1814
Het eerste signaal dat door de ADÉLAÏDE werd afgegeven was een Belgische zeebrief, zie bronnen. Op 10 september 1814 werd voor de ADELAIDE een zeebrief verstrekt, welke was aangevraagd door Bertram-de Rijm te Oostende voor kapt. Charles Kempis. De brik voerde de Belgische vlag, had 8 opvarenden en was geladen met binnenlandse goederen met als wijd uiteenlopend opgegeven bestemmingen Frankrijk, Engeland en Denemarken. Vermoedelijk was het schip bestemd ‘op avontuur’ met de nog te verkopen lading.
Waar de ADELAIDE werd gebouwd of welke het bouwjaar was is in de diverse akten niet terug te vinden. Lloyd’s Register dateert het schip in 1823 als 16 jaar oud, dus gebouwd rond 1807, en gebouwd in Holland. Dat laatste is strijdig met de correspondentie welke werd gevoerd, zie 1821. In L.R. 1833 komt men niet verder dan ‘old’. Het in 1828 opgerichte Classificatiebureau Bureau Veritas geeft de brik in haar eerst uitgegeven register van 1829 het jaartal 1804 met vraagteken. B.V. 1834 en latere registers laten het vraagteken weg, dus 1804. Een sterk(er) bewijs ontbreekt.
Zelfs kan de brik deel hebben uitgemaakt van de verdeling der Franse schepen, die in 1814 door bemiddeling van de bondgenoten aan Nederland werden toegewezen, zie de diverse berichten in Maritieme Kroniek 1814.
Internationale vroegere zeetijdingen laten meer schepen met de naam ADELAIDE zien, waaronder zelfs een Franse kaper, maar verbinding kon niet worden aangetoond.
Uit de aangekondigde veiling van 12 december 1814 valt op te maken dat de brik ‘uit de vaart’ zou worden verkocht, en daarmee reeds een aantal jaren oud was. Een verkoop heeft waarschijnlijk niet plaatsgehad, want tot februari 1817 werd met dezelfde zeebrief gevaren. Bertram-de Rijm uit Oostende was in 1814 boekhouder; in 1817 was dat Bertram Boudeloot uit Brugge.
GVB 021214
Advertentie. Bericht van publieke en vrijwillige verkopingen tot Oostende van het brikschip L’ADÉLAÏDE, van 145 vat, opgetuigd en gereed om in zee te gaan.
(opm: of het schip werd verkocht is niet bekend; kapitein Charles Kempis bleef na uitgifte zeebrief 10.9.1814 aanboord)
En van het smakschip VROUW ELISABETH, van 85 vat, ook opgetuigd en gereed om in zee te gaan; dit smakschip is gelijkelijk dienstig om in de binnen wateren te varen, maar zes voet diep gaande in doode tijde. (opm: de VROUW ELISABETH werd waarschijnlijk gekocht door Charlemagne Kempis, Mechelen en ging onder kapt. François van de Steene weer naar zee)
De te koop stellinge van deze schepen zal plaats hebben aan de meestbiedende, door tussenkomst van B (?) Gaussen, makelaar van commercie en voor rekening zijner principalen tot Oostende, maandag den 12 december 1814, ten 11 uren voormiddag, op den tweede bassin voor het Hof van Commercie, alwaar deze schepen zijn liggende, welke inventarissen zich compleet ter inspectie bevinden bij den gemelden makelaar.
1817
Op 8 februari 1817 vroeg Bertram Boudeloot, Brugge, voor de ADÉLAÏDE een nieuwe zeebrief en Turkse Pas aan. Kapt. Charles Kempis werd vervangen door kapt. L.J. Besseling.
NGVB 040317
Haven van Oostende den 2 maart. Uitgevaren de Belgische brik L’ADÉLAÏDE, kapitein L.J. Besseling, in ballast; aan Bertram-Boudeloot. – 145 vat.
Bertram-Boudeloot, Brugge, vroeg op 9 december 1817 een nieuwe zeebrief en Turkse Pas aan voor de ADÉLAÏDE, liggende te Oostende, kapt. Luiken Jans Besseling, met bestemming Sète; deze pas werd eerst op 30.12.1817 verleend.
