Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
L.C.E.van der Brugh, adres kap.H.Olie, werd met nr.556 effectief lid van Zeemanshoop per 13 oktober 1840 op voorspraak van H.Olie. Zijn schip was de “Erfprinses van Oranje”002. Ten tijde van de inschrijving was van der Brugh 25 jaar en ongehuwd002a.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop van 06/13 oktober 1840 werd voorgedragen/benoemd Leonard Christiaan Elize van der Brugh, oud 25 jaar, voerend de “Erfprinses van Oranje”, wonend te Kinderdijk, adres bij en op voordracht van kapitein H.Olie te Amsterdam. Zijn vlagnummer werd 556.023
L.C.E. van der Brugh was met vlagnummer R178 in de periode 1841 t/m 1859 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam (uit de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart)001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
556 1840 bark Erfprinses van Oranje geen opgave
1841-1846 fregat Koning Willem II B.J.Suermondt te Rotterdam
1848 bark Koning Willem II P.Varkenvisser te Den Haag
1849 geen opgave van schip en boekhouder
1850 3m sch. Prinses Charlotta de Kapitein
1851-1872 geen opgave van schip en boekhouder
In de Jaarverslagen van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein L.C.E. van der Brugh met vlagnummer R178 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
- 1849 van de 3m/sch “Prinses Charlotte” geen last vermeld varend voor J.C. van der Lely te Maassluis
- 1851, 1855 geen vermelding van schip en boekhouder
L.E.C.(sic)v.d.Brugh was in 1840 de gezagvoerder van de “Koning Willem II” (550 last), op 09 december 1840 te water gelaten op de scheepstimmerwerf van Fop Smit te Kinderdijk voor de Haagsche Reederij027.
Ons Zeewezen: 39,p.176-177, juli 1940 door L.Smit (
Bouma025 en van Sluijs013 vermelden L.C.E. van der Brugh als gezagvoerder gedurende:
- 1840 op de bark “Erfprinses van Oranje”, gebouwd in 1840 in Krimpen aan de IJssel, 752 ton o.m., varend voor J.R.Veder te Rotterdam;
- 1842 t/m 1849 op de bark “Koning Willem II”, gebouwd in 1841 te Kinderdijk, 724 ton o.m., (van stapel op 08 december 1840) varend voor B.J.Suermondt te Rotterdam
- 1851/1852 op de 3/mschooner “Prinses Charlotte”, de kiel gelegd op de werf van E.de Hoog te Maassluis op 09 juli 1849, te water gelopen op 07 augustus 1850, 140 last, 266 ton o.m., varend voor H.H.Roelofs-Heyermans te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
L.C.E.van der Brugh verzorgde per 15 mei 1841 vanuit Hellevoetsluis met de “Koning Willem II” een troepentransport van 5 officieren en 100 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 06 september 1841 na 114 dagen.
Op 12 juni 1843 vertrok hij vanuit Hellevoetsluis met de “Koning Willem II” en een contingent van 4 officieren en 170 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 07 oktober 1843 na 117 dagen065
“Op de beurtlijst (van de NHM) staat het schip niet vermeld bij de schepen uit ’s Gravenhage maar bij die uit Rotterdam. Dat had te maken met het reeds genoemde systeem van bevrachtingen en retouren van de NHM van vóór de beurtlijst. Om die reden had Varkevisser het boekhouderschap voor de Koning Willem II in mei 1841 overgedragen aan de Rotterdamse reder B.J.Suermond, alhoewel de ’s Gravenhaagsche Scheeps-Reederij kantoor bleef houden in Den Haag, aan het Westeinde 201.
……..
Van de eerste, derde en laatste reis van de Koning Willem II zijn de rekeningen bewaard gebleven (in particulier bezit van A.Belder te Alblasserdam). Die bieden ons een schat aan gegevens over de inkomsten en uitgaven voor het schip. Volgens het Dagblad van ’s Gravenhage vertrok het schip op 21 mei 1841 vanuit Hellevoesluis en arriveerde het 5 september op de rede van Batavia. Op de dag van aankomst ging De Stad ’s Gravenhage onder zeil voor de retourreis naar patria. Tijdens deze eerste reis werden honderd onderofficieren en manschappen en vijf officieren vervoerd, bestemd voor dienst in Oost-Indië.
