Inloggen
Gezagvoerder

Alberts, Markus

Naam: Alberts, Markus
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 1
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
GERRITTINA 1898 Tjalk Sailing Vessel 2463 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Markus Alberts werd geboren te Groningen op 17 oktober 1867 als zoon van de schipper Jan Alberts en Trijntje Puister.

Hij trouwde te Hoogkerk op 30 maart 1893 als schipper met Gerritdina Dijk, geboren te Hoogkerk op 28 juli 1871. als dochter van de ijzersmid Augustinus Dijk en Antje Hundt.

In 1914, wanneer hun dochter Trijntje Alberts trouwt, wordt zijn beroep omschreven als stoombootkapitein.

Gerrittina hertrouwde op 23 februari 1920 met de assistent der posterrijen Willem Spier. Zij overleed op 31 maart 1852 te Groningen, 80 jaar, weduwe.

Geen overlijdensakte van Markus gevonden maar vermeld als overleden in de trouwakte uit 1921 van zijn dochter Antje.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

M.Alberts was effectief lid van het Groninger zeemanscollege “De Groninger Eendracht” met vlagnummer 5 in de periode 1900 t/m 1904 en met vlagnummer 31 in de periode 1909 t/m 1914.

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

Bouma025 vermeldt M.Alberts als gezagvoerder gedurende:

*       1899 van de koftjalk “Gerrittina”, gebouwd in 1897, bouwlocatie niet vermeld, 92 ton n.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Groningen. Het schip was vernoemd naar de vrouw van de kapitein/eigenaar.

 

Volgens de “Staat der Nederlandsche Zeemacht en Koopvaardij” o.a. aflevering 1904/1905 voer kapitein M.Alberts als eigenaar op de stalen 3-mast schoener “Gerrittina”, gebouwd in 1904, tonnage bruto/netto 149/128, met als thuishaven Groningen.

 

Overige bijzonderheden

De navolgende Tuchtuitspraak zal slaan op de “Gerittina” slaan en niet op de bij Bouma genoemde koftjalk.

“Het stalen schoenerschip ‘Gerrittina’ gevoerd door kapitein M.Alberts en bemand met vijf koppen lag de 23ste november 1906 in de Weser nabij Elsfleth voor de kade. Aan boord waren tevens de vrouw van de kapitein en hun twee kinderen. Men lag daar om een lading benzine in te nemen met bestemming Riga. Op die datum was de belading van het schip bijna gereed. De benzine was geladen in zowel ijzeren als houten vaten en overgenomen met behulp van een drijvende stoomkraan, die langszij het schip was afgemeerd. … Tijdens de belading bleek dat een aantal houten vaten lekte. Deze werden niet geweigerd maar aan de wal nog eens nagezien. … Het gebruik van open vuur was aan boord streng verboden. Alleen in de kombuis werd voor het bereiden van de maaltijden op gezette tijden van vuur en licht gebruik gemaakt. …

Uit de scheepsverklaring … bleek … het volgende. In de vroege morgen van 23 november 1906 werd in de kombuis koffie bereid doch daarna werd het vuur en licht behoorlijk gedoofd. Dit was ongeveer één uur voor de hierna te beschrijven ramp. Eveneens stond vast dat tegen half 7 de machinist van de stoomkraan de vuren onder de kraan had aangestoken en tijdens deze werkzaamheden nog gloeiende kolen in de rivier had geworpen. … In de uitspraak staat eveneens vermeld dat de vuurhaard onder de stoomkraan niet zodanig was afgesloten dat vonken eruit konden wegwaaien. … Om 07.15, kort nadat de stuurman H.Salomons order had gegeven om de luiken open te leggen om de belading voort te zetten, ontstond er een grote vlam … “. Er was daarna een ontploffing waarna het schip in lichterlaaie stond. “Tuigage en inventaris werden een prooi van de vlammen, evenals de lading … Het schip zelf ging verloren.”

De Raad van Tucht voor de Koopvaardij deed op 20 maart 1907 uitspraak. “Het verloop van deze ramp heeft de Raad ‘het bewijs opgeleverd en de overtuiging geschonken’ dat gezagvoerder Alberts niet het minste begrip heeft gehad van de grote verantwoordelijkheid die op hem rustte, vanaf het ogenblik dat hij het vervoer van een dergelijke lading benzine aannam en ‘dat hij in de ergste mate nalatig en zorgeloos is geweest’. In plaats van de grootste voorzichtigheid in acht te nemen heeft hij letterlijk alles gedaan en toegelaten dat tot het ontstaan van de brand leidde.”

De Raad heeft het bij deze afkeuring gelaten en zich onthouden van schuldig verklaring en strafoplegging. De Raad sprak Markus Alberts vrij van schuld. 104