Kapt. Besseling had niet aan de voorwaarde voldaan de vorige Turkse pas binnen vier weken na aankomst in het Koninkrijk te retourneren, zodat hem een boete van 1.000 gulden in het vooruitzicht werd gesteld. De autoriteiten kregen van de Directeur-Generaal opdracht zo snel mogelijk de juiste datum van terugkeer van het schip in het Koninkrijk te rapporteren, maar inmiddels wel inschikkelijkheid te betrachten. In de brief werd alsnog een Nieuwe Turkse Pas bijgesloten.
1818
Op 1 oktober 1818 werd door F. Bertram Boudeloot een Turkse Pas aangevraagd voor de bestemming Carthagena en Valencia; de ADÉLAÏDE onder kapt. Luiken Jans lag in die dagen in Brugge.
1819
Op 26 april 1819 vroeg Joseph François de Baze, Brugge, een nieuwe zeebrief aan voor de ADÉLAÏDE onder kapt. Luiken Jans Besseling.
1820
De brik lag in Amsterdam, waar kapt. L.J. Besseling op 24 maart 1820 een bemanning van 8 personen monsterde voor de bestemming Liverpool. De boekhouder was toen Den Baren (opm: J.F. de Bare) uit Brugge en de Amsterdamse agent/correspondent was Balwé.
Op 23 november 1820 werd door J. de Knuijt, De Brouwer en J. Valcke de Knuijt een zeebrief verkregen voor een enkele reis naar Marennes met de l’ ADELAIDE met als kapitein Staats Hendrik Deke, ter vervanging van L.J. Besseling. Waarom kapt. Besseling voor slechts deze uitreis werd vervangen is niet duidelijk. Ziekte? Of was het schip toen verkocht aan Valcke de Knuijt c.s. maar waren de papieren nog niet in orde zodat kapt. Besseling ook aan boord was??
1821
Op 25 april 1821 werd de zeebrief voor de DEUX FRÈRES (Jean & Joseph?) verstrekt, welke was aangevraagd door J.S. Valcke de Knuyt c.s., Oostende, voor S.H. Deke als kapitein, op basis Koninklijk Besluit 18.02.1820 nr. 49. Dat Koninklijk Besluit hield waarschijnlijk in dat dispensatie werd verleend op de wet van 14 maart 1819 om onder voorwaarden een in het buitenland gebouwd schip onder Nederlandse vlag te mogen brengen. Daarmee nam de rederij echter geen genoegen. Men wenste een aantekening dat het schip binnenslands was gebouwd, hetgeen mogelijk was wanneer het schip in Nederland ‘voor meer dan 2/3e (gebaseerd op de waarde na reparaties) was vertimmerd’. Kennelijk werd aan het verzoek van de rederij voldaan, want de zeebrief van 24 april werd op 5 mei 1821 vervallen terwijl diezelfde dag voor de DEUX FRÈRES een nieuwe zeebrief werd verstrekt.
NGVB 100721
Kom van Brugge, den 9 juli. Ingekomen de Nederlandse brik l’ADELAÏDE, kapitein S.H. Deke, leegscheeps van Oostende, moet hier schorsen laden, voor Bertram. – 145 vat.
Waarschijnlijk werd de papierwinkel van aan- en verkoop toen geregeld en kreeg het schip de nieuwe naam TWEE GEBROEDERS / DEUX FRÈRES.
GVB 230721
Brugge, 23 juli. Den 21, ‘s namiddags, is uit den kom dezer stad gevaren de Nederlandse brik TWEE GEBROEDERS (opm: ex- ADELAÏDE), kapt. S.H. Deke, naar Liverpool, met schorsen, aan d’heer Bertram, 145 tonnen.
LCO 310821
Amsterdam, 29 augustus. Arrivementen: Te Liverpool J. Rickmers (opm: driemaster ZELIMA, kapt. Jürgen Rickmers), Vink (opm: JUNON, kapt. Dirk Vink) en Deke (opm: brik DEUX FRÈRES, kapt. S.H. Deke), van Oostende.
