voor Antwerpen bestemd: NEPTUNES, A.G. Iken, van Jade; de TWEE AFWEZENDE ZUSTERS, J.T. de Boer (opm: tjalk TWEE AFWEZIGE ZUSTERS, kapt. Jan Freerks de Boer) van Kleinziel; de GOEDE HOOP, D.D. Flik, van Petersburg; OTTO, E.J. Carst, van Bergen; de JONGE REINA (opm: smak), H.J. Puister, van Tonningen (opm: Tönning).
RC 211222
Rotterdam, 20 december. Van Vlissingen wordt den 17 gemeld: Sedert onze vorige zijn van deze rede naar zee gezeild de schepen JULIA, Z.H. Schut, naar Nantes; OTTO, J.E. Carst, naar Londen; la DAME EUGÉNIE (opm: kof), L. Cornelis, naar Liverpool; de OOSTERSTAR, J. Moller, naar Londen;
1823
Op 27 februari 1823 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de OTTO, aangevraagd door G. Willems, Amsterdam, voor Ede Jeppes Carst als kapitein. Het schip lag te Antwerpen.
DC 180323
Vlissingen, 25 februari. Den 19 dezer zijn, voor Antwerpen bestemd, op onze rede aangekomen de VROUW REINA (opm: kof), kapt. H. Koops, met klipzout, en INDUSTRY, kapt. P. de Haas, met klipzout en huiden, beide van Liverpool; de KOOPHANDEL, kapt. B. Harkema, van Marseille, met tabak en suiker; de GOEDE WELVAART, kapt. J.J. Vos (opm: kof, kapt. Israel Jans Vos), van Hull, met stukgoederen; OTHO (opm: smak OTTO), kapt. E.J. Carst, DE AREND, kapt. R.O. Keevyt (opm: kapt. Kievijt), en de VRIENDSCHAP, kapt. N. Heeres, alle drie van Londen, met stukgoederen; LOUISE, kapt. P.J. Collas, van New York, met koffie en katoen.
DC 100423
Vlissingen, 1 april. Sedert den 30 maart, zijn van Antwerpen de Schelde afgekomen en naar zee gezeild OTTO (opm: smak), kapt. E.J. Carst, naar Londen, met boomschors; de HOOP, kapt. H.W. de Groot, naar Liverpool, met ballast; de VROUW HARMANA, kapt. H. Strooijer, naar Hamburg, met stukgoederen; SOPHIA, kapt. J.C. Gillentien, en NEPTHUNUS, kapt. J.J. Pertiet, beide naar de Oostzee, met ballast; JACOBA, kapt. A.K. de Groot, naar Dantzig (opm: Gdansk), met dakpannen; de EENDRAGT (opm: kof), kapt. J.H. Deddes, en ALIDA (opm: kof VROUW ALIDA), kapt. T.E. Bart, beide op avontuur, met ballast.
1824
RC 200124
Te Tonningen (opm: Tönning) lagen den 9 januari onder anderen de volgende schepen, als: OTTO, kapt. E.J. Carst, van Stettin (opm: Szczecin) naar Rotterdam; ALBERDINA, kapt. D.A. Wilkens, van Stettin naar Amsterdam; JONGE TIJS RITSMA, kapt. T.D. Ritsma, van Stettin naar Amsterdam; VROUW ENGEL, kapt. H.L. Meijer, van Rostock naar Amsterdam; VRIENDSCHAP, kapt. J.H. Schipper, van Memel (opm: Klaipeda) naar Amsterdam; VOGELTJE, kapt. D. Lucas, van Neustad naar Amsterdam; VROUW ANNA, kapt. A.R. Spelde, van Eckernförde naar Amsterdam; JONGE SOFIA, kapt. J.W. Moesker, van Tonningen naar Amsterdam; HENDRIKA, kapt. O.G. Sap, van Tonningen naar Amsterdam; VROUW WIETSKE, kapt. J.J. Kiers, van Tonningen naar Zaandam; en ARIUS, kapt. R.C. Hazewinkel, van Kiel naar Hull. Het schip HENRIETTE, kapt. H.A.C. Rosenberg, van Dantzig (opm: Gdansk) naar Amsterdam, lag den 9 januari nog te Rendsburg in goede staat.
RC 240224
Rotterdam, 23 februari. Den 21 arriveerde te Hellevoetsluis het schip OTTO, kapt. J.E. Carst, van Stettin.
RC 250324
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading naar:
Elseneur en Stettin: het Nederlands schip (opm: smak) OTTO, kapt. Ede Jeppes Carst, om voor den 1 april te vertrekken.