Aan passagegeld voor de troepen werd bijna f 15.000,- ontvangen, exclusief tafelgelden van de (onder)officieren. In 1843, tijdens de tweede reis, waarvan overigens geen rekening bewaard is gebleven, zou de Koning Willem II nogmaals koloniale militairen vevoeren. …
Inkomsten van de eerste reis, naast de genoemde passagegelden van de militairen en een aantal particulieren, vrachtgelden voor particuliere ladingen en de opbrengsten uit de verkoop van watervaten. Op de terugreis werd de gebruikelijke lading voor de NHM meegenomen: suiker, koffie en tin. … Deze eerste reis resulteerde in een batig saldo voor de heren reder van bijna f 80.000,-.
………
Dat verzekeren geen luxe was, bleek uit het feit dat de Koning Willem II - waarschijnlijk tijdens de tweede reis, maar geboekt op de rekening voor de derde reis - bij Rio de Janeiro averij opliep; kosten ruim f 8.600,- . … Thuisgekomen te Rotterdam werd door kapitein van der Brugh maar liefst f 10.439,50 aan gages voor de bemanning betaald. De kapitein zelf streek f 4.447,23 aan gage op.
Bron: De ’s Gravenhaagse Scheeps-Reederij (1839-1862). Geschiedenis van een kleine rederij. Historisch Tijdschrift Holland 27,(2): 80-93, 1995.
Familiegegevens en opleiding
Cornelis Jacobus Kaleshoek werd geboren te Buiksloot op 20 december 1808. Hij was Nederlands Hervormd en woonde te Rotterdam o.a. aan de Schiedamsche Singel nr. 610.
Hij trouwde met Mietje/Maatje Timmermans, geboren 01 maart 1810 op Tholen. Zij was Nederlands Hervormd005. Zij overleed op 23 juli 1901.118
Cornelis overleed in 1859.118
Cornelius Jacobus Calishoek ("schrijvende zich Kaleshoek") werd geboren te Embden op 20 december 1808.
Hij was gehuwd met Maatje Timmerman, geboren te Tholen op 01 maart 1811.003
Hij overleed in 1859
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
C.J.Kaleshoek was met vlagnummer R3 in de periode 1840 t/m 1858 lid van het Rotterdamse zeemanscollege "Maatschappij tot Nut der Zeevaart"058.
C.J.Kaleshoek was van 1843-1844, 1850 en 1856 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.
C.J.Kaleshoek (adres J.R.Veder te Rotterdam) werd per 18 augustus 1840 met vlagnummer 546 en op voordracht van B.J.Doornik ingeschreven als effectief lid van het Amsterdams zeemanscollege "Zeemanshoop". Zijn schip tijdens de inschrijving was de "Erfprinses van Oranje". Vermeld is "overleden"002. Ten tijde van de inschrijving waren Kaleshoek en zijn vrouw 32 resp. 30 jaar. Ingeschreven staat 1 zoon uit 1840002a.
In de Algemene Vergaderingen van 11/18 augustus 1840 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop werd als effectief lid voorgedragen/aangenomen Cornelis Jacobus Kaleshoek, oud 32 jaar, voerend de bark “Erfprinses van Oranje”, varende voor J.Veder te Rotterdam, wonend te Rotterdam, op voordracht van kapitein B.J.Doornik.023.
Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemansfonds van Zeemanshoop per 12 september 1843003.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1859 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) staat in de Staat van Ontvangst en Uitgaaf vermeld dat hij in 1859 is overleden. In hetzelfde Jaarverslag staat dat aan zijn weduwe een uitkering is gedaan van f 184,17 voor haar en één kind voor een periode van 13 maanden. Hieruit is te concluderen dat kapitein C.J.Kaleshoek is overleden in december 1858 (en niet in 1859!)058.