OHC 270921
Amsterdam, 25 september. Te Oostende is gearriveerd kapt. Deke (opm: brik DEUX FRÈRES, kapt. S.H. Deke) van Liverpool.
1822
Op 31 december 1822 werd een Turkse Pas naar Marseille ontvangen voor de DEUX FRÈRES, aangevraagd door J.S. Valcke de Knuyt c.s., Oostende, voor S.H. Deke als kapitein.
1823
DC 280823
Hellevoetsluis, 25 augustus. Heden zeilden in zee ALEXANDER, kapt. C. Davey, naar Suriname; die PERLE, kapt. W. Koop, ANNA POWLONA (opm: kof ANNA PAULOWNA), kapt. H. Pothoff, MARIA (opm: kof), kapt. J. Sikkes en HARMONIE, kapt. J.J. Kraeft, alle naar Liverpool; les DEUX FRÈRES, kapt. S.H. Deke en AUGUSTA FREDERIKA, kapt. J.C. Zaage, beide naar Belfast; EDINA, kapt. T. Henry, naar Leith; DE VREEDE, kapt. J.J. Greeven en WILLIAM, kapt. L. Hall, beide naar Londen. De wind Z.O.
1824
RC 200124
Vlissingen, 13 januari. Van den 10 tot den 12 zijn naar zee gezeild de schepen VROUW MARCHINA, kapt. J.B. Boer, naar Arbroath met vlas; VIERGE MARIE (opm: brik, Kortrijk), kapt. J. de Meire, naar Messina met ballast; MARIA ANNA (opm: pleit MARIANNE, Brussel), kapt. A. van der Kaa, naar Londen met boomschors; ISABELLE LOUISE (opm: ISABELLE EN LOUISE, sloep), kapt. B. Arfsten, naar Lissabon met stukgoed; JOHANNA MARIA, kapt. L. Simon (opm: dogger, Oostende) naar Messina met ballast; THEODOOR (opm: kof THÉODORE, Gent), kapt. E. den Duyts, naar Liverpool met boomschors; FREDERIK (opm: driemaster FREDERICK, Antwerpen), kapt. J. Brand, naar Rio-Janeiro met stukgoed; de MORGENSTAR (opm: kof), kapt. H.S. Veen en JUFVROUW JAANTJE, kapt. J.D. Ihlder, beide naar Londen met boomschors; de TWEE GEBROEDERS (opm: brik, thuishaven Oostende), kapt. S.H. Deke, naar Liverpool met boekweit; VICTOR (opm: brik, Antwerpen), kapt. A. van Schie, naar Rio-Janeiro met stukgoed; ST. ANTHONIE, kapt. H.H. Lange, naar Londen met boomschors; JULIA (opm: kof, Antwerpen), kapt. Z.K. Schut, naar Pontipool met boomschors; OROMAZA (opm: brik OROMAZE, Oostende), kapt. R. Rolufs, naar Lissabon met ballast; de JUFVROUW TITSIA, kapt. L.J. Besseling, naar Londen met boomschors; MEDUSA (opm: pleit MÉDUSE, Brussel), kapt. J. Lubbing, naar Londen met boomschors; DELPHINE, kapt. J. Boelen (opm: driemaster DELPHINA, Gent, kapt. J. Boelen Jzn), naar Batavia met troepen en stukgoed; MERCURY, kapt. D. Paarel, naar Guernsey met boomschors, en de HOOP, kapt. E.G. Jonker, naar Arbroath met vlas, allen komende van Antwerpen.
