1959-03-26: |
Omgeslagen terwijl het voor reparatie bij Scheepswerf 'Harlingen' lag. Hierbij kwam een bemanningslid van de 'Jantje Eppiena' om het leven. Op 1 april rechtop gezet en gerepareerd.
NvhN 27-03-1959: Schip kapseisde in Harlingen. Vloedwater stroomde vannacht de coaster “Bierum” binnen Matroos uit Opende (Gr.) in Zuiderhaven verdronken.
(Van onze correspondent) „Ik hoor water ruisen ! Het schip loopt vol! Springen ...! !" Dat riep gisteravond omstreeks 11.00 uur, de tweede machinist van het 400 ton metende kustvaartuig “Bierum”, dat gemeerd lag in de Zuiderhaven te Harlingen, vlak tegenover het Rooms-Katholiek ziekenhuis. Binnen een minuut na het geschreeuw van de machinist kapseisde de “Bierum”. Vijf van de zes mannen, die zich op het dek bevonden, konden nog net op tijd via een dekschuit, die tussen de “Bierum” en de wal lag, vaste grond onder de voeten krijgen. De zesde, de 25-jarige ongehuwde matroos P. Hansma uit Opende, gemeente Grootegast, kon zich niet meer in veiligheid brengen. Hij is verdronken in de haven. Huidplaten werden vernieuwd. De “Bierum” gebouwd in 1948, eigendom van de rederij Damhof te Delfzijl, was in reparatie bij de scheepswerf Welgelegen. Aan bakboordzijde moesten drie huidplaten, 70 centimeter boven de waterlijn, worden vervangen door nieuwe. De oude huidplaten waren reeds uit de romp gebrand. Tijdens de avonduren kwam de vloed op en vermoedelijk doordat de meertouwen te strak gespannen waren, kreeg het omhoog komende water gelegenheid naar binnen te stromen, waardoor het schip omsloeg. Springen. De kapitein van de “Bierum”, de heer F. Krijgsman uit Epe (G.), was met zijn vrouw en de stuurman van de coaster “Carpe Diem” gisteravond naar de schouwburg te Harlingen gegaan. De machinist en de kok gingen naar café Passage om met opvarenden van andere coasters, die in Harlingen een onderhoudsbeurt ondergaan, een kaartje te leggen. Tegen elf uur gingen de beide mannen van de “Bierum” terug naar hun schip en vier andere zeelieden wandelden nog even mee. Toen zij bij de “Bierum” kwamen zagen zij het schip geheel scheefgetrokken aan de kabels liggen. De mannen sprongen op het dek om de trossen te kappen, maar het schip had toen al zoveel water gemaakt, dat dit niet meer mogelijk bleek, omdat het omsloeg. De mannen waren nog maar net aan wal, toen het schip met een daverende klap omsloeg naar de walzijde. De masten knapten af en kwamen op de wal te liggen. De dekschuit kwam klem te zitten tussen de kade en de “Bierum”. Vermoed wordt, dat de matroos Hansma door een afknappende mast of door gesprongen kabels is getroffen en daardoor het schip niet heeft kunnen verlaten. De kapitein werd onmiddellijk gewaarschuwd in de schouwburg. Toen hij bij zijn schip aankwam lag het aan de trossen op zijn kant. De kapitein liet zich samen met de stuurman van de “Carpe Diem” in de hut zakken. Zij redden de scheepshond, die in de kajuit rondzwom. Tevens slaagde de kapitein erin de scheepspapieren in veiligheid te brengen. De gehele nacht is er gezocht naar de verdronken matroos, die voer op de “Jantje Eppiena” van de reder Pilon uit Delfzijl. Vanmorgen was hij nog niet gevonden. Ook de politie van Harlingen was aan het dreggen.