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 31 maart 1859 vraagt de wed. C.J.Kaleshoek om een uitkering welke in de vergadering dd 28 april 1859 wordt toegekend met ingang van 01 februari 1859 voor haar en 1 kind.042
In de notulen van de Algemene Ledenvergadering van het Amsterdamse Zeemanscollege Zeemanshoop van 04 november 1828 wordt een ingekomen brief vermeld waarin C.J.Kalishoek verzoekt “om als stuurman geplaatst te worden”023
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 24 mei 1859 staat de melding dat per 01 februari 1859 een uitkering in de 1e klasse wordt toegekend aan de wed. C.J.Kaleshoek voor haar en 1 kind.023
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat C.J.Kaleshoek als gezagvoerder vermeld in058:
* 1849 op de bark “Erfprinses van Oranje” 351 last varend voor J.R.Veder te Rotterdam
* 1851,1855 op de bark “Constantia” 375 last varend voor J.R.Veder te Rotterdam
* 1858 op het fregat “Susanne” 507 last varend voor J.R.Veder & Zn te Rotterdam
C.J.Kaleshoek was in 1840 gezagvoerder van de "Erfprins van Oranje" (400 last), op 14 augustus 1840 te water gelaten op de scheepstimmerwerf van Jan Otto te Krimpen aan de IJssel voor reder J.R.Veder027.
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
546 1840-1849 bark Erfprinses van Oranje J.R.Veder, Rotterdam
1850-1853 bark Constantia idem
230 1854-1855 bark Constantia idem
1856-1858 fregat Susanne idem
Bouma025 vermeldt C.J.Kaleshoek als gezagvoerder gedurende:
* 1841 t/m 1850 van de bark “Erfprinses van Oranje”, gebouwd in 1840 te Krimpen aan de IJssel, 752 ton o.m., varend voor J.R.Veder te Rotterdam;
* 1851 t/m 1856 van de bark “Constantia”, gebouwd in 1850 te Krimpen aan de IJssel, 741 ton o.m., varend voor J.R.Veder te Rotterdam;
* 1857 t/m 1859 van het 3/mschip “Suzanne”, gebouwd in 1857 te Stormpolder aan de IJssel, 959 ton o.m., varend voor J.R.Veder & Zn te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
C.J.Kaleshoek verzorgde per 29 april 1851 vanuit Hellevoetsluis met de “Constantia” een troepentransport van 3 officieren en 150 manschappen naar Nederlands Oost Indië. Hij arriveerde te Batavia op 08 augustus 1851 na 101 dagen. Onderweg was 1 manschap overleden065.
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
H.H.Kramer werd per 20 februari 1849 op voordracht van K.H.Visser met vlagnummer 785 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdams zeemanscollege "Zeemanshoop". Bij de inschrijving was zijn schip de "Hylke Tromp"002. Ten tijde van de inschrijving waren Kramer en zijn vrouw 32 resp. 27 jaar002a.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop van 13/20 februari 1849 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Hendrik Hendriks Kramer, oud 32 jaar, voerend de schonerkof “Hylke Tromp”, met als adres H.J.de Vries te Amsterdam, op voordracht van kapitein K.H.Visser.023.
H.H.Kramer was met vlagnummer R287 in de periode 1850 t/m 1859 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
785 1849 sch.kof Hylke Tromp geen opgave
1850 fregat Neêrlands Koningin idem
1851-1852 bark Neêrlands Koningin J.Veder, Rotterdam
1853 geen vermelding van schip en boekhouder
400 1854 geen vermelding van schip en boekhouder
1855-1856 sch.hoek Susanna Elisabeth A.Poort & Co
1857-1858 sch.hoek Susanna Elisabeth A.Poort & Co
1859-1872 geen vermelding van schip en boekhouder
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapiteim H.H.Kramer met vlagnummer R287 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1851 van de bark “Koningin der Nederlanden” 351 last varend voor J.R.Veder te Rotterdam
In Bouma025 staat bij de schepen met de naam “Koningin der Nederlanden” geen kapitein H.H.Kramer terwijl deze ook niet voeren voor reederij Veder te Rotterdam. H.H.Kramer staat in de periode 1851-1852 wèl bij de bark “Neêrlands Koningin” varend onder reederij Veder. Zo ook in de Amsterdamse Almanak voor Koophandel en Zeevaart (zie hiervoor) De opgave in het Jaarverslag is dus kennelijk een verschrijving.