RC 130324
Amsterdam, 11 maart. Het schip les DEUX FRÈRES (opm: brik, ook wel TWEE GEBROEDERS, Oostende), kapt. S.H. Deke, van Liverpool naar Ostende, is volgens brief van Ostende van den 7 maart, des avonds van den 3 dito door de toen gewoed hebbende zware orkaan niet ver van Liverpool met de loods aan boord zeer geteisterd en over zijde geslagen, waardoor ook de lading zout overgeraakt is, in welke staat het, met de helft van het dek onder water, vijf uren gelegen heeft. Het want heeft veel geleden. (opm: vergelijk RC 130324, te Vlissingen binnengekomen schepen)
RC 130324
Vlissingen, 6 maart. Gisteren en heden zijn op deze rede aangekomen de schepen ROSALIE (opm: galjoot ROSALIA, Antwerpen), kapt. R. de Haan, van Cette naar Rotterdam met stukgoederen, en de TWEE GEBROEDERS, kapt. S.H. Deke, van Liverpool naar Ostende met klipzout;
1825
MCO 100325
Vlissingen, 9 maart. Den 7 en 8 dezer zijn, voor Antwerpen bestemd, op onze rede aangekomen: De TWEE GEBROEDERS (opm: brik), kapt. S.H. Deke, van New York, met katoen; CONSTANCE (opm: kof), kapt. P. van der Kerckhoven, met klipzout en potas, en de JUFVROUW JOHANNA (opm: kof), kapt. J.J. Tiddens, met klipzout en huiden, beide van Liverpool.
Op 25 juni 1825 werd een nieuwe zeebrief afgegeven voor de DEUX FRÈRES, aangevraagd door J. Valcke de Knuyt, Oostende, voor S.H. Deke als kapitein.
1826
RC 160226
Amsterdam, 14 februari. Scheepvaartberichten:
- Het schip DE TREKVOGEL, kapt. H.T. de Jong, van Liverpool naar Dordrecht, is den 4 dezer wegens tegenwind, doch in goede staat te Holyhead binnengelopen.
- Het schip DE VROUW HENDRIKA, kapt. J.D. Touscher, van Amsterdam naar Kopenhagen, is volgens brief van Kopenhagen van den 4 dezer, te Bergen binnengelopen.
- Het schip (opm : brik) LES DEUX FRÈRES, kapt. S.H. Deke van Antwerpen, is, volgens brief van Mexico van den 9 november, voor de baai van Alvarado aangekomen, doch uit hoofde van noordelijke winden weer op zee gegaan; sedert had men niets van hetzelve vernomen, maar wel de boot op het strand gevonden. (opm: zie ook bericht in de RC 180226)
RC 180226
Amsterdam, 15 februari. Aangaande het schip LES DEUX FRÈRES, kapt. S.H. Deke van Antwerpen naar Alvarado, meldt men van Alvarado van den 21 november, dat hetzelve in een zware storm van deszelfs ankerplaats weggedreven zijnde, naar zee geraakt en niet voor den 6 november teruggekomen was.
GHC 120426
’s Gravenhage, 11 april. Tot Nederlandse consul te Bahia, in Brazilië, is, bij ’s Konings besluit van den 6 dezer, benoemd de heer J. Valcke de Knuyt.
DC 030826
Vlissingen, 23 juli. Van den 19 dezer tot heden zijn, voor Antwerpen bestemd, alhier ter rede gekomen: DE VIER GEZUSTERS, kapt. R.G. Oostra en DE VROUW CATHARINA, kapt. B. Otten, beiden van Petersburg met potasch; THEODORA, kapt. J.T. Wilderman, van Stockholm met teer en pik; DE TWEE GEBROEDERS, kapt. S.H. Deke, van St. Jago (opm: Santiago) op Cuba met suiker; DE HARMONIE, kapt. C.R. Platte, van Cette met wijn en brandewijn;
1827
Op 12 september 1827 werd de zeebrief van 26 juni 1826 door de gouverneur van de provincie Antwerpen naar Den Haag geretourneerd, waarna op 14 september royement volgde. De reden bleek verkoop te zijn voor 3100 gulden aan J.F. Witteveen te Antwerpen.
Op 21 september 1827 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de LIMA PACKET, aangevraagd door J.F. Witteveen, Antwerpen, voor B.G. Harkema als kapitein.
MCO 201127
Vlissingen, 17 november. Van Antwerpen is de Schelde afgekomen en van onze rede naar zee gezeild de LIMA PACKET (opm: brik, ex-DEUX FRÈRES of ook TWEE GEBROEDERS), kapt. B.G. Harkema, naar Lima, met stukgoederen.
1828
OHC 041128
Amsterdam, 3 november. Te Valparaiso is gearriveerd B.G. Harkema van Antwerpen. H.H.R.