De Telegraaf 28-03-1959: Matroos hielp schip in nood en verdronk. Van onze correspondent; Harlingen, vrijdag. Een matroos zag gisteravond een schip in nood, hielp, en verongelukte onder het kapseizende schip. Het 400 ton metende kustvaartuig “Bierum" lag aan een werf in de Zuiderhaven van Harlingen en bleek omstreeks 11 uur door de abnormaal hoge waterstand scheefgetrokken aan de strak staande trossen. Voor reparatie waren een paar huidplaten verwijderd, en daar gulpte door de slagzij water naar binnen. Behalve de matrozen van het schip sprong ook de 25-jarige Piet Hansma uit Opende (Gr.), matroos op een andere kustvaarder, op het schip om te trachten dit door het kappen der trossen te redden. Op dat moment kapseisde het schip en sloeg de mast op de wal. Vier van de vijf mannen wisten zich door een snelle sprong het leven te redden, doch Piet raakte beklemd tussen het gangboord en de schuivende luiken van het kapseizende schip en werd onder water gedrukt.
Leeuwarder courant 28-03-1959: „Bierum" nog steeds op zijn kant in de Harlinger haven. De kustvaarder „Bierum", die donderdagavond in de Zuiderhaven te Harlingen kapseisde, ligt nog steeds op zijn zij. Vandaag zal men proberen met de luchttanks, die de Franse treiler „Regina Coeli" van Kootstertille naar Harlingen droegen, de coaster te lichten. Het stoffelijk overschot van de matroos Pieter Hansma, die bij het kapseizen vermoedelijk om het leven kwam, is nog niet gevonden, zodat aangenomen wordt, dat het onder het schip ligt De Harlinger gemeentepolitie stelt naar de schuldvraag een uitgebreid onderzoek in.
NvhN 28-03-1959: De Bierum ligt nog op zijn kant. De Bierum ligt nog op zijn kant. Vrijdag is men bij de scheepswerf Welgelegen te Harlingen onmiddellijk begonnen voorbereidingen te treffen om de gekapseisde kustvaarder Bierum tot de normale stand te doen terugkeren. 's Middags werd met behulp van de drijvende hijsbok Heros (40 ton) de tussen wal en kustvaarder liggende zolderschuit gelicht. Naar verluidt zal men drijvende tanks gevuld met lucht gebruiken om het werk te bespoedigen.
De Telegraaf 31-03-1959: Harlingen, Dinsdag. De 25-jarige matroos Piet Hansma, die vorige week in Harlingen om het leven kwam toen de kustvaarder "Bierum" kapseisde en zonk is niet verdronken maar verpletterd onder het gewicht van een motorwinch. Dit bleek zaterdagmiddag toen het scheepje was rechtgetrokken en men het stoffelijk overschot van de matroos had gevonden. De 350 kg kg wegende winch was kort te voren aan dek geplaatst, maar nog niet vastgezet. Toen de "Bierum" kapseisde stortte het gevaarte in het gangboord en trof daar Hansma, die zich net in veiligheid wilde brengen. Hij moet op slag dood zijn geweest. Naar de schuldvraag van het ongeluk wordt een onderzoek ingesteld.
Friese koerier 31-03-1959: Bierum is zaterdag overeind gezet. Matroos is omgekomen door een ongeluk vóór hij kon overspringen. Harlingen - Vele duizenden, vakantiegangers en inwoners van Harlingen waren er getuige van hoe het personeel van de scheepswerf „Welgelegen" Zaterdagmiddag om half twee de gekapseisde „Bierurn" weer overeind zette en daarbij een bijzonder knap staaltje van vakwerk ten beste gaf. Als een schok ging daarbij door de wachtende schare, dat tegelijk het stoffelijk overschot van de 25- jarige verdwenen matroos Piet Hansma gevonden was. De ongelukkige bleek het slachtoffer te zijn geworden van een ernstig ongeluk en moet al dood zijn geweest, voordat hij met het kantelende schip in het grauwe water verdween. Men had namelijk donderdagmiddag een nieuwe motorwinch op het schip geplaatst, doch deze niet vastgezet. Toen het schip steeds schever kwam te liggen is de winch gaan schuiven en tenslotte in het gangboord gekanteld. Daar trof zij de jonge matroos op het moment, dat hij naar de naast het liggende