* 1855 van de sch. “Susanna Elizabeth” ? last varend voor A.Poort & Co te Amsterdam
Bouma025 vermeldt H.H.Kramer als gezagvoerder gedurende:
* 1848 t/m 1851 van de sch.kof “Hylke Tromp”, gebouwd in 1846 te Woudsend, 119 ton o.m., varend voor S.A.Brouwer te Woudsend;
* 1851 t/m 1852 van de bark “Neerlands Koningin” ex Erfprinses van Oranje, gebouwd in 1840 te Capelle a/d IJssel, 664 ton o.m., varend voor J.R.Veder te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
In de Harlinger Courant van 17 november 1852 staat het volgende bericht096:
Gepraaide schepen:
“Den 8 Oct. op 33o40’N.Br. en 18o30’OL Neerlands Koningin, Kramer, van Batavia naar Rotterdam.”
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
E.Vonck was met vlagnummer R102 in de periode 1853 t/m 1871 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein E.Vonk met vlagnummer R102 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1855 met de bark “Neêrlands Koningin” 351 last varend voor J.R.Veder te Rotterdam
* 1858 met de bark “Constantia” 375 last varend voor J.R.Veder & Zoon te Rotterdam
* 1859 met het fregat “Susanna” 507 last varend voor J.R.Veder & Zoon te Rotterdam
* 1862 t/m 1867 met het fregat “Susanna” 507 last varend voor J.R.Veder & Zonen te Rotterdam
Bouma025 vermeldt E.Vonk als gezagvoerder gedurende:
* 1854 t/m 1856 van de bark “Neerlands Koningin” ex Erfprinses van Oranje, gebouwd in 1840 te Capelle a/d IJssel, 664 ton o.m., varend voor J.R.Veder te Rotterdam.
Bouma025 vermeldt C.Vonck als gezagvoerder gedurende:
* 1857 t/m 1860 van de bark “Constantia”, gebouwd in 1850 te Krimpen aan de IJssel, 741 ton o.m., varend voor J.R.Veder te Rotterdam;
* 1860 t/m 1868 van het 3/mschip “Suzanne”, gebouwd in 1857 te Stormpolder aan de IJssel, 959 ton o.m., varend voor J.R.Veder & Zn te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Algemeen Handelsblad 25 maart 1858 in de rubriek “Nederlandsche Kolonien, Batavia 25 Januari 1858”
“Sints eenige dagen liepen hier geruchten omtrent een aan zekeren kapitein Vonk, destijds voerende het schip Koningin der Nederlanden, bij deszelfs terugreis naar Nederland, overkomen voorval. De waarheid daarvan is, dat, op zijne laatste terugreis naar Nederland, Kapt. Vonk, aan de noordelijken ingang van Straat Bali, door een rooversvaartuig met 100 koppen bemand en met 7 stukken geschut van zwaar kaliber gewapend, werd aangehouden en stapte de bevelhebber daarvan aan boord over. Hij vroeg kapt. Vonk, aan welke firma zijn schip geconsigneerd was en, op verkregen antwoord, zeide hij, dat kapt. Vonk zich gelukkig moest achten niet aan de firma … geconsigneerd te zijn, dewijl hij zich in dat geval zoude genoodzaakt hebben gezien, zijn schip buit te maken. Hij verklaarde kapt. Vonk, dat hij van der W… genaamd was en een pas, onder den naam van de Vent, waarvan hij zich in der tijd bediend had, om van Soerabaija te vertrekken, bij zich had. Hij reikte kapt. Vonk een vrijgeleide uit, ten einde, voor de zeerovers beveiligd, den Archipel te kunnen doorreizen. Van der W… is vroeger ambtenaar bij den waterstaat te Soerabaija geweest en schijnt, ten gevolge van eene onaangename zaak voor den raad van justitie aldaar, met den bovengemelden valschen pas die plaats verlaten te hebben. Gedurende eenigen tijd voer hij hierop ten handel en moet daarbij in handen der zeerovers gevallen te zijn. Naar men vermoedt, heeft hij met dezen, op voorwaarde, dat zij hem ongemoeid zouden laten, eene overeenkomst aangegaan en bevindt zich thans waarschijnlijk in de Soloosche Zee.”