Adres ten kantore van Kuyper Van Dam & Smeer
RC 200424
Den 18 april des namiddags zeilden uit de Maas de schepen VROUW HENDRINA, kapt. K. van den Oever, naar Londen; MINERVA, kapt. C.C. Bos, naar Bordeaux; den 19 des morgens de BASTIAAN, kapt. J. van Belen, en BEATRIX ELIZABETH, kapt. L. van der Wiel, beide naar Lynn (opm: King’s Lynn), en OTTO, kapt. E.J. Carst, naar Elseneur (opm: Helsingör).
RC 190624
Rotterdam, 18 juni. Den 16 arriveerden in de Maas de schepen OTTO, kapt. E.J. Carst, van Stettin, en DOLPHIJN, kapt. W. Schep, van Villanova, en arriveerde VROUW JANTINA, kapt. E.O. de Vrede, van Dantzig.
DC 071024
Vlissingen, 2 oktober. Van den 29 september tot heden, zijn van Antwerpen de Schelde afgekomen en naar zee gezeild le VOLTIGEUR, kapt. W. de Ruijter, naar Londen, met wijn en talk; de VIER GEZUSTERS, kapt. A.G. Oostra, naar Petersburg, met stukgoederen; JOHANNA MARIA, kapt. T.L. Fuhr, naar Flensburg, met ballast; ANTWERPEN, kapt. H.C. Schut, naar Leith, met boomschors; KLAZINA MARGARETHA, kapt. J.R. Schippers, en OTTO, kapt. E.J. Carst, beide naar Sandwich, met boomschors; le CHARLES, kapt. J.P. Bekman, naar Londen, met boomschors; NEPTUNES, kapt. E.J. Dik, naar Lissabon, met tarwe; de JONGE MATHILDA, kapt. C. de Vos, naar Lissabon, met tarwe; de COURIER, kapt. C. Cleijmans, naar Buenos Aires, met steenkolen; de JONGE JACOBUS, kapt. T.C. de Boer, naar Arbroath, met vlas.
1825
RC 200125
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading naar:
Stettin het Nederlandse schip (opm: smak) OTTO, kapt. Carst.
Adres bij Kuyper, Van Dam & Smeer
Op 28 februari 1825 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de OTTO, aangevraagd door S.C. Oudshoorn, Amsterdam, voor Ede Jeppes Carst als kapitein.
RC 030325
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading naar:
Stettin, het Nederlands schip OTTO, kapt. Ede Jeppe Carst.
Adres bij Kuijper, Van Dam en Smeer
DC 290325
Heden zeilde in zee OTTO, kapt. E.J. Carst naar Stettin. De wind W.
1826
DC 140326
Brielle, 10 maart. Gisteren avond en heden zeilden in zee: JANUS, kapt. J.R. Holmes naar Boston; VIER GEBROEDERS, kapt. H.A. Douwes, en GOEDE HOOP, kapt. E.J. Dik, beide naar Oléron; OTTO, kapt. E.J. Carst naar Lynn; LOUISE MARIE, kapt. P. Aillet naar St. Malo; JUPITER, kapt. C.A. Jongebloed naar Gothenburg; GOEDE HOOP, kapt. J.W. Welkens naar Bergen; HET HOF, kapt. H.H. Koop naar Bordeaux; URANIA, kapt. A. le Cocq naar Guernsey; VROUW GEERTRUIDA, kapt. A.J. Hansen, op avontuur. De wind ZO.
1827
Op 29 maart 1827 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de OTTO, aangevraagd door S.C. Oudshoorn, Amsterdam, voor Ede Jeppes Carst als kapitein.
1828
AH 121128
Carga-lijsten. Amsterdam, 11 november. OTTO, kapt. E.J. Karst, van Petersburg; VROUW ELIZABETH, kapt. C.H. van Gelderen, van Malaga; ARIUS, kapt. R.C. Hazewinkel, van Koningsbergen.
1829
Op 25 maart 1829 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de OTTO, aangevraagd door S.C. Oudshoorn, Amsterdam, voor Ede Jeppes Carst als kapitein.
1831
Op 16 maart 1831 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de OTTO, aangevraagd door S.C. Oudshoorn, Amsterdam, voor Ede Jeppes Carst als kapitein.
1832
AH 040432
Maassluis, 2 april. Uitgezeild OTTO, kapt. E.J. Carst, op avontuur. (opm: smak, bouwjaar mogelijk 1809, kapt. Ede Jeppes Carst; in een bijlage van de trouwakte van dochter Reintje Edes Carst van 31 januari 1833 staat dat haar vader in mei 1832 op reis naar Noorwegen is verongelukt, zonder den juisten dag te durven bepalen; een bron uit Aarhus meldde dat van 7 tot 9 mei een volslagen orkaan had gewoed waardoor o.a. een menigte schepen op de noord- en westkust van Jutland was gestrand en vergaan)