zolderschuit wilde overspringen. De ongelukkige kwam onder de 350 kg zware motor terecht, waardoor zijn borstkas werd ingedrukt en de schedel werd ingeslagen. Onder een ontroerd stilzwijgen van het publiek werd het slachtoffer door enige politiemannen naar de wal gebracht en vandaar naar het St. Jozefziekenhuis overgebracht. Het lijk werd daar opgebaard.. Hij zal in zijn woonplaats Opende (Gr.) worden begraven. Knap werk. Zoals gezegd verrichtte het personeel van de werf met het rechttrekken van het schip een knap staaltje vakwerk. Het gebeurde met twee zware lieren, die aan de overkant van de 65-meter brede Zuiderhaven werden opgesteld. Tussen schip en wal in nam de bok “Heros” van de werf ligplaats, aan weerszijden geflankeerd door twee zolderschuiten die aan de bok waren gehecht om als drijvers dienst te doen. Met polsdikke kabels werd een verbinding gemaakt tussen de mast van het schip en de beide lieren, waarbij de kabels in de top van de bok over katrols werden geleid. De mast van de „Bierurn" die bij eerdere pogingen tot rechttrekken niet sterk genoeg was gebleken en toen was krom getrokken, terwijl toen de bok zich onder water dreigde te trekken, was vrijdagnacht en zaterdagmorgen geschoord met twee lange stalen poten, zodat verder doorbuigen niet meer mogelijk was. De mannen die bij de lieren op de wal werkten konden het schip daarna met handkracht rechtdraaien. Spannende momenten. Het waren spannende momenten. De politie zorgde voor een strenge afzetting. Een brekende kabel zou onvoorstelbare gevolgen kunnen hebben. Gelukkig liep alles goed af. De „Bierurn" zal nu eerst provisorisch worden gedicht en daarna voor reparatie op de werf worden drooggezet. Zoals we reeds eerder meldden is het schip eigendom van rederij D. Damhof Sr. uit Delfzijl.
NvhN 03-04-1959: Kustvaarder Bierum weer drijvende. Donderdag is men bij de scheepswerf Welgelegen te Harlingen er in geslaagd de kustvaarder Bierum, die vorige week was omgeslagen, weer drijvende te krijgen. In één der ruimen werd een motorpomp van de brandweer geplaatst, met behulp waarvan het schip werd leeggepompt. Wellicht zal de kustvaarder binnenkort op de werf worden drooggezet; eerst dan wordt een duidelijk en volledig overzicht verkregen van de aangerichte schade.
NvhN 01-08-1959: Kustvaarder Bierum hersteld en gemoderniseerd. De kustvaarder Bierum, die met Pasen in de Harlinger haven kantelde, waarbij matroos Hansma het leven verloor, is thans geheel hersteld en gemoderniseerd. Met de reder, de heer Damhof, aan boord, is het schip naar Delfzijl vertrokken.
De Tijd 13-01-1961: Matroos verdronk toen schip kapseisde. Wie is verantwoordelijk bij scheepsreparaties? Amsterdam, 13 Jan. — Reder en directie van werven dienen maatregelen te treffen opdat bij reparaties aan kustvaarders geen gezagsvacuüm ontstaat. Als de bemanning is afgemonsterd. moet er iemand met de zorg voor het schip worden belast. Thans worden teveel onderlinge afspraken gemaakt. Deze waarschuwing sprak de inspecteur voor de scheepvaart de heer J. F. van Doorn uit aan het slot van een zitting van de raad voor de scheepvaart, die het kapseizen van de “Bierum". (399 brt) in de haven van Harlingen op 26 maart 1959 behandelde. Bij dit ongeluk verdronk de matroos P. Hansma, opvarende van een ander schip. Hij probeerde de te strak gespannen trossen van de „Bierum" te kappen doch raakte bij zijn poging om het kapseizende schip te redden bekneld tussen de railling en een losstaande motor. Hoewel de Inspecteur voor de scheepvaart de schuldvraag niet aan de orde stelde, had hij wel de indruk gekregen dat de kapitein van de bemanningsleden voor wachtdienst „Bierum", die evenals enkele andere tijdens de jaarlijkse onderhoudsbeurt van het schip aan boord was gebleven, zich op bijzonder nonchalante wijze van zijn verantwoordelijkheid