De LIMA PACKET had na het vertrek van Antwerpen Kaap Hoorn westwaards gerond en bereikte Valparaiso op 26 mei. Hierna zeilde de brik naar Callao om op 29 november weer in Valparaiso terug te zijn. Op 5 januari 1829 vertrok het schip naar Rio de Janeiro.
1829
RC 220929
Amsterdam, 20 september. Het schip LIMA PACKET, kapt. B.G. Harkema, van Valparaiso en Rio-Janeiro naar Antwerpen, is de 21e augustus te Gibraltar binnengelopen.
MCO 271029
Vlissingen, 24 oktober. Voor Antwerpen bestemd, is op onze rede gekomen, de LIMA PACKET, kapt. B.G. Harkema, van Cadix, met stukgoederen.
Om binnen een maand in Gibraltar te lossen, naar Cadiz te verzeilen en daar te laden is in die tijd niet haalbaar. De reis Cadiz / Antwerpen zal ongeveer / ruim een maand in beslag genomen hebben. Het valt daarom niet uit te sluiten dat de brik in augustus Gibraltar als noodhaven is aangelopen en na herstel cq provianderen in Cadiz alsnog met zijn Zuid-Amerikaanse lading Antwerpen is binnengelopen.
1830
Op 1 juni 1830 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de WILLEM EN LODEWIJK, aangevraagd door J.F. Witteveen, Antwerpen, voor J.C. Nieschwager als kapitein.
Voor deze combinatie werd op 2 juni ook de Turkse Pas verstrekt.
Wat de reden van deze naamswisseling was is onbekend. Witteveen was boekhouder gebleven en wellicht had hij zijn beide partners C.G. Marsily [1/4e part] en A. André [1/4e part] uitgekocht)
MCO 150630
Vlissingen, 12 juni. Van Antwerpen is de Schelde afgekomen en van onze rede naar zee gezeild de WILLEM EN LODEWIJK (opm: brik, ex-LIMA PACKET), kapt. J.C. Nieschwagen, naar Suriname, met ballast.
België
Nadat eind augustus 1830 in Brussel onlusten waren uitgebroken die de inleiding zouden vormen tot de Afscheiding door België werd op 4 oktober eenzijdig de Belgische onafhankelijkheid afgekondigd. In een reactie hierop werden bij K.B. nr. 78 van 28 oktober 1830 de Nederlandse zeebrieven ingetrokken van alle (196) schepen welke ‘in de Zuidelijke Provinciën van het Rijk te huis behoorden’; dat betrof dus ook de WILLEM EN LODEWIJK die voorlopig van de maatregel geen weet had en hiermee eerst bij terugkeer zou worden geconfronteerd.
SUC 020930
Paramaribo, 29 augustus. Binnengekomen het schip WILLEM EN LODEWIJK, kapt. J.C. Nieschwager, van Antwerpen (opm: via Madeira).
1831
Wanneer de WILLEM EN LODEWIJK uit Suriname weer in Antwerpen terug was is niet bekend.
De brik was door het intrekken van de Nederlandse zeebrief formeel Belg geworden, een situatie die een aantal Zuid-Nederlanders als negatief ervoer, vooral omdat daardoor van de door de Nederlandsche Handel-Maatschappij gesubsidieerd vrachten geen gebruik kon worden gemaakt. J.F. Witteveen, zich voordoend als particulier en plotseling wonend te Lemmer (vanwaar hij inderdaad afkomstig was), ‘verkocht’ het schip voor 3.500 gulden aan de kapitein, inmiddels koopman / kapitein J.C. Nieschwager, woonachtig te Vlissingen, De toevoeging koopman zal kapitein Nieschwager zich hebben aangemeten vanwege zijn eerdere expeditie naar de Westkust van Zuid-Amerika. De koopakte werd op 31 mei 1831 te Vlissingen opgemaakt en op 1 juni aldaar officieel geregistreerd. Daarmee kon een Nederlandse zeebrief worden aangevraagd en de brik onder Nederlandse vlag worden gebracht.