In voorgaand bericht is de scheepsnaam kennelijk verhaspelt, gezien de opgave bij Bouma025. Voorts staan de stippeltjes achter de namen van de firma … en van der W … in de krantentekst.
In het kader van de discussie over de invoering van de Tuchtwet in Nederlands Indië werd in 1865 een memorie aangeboden “aan zijn Excellentie den Gouverneur Generaal van Nederlandsch-Indië over de Wettelijke bepalingen omtrent de handhaving der orde en tucht aan boord der koopvaardijschepen binnen Nederlandsch-Indië.” Deze memorie werd ondertekend door E.Vonck.104.
Familiegegevens en opleiding
Geboren te Hellevoetsluis in 1822.064
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
Een G.Geerling wonend te Dordrecht was met vlagnummer 31 in de periode 31 mei 1860 t/m zijn bedanken in 1863 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart”. Ten tijde van de inschrijving was hij gezagvoerder van de bark “Neerlandsch Koningin”, groot 351 lasten en met als boekhouder J.R.Veder & Zoon te Rotterdam
G.Geerling was met vlagnummer R445 in de periode 1856 t/m 1873 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat G.Geerling als gezagvoerder064:
* 1861 geen vermelding van een schip
In de Jaarverslagen van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein G.Geerling met vlagnummer R445 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1858, 1859 van de bark “Neêrlands Koningin” 350 last voor J.R.Veder & Zoon te Rotterdam
* 1862 t/m 1866 van de bark “Bulgerstein” 305 last voor Pistorius & Bicker Caarten te Rotterdam
* 1867 geen vermelding van schip en boekhouder
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:
G.Geerling Neerlands Koningin 26 juni 1857 27 februari 1860
Bouma025 vermeldt G.Geerling als gezagvoerder gedurende:
** 1857 t/m 1860 van de bark “Neêrlands Koningin” ex Erfprinses van Oranje, gebouwd in 1840 te Capelle a/d IJssel, 664 ton o.m., varend voor J.R.Veder & Zn te Rotterdam. het schip werd in april 1860 afgekeurd te Soerabaja;
* 1862 t/m 1867 van de bark “Bulgersteyn”, gebouwd in 1852 te Lekkerkerk, 577 ton o.m., varend voor Pistorius & Bicker Caarten te Rotterdam;
* 1869 t/m 1872 op de bark “Haamstede”, gebouwd in 1855 te Zierikzee, 738 ton o.m., varend voor M.C. de Crane & Zn te Zierkzee.
“Jacob Spin heeft het schip zo indrukwekkend mogelijk weergegeven; in volle lengte en vol getuigd vult de “Haamstede” bijna het gehele vlak”. Het schip draagt de nummervlag R29 van kapitein de Boer067.
Overige bijzonderheden
Ontleend aan van Blokland-Visser064:
G.Geerling is op 7 oktober 1842 (Monsterrol 1142 in het Gemeentearchief van Dordrecht) matroos onder kapitein Pieter Hendriks Hazewinkel op het fregat “Bernard Hertog van Saksen Weimar,, 500 last/(1840) gebouwd op de werf van Barend van Limmen en met als reder Hendrik Brunner te Dordrecht.
In 1860 is hij kapitein op de bark “Koningin der Nederlanden” met als reder J.R. Veder te Rotterdam.(Bouma noemt wel sc`hepen met deze naam, maar niet met J.R.Veder als reder. Ook komt er geen Geerling in de lijst van gezagvoerders voor)
Zierikzeesche Courant 09 april 1864
Op 08 februari 1864 is te St. Helena gearriveerd de bark “Bulgersteijn”, kapt. C. Geerling
|