heeft gekweten. Hoewel hij op het moment van de ramp geen kapitein van het schip was (de bemanning was afgemonsterd) had van hem toch een normale plichtsbetrachting verwacht mogen worden. En daaronder verstond de Inspecteur van de scheepvaart o.m. de zorg voor de trossen, die ondanks de aangekondigde abnormaal hoge waterstand niet gevierd werden. Daardoor is het voor de kade liggende schip tegen een langszij liggende dekschuit getrokken, waarna het spoedig slagzij maakte. Het schip maakte daarop veel water door nagelgaten en een gat in de scheepshuid, omdat ongeveer 83 cm boven de waterlijn een plaat voor reparatie was verwijderd. Uit de verklaringen van de als getuigen opgeroepen reder, de werfdirecteur en de machinist van de „Bierum" bleek dat de kapitein, zijn vrouw, de machinist en een matroos die na afmonstering voor wachtdienst aan boord waren gebleven, op de avond van de ramp waren gaan passagieren. Niet duidelijk werd wie aansprakelijk moet worden gesteld voor het vastleggen van schepen in reparatie: de reder of de werf, „Meestal gaat dat in samenwerking", zei de werfdirecteur, die het vreemd vond dat de bemanningsleden toen zij van boord gingen de zorg voor het schip niet hadden toevertrouwd aan iemand van de werf. Bovendien verklaarde hij dat zich de dag tevoren bijna een dergelijk ongeluk had voorgedaan met de „Bierum". Ook toen waren de trossen niet gevierd, maar de dekschuit sprong toen op het kritieke moment opzij. Dit had een waanchuwing voor de kapitein moeten zijn", zo meende de werfdirecteur. De inspecteur voor de scheepvaart vond het minder eenvoudig vast te stellen wie aansprakelijk moet worden gesteld voor de oorzaak van het ongeluk. De raad voor de scheepvaart zal binnenkort schriftelijk uitspraak doen.
Leeuwarder courant 01-03-1961: Coaster kapseisde in Harlinger haven. Scheepvaartraad: toezicht op de „Bierum" was onvoldoende. De raad voor de scheepvaart te Amsterdam heeft in een schriftelijke uitspraak als zijn oordeel uitgesproken dst het kapseizen op 26 maart 1959 van de coaster „Bierum" aan een kade bij de scheepswerf „Welgelegen" te Harlingen, waarbij zoals bekend de matroos P. Hansma om het leven kwam, geweten moet worden aan verregaande onoplettendheid en zorgeloosheid van degenen, die toezicht op de „Bierum" moesten houden. Zij wisten dat het in de avond van 26 maart omstreeks elf uur 's avonds in Harlingen hoogwater zou zijn en ze hebben er niet voor gezorgd, dat de meerdraden tijdig waren opgevierd en voldoende speling hadden. In de eerste plaats treft volgens de raad dit verwijt de gewezen kapitein K. Weliswaar was hij tijdens de ramp niet als kapitein aan boord geplaatst, maar hem treft zo meent de raad toch allereerst de verantwoordelükheid voor het veilig gemeerd zijn van de „Bierum", temeer nu hij als kapitein met het schip was binnengekomen en na de reparaties ook weer als kapitein met het schip zou vertrekken en tijdens het verblijf aan de werf op eigen verzoek aan boord was gebleven. De „Bierum” werd bij het opkomen van de vloed door de meerdraden aan bakboordzijde naar beneden getrokken. Daardoor kreeg het schip zoveel slagzij over bakboord dat water van buiten binnenstroomde, zodat het volliep, kapseisde en zonk. Het schip was eigendom van J. en H. Damhof, te Delfzijl. De raad is overigens van mening dat noch de kapitein noch de stuurman terzake van deze ramp als betrokkene in de zin van de schepenwet kan worden beschouwd, zodat een eventuele disciplinaire bestraffing door de raad in dit geval niet ter sprake kan komen. Gebleken is dat genoemde kapitein, de stuurman en de ander aan boord wonende personen tijdens de reparatie wel in dienst van de reder waren, maar niet als zodanig, doch als toezichthouders ingevolge een bijzondere daartoe door hem met de reder gesloten overeenkomst.
|