Nu doet zich het vreemde feit voor dat van deze mogelijkheid geen gebruik is gemaakt en het schip toch onder Belgische vlag is gaan varen. Beschouwde Witteveen dit verkoopcontract als een optie om bij eventualiteiten snel te kunnen omvlaggen? Of had Witteveen – terecht – geconcludeerd dat zijn brik door overvloedig aanbod van jonge schepen te oud was om nog door de N.H.M. te worden geaccepteerd?
1832
MCO 060932
Vlissingen, 4 september. Voor Antwerpen bestemd, is op onze rede gekomen, de WILLEM EN LODEWIJK (opm: Belgische brik), kapt. J.C. Nieschwager, van Liverpool, met klipzout.
LvC
Op 5 oktober 1832 werd de brik in Antwerpen te koop aangeboden, maar niet verkocht. Daarop werd het schip van naam veranderd in LODEWIJK, wellicht doordat een of meer partners waren uitgetreden. Witteveen zou tot 1835 de boekhouder blijven. A.E. van Dijck werd de nieuwe kapitein.
1833
LvC
Op 13 mei vertrok de LODEWIJK van Antwerpen naar een onbekende haven, vermoedelijk Portugal, ‘op avontuur’.
Op 4 juli arriveerde de LODEWIJK in Oostende met een lading zout uit Setubal.
PLDA 240933
Vlissingen, 15 september. Aangekomen LODEWIJK (opm: Belgische brik, ex- WILLEM EN LODEWIJK, de lading bestond uit zout en verfhout), kapt. A.E. van Dijck, en JOSEPHINA (opm: Belgische brik), kapt. D.F. Moldenhauer, van Liverpool.
LvC
Na lossing werd de LODEWIJK door experts van de Rechtbank van Koophandel gekeurd en geschikt bevonden ‘om op de kust te vaeren’. Dat weerhield Witteveen er niet van de brik in 1834 en 1835 naar Zuid-Brazilië te sturen. Bij terugkeer in Hamburg in 1835 was het echter ‘einde verhaal’.
MCO 311033
Vlissingen, 29 oktober. Van onze rede is naar zee gezeild, van Antwerpen, de LODEWIJK, kapt. A.E. van Dijck, naar Pennray (opm: Penryn, bij Falmouth), met boomschors.
RCG 021133
Falmouth, 30 oktober. Aangekomen de Belgische brik LODEWIJK, Van Dijck, van Antwerpen. (opm: na aflevering van de boomschors werd koers gezet naar Lissabon)
1834
MCO 090134
Vlissingen, 7 januari. Sedert eergisteren zijn alhier ter rede gekomen: de JONGE WICHER (opm: kof), kapt. H.W. Bontekoe, van Koningsbergen, met hout en stukgoederen, naar Nantes gedestineerd; LODEWIJK (opm: brik), kapt. A.E. van Dijck, van Lissabon, met zout en fruit; LA GIRAFFE (opm: pleit), kapt. A. Denys, laatst van Vere, met stukgoederen; beide naar Antwerpen.
LvC
Op 26 februari 1834 vertrok de LODEWIJK, kapt. Van Dijck, van Antwerpen naar Lissabon.
RC 080434
Uittreksel uit de Lloydslijst van den 4 april.
Te Lissabon is aangekomen Van Dijck (opm: brik LODEWIJK) van Antwerpen en Nissemen van Oostende. Hierna vertrok de LODEWIJK naar Brazilië.
RC 111034
Uittreksel uit de Lloydslijst van den 7 oktober.
Op de rivier (opm: Thames) zijn aangekomen Van Dijk (opm: brik LODEWIJK, kapt. A.E. van Dijck), en Zellien (opm: schoener PERSEVÉRANCE, kapt J.E. Zellien), van Oostende.
1835
LvC
De LODEWIJK laadde in 1835 in Porto Alegre (Zuid-Brazilië) een onbekende lading (opm: vermoedelijk huiden) bestemd voor Hamburg. Aldaar aangekomen werd de brik na lossing gerechtelijk verkocht; de reden hiervan is onbekend.
Het schip was rond de 31 jaren oud, de vrachtenmarkt al jaren slecht, zodat verkoop aan een sloper het meest voor de